| Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de eindejaarspremie | Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de eindejaarspremie |
|---|---|
| MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID | MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID |
| 8 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt | 8 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt |
| verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993, | verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993, |
| gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de | gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de |
| eindejaarspremie (1) | eindejaarspremie (1) |
| ALBERT II, Koning der Belgen, | ALBERT II, Koning der Belgen, |
| Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. | Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. |
| Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve | Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve |
| arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel | arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel |
| 28; | 28; |
| Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf; | Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf; |
| Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, | Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, |
| Hebben Wij besloten en besluiten Wij : | Hebben Wij besloten en besluiten Wij : |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage |
| overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993, | overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993, |
| gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de | gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de |
| eindejaarspremie. | eindejaarspremie. |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering |
| van dit besluit. | van dit besluit. |
| Gegeven te Brussel, 8 januari 2001. | Gegeven te Brussel, 8 januari 2001. |
| ALBERT | ALBERT |
| Van Koningswege : | Van Koningswege : |
| De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
| Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |
| _______ | _______ |
| Nota | Nota |
| (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : | (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : |
| Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. | Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. |
| Bijlage | Bijlage |
| Paritair Comité voor het garagebedrijf | Paritair Comité voor het garagebedrijf |
| Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993 | Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993 |
| Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 22 april 1993 onder | Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 22 april 1993 onder |
| het nummer 32485/CO/112) | het nummer 32485/CO/112) |
| HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied | HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op |
| de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder | de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder |
| het Paritair Comité voor het garagebedrijf. | het Paritair Comité voor het garagebedrijf. |
Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, |
Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, |
| wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden of de werksters. | wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden of de werksters. |
| HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten | HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten |
Art. 3.Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger |
Art. 3.Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger |
| toestanden, wordt een eindejaarspremie door de werkgevers toegekend | toestanden, wordt een eindejaarspremie door de werkgevers toegekend |
| aan de in artikel 1 bedoelde werklieden. | aan de in artikel 1 bedoelde werklieden. |
Art. 4.Deze eindejaarspremie, berekend op basis van het op 1 december |
Art. 4.Deze eindejaarspremie, berekend op basis van het op 1 december |
| van het jaar van betaling van kracht zijnde uurloon, wordt berekend | van het jaar van betaling van kracht zijnde uurloon, wordt berekend |
| volgens volgende formule : | volgens volgende formule : |
| bovengenoemd uurloon x wekelijkse arbeidsduur op basis van het | bovengenoemd uurloon x wekelijkse arbeidsduur op basis van het |
| betaalregime x 52 : 12. | betaalregime x 52 : 12. |
Art. 5.De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie |
Art. 5.De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie |
| vangt aan op 1 december van het voorgaande jaar en eindigt op 30 | vangt aan op 1 december van het voorgaande jaar en eindigt op 30 |
| november van het lopende jaar. | november van het lopende jaar. |
Art. 6.In de volgende gevallen hebben de werklieden recht op een |
Art. 6.In de volgende gevallen hebben de werklieden recht op een |
| gedeelte van de premie gelijk aan een twaalfde per maand | gedeelte van de premie gelijk aan een twaalfde per maand |
| tewerkstelling in de referteperiode, waarbij elke begonnen maand wordt | tewerkstelling in de referteperiode, waarbij elke begonnen maand wordt |
| beschouwd als een volledig gepresteerde maand : | beschouwd als een volledig gepresteerde maand : |
| § 1. De werklieden die sedert ten minste drie maanden in de | § 1. De werklieden die sedert ten minste drie maanden in de |
| onderneming tewerkgesteld zijn, maar die geen jaar anciënniteit tellen | onderneming tewerkgesteld zijn, maar die geen jaar anciënniteit tellen |
| op 30 november van het betreffende jaar. | op 30 november van het betreffende jaar. |
| § 2. De gepensioneerde en bruggepensioneerde werklieden en de | § 2. De gepensioneerde en bruggepensioneerde werklieden en de |
| werklieden die ontslagen worden in de loop van het jaar, om gelijk | werklieden die ontslagen worden in de loop van het jaar, om gelijk |
| welke andere reden dan de dringende reden, en zelfs wanneer zij | welke andere reden dan de dringende reden, en zelfs wanneer zij |
| gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven, genieten, op het ogenblik | gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven, genieten, op het ogenblik |
| dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rata van de geleverde | dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rata van de geleverde |
| prestaties gedurende het betreffende jaar. | prestaties gedurende het betreffende jaar. |
| Dezelfde regel geldt voor rechthebbenden van de in de loop van het | Dezelfde regel geldt voor rechthebbenden van de in de loop van het |
| jaar overleden werklieden. | jaar overleden werklieden. |
| § 3. De werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten terwijl zij | § 3. De werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten terwijl zij |
| zich in een periode van gedeeltelijke werkloosheid bevinden in | zich in een periode van gedeeltelijke werkloosheid bevinden in |
| toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de | toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de |
| arbeidsovereenkomsten, genieten de premie naar rata van de geleverde | arbeidsovereenkomsten, genieten de premie naar rata van de geleverde |
| prestaties in het beschouwde jaar. | prestaties in het beschouwde jaar. |
| § 4. Onvrijwillig deeltijdse werknemers die zelf hun | § 4. Onvrijwillig deeltijdse werknemers die zelf hun |
| arbeidsovereenkomst beëindigen om een job met meer uren te krijgen | arbeidsovereenkomst beëindigen om een job met meer uren te krijgen |
| hebben recht op hun eindejaarspremie pro rata temporis. In | hebben recht op hun eindejaarspremie pro rata temporis. In |
| bovengenoemde gevallen wordt de premie berekend op basis van het | bovengenoemde gevallen wordt de premie berekend op basis van het |
| uurloon dat normaal betaald wordt op het ogenblik van het vertrek. | uurloon dat normaal betaald wordt op het ogenblik van het vertrek. |
Art. 7.De werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten in de |
Art. 7.De werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten in de |
| loop van het jaar, verliezen het recht op de premie, met uitzondering | loop van het jaar, verliezen het recht op de premie, met uitzondering |
| van de gevallen voorzien bij artikel 6, indien de opzeggingstermijn | van de gevallen voorzien bij artikel 6, indien de opzeggingstermijn |
| verstrijkt voor 30 november. | verstrijkt voor 30 november. |
Art. 8.Wordt de arbeidsovereenkomst verbroken met onderlinge |
Art. 8.Wordt de arbeidsovereenkomst verbroken met onderlinge |
| toestemming, dan wordt uiterlijk de laatste werkdag schriftelijk | toestemming, dan wordt uiterlijk de laatste werkdag schriftelijk |
| vastgelegd of de eindejaarspremie al dan niet verschuldigd is. Bij | vastgelegd of de eindejaarspremie al dan niet verschuldigd is. Bij |
| gebrek aan een dergelijk schriftelijk document is de eindejaarspremie | gebrek aan een dergelijk schriftelijk document is de eindejaarspremie |
| niet verschuldigd. | niet verschuldigd. |
Art. 9.Voor de betaling van de premie zijn alle gevallen van |
Art. 9.Voor de betaling van de premie zijn alle gevallen van |
| schorsing van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld, behoudens : | schorsing van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld, behoudens : |
| § 1. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst om reden van | § 1. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst om reden van |
| militaire dienst, wordt de premie betaald naar rata van de effectief | militaire dienst, wordt de premie betaald naar rata van de effectief |
| gepresteerde werktijd in de referteperiode. | gepresteerde werktijd in de referteperiode. |
| § 2. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens ongeval | § 2. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens ongeval |
| of gewone ziekte, wordt de gelijkstelling begrensd tot maximum 30 | of gewone ziekte, wordt de gelijkstelling begrensd tot maximum 30 |
| kalenderdagen per refertejaar. | kalenderdagen per refertejaar. |
| § 3. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens | § 3. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens |
| gedeeltelijke werkloosheid in toepassing van artikel 51 van de wet van | gedeeltelijke werkloosheid in toepassing van artikel 51 van de wet van |
| 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de | 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de |
| gelijkstelling begrensd tot maximum 100 dagen in het refertejaar. | gelijkstelling begrensd tot maximum 100 dagen in het refertejaar. |
| § 4. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens | § 4. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens |
| arbeidsongeval of beroepsziekte, wordt de gelijkstelling begrensd tot | arbeidsongeval of beroepsziekte, wordt de gelijkstelling begrensd tot |
| de eerste twaalf maanden van de ononderbroken ongeschiktheid. | de eerste twaalf maanden van de ononderbroken ongeschiktheid. |
| Voor elke dag van schorsing van de arbeidsovereenkomst die niet is | Voor elke dag van schorsing van de arbeidsovereenkomst die niet is |
| gelijkgesteld, wordt het bedrag van de eindejaarspremie met 1/260e | gelijkgesteld, wordt het bedrag van de eindejaarspremie met 1/260e |
| verminderd. | verminderd. |
Art. 10.De eindejaarspremie wordt ten laatste op 20 december |
Art. 10.De eindejaarspremie wordt ten laatste op 20 december |
| uitbetaald. | uitbetaald. |
| HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen | HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen |
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve |
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve |
| arbeidsovereenkomst van 12 maart 1991 betreffende de eindejaarspremie, | arbeidsovereenkomst van 12 maart 1991 betreffende de eindejaarspremie, |
| algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 mei 1992. | algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 mei 1992. |
| HOOFDSTUK IV. - Duur van de overeenkomst | HOOFDSTUK IV. - Duur van de overeenkomst |
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 |
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 |
| januari 1993 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd. | januari 1993 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd. |
| Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd, mits | Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd, mits |
| een opzegging van drie maanden betekend met een ter post aangetekende | een opzegging van drie maanden betekend met een ter post aangetekende |
| brief aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf | brief aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf |
| en aan de in dat paritair comité vertegenwoordigde organisaties. | en aan de in dat paritair comité vertegenwoordigde organisaties. |
| Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari | Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari |
| 2001. | 2001. |
| De Minister van Werkgelegenheid, | De Minister van Werkgelegenheid, |
| Mevr. L. ONKELINX | Mevr. L. ONKELINX |