← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 62/2021 van 22 april 2021 Rolnummer 7355 In zake : de prejudiciële
vraag betreffende artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank
te Antwerpen, afdeling Tonger Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters
L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters (...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 62/2021 van 22 april 2021 Rolnummer 7355 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Tonger Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters (...) | Uittreksel uit arrest nr. 62/2021 van 22 april 2021 Rolnummer 7355 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Tonger Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters (...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 62/2021 van 22 april 2021 | Uittreksel uit arrest nr. 62/2021 van 22 april 2021 |
| Rolnummer 7355 | Rolnummer 7355 |
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.173, § 2, van | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.173, § 2, van |
| het Wetboek van economisch recht, gesteld door de | het Wetboek van economisch recht, gesteld door de |
| Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Tongeren. | Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Tongeren. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de | samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de |
| rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. | rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. |
| Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. | Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. |
| Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder | Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder |
| voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, | voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 4 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij vonnis van 4 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van |
| het Hof is ingekomen op 6 februari 2020, heeft de | het Hof is ingekomen op 6 februari 2020, heeft de |
| Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Tongeren, de volgende | Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Tongeren, de volgende |
| prejudiciële vraag gesteld : | prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schendt artikel XX.173 § 2 WER de artikelen 10 en 11 van de | « Schendt artikel XX.173 § 2 WER de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, in de interpretatie volgens welke de termijn van drie | Grondwet, in de interpretatie volgens welke de termijn van drie |
| maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis om een verzoek | maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis om een verzoek |
| tot kwijtschelding in te dienen een vervaltermijn betreft, doordat de | tot kwijtschelding in te dienen een vervaltermijn betreft, doordat de |
| gefailleerde natuurlijke persoon die niet tijdig een verzoek tot | gefailleerde natuurlijke persoon die niet tijdig een verzoek tot |
| kwijtschelding indient daarmee onherroepelijk en integraal het recht | kwijtschelding indient daarmee onherroepelijk en integraal het recht |
| op kwijtschelding verliest, in tegenstelling tot de gefailleerde | op kwijtschelding verliest, in tegenstelling tot de gefailleerde |
| natuurlijke persoon die wel tijdig een verzoek tot kwijtschelding | natuurlijke persoon die wel tijdig een verzoek tot kwijtschelding |
| indient, en (bij gebreke van verzet conform artikel XX.173 § 3 WER) | indient, en (bij gebreke van verzet conform artikel XX.173 § 3 WER) |
| automatisch en zonder appreciatiebevoegdheid van de rechtbank de | automatisch en zonder appreciatiebevoegdheid van de rechtbank de |
| kwijtschelding zal verkrijgen ? ». | kwijtschelding zal verkrijgen ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1.1. Bij artikel 70, eerste lid, van de wet van 11 augustus 2017 « | B.1.1. Bij artikel 70, eerste lid, van de wet van 11 augustus 2017 « |
| houdende invoeging van het Boek XX ' Insolventie van ondernemingen ', | houdende invoeging van het Boek XX ' Insolventie van ondernemingen ', |
| in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de | in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de |
| definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen | definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen |
| eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht » | eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht » |
| werd de faillissementswet van 8 augustus 1997 opgeheven, onder | werd de faillissementswet van 8 augustus 1997 opgeheven, onder |
| voorbehoud van de toepassing ervan op de faillissementsprocedures die | voorbehoud van de toepassing ervan op de faillissementsprocedures die |
| liepen op 1 mei 2018. | liepen op 1 mei 2018. |
| De faillissementsprocedures die werden geopend vanaf 1 mei 2018 vallen | De faillissementsprocedures die werden geopend vanaf 1 mei 2018 vallen |
| krachtens artikel 76 van de wet van 11 augustus 2017 onder het | krachtens artikel 76 van de wet van 11 augustus 2017 onder het |
| toepassingsgebied van het nieuwe boek XX van het Wetboek van | toepassingsgebied van het nieuwe boek XX van het Wetboek van |
| economisch recht. Met die hervorming van het faillissementsrecht | economisch recht. Met die hervorming van het faillissementsrecht |
| streeft de wetgever diverse doelstellingen na, waaronder het | streeft de wetgever diverse doelstellingen na, waaronder het |
| bevorderen van « de tweede kans, die het ondernemerschap aanmoedigt en | bevorderen van « de tweede kans, die het ondernemerschap aanmoedigt en |
| een nieuwe start mogelijk maakt » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC | een nieuwe start mogelijk maakt » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC |
| 54-2407/001, p. 3). Die doelstelling wordt onder meer nagestreefd met | 54-2407/001, p. 3). Die doelstelling wordt onder meer nagestreefd met |
| de vervanging van het stelsel van de verschoonbaarheid van de | de vervanging van het stelsel van de verschoonbaarheid van de |
| gefailleerde door het stelsel van de kwijtschelding van diens | gefailleerde door het stelsel van de kwijtschelding van diens |
| restschulden bij de sluiting van het faillissement (ibid., pp. 4 en | restschulden bij de sluiting van het faillissement (ibid., pp. 4 en |
| 98). | 98). |
| B.1.2. De kwijtschelding van restschulden wordt geregeld in artikel | B.1.2. De kwijtschelding van restschulden wordt geregeld in artikel |
| XX.173 van het Wetboek van economisch recht, dat bepaalt : | XX.173 van het Wetboek van economisch recht, dat bepaalt : |
| « § 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten | « § 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten |
| aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, | aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, |
| onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of | onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of |
| derden. | derden. |
| De kwijtschelding heeft gevolgen voor de onderhoudsschulden van de | De kwijtschelding heeft gevolgen voor de onderhoudsschulden van de |
| gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting | gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting |
| tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de | tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de |
| aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de | aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de |
| gefailleerde schuld heeft. | gefailleerde schuld heeft. |
| § 2. De kwijtschelding wordt enkel toegekend door de rechtbank op | § 2. De kwijtschelding wordt enkel toegekend door de rechtbank op |
| verzoek van de gefailleerde, welk verzoekschrift hij dient te voegen | verzoek van de gefailleerde, welk verzoekschrift hij dient te voegen |
| bij zijn aangifte van het faillissement of dient neer te leggen in het | bij zijn aangifte van het faillissement of dient neer te leggen in het |
| register uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het | register uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het |
| faillissementsvonnis, zelfs indien het faillissement is afgesloten | faillissementsvonnis, zelfs indien het faillissement is afgesloten |
| voor het verstrijken van die termijn. Het verzoekschrift wordt door de | voor het verstrijken van die termijn. Het verzoekschrift wordt door de |
| griffier ter kennis gebracht van de curator. Deze legt uiterlijk na | griffier ter kennis gebracht van de curator. Deze legt uiterlijk na |
| één maand een verslag neer in het register over omstandigheden die | één maand een verslag neer in het register over omstandigheden die |
| kunnen aanleiding geven tot de vaststelling van kennelijk grove | kunnen aanleiding geven tot de vaststelling van kennelijk grove |
| fouten, bedoeld in § 3. | fouten, bedoeld in § 3. |
| Zonder de sluiting van het faillissement af te wachten en van zodra de | Zonder de sluiting van het faillissement af te wachten en van zodra de |
| termijn van zes maanden is verstreken, kan de gefailleerde de | termijn van zes maanden is verstreken, kan de gefailleerde de |
| rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Op | rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Op |
| verzoek van de gefailleerde deelt de rechtbank aan deze laatste, via | verzoek van de gefailleerde deelt de rechtbank aan deze laatste, via |
| het register, binnen een termijn van een jaar vanaf de opening van het | het register, binnen een termijn van een jaar vanaf de opening van het |
| faillissement, de redenen mee die rechtvaardigen waarom ze zich niet | faillissement, de redenen mee die rechtvaardigen waarom ze zich niet |
| over de kwijtschelding heeft uitgesproken zonder dat deze mededeling | over de kwijtschelding heeft uitgesproken zonder dat deze mededeling |
| vooruitloopt op de latere beslissing inzake de kwijtschelding. | vooruitloopt op de latere beslissing inzake de kwijtschelding. |
| De rechtbank spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding | De rechtbank spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding |
| uiterlijk bij de sluiting van het faillissement of, indien het verzoek | uiterlijk bij de sluiting van het faillissement of, indien het verzoek |
| bedoeld in het eerste lid nog niet is ingediend op het ogenblik van | bedoeld in het eerste lid nog niet is ingediend op het ogenblik van |
| sluiting, binnen een maand na het verzoek. | sluiting, binnen een maand na het verzoek. |
| Het vonnis dat de kwijtschelding van de schuldenaar beveelt wordt door | Het vonnis dat de kwijtschelding van de schuldenaar beveelt wordt door |
| de griffier ter kennis gebracht van de curator en in het register | de griffier ter kennis gebracht van de curator en in het register |
| neergelegd. Het wordt door de curator bij uittreksel bekendgemaakt in | neergelegd. Het wordt door de curator bij uittreksel bekendgemaakt in |
| het Belgisch Staatsblad. | het Belgisch Staatsblad. |
| § 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar | § 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar |
| ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt | ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt |
| kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het | kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het |
| faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een | faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een |
| deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde | deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde |
| beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan | beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan |
| die hebben bijgedragen tot het faillissement. Dezelfde vordering kan | die hebben bijgedragen tot het faillissement. Dezelfde vordering kan |
| worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift | worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift |
| uiterlijk drie maanden na de publicatie van het vonnis van | uiterlijk drie maanden na de publicatie van het vonnis van |
| kwijtschelding. | kwijtschelding. |
| Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt | Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt |
| de griffier diens orde of instituut in kennis door een kopie te sturen | de griffier diens orde of instituut in kennis door een kopie te sturen |
| van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel wordt toegekend | van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel wordt toegekend |
| of volledig geweigerd ». | of volledig geweigerd ». |
| B.1.3. De kwijtschelding van restschulden verschilt aanzienlijk van de | B.1.3. De kwijtschelding van restschulden verschilt aanzienlijk van de |
| verschoonbaarheid van de gefailleerde die was geregeld in de vroegere | verschoonbaarheid van de gefailleerde die was geregeld in de vroegere |
| artikelen 80 tot 82 van de faillissementswet. | artikelen 80 tot 82 van de faillissementswet. |
| B.1.4. De kwijtschelding van restschulden is een subjectief recht van | B.1.4. De kwijtschelding van restschulden is een subjectief recht van |
| de gefailleerde, waarover de ondernemingsrechtbank zich in beginsel | de gefailleerde, waarover de ondernemingsrechtbank zich in beginsel |
| uitspreekt op het ogenblik van de sluiting van het faillissement. Dat | uitspreekt op het ogenblik van de sluiting van het faillissement. Dat |
| vonnis heeft declaratoire werking en impliceert dat de restschulden | vonnis heeft declaratoire werking en impliceert dat de restschulden |
| die na de vereffening van de voor beslag vatbare goederen overblijven, | die na de vereffening van de voor beslag vatbare goederen overblijven, |
| gewist worden (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2407/001, pp. 89 en | gewist worden (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2407/001, pp. 89 en |
| 97-98). Dat recht is evenwel aan twee voorwaarden onderworpen : | 97-98). Dat recht is evenwel aan twee voorwaarden onderworpen : |
| « Vooreerst moet de gefailleerde de kwijtschelding vragen. Eens hij | « Vooreerst moet de gefailleerde de kwijtschelding vragen. Eens hij |
| dit gedaan heeft kan hij de quasi zekerheid hebben dat hij van de | dit gedaan heeft kan hij de quasi zekerheid hebben dat hij van de |
| restschulden bevrijd is en kan hij een nieuwe activiteit aanvatten | restschulden bevrijd is en kan hij een nieuwe activiteit aanvatten |
| waarvan de winst alleen voor hem zal zijn. Vervolgens kunnen | waarvan de winst alleen voor hem zal zijn. Vervolgens kunnen |
| belanghebbenden in uitzonderingsgevallen hiertegen opkomen » (ibid., | belanghebbenden in uitzonderingsgevallen hiertegen opkomen » (ibid., |
| p. 97). | p. 97). |
| Indien de gefailleerde de kwijtschelding van restschulden vraagt, | Indien de gefailleerde de kwijtschelding van restschulden vraagt, |
| brengt de griffier de curator daarvan op de hoogte. De curator brengt | brengt de griffier de curator daarvan op de hoogte. De curator brengt |
| vervolgens uiterlijk een maand later verslag uit over de | vervolgens uiterlijk een maand later verslag uit over de |
| omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot de vaststelling van | omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot de vaststelling van |
| kennelijk grove fouten (artikel XX.173, § 2, eerste lid). De rechtbank | kennelijk grove fouten (artikel XX.173, § 2, eerste lid). De rechtbank |
| spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding uiterlijk bij de | spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding uiterlijk bij de |
| sluiting van het faillissement of, indien het verzoek tot | sluiting van het faillissement of, indien het verzoek tot |
| kwijtschelding op dat ogenblik nog niet is ingediend, binnen een maand | kwijtschelding op dat ogenblik nog niet is ingediend, binnen een maand |
| na het verzoek (artikel XX.173, § 2, derde lid). Indien na het | na het verzoek (artikel XX.173, § 2, derde lid). Indien na het |
| verstrijken van een termijn van zes maanden sinds het verzoek tot | verstrijken van een termijn van zes maanden sinds het verzoek tot |
| kwijtschelding geen vonnis is uitgesproken, kan de gefailleerde de | kwijtschelding geen vonnis is uitgesproken, kan de gefailleerde de |
| rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Indien | rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Indien |
| de rechtbank zich een jaar na de opening van het faillissement nog | de rechtbank zich een jaar na de opening van het faillissement nog |
| niet heeft uitgesproken, kan de gefailleerde haar verzoeken om de | niet heeft uitgesproken, kan de gefailleerde haar verzoeken om de |
| redenen mee te delen die deze vertraging rechtvaardigen, zonder dat | redenen mee te delen die deze vertraging rechtvaardigen, zonder dat |
| deze mededeling vooruitloopt op de latere beslissing inzake de | deze mededeling vooruitloopt op de latere beslissing inzake de |
| kwijtschelding (artikel XX.173, § 2, tweede lid). Elke belanghebbende, | kwijtschelding (artikel XX.173, § 2, tweede lid). Elke belanghebbende, |
| met inbegrip van de curator en van het openbaar ministerie, kan | met inbegrip van de curator en van het openbaar ministerie, kan |
| vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend | vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend |
| of volledig wordt geweigerd (artikel XX.173, § 3). Het staat aan de | of volledig wordt geweigerd (artikel XX.173, § 3). Het staat aan de |
| partij die een dergelijk bezwaar indient om aan te tonen dat de | partij die een dergelijk bezwaar indient om aan te tonen dat de |
| gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben | gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben |
| bijgedragen tot het faillissement. Indien geen bezwaar wordt | bijgedragen tot het faillissement. Indien geen bezwaar wordt |
| ingediend, beschikt de rechter niet over enige beoordelingsmarge en | ingediend, beschikt de rechter niet over enige beoordelingsmarge en |
| dient hij de tijdig gevraagde kwijtschelding van de restschulden te | dient hij de tijdig gevraagde kwijtschelding van de restschulden te |
| bevelen. | bevelen. |
| Indien de gefailleerde geen kwijtschelding van restschulden vraagt of | Indien de gefailleerde geen kwijtschelding van restschulden vraagt of |
| indien de ondernemingsrechtbank als gevolg van het bezwaar van een | indien de ondernemingsrechtbank als gevolg van het bezwaar van een |
| belanghebbende zijn verzoek afwijst, « herwint de schuldeiser zijn | belanghebbende zijn verzoek afwijst, « herwint de schuldeiser zijn |
| rechten en kan hij, bij gebreke van een uitvoerbare titel, een | rechten en kan hij, bij gebreke van een uitvoerbare titel, een |
| rechterlijke uitspraak bekomen voor zijn schuldvordering. Indien | rechterlijke uitspraak bekomen voor zijn schuldvordering. Indien |
| daarentegen de schuldeiser reeds over een uitvoerbare titel beschikt, | daarentegen de schuldeiser reeds over een uitvoerbare titel beschikt, |
| dan kan hij tot uitvoering overgaan volgens de gewone regels van | dan kan hij tot uitvoering overgaan volgens de gewone regels van |
| tenuitvoerlegging » (ibid., p. 98). | tenuitvoerlegging » (ibid., p. 98). |
| B.1.5. Krachtens het in het geding zijnde artikel XX.173, § 2, van het | B.1.5. Krachtens het in het geding zijnde artikel XX.173, § 2, van het |
| Wetboek van economisch recht kan de gefailleerde die op eigen | Wetboek van economisch recht kan de gefailleerde die op eigen |
| initiatief failliet wordt verklaard, ervoor kiezen het verzoek tot | initiatief failliet wordt verklaard, ervoor kiezen het verzoek tot |
| kwijtschelding van restschulden in te dienen samen met zijn aangifte | kwijtschelding van restschulden in te dienen samen met zijn aangifte |
| van het faillissement, of het afzonderlijk neer te leggen uiterlijk | van het faillissement, of het afzonderlijk neer te leggen uiterlijk |
| drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis. De | drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis. De |
| gefailleerde die in faillissement wordt gedagvaard, beschikt enkel | gefailleerde die in faillissement wordt gedagvaard, beschikt enkel |
| over die laatste mogelijkheid. | over die laatste mogelijkheid. |
| Krachtens de in het geding zijnde bepaling en krachtens artikel | Krachtens de in het geding zijnde bepaling en krachtens artikel |
| XX.102, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht dient dat | XX.102, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht dient dat |
| verzoek in beide hypothesen in elektronische vorm te worden ingediend | verzoek in beide hypothesen in elektronische vorm te worden ingediend |
| via het Centraal Register Solvabiliteit (hierna : « RegSol »). Een | via het Centraal Register Solvabiliteit (hierna : « RegSol »). Een |
| neerlegging van dat verzoek ter griffie is slechts mogelijk wanneer de | neerlegging van dat verzoek ter griffie is slechts mogelijk wanneer de |
| schuldenaar niet de mogelijkheid heeft een elektronische aangifte te | schuldenaar niet de mogelijkheid heeft een elektronische aangifte te |
| doen. In dat geval wordt de aangifte geconverteerd in elektronische | doen. In dat geval wordt de aangifte geconverteerd in elektronische |
| vorm. | vorm. |
| RegSol bevat standaardformulieren die door de gefailleerde dienen te | RegSol bevat standaardformulieren die door de gefailleerde dienen te |
| worden gebruikt. Het standaardformulier dat hij dient te gebruiken | worden gebruikt. Het standaardformulier dat hij dient te gebruiken |
| wanneer hij aangifte doet van zijn faillissement « [bevat] een rubriek | wanneer hij aangifte doet van zijn faillissement « [bevat] een rubriek |
| [...] waarin hij uitgenodigd wordt te bepalen of hij een | [...] waarin hij uitgenodigd wordt te bepalen of hij een |
| kwijtschelding ambieert » (ibid., p. 89). | kwijtschelding ambieert » (ibid., p. 89). |
| B.2.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel XX.173, § 2, | B.2.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel XX.173, § 2, |
| van het Wetboek van economisch recht, in de interpretatie dat de | van het Wetboek van economisch recht, in de interpretatie dat de |
| termijn van drie maanden vanaf de bekendmaking van het | termijn van drie maanden vanaf de bekendmaking van het |
| faillissementsvonnis om een verzoek tot kwijtschelding in te dienen, | faillissementsvonnis om een verzoek tot kwijtschelding in te dienen, |
| een vervaltermijn is, bestaanbaar is met het beginsel van gelijkheid | een vervaltermijn is, bestaanbaar is met het beginsel van gelijkheid |
| en niet-discriminatie, in zoverre een gefailleerde natuurlijke persoon | en niet-discriminatie, in zoverre een gefailleerde natuurlijke persoon |
| die binnen die termijn geen verzoek tot kwijtschelding van | die binnen die termijn geen verzoek tot kwijtschelding van |
| restschulden indient, zijn recht op kwijtschelding onherroepelijk | restschulden indient, zijn recht op kwijtschelding onherroepelijk |
| verliest, terwijl een gefailleerde natuurlijke persoon die wel binnen | verliest, terwijl een gefailleerde natuurlijke persoon die wel binnen |
| die termijn een verzoek tot kwijtschelding indient, er nagenoeg zeker | die termijn een verzoek tot kwijtschelding indient, er nagenoeg zeker |
| van kan zijn dat zijn restschulden zullen worden kwijtgescholden. | van kan zijn dat zijn restschulden zullen worden kwijtgescholden. |
| B.2.2. De partijen vermogen niet de draagwijdte van de door het | B.2.2. De partijen vermogen niet de draagwijdte van de door het |
| verwijzende rechtscollege gestelde prejudiciële vraag te wijzigen of | verwijzende rechtscollege gestelde prejudiciële vraag te wijzigen of |
| te laten wijzigen. | te laten wijzigen. |
| Het Hof onderzoekt bijgevolg niet het door de tussenkomende partij | Het Hof onderzoekt bijgevolg niet het door de tussenkomende partij |
| opgeworpen verschil in behandeling tussen gefailleerde natuurlijke | opgeworpen verschil in behandeling tussen gefailleerde natuurlijke |
| personen naargelang hun faillissementsprocedure meer of minder dan | personen naargelang hun faillissementsprocedure meer of minder dan |
| drie maanden duurt. | drie maanden duurt. |
| B.3. In de interpretatie die de verwijzende rechter eraan geeft, | B.3. In de interpretatie die de verwijzende rechter eraan geeft, |
| voorziet artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht in | voorziet artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht in |
| een vervaltermijn van drie maanden om een verzoek tot kwijtschelding | een vervaltermijn van drie maanden om een verzoek tot kwijtschelding |
| in te dienen. | in te dienen. |
| Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om de bepalingen die | Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om de bepalingen die |
| hij van toepassing acht te interpreteren, onder voorbehoud van een | hij van toepassing acht te interpreteren, onder voorbehoud van een |
| kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling, wat | kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling, wat |
| te dezen niet het geval is. Hoewel de in het geding zijnde bepaling | te dezen niet het geval is. Hoewel de in het geding zijnde bepaling |
| dit niet uitdrukkelijk vermeldt, dient de termijn van drie maanden na | dit niet uitdrukkelijk vermeldt, dient de termijn van drie maanden na |
| de bekendmaking van het faillissementsvonnis om de kwijtschelding van | de bekendmaking van het faillissementsvonnis om de kwijtschelding van |
| restschulden te vorderen, als een vervaltermijn te worden beschouwd. | restschulden te vorderen, als een vervaltermijn te worden beschouwd. |
| Uit de parlementaire voorbereiding blijkt immers dat « als zij niet | Uit de parlementaire voorbereiding blijkt immers dat « als zij niet |
| gevraagd is bij de aangifte van faillissement of binnen een zekere | gevraagd is bij de aangifte van faillissement of binnen een zekere |
| tijd erna, [...] de schuldenaar elk recht daarop [heeft] verloren » | tijd erna, [...] de schuldenaar elk recht daarop [heeft] verloren » |
| (ibid., p. 89). | (ibid., p. 89). |
| Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling bijgevolg in de | Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling bijgevolg in de |
| interpretatie die de verwijzende rechter heeft voorgelegd. | interpretatie die de verwijzende rechter heeft voorgelegd. |
| B.4.1. Het recht op toegang tot de rechter, dat een onderdeel is van | B.4.1. Het recht op toegang tot de rechter, dat een onderdeel is van |
| het recht op een eerlijk proces, kan eveneens worden onderworpen aan | het recht op een eerlijk proces, kan eveneens worden onderworpen aan |
| ontvankelijkheidsvoorwaarden, met name wat betreft het instellen van | ontvankelijkheidsvoorwaarden, met name wat betreft het instellen van |
| een rechtsmiddel. Die voorwaarden mogen echter niet ertoe leiden dat | een rechtsmiddel. Die voorwaarden mogen echter niet ertoe leiden dat |
| het recht op zodanige wijze wordt beperkt dat de kern ervan wordt | het recht op zodanige wijze wordt beperkt dat de kern ervan wordt |
| aangetast. Dat zou het geval zijn wanneer de beperkingen geen wettig | aangetast. Dat zou het geval zijn wanneer de beperkingen geen wettig |
| doel nastreven en indien er geen redelijk verband van evenredigheid | doel nastreven en indien er geen redelijk verband van evenredigheid |
| bestaat tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel. De | bestaat tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel. De |
| verenigbaarheid van die beperkingen met het recht op toegang tot een | verenigbaarheid van die beperkingen met het recht op toegang tot een |
| rechterlijke instantie hangt af van de bijzonderheden van de in het | rechterlijke instantie hangt af van de bijzonderheden van de in het |
| geding zijnde procedure en wordt beoordeeld in het licht van het | geding zijnde procedure en wordt beoordeeld in het licht van het |
| proces in zijn geheel (EHRM, 24 februari 2009, L'Erablière t. België, | proces in zijn geheel (EHRM, 24 februari 2009, L'Erablière t. België, |
| § 36; 29 maart 2011, RTBF t. België, § 69; 18 oktober 2016, Miessen t. | § 36; 29 maart 2011, RTBF t. België, § 69; 18 oktober 2016, Miessen t. |
| België, § 64; 17 juli 2018, Ronald Vermeulen t. België, § 43). | België, § 64; 17 juli 2018, Ronald Vermeulen t. België, § 43). |
| Meer in het bijzonder zijn de regels betreffende de vormvoorschriften | Meer in het bijzonder zijn de regels betreffende de vormvoorschriften |
| en termijnen om beroep in te stellen gericht op een goede | en termijnen om beroep in te stellen gericht op een goede |
| rechtsbedeling en het weren van de risico's van rechtsonzekerheid. Die | rechtsbedeling en het weren van de risico's van rechtsonzekerheid. Die |
| regels mogen de rechtzoekenden echter niet verhinderen de beschikbare | regels mogen de rechtzoekenden echter niet verhinderen de beschikbare |
| rechtsmiddelen te doen gelden. | rechtsmiddelen te doen gelden. |
| Bovendien « dienen de rechtbanken, bij het toepassen van de | Bovendien « dienen de rechtbanken, bij het toepassen van de |
| procedureregels, zowel een overdreven formalisme dat afbreuk zou doen | procedureregels, zowel een overdreven formalisme dat afbreuk zou doen |
| aan het eerlijke karakter van de procedure, als een buitensporige | aan het eerlijke karakter van de procedure, als een buitensporige |
| soepelheid die zou leiden tot het afschaffen van de bij de wet | soepelheid die zou leiden tot het afschaffen van de bij de wet |
| vastgestelde procedurele vereisten, te vermijden » (EHRM, 26 juli | vastgestelde procedurele vereisten, te vermijden » (EHRM, 26 juli |
| 2007, Walchli t. Frankrijk, § 29; 25 mei 2004, Kadlec en anderen t. | 2007, Walchli t. Frankrijk, § 29; 25 mei 2004, Kadlec en anderen t. |
| Tsjechische Republiek, § 26). « Het recht op toegang tot een rechter | Tsjechische Republiek, § 26). « Het recht op toegang tot een rechter |
| wordt immers aangetast wanneer de reglementering ervan niet langer de | wordt immers aangetast wanneer de reglementering ervan niet langer de |
| doelstellingen van de rechtszekerheid en de goede rechtsbedeling dient | doelstellingen van de rechtszekerheid en de goede rechtsbedeling dient |
| en een soort van hinderpaal vormt die de rechtzoekende verhindert zijn | en een soort van hinderpaal vormt die de rechtzoekende verhindert zijn |
| geschil ten gronde door het bevoegde rechtscollege beslecht te zien » | geschil ten gronde door het bevoegde rechtscollege beslecht te zien » |
| (EHRM, 24 mei 2011, Sabri Günes t. Turkije, § 58; 13 januari 2011, | (EHRM, 24 mei 2011, Sabri Günes t. Turkije, § 58; 13 januari 2011, |
| Evaggelou t. Griekenland, § 19; 18 oktober 2016, Miessen t. België, § | Evaggelou t. Griekenland, § 19; 18 oktober 2016, Miessen t. België, § |
| 66). | 66). |
| B.4.2. Inzake vervaltermijnen moet de wetgever over een ruime | B.4.2. Inzake vervaltermijnen moet de wetgever over een ruime |
| beoordelingsbevoegdheid kunnen beschikken. Het verschil in behandeling | beoordelingsbevoegdheid kunnen beschikken. Het verschil in behandeling |
| tussen personen die hun rechten binnen de toepasselijke vervaltermijn | tussen personen die hun rechten binnen de toepasselijke vervaltermijn |
| uitoefenen en personen die dat niet doen, houdt op zich geen | uitoefenen en personen die dat niet doen, houdt op zich geen |
| discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien de | discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien de |
| toepassing van de vervaltermijn een onevenredige beperking van de | toepassing van de vervaltermijn een onevenredige beperking van de |
| rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. | rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. |
| B.5.1. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt niet waarom de | B.5.1. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt niet waarom de |
| wetgever ervoor heeft gekozen de uitspraak over de kwijtschelding van | wetgever ervoor heeft gekozen de uitspraak over de kwijtschelding van |
| restschulden afhankelijk te maken van een uitdrukkelijk verzoek van de | restschulden afhankelijk te maken van een uitdrukkelijk verzoek van de |
| gefailleerde, noch waarom hij dat verzoek aan een vervaltermijn | gefailleerde, noch waarom hij dat verzoek aan een vervaltermijn |
| onderwerpt. Overigens houdt de wetgever er geen rekening mee dat de | onderwerpt. Overigens houdt de wetgever er geen rekening mee dat de |
| noodzaak van de kwijtschelding pas later tot uiting zou kunnen komen. | noodzaak van de kwijtschelding pas later tot uiting zou kunnen komen. |
| B.5.2. Niettegenstaande de laagdrempelige manier waarop de | B.5.2. Niettegenstaande de laagdrempelige manier waarop de |
| kwijtschelding van restschulden door de gefailleerde kan worden | kwijtschelding van restschulden door de gefailleerde kan worden |
| gevraagd, legt de in het geding zijnde bepaling een vormvereiste op | gevraagd, legt de in het geding zijnde bepaling een vormvereiste op |
| waaraan hij dient te voldoen, op straffe van verval, om voor die | waaraan hij dient te voldoen, op straffe van verval, om voor die |
| kwijtschelding in aanmerking te komen. Daaruit volgt dat, wanneer de | kwijtschelding in aanmerking te komen. Daaruit volgt dat, wanneer de |
| gefailleerde nalaat tijdig een kwijtschelding van restschulden te | gefailleerde nalaat tijdig een kwijtschelding van restschulden te |
| vragen, de door de wetgever nagestreefde doelstelling het | vragen, de door de wetgever nagestreefde doelstelling het |
| tweedekansondernemerschap te bevorderen, die als essentieel wordt | tweedekansondernemerschap te bevorderen, die als essentieel wordt |
| beschouwd, in het gedrang komt als gevolg van de in het geding zijnde | beschouwd, in het gedrang komt als gevolg van de in het geding zijnde |
| bepaling. | bepaling. |
| B.5.3. Het tijdstip waarop de gefailleerde om die kwijtschelding | B.5.3. Het tijdstip waarop de gefailleerde om die kwijtschelding |
| verzoekt, heeft geen invloed op het beheer van de boedel, op de | verzoekt, heeft geen invloed op het beheer van de boedel, op de |
| aangifte en de verificatie van de schuldvorderingen of op de | aangifte en de verificatie van de schuldvorderingen of op de |
| vereffening van het faillissement. | vereffening van het faillissement. |
| Ook het tijdstip waarop de schuldeisers, het openbaar ministerie of de | Ook het tijdstip waarop de schuldeisers, het openbaar ministerie of de |
| curator krachtens artikel XX.173, § 3, van het Wetboek van economisch | curator krachtens artikel XX.173, § 3, van het Wetboek van economisch |
| recht vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt | recht vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt |
| toegekend of volledig wordt geweigerd, heeft daarop geen invloed. Die | toegekend of volledig wordt geweigerd, heeft daarop geen invloed. Die |
| bepaling laat hun overigens toe die vordering al in te stellen vanaf | bepaling laat hun overigens toe die vordering al in te stellen vanaf |
| de bekendmaking van het faillissementsvonnis, zelfs indien de | de bekendmaking van het faillissementsvonnis, zelfs indien de |
| gefailleerde op dat ogenblik nog niet om kwijtschelding heeft | gefailleerde op dat ogenblik nog niet om kwijtschelding heeft |
| verzocht. Die bepaling onderwerpt hun vordering tijdens de | verzocht. Die bepaling onderwerpt hun vordering tijdens de |
| faillissementsprocedure overigens niet aan enige vervaltermijn en laat | faillissementsprocedure overigens niet aan enige vervaltermijn en laat |
| hun zelfs toe haar bij wijze van derdenverzet in te stellen uiterlijk | hun zelfs toe haar bij wijze van derdenverzet in te stellen uiterlijk |
| drie maanden na de bekendmaking van het vonnis van kwijtschelding. | drie maanden na de bekendmaking van het vonnis van kwijtschelding. |
| Hoewel het verzoek tot kwijtschelding krachtens de in het geding | Hoewel het verzoek tot kwijtschelding krachtens de in het geding |
| zijnde bepaling uitgaat van de gefailleerde, rust de bewijslast van de | zijnde bepaling uitgaat van de gefailleerde, rust de bewijslast van de |
| kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement | kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement |
| overigens bij de partijen die zich tegen de volledige kwijtschelding | overigens bij de partijen die zich tegen de volledige kwijtschelding |
| verzetten. | verzetten. |
| In die omstandigheden kan de in het geding zijnde vervaltermijn niet | In die omstandigheden kan de in het geding zijnde vervaltermijn niet |
| als een pertinente maatregel voor de spoedige afwikkeling van het | als een pertinente maatregel voor de spoedige afwikkeling van het |
| faillissement worden beschouwd. | faillissement worden beschouwd. |
| B.5.4. Bovendien heeft het overschrijden van de in het geding zijnde | B.5.4. Bovendien heeft het overschrijden van de in het geding zijnde |
| vervaltermijn onevenredige gevolgen voor de gefailleerde natuurlijke | vervaltermijn onevenredige gevolgen voor de gefailleerde natuurlijke |
| persoon, die daardoor elke mogelijkheid verliest om een rechter over | persoon, die daardoor elke mogelijkheid verliest om een rechter over |
| de kwijtschelding van zijn restschulden te laten oordelen en bijgevolg | de kwijtschelding van zijn restschulden te laten oordelen en bijgevolg |
| onherroepelijk met zijn ganse vermogen moet blijven instaan voor de | onherroepelijk met zijn ganse vermogen moet blijven instaan voor de |
| schulden die niet zijn afgelost door de vereffening van de boedel. | schulden die niet zijn afgelost door de vereffening van de boedel. |
| B.5.5. De in het geding zijnde bepaling heeft eveneens onevenredige | B.5.5. De in het geding zijnde bepaling heeft eveneens onevenredige |
| gevolgen voor de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk | gevolgen voor de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk |
| samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende partner van de | samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende partner van de |
| gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die de | gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die de |
| gefailleerde tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de | gefailleerde tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de |
| wettelijke samenwoning was aangegaan. | wettelijke samenwoning was aangegaan. |
| B.6. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. | B.6. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht schendt de | Artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht schendt de |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de gefailleerde | artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de gefailleerde |
| natuurlijke persoon die niet binnen de vervaltermijn van drie maanden | natuurlijke persoon die niet binnen de vervaltermijn van drie maanden |
| na de bekendmaking van het faillissementsvonnis een verzoek tot | na de bekendmaking van het faillissementsvonnis een verzoek tot |
| kwijtschelding van restschulden indient, het recht op die | kwijtschelding van restschulden indient, het recht op die |
| kwijtschelding onherroepelijk verliest. | kwijtschelding onherroepelijk verliest. |
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 22 april 2021. | op 22 april 2021. |
| De griffier, | De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| L. Lavrysen | L. Lavrysen |