Wet houdende de eerste aanpassing van de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 | Wet houdende de eerste aanpassing van de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 |
---|---|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BELEID EN ONDERSTEUNING | FEDERALE OVERHEIDSDIENST BELEID EN ONDERSTEUNING |
27 JUNI 2021. - Wet houdende de eerste aanpassing van de | 27 JUNI 2021. - Wet houdende de eerste aanpassing van de |
Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 (1) | Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 (1) |
FILIP, Koning der Belgen, | FILIP, Koning der Belgen, |
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij | De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij |
bekrachtigen, hetgeen volgt : | bekrachtigen, hetgeen volgt : |
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 |
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 |
van de Grondwet. | van de Grondwet. |
Art. 2.Voor het begrotingsjaar 2021 worden de lopende ontvangsten van |
Art. 2.Voor het begrotingsjaar 2021 worden de lopende ontvangsten van |
de Staat herraamd : | de Staat herraamd : |
Voor de fiscale ontvangsten, | Voor de fiscale ontvangsten, |
op . . . . . EUR 43.365.276.000 | op . . . . . EUR 43.365.276.000 |
Voor de niet-fiscale ontvangsten, | Voor de niet-fiscale ontvangsten, |
op . . . . . EUR 3.135.191.000 | op . . . . . EUR 3.135.191.000 |
Zegge te samen . . . . . EUR 46.500.467.000 | Zegge te samen . . . . . EUR 46.500.467.000 |
overeenkomstig Titel I van de hierbijgaande tabel. | overeenkomstig Titel I van de hierbijgaande tabel. |
Art. 3.Voor het begrotingsjaar 2021 worden de kapitaalontvangsten |
Art. 3.Voor het begrotingsjaar 2021 worden de kapitaalontvangsten |
herraamd : | herraamd : |
Voor de fiscale ontvangsten, | Voor de fiscale ontvangsten, |
op . . . . . EUR 335.548.000 | op . . . . . EUR 335.548.000 |
Voor de niet-fiscale ontvangsten, | Voor de niet-fiscale ontvangsten, |
op . . . . . EUR 1.209.175.000 | op . . . . . EUR 1.209.175.000 |
Zegge te samen . . . . . EUR 1.544.723.000 | Zegge te samen . . . . . EUR 1.544.723.000 |
overeenkomstig Titel II van de hierbijgaande tabel. | overeenkomstig Titel II van de hierbijgaande tabel. |
Art. 4.Voor het begrotingsjaar 2021, wordt de opbrengst van leningen |
Art. 4.Voor het begrotingsjaar 2021, wordt de opbrengst van leningen |
en aanverwante verrichtingen zonder invloed op het netto te | en aanverwante verrichtingen zonder invloed op het netto te |
financieren saldo herraamd op 47.856.250.000 euro, overeenkomstig | financieren saldo herraamd op 47.856.250.000 euro, overeenkomstig |
Titel III van de hierbijgaande tabel. | Titel III van de hierbijgaande tabel. |
Art. 5.Artikel 11 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 5.Artikel 11 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van | Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van |
16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en | 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en |
de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot | de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot |
vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet | vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet |
van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en | van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en |
uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de | uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de |
bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van | bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van |
de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 | de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 |
tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de | tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de |
gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en | gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en |
tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdende met: | tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdende met: |
a) de in artikel 4, § 5, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari | a) de in artikel 4, § 5, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari |
1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidintresten, last van | 1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidintresten, last van |
verwijlintresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de in | verwijlintresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de in |
artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke | artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke |
belastingen; | belastingen; |
b) de in artikel 5, § 3, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet van | b) de in artikel 5, § 3, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet van |
16 januari 1989 bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest vanaf het | 16 januari 1989 bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest vanaf het |
aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van | aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van |
dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing; | dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing; |
c) de in artikel 5, § 3, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari | c) de in artikel 5, § 3, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari |
1989 bedoelde toestand waarbij: | 1989 bedoelde toestand waarbij: |
1) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2010 instaat voor de dienst van | 1) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2010 instaat voor de dienst van |
de in artikel 3, 1°, 2° en 3°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde | de in artikel 3, 1°, 2° en 3°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
gewestelijke belastingen; | gewestelijke belastingen; |
2) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2014 instaat voor de dienst van | 2) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2014 instaat voor de dienst van |
de in artikel 3, 10°, 11° et 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde | de in artikel 3, 10°, 11° et 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
gewestelijke belastingen; | gewestelijke belastingen; |
3) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2011 instaat voor de dienst van | 3) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2011 instaat voor de dienst van |
de in artikel 3, 10°, 11° en 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde | de in artikel 3, 10°, 11° en 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
gewestelijke belastingen; | gewestelijke belastingen; |
4) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2015 instaat voor de dienst van | 4) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2015 instaat voor de dienst van |
de in artikel 3, 4°, 6° tot 8°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde | de in artikel 3, 4°, 6° tot 8°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
gewestelijke belastingen; | gewestelijke belastingen; |
5) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2019 instaat voor de dienst van | 5) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2019 instaat voor de dienst van |
de in artikel 3, 1°, 2° en 3°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde | de in artikel 3, 1°, 2° en 3°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
gewestelijke belastingen; | gewestelijke belastingen; |
6) het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vanaf 1 januari 2018 instaat | 6) het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vanaf 1 januari 2018 instaat |
voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van dezelfde bijzondere wet | voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van dezelfde bijzondere wet |
bedoelde gewestelijke belastingen; | bedoelde gewestelijke belastingen; |
7) het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vanaf 1 januari 2020 instaat | 7) het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vanaf 1 januari 2020 instaat |
voor de dienst van de in artikel 3, 10°, 11° en 12° van dezelfde | voor de dienst van de in artikel 3, 10°, 11° en 12° van dezelfde |
bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen; | bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen; |
8) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2021 instaat voor de dienst van | 8) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2021 instaat voor de dienst van |
de in artikel 3, 5° van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke | de in artikel 3, 5° van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke |
belastingen. | belastingen. |
worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde | worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde | overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde |
interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op nul EUR | interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op nul EUR |
voor het Vlaamse Gewest, op 2 058 985 516 EUR voor het Waalse Gewest | voor het Vlaamse Gewest, op 2 058 985 516 EUR voor het Waalse Gewest |
en op 1 144 806 682 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | en op 1 144 806 682 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
Art. 6.Artikel 12 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 6.Artikel 12 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van | Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van |
16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en | 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en |
de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot | de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot |
vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet | vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet |
van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en | van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en |
uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de | uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de |
bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van | bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van |
de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 | de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 |
tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de | tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de |
gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en | gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en |
tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdende met: | tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdende met: |
a) de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in | a) de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in |
artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989; | artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989; |
b) het in artikel 81quinquies, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 | b) het in artikel 81quinquies, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde bedrag dat in mindering wordt gebracht van het | januari 1989 bedoelde bedrag dat in mindering wordt gebracht van het |
in artikel 40quinquies van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen | in artikel 40quinquies van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen |
gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde | gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde |
aan de Vlaamse Gemeenschap; | aan de Vlaamse Gemeenschap; |
c) het in artikel 48/1, §§ 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 | c) het in artikel 48/1, §§ 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Vlaamse Gemeenschap en | januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Vlaamse Gemeenschap en |
de Franse Gemeenschap dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van | de Franse Gemeenschap dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van |
dezelfde bijzondere wet: | dezelfde bijzondere wet: |
1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 47/2 van dezelfde | 1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 47/2 van dezelfde |
bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap | federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap |
en de Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag positief is; | en de Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag positief is; |
2) toegevoegd wordt aan het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere | 2) toegevoegd wordt aan het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere |
wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale | wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale |
personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de | personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de |
Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag negatief is; | Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag negatief is; |
d) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 | d) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Vlaamse | januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Vlaamse |
Gemeenschap en de Franse Gemeenschap die in mindering wordt gebracht | Gemeenschap en de Franse Gemeenschap die in mindering wordt gebracht |
van het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde | van het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting | toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting |
aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap; | aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap; |
e) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de | e) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de |
in artikel 36, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 | in artikel 36, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 |
bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de btw en van de | bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de btw en van de |
opbrengst van de federale personenbelasting; | opbrengst van de federale personenbelasting; |
worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde | worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de federale | belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de federale |
personenbelasting voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 16 103 758 | personenbelasting voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 16 103 758 |
748 EUR voor de Vlaamse Gemeenschap en op 10 171 789 881 EUR voor de | 748 EUR voor de Vlaamse Gemeenschap en op 10 171 789 881 EUR voor de |
Franse Gemeenschap. | Franse Gemeenschap. |
De in het vorige lid bepaalde bedragen aan overdrachten worden | De in het vorige lid bepaalde bedragen aan overdrachten worden |
overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde lid, van dezelfde bijzondere wet | overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde lid, van dezelfde bijzondere wet |
voor het begrotingsjaar 2021 bevestigd op 16 103 758 748 EUR voor de | voor het begrotingsjaar 2021 bevestigd op 16 103 758 748 EUR voor de |
Vlaamse Gemeenschap en op 10 171 789 881 EUR voor de Franse | Vlaamse Gemeenschap en op 10 171 789 881 EUR voor de Franse |
Gemeenschap. | Gemeenschap. |
Overeenkomstig artikel 60 van de wet van 31 december 1983 tot | Overeenkomstig artikel 60 van de wet van 31 december 1983 tot |
hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, laatst | hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, laatst |
gewijzigd door de wet van 19 april 2014, en rekening houdende met: | gewijzigd door de wet van 19 april 2014, en rekening houdende met: |
a) het in artikel 58novodecies, § 1, van dezelfde wet van 31 december | a) het in artikel 58novodecies, § 1, van dezelfde wet van 31 december |
1983 bedoelde overgangsbedrag voor de Duitstalige Gemeenschap dat, | 1983 bedoelde overgangsbedrag voor de Duitstalige Gemeenschap dat, |
overeenkomstig artikel 58novodecies, § 3, van dezelfde wet: | overeenkomstig artikel 58novodecies, § 3, van dezelfde wet: |
1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van | 1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van |
dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het | federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het |
overgangsbedrag positief is; | overgangsbedrag positief is; |
2) toegevoegd wordt aan het in artikel 58nonies, van dezelfde wet | 2) toegevoegd wordt aan het in artikel 58nonies, van dezelfde wet |
bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale | bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale |
personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het | personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het |
overgangsbedrag negatief is; | overgangsbedrag negatief is; |
b) de in artikel 60quater, van dezelfde wet van 31 december 1983 | b) de in artikel 60quater, van dezelfde wet van 31 december 1983 |
bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Duitstalige Gemeenschap | bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Duitstalige Gemeenschap |
die in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van | die in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van |
dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap; | federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap; |
c) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de | c) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de |
in de artikelen 58nonies tot 58undecies, van dezelfde wet van 31 | in de artikelen 58nonies tot 58undecies, van dezelfde wet van 31 |
december 1983 bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de | december 1983 bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de |
btw en van de opbrengst van de federale personenbelasting; | btw en van de opbrengst van de federale personenbelasting; |
worden de in de artikelen 58nonies tot 58undecies van dezelfde wet | worden de in de artikelen 58nonies tot 58undecies van dezelfde wet |
bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst | bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst |
van de belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de | van de belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de |
federale personenbelasting voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 170 | federale personenbelasting voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 170 |
099 516 EUR voor de Duitstalige Gemeenschap. | 099 516 EUR voor de Duitstalige Gemeenschap. |
Het in het vorige lid bepaalde bedrag aan overdrachten wordt | Het in het vorige lid bepaalde bedrag aan overdrachten wordt |
overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde lid, van dezelfde bijzondere wet | overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde lid, van dezelfde bijzondere wet |
voor het begrotingsjaar 2021 bevestigd op 170 099 516 EUR voor de | voor het begrotingsjaar 2021 bevestigd op 170 099 516 EUR voor de |
Duitstalige Gemeenschap. | Duitstalige Gemeenschap. |
Art. 7.Artikel 13 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 7.Artikel 13 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
Overeenkomstig de artikelen 53, eerste lid, 3°, 64quater en | Overeenkomstig de artikelen 53, eerste lid, 3°, 64quater en |
64quinquies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de | 64quinquies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de |
financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de | financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de |
bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale | bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale |
staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot | staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot |
herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale | herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale |
bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 | bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 |
houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en | houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en |
door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de | door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de |
financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van | financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van |
de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe | de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe |
bevoegdheden, en rekening houdende met: | bevoegdheden, en rekening houdende met: |
a) het in artikel 48/1, §§ 2 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 | a) het in artikel 48/1, §§ 2 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor respectievelijk het Vlaamse | januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor respectievelijk het Vlaamse |
Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat, | Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat, |
overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet: | overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet: |
1) in mindering wordt gebracht van het in de artikelen 35octies tot | 1) in mindering wordt gebracht van het in de artikelen 35octies tot |
35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van | 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van |
de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het | de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het |
Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke | Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke |
Gewest, indien het overgangsbedrag positief is; | Gewest, indien het overgangsbedrag positief is; |
2) wordt toegevoegd aan het in de artikelen 35octies tot 35decies, van | 2) wordt toegevoegd aan het in de artikelen 35octies tot 35decies, van |
dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst | dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst |
van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse | van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse |
Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, | Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, |
indien het overgangsbedrag negatief is; | indien het overgangsbedrag negatief is; |
b) de in artikel 64quater, § 3, eerste lid, van dezelfde bijzondere | b) de in artikel 64quater, § 3, eerste lid, van dezelfde bijzondere |
wet van 16 januari 1989 bedoelde bedragen die in mindering komen van | wet van 16 januari 1989 bedoelde bedragen die in mindering komen van |
het in artikel 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde | het in artikel 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde |
toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting | toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting |
aan respectievelijk het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest; | aan respectievelijk het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest; |
c) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 | c) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor het Vlaamse | januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor het Vlaamse |
Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die | Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die |
in mindering wordt gebracht van het in de artikelen 35octies tot | in mindering wordt gebracht van het in de artikelen 35octies tot |
35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van | 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van |
de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het | de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het |
Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke | Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke |
Gewest; | Gewest; |
d) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de | d) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de |
in de artikelen 35octies tot 35decies, 64quater en 64quinquies, van | in de artikelen 35octies tot 35decies, 64quater en 64quinquies, van |
dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen | dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen |
gedeelten van de opbrengst van de federale personenbelasting; | gedeelten van de opbrengst van de federale personenbelasting; |
worden de in de artikelen 35octies tot 35decies, 64quater en | worden de in de artikelen 35octies tot 35decies, 64quater en |
64quinquies van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake | 64quinquies van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake |
het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale | het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale |
personenbelasting voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 2 505 217 | personenbelasting voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 2 505 217 |
079 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 2 826 384 131 EUR voor het Waalse | 079 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 2 826 384 131 EUR voor het Waalse |
Gewest en op 1 132 314 451 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke | Gewest en op 1 132 314 451 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke |
Gewest. | Gewest. |
De in het vorige lid bepaalde bedragen aan overdrachten worden | De in het vorige lid bepaalde bedragen aan overdrachten worden |
overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde tot en met negende lid, van | overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde tot en met negende lid, van |
dezelfde bijzondere wet voor het begrotingsjaar 2021 herleid tot 2 451 | dezelfde bijzondere wet voor het begrotingsjaar 2021 herleid tot 2 451 |
341 151 EUR voor het Vlaamse Gewest, 2 769 720 653 EUR voor het Waalse | 341 151 EUR voor het Vlaamse Gewest, 2 769 720 653 EUR voor het Waalse |
Gewest en 1 109 634 183 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | Gewest en 1 109 634 183 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
Art. 8.Artikel 14 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 8.Artikel 14 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
De in artikel 2bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 | De in artikel 2bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 |
betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, | betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, |
gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging | gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging |
van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli | van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli |
2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de | 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de |
fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 | fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 |
juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse | juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse |
Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot | Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot |
hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, | hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, |
tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot | tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot |
financiering van de nieuwe bevoegdheden, bedoelde overdrachten inzake | financiering van de nieuwe bevoegdheden, bedoelde overdrachten inzake |
niet-fiscale ontvangsten van de gewesten worden voor het | niet-fiscale ontvangsten van de gewesten worden voor het |
begrotingsjaar 2021 geraamd op 183 456 704 EUR voor het Vlaamse | begrotingsjaar 2021 geraamd op 183 456 704 EUR voor het Vlaamse |
Gewest, op 71 267 340 EUR voor het Waalse Gewest en op 25 362 966 EUR | Gewest, op 71 267 340 EUR voor het Waalse Gewest en op 25 362 966 EUR |
voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
Art. 9.Artikel 15 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 9.Artikel 15 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
De overdrachten bedoeld in de artikelen 54/1, § 3, van de bijzondere | De overdrachten bedoeld in de artikelen 54/1, § 3, van de bijzondere |
wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de | wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de |
gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 | gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 |
juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de | juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de |
bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de | bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de |
gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de | gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de |
gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een | gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een |
correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de | correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de |
bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering | bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering |
van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale | van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale |
autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe | autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe |
bevoegdheden, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in | bevoegdheden, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in |
artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na | artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na |
aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet | aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet |
bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, | bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, |
worden voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 6 312 827 061 EUR voor | worden voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 6 312 827 061 EUR voor |
het Vlaamse Gewest, op 2 590 487 492 EUR voor het Waalse Gewest en op | het Vlaamse Gewest, op 2 590 487 492 EUR voor het Waalse Gewest en op |
874 274 962 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | 874 274 962 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
De overdrachten bedoeld in de artikelen 54/2, van de bijzondere wet | De overdrachten bedoeld in de artikelen 54/2, van de bijzondere wet |
van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen | van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen |
en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot | en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot |
vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet | vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet |
van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en | van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en |
uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de | uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de |
bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van | bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van |
de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 | de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 |
tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de | tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de |
gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en | gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en |
tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, inzake de gewestelijke | tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, inzake de gewestelijke |
personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere | personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere |
wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van | wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van |
dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en | dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en |
belastingkredieten, worden voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op -2 | belastingkredieten, worden voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op -2 |
713 891 EUR voor het Vlaamse Gewest, op -1 389 800 EUR voor het Waalse | 713 891 EUR voor het Vlaamse Gewest, op -1 389 800 EUR voor het Waalse |
Gewest en op -416 327 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | Gewest en op -416 327 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
Het saldo van de eerste afrekening bedoeld in artikel 54/1, § 4, | Het saldo van de eerste afrekening bedoeld in artikel 54/1, § 4, |
eerste lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de | eerste lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de |
gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van | gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van |
dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in | dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in |
artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde | artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde |
belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt voor het | belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt voor het |
begrotingsjaar 2021 geraamd op 28 476 002 EUR voor het Vlaamse Gewest, | begrotingsjaar 2021 geraamd op 28 476 002 EUR voor het Vlaamse Gewest, |
op 31 584 649 EUR voor het Waalse Gewest en op1 056 021 EUR voor het | op 31 584 649 EUR voor het Waalse Gewest en op1 056 021 EUR voor het |
Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
Het saldo van de afrekeningen bedoeld in artikel 54/1, § 4, tweede | Het saldo van de afrekeningen bedoeld in artikel 54/1, § 4, tweede |
lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de | lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de |
gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van | gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van |
dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in | dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in |
artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde | artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde |
belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt met betrekking | belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt met betrekking |
tot het aanslagjaar 2020 voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 28 | tot het aanslagjaar 2020 voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 28 |
280 246 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 18 686 411 EUR voor het Waalse | 280 246 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 18 686 411 EUR voor het Waalse |
Gewest en op 9 874 207 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | Gewest en op 9 874 207 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
Het saldo van de afrekeningen bedoeld in artikel 54/1, § 4, tweede | Het saldo van de afrekeningen bedoeld in artikel 54/1, § 4, tweede |
lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de | lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de |
gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van | gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van |
dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in | dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in |
artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde | artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde |
belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt met betrekking | belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt met betrekking |
tot de aanslagjaren 2015 tot en met 2019 voor het begrotingsjaar 2021 | tot de aanslagjaren 2015 tot en met 2019 voor het begrotingsjaar 2021 |
geraamd op 36 026 840 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 22 133 259 EUR | geraamd op 36 026 840 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 22 133 259 EUR |
voor het Waalse Gewest en op 13 547 747 EUR voor het Brusselse | voor het Waalse Gewest en op 13 547 747 EUR voor het Brusselse |
Hoofdstedelijke Gewest. | Hoofdstedelijke Gewest. |
Art. 10.Artikel 16 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 10.Artikel 16 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
De aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toegekende | De aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toegekende |
overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting bedoeld in artikel 65, § 1, 2° /1 en § 6, | federale personenbelasting bedoeld in artikel 65, § 1, 2° /1 en § 6, |
van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering | van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering |
van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet | van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet |
van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, | van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, |
door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de | door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de |
gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de | gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de |
gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een | gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een |
correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de | correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de |
bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering | bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering |
van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale | van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale |
autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe | autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe |
bevoegdheden, wordt voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op nul EUR, | bevoegdheden, wordt voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op nul EUR, |
rekening houdende met: | rekening houdende met: |
a) het in artikel 48/1, §§ 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 | a) het in artikel 48/1, §§ 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Gemeenschappelijke | januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Gemeenschappelijke |
Gemeenschapscommissie dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van | Gemeenschapscommissie dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van |
dezelfde bijzondere wet: | dezelfde bijzondere wet: |
1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 65 van dezelfde | 1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 65 van dezelfde |
bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke | federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke |
Gemeenschapscommissie en eventueel van de in de artikelen 47/8 en 47/7 | Gemeenschapscommissie en eventueel van de in de artikelen 47/8 en 47/7 |
van dezelfde bijzondere wet bedoelde dotaties toegekend aan de | van dezelfde bijzondere wet bedoelde dotaties toegekend aan de |
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, indien het overgangsbedrag | Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, indien het overgangsbedrag |
positief is; | positief is; |
2) toegevoegd wordt aan het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet | 2) toegevoegd wordt aan het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet |
bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale | bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale |
personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, | personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, |
indien het overgangsbedrag negatief is; | indien het overgangsbedrag negatief is; |
b) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 | b) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de | januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de |
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het | Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het |
in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte | in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte |
van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de | van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de |
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en eventueel van de in de | Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en eventueel van de in de |
artikelen 47/8 en 47/7 van dezelfde bijzondere financieringswet | artikelen 47/8 en 47/7 van dezelfde bijzondere financieringswet |
bedoelde dotaties toegekend aan de Gemeenschappelijke | bedoelde dotaties toegekend aan de Gemeenschappelijke |
Gemeenschapscommissie; | Gemeenschapscommissie; |
c) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de | c) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van de |
in de artikelen 65, § 1, 2° /1 en § 6, van de bijzondere wet van 16 | in de artikelen 65, § 1, 2° /1 en § 6, van de bijzondere wet van 16 |
januari 1989, toegewezen gedeelten van de opbrengst van de federale | januari 1989, toegewezen gedeelten van de opbrengst van de federale |
personenbelasting. | personenbelasting. |
Art. 11.Artikel 17 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 11.Artikel 17 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting bedoeld in de artikelen 65bis en 65ter van | federale personenbelasting bedoeld in de artikelen 65bis en 65ter van |
de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van | de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van |
de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van | de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van |
16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door | 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door |
de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de | de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de |
gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de | gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de |
gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een | gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een |
correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de | correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de |
bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering | bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering |
van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale | van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale |
autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe | autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe |
bevoegdheden, wordt, rekening houdende met: | bevoegdheden, wordt, rekening houdende met: |
a) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 | a) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Franse | januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Franse |
Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het in artikel 65bis | Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het in artikel 65bis |
van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de | van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de |
opbrengst van de federale personenbelasting aan de Franse | opbrengst van de federale personenbelasting aan de Franse |
Gemeenschapscommissie; | Gemeenschapscommissie; |
b) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van | b) het definitieve afrekeningssaldo van het begrotingsjaar 2020 van |
het in de artikelen 65bis en 65ter, van dezelfde bijzondere wet van 16 | het in de artikelen 65bis en 65ter, van dezelfde bijzondere wet van 16 |
januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting; | federale personenbelasting; |
voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 73 140 238 EUR voor de Franse | voor het begrotingsjaar 2021 geraamd op 73 140 238 EUR voor de Franse |
Gemeenschapscommissie en op 18 365 352 EUR voor de Vlaamse | Gemeenschapscommissie en op 18 365 352 EUR voor de Vlaamse |
Gemeenschapscommissie. | Gemeenschapscommissie. |
Art. 12.Artikel 18 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Art. 12.Artikel 18 van de wet van 22 december 2020 houdende de |
Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een | Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2021 wordt vervangen door een |
artikel luidend als volgt: | artikel luidend als volgt: |
De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de | De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de |
federale personenbelasting bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere | federale personenbelasting bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere |
wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, | wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, |
laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende | laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende |
overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de | overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de |
gemeenschappen, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot | gemeenschappen, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot |
herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale | herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale |
bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 | bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 |
tot wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus | tot wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus |
1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de | 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de |
bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse | bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse |
Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 met | Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 met |
betrekking tot de Zesde Staatshervorming, wordt voor het | betrekking tot de Zesde Staatshervorming, wordt voor het |
begrotingsjaar 2021, met inbegrip van het definitieve afrekeningssaldo | begrotingsjaar 2021, met inbegrip van het definitieve afrekeningssaldo |
van het begrotingsjaar 2020, geraamd op 43 169 161 EUR. | van het begrotingsjaar 2020, geraamd op 43 169 161 EUR. |
Art. 13.De overdrachten ten voordele van de gemeenschappen en de |
Art. 13.De overdrachten ten voordele van de gemeenschappen en de |
gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een | gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een |
toewijzingsfonds voorzien in de Algemene Uitgavenbegroting, hetzij op | toewijzingsfonds voorzien in de Algemene Uitgavenbegroting, hetzij op |
een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie. | een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie. |
Art. 14.Deze wet treedt in werking de dag van haar bekendmaking in |
Art. 14.Deze wet treedt in werking de dag van haar bekendmaking in |
het Belgisch Staatsblad. | het Belgisch Staatsblad. |
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden | Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden |
bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. | bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. |
Gegeven te Brussel, 27 juni 2021. | Gegeven te Brussel, 27 juni 2021. |
FILIP | FILIP |
Van Koningswege : | Van Koningswege : |
De Minister van Financiën, | De Minister van Financiën, |
V. VAN PETEGHEM | V. VAN PETEGHEM |
De Minister van Justitie, | De Minister van Justitie, |
V. VAN QUICKENBORNE | V. VAN QUICKENBORNE |
De Staatssecretaris voor Begroting, | De Staatssecretaris voor Begroting, |
E. DE BLEEKER | E. DE BLEEKER |
_______ | _______ |
Nota | Nota |
(1) Kamer van volksvertegenwoordigers | (1) Kamer van volksvertegenwoordigers |
(www.dekamer.be) | (www.dekamer.be) |
Bescheiden : nr 55 1920 - 2020/2021 | Bescheiden : nr 55 1920 - 2020/2021 |
Integraal verslag : 24 juni 2021 | Integraal verslag : 24 juni 2021 |
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld | Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld |