gepubliceerd op 14 juni 2007
Omzendbrief nr. 572. - Definitief stelsel inzake gratis openbaar vervoer in woon-werkverkeer voor de personeelsleden van de federale overheid
FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE
7 JUNI 2007. - Omzendbrief nr. 572. - Definitief stelsel inzake gratis openbaar vervoer in woon-werkverkeer voor de personeelsleden van de federale overheid
Aan de staf- en personeelsdiensten van de besturen en andere diensten van de federale overheidsdiensten en het ministerie van landsverdediging, alsook van de federale openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat staan, evenals van de andere federale instellingen die onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 betreffende de ten laste neming van de kosten inzake openbaar vervoer in woon-werkverkeer van de federale personeelsleden door de Staat en sommige federale openbare instellingen.
Mevr. de Minister, Mijnheer de Minister, Mevr. de Staatssecretaris, Mijnheer de Staatssecretaris, Hierna volgen nieuwe richtlijnen naar aanleiding van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 21 mei 2007 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 betreffende de ten laste neming van de kosten inzake openbaar vervoer in woon-werkverkeer van de federale personeels- leden door de Staat en sommige federale openbare instellingen, waarbij het definitief stelsel van het volledig gratis gemeenschappelijk openbaar vervoer in woon-werkverkeer voor federale ambtenaren met ingang van 1 juni 2007 wordt geconcretiseerd.
Ik wil wel speciaal de aandacht vestigen op de grote ecologische waarden waarop deze nieuwe regeling is gestoeld. Wanneer de personeelsleden massaal het openbaar vervoer gebruiken - de treinkaarten en abonnementen verlenen immers zeer ruime gebruiks-mogelijkheden -, zal dit ongetwijfeld een zeer gunstige invloed hebben op het nog overmatig gebruik van privé-motorvoertuigen, met alle daaruit voortvloeiende milieu-overlast, met inbegrip van ongevallen.
Overeenkomstig artikel 1, laatste lid, van dit KB 03.05.2007, kunnen federale diensten waarop dit besluit niet ipso facto van toepassing is, vrijwillig tot dit stelsel toetreden mits de minister van Ambtenarenzaken hierover te informeren en zelf toe te treden tot de conventies, afgesloten met de openbare vervoersmaatschappijen - NMBS, DE LIJN, SRWT-TEC en MIVB-STIB. Vermits de kosteloosheid van het openbaar vervoer thans verworven is, is het aangewezen dat in principe alle grote verplaatsingen in woon-werkverkeer nu ook met dit openbaar vervoer zouden gebeuren.
Artikel 5 van dit KB 03.05.2007 voorziet opnieuw dat de bevoegde minister, met instemming van de minister van Ambtenarenzaken, de bijzondere gevallen kan regelen waarvoor een aangepaste oplossing aangewezen is.
Ik wens er wel de nadruk op te leggen dat het aangewezen is elk geval in concreto te beschouwen en algemene beslissingen zoveel mogelijk te vermijden.
Hoofdstuk III van het KB 03.05.2007 handelt over het uitzonderlijk gebruik van persoonlijke vervoermiddelen. Het is nochtans zo dat de betrokken overheidsdiensten eerst overeenkomsten moeten afsluiten met de regionale openbare vervoersmaatschappijen teneinde hun personeelsleden af te halen en terug te brengen bij de dichtstbijzijnde halteplaats van het openbaar vervoer - uiteraard kunnen ook eigen vervoermiddelen van de betrokken dienst ingezet worden (b.v. militaire voertuigen).
Teneinde de vervoerskosten met persoonlijke vervoermiddelen zo laag mogelijk te houden, vraag ik de verantwoordelijke federale overheden de toestemmingen om eigen motorvoertuigen te gebruiken zoveel mogelijk te beperken en daar waar het kan, het gebruik van de gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen op te leggen. Het is immers de bedoeling bij het toekennen van gratis abonnementen dat de ambtenaren massaal het openbaar vervoer zouden gebruiken om aldus ons leefmilieu en de natuur te vrijwaren.
Het is slechts wanneer dit werkelijk onmogelijk blijkt te zijn, dat toepassing kan gemaakt worden van de artikelen 7 e.v. van dit besluit.
Voor de berekening van de in aanmerking te nemen afstand, neemt men de referentie-afstand openbaar vervoer voor zover deze vergelijkbaar is, of de afstand in rechte lijn op de NGI-kaart van de verblijfplaats naar de werkplaats, mits vermenigvuldiging met de coëfficiënt 1,25 - dit omdat de wegen in de praktijk nooit een rechte lijn volgen.
Gelet op de kostenlast die dit systeem meebrengt en die door de federale diensten moet gedragen worden, is het nodig een aantal richtlijnen te verstrekken om deze kosten binnen aanvaardbare grenzen te houden.
Vooreerst dient de nadruk erop gelegd te worden dat de staf- en personeelsdiensten er zouden moeten op toezien dat geen misbruik zou worden gemaakt bij het aanvragen van abonnementen (inz. netabonnementen) die niet echt noodzakelijk zijn in het woon-werkverkeer.
Daarom dring ik er ook op aan dat bij alle maatschappijen voor openbaar vervoer jaarabonnementen zouden genomen worden die veel goedkoper zijn dan deze voor een kortere periode. Uiteraard kan het in sommige gevallen toch nog aangewezen zijn andere abonnementen te gebruiken, of zelfs ook nog meerrittenkaarten, wanneer het personeelsleden betreft waarvan het vaststaat dat zij niet het ganse jaar zullen werken, b.v. bij contracten van bepaalde duur, vervangingscontracten, vrouwen in zwangerschap, ...
Voor personeelsleden die niet voltijds werken, is het aangewezen dat deze gebruik maken van abonnementen voor deeltijdse prestaties.
Het is nodig dat in alle federale overheidsdiensten en in alle federale openbare instellingen, waar het KB 03.05.2007 van toepassing is, een personeelslid van de staf- of personeelsdienst er speciaal mee belast wordt de gegevens en statistieken betreffende het gratis woon-werkverkeer van de personeelsleden in zijn federale overheidsdienst of instelling nauwkeurig bij te houden.
De minister van Begroting heeft er trouwens bij herhaling op aangedrongen dat de overheidsdiensten de kost van het woon-werkverkeer en het gebruik van treinkaarten en abonnementen voor dit woon-werkverkeer op structurele basis zouden evalueren en dit gesteund op correcte reële gegevens.
Brussel, 7 juni 2007.
De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT