← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 131/2020 van 1 oktober 2020 Rolnummers 7391 en 7393 In zake
: de prejudiciële vragen betreffende artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek,
gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van e Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter F. Daoût, emeritus voorzitter A. Alen, overe(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 131/2020 van 1 oktober 2020 Rolnummers 7391 en 7393 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van e Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter F. Daoût, emeritus voorzitter A. Alen, overe(...) | Uittreksel uit arrest nr. 131/2020 van 1 oktober 2020 Rolnummers 7391 en 7393 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van e Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter F. Daoût, emeritus voorzitter A. Alen, overe(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 131/2020 van 1 oktober 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 131/2020 van 1 oktober 2020 |
Rolnummers 7391 en 7393 | Rolnummers 7391 en 7393 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 335, § § 1 en 3, | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 335, § § 1 en 3, |
van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de | van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de |
Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen. | Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit voorzitter F. Daoût, emeritus voorzitter A. Alen, | samengesteld uit voorzitter F. Daoût, emeritus voorzitter A. Alen, |
overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 | overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 |
op het Grondwettelijk Hof, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van | op het Grondwettelijk Hof, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van |
Goey, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. | Goey, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. |
Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, | Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Bij twee vonnissen van 20 april 2020 en van 4 mei 2020, waarvan de | Bij twee vonnissen van 20 april 2020 en van 4 mei 2020, waarvan de |
expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 4 en 7 mei 2020, | expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 4 en 7 mei 2020, |
heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, | heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, |
afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : | afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Schendt artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek niet de | « Schendt artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek niet de |
artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, of andere | artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, of andere |
grondwetsbepalingen, in zoverre de erkenner van het vaderschap die | grondwetsbepalingen, in zoverre de erkenner van het vaderschap die |
zijn naam naast die van de moeder wil laten plaatsen, in een identieke | zijn naam naast die van de moeder wil laten plaatsen, in een identieke |
hypothese, namelijk die waarin die moeder zich daartegen verzet, | hypothese, namelijk die waarin die moeder zich daartegen verzet, |
verschillend wordt behandeld naargelang de afstamming van vaderszijde | verschillend wordt behandeld naargelang de afstamming van vaderszijde |
gelijktijdig met, dan wel na die van moederszijde wordt vastgesteld ? | gelijktijdig met, dan wel na die van moederszijde wordt vastgesteld ? |
Is het met andere woorden grondwettig om, in hetzelfde geval (namelijk | Is het met andere woorden grondwettig om, in hetzelfde geval (namelijk |
het verzet van de moeder tegen het dragen van de dubbele naam door het | het verzet van de moeder tegen het dragen van de dubbele naam door het |
kind), de man die het kind heeft erkend of daartoe gemachtigd is, | kind), de man die het kind heeft erkend of daartoe gemachtigd is, |
verschillend te behandelen naar gelang van het ogenblik dat de | verschillend te behandelen naar gelang van het ogenblik dat de |
afstamming van vaderszijde wordt vastgesteld ? Immers, indien beide | afstamming van vaderszijde wordt vastgesteld ? Immers, indien beide |
afstammingen gelijktijdig worden vastgesteld en de moeder zich verzet | afstammingen gelijktijdig worden vastgesteld en de moeder zich verzet |
tegen de dubbele naam, draagt het kind ambtshalve de dubbele naam in | tegen de dubbele naam, draagt het kind ambtshalve de dubbele naam in |
alfabetische volgorde (artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek) | alfabetische volgorde (artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek) |
en indien de afstamming van vaderszijde later wordt vastgesteld (soms | en indien de afstamming van vaderszijde later wordt vastgesteld (soms |
te wijten aan het gedrag zelf van de moeder) en de moeder zich verzet | te wijten aan het gedrag zelf van de moeder) en de moeder zich verzet |
tegen de dubbele naam, behoudt het kind alleen de naam van zijn moeder | tegen de dubbele naam, behoudt het kind alleen de naam van zijn moeder |
(artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek). | (artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek). |
Wordt, nog specifieker, de gelijkheid van de geslachten niet | Wordt, nog specifieker, de gelijkheid van de geslachten niet |
geschonden in zoverre het, in geval van toepassing van artikel 335, § | geschonden in zoverre het, in geval van toepassing van artikel 335, § |
3, van het Burgerlijk Wetboek, steeds (alleen) de naam van de moeder | 3, van het Burgerlijk Wetboek, steeds (alleen) de naam van de moeder |
is die in aanmerking wordt genomen ? ». | is die in aanmerking wordt genomen ? ». |
Op 13 mei 2020 hebben de rechters-verslaggevers T. Giet en R. Leysen, | Op 13 mei 2020 hebben de rechters-verslaggevers T. Giet en R. Leysen, |
met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 | met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 |
januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis | januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis |
gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen | gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen |
het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op | het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op |
voorafgaande rechtspleging. | voorafgaande rechtspleging. |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van |
artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen | artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen |
10, 11 en 22bis van de Grondwet, in zoverre artikel 335, § 3, van het | 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in zoverre artikel 335, § 3, van het |
Burgerlijk Wetboek niet erin voorziet dat de kinderen wier vaderlijke | Burgerlijk Wetboek niet erin voorziet dat de kinderen wier vaderlijke |
afstamming komt vast te staan na de moederlijke afstamming, bij | afstamming komt vast te staan na de moederlijke afstamming, bij |
ontstentenis van een overeenkomst tussen de ouders over de | ontstentenis van een overeenkomst tussen de ouders over de |
familienaam, een dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend | familienaam, een dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend |
krijgen, terwijl artikel 335, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek | krijgen, terwijl artikel 335, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek |
wel in de toekenning van een dubbele naam in alfabetische volgorde | wel in de toekenning van een dubbele naam in alfabetische volgorde |
voorziet voor de kinderen wier vaderlijke en moederlijke afstamming | voorziet voor de kinderen wier vaderlijke en moederlijke afstamming |
gelijktijdig komen vast te staan indien de ouders geen overeenkomst | gelijktijdig komen vast te staan indien de ouders geen overeenkomst |
bereiken over de familienaam. | bereiken over de familienaam. |
B.2. Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : | B.2. Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : |
« § 1. Het kind wiens afstamming van vaderszijde en afstamming van | « § 1. Het kind wiens afstamming van vaderszijde en afstamming van |
moederszijde tegelijkertijd komen vast te staan draagt ofwel de naam | moederszijde tegelijkertijd komen vast te staan draagt ofwel de naam |
van zijn vader, ofwel de naam van zijn moeder, ofwel één die | van zijn vader, ofwel de naam van zijn moeder, ofwel één die |
samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde | samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde |
met niet meer dan één naam voor elk van hen. | met niet meer dan één naam voor elk van hen. |
De ouders kiezen de naam van het kind op het ogenblik van de aangifte | De ouders kiezen de naam van het kind op het ogenblik van de aangifte |
van de geboorte. De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van | van de geboorte. De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van |
deze keuze. [...] In geval van onenigheid draagt het kind de naam van | deze keuze. [...] In geval van onenigheid draagt het kind de naam van |
de vader en de naam van de moeder naast elkaar in alfabetische | de vader en de naam van de moeder naast elkaar in alfabetische |
volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen. Wanneer de vader | volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen. Wanneer de vader |
en de moeder, of een van hen, een dubbele naam dragen, kiest de | en de moeder, of een van hen, een dubbele naam dragen, kiest de |
betrokkene het deel van de naam dat aan het kind wordt doorgegeven. | betrokkene het deel van de naam dat aan het kind wordt doorgegeven. |
Bij afwezigheid van keuze wordt het deel van de dubbele naam dat wordt | Bij afwezigheid van keuze wordt het deel van de dubbele naam dat wordt |
doorgegeven bepaald op basis van de alfabetische volgorde. | doorgegeven bepaald op basis van de alfabetische volgorde. |
De weigering om een keuze te maken wordt beschouwd als een geval van | De weigering om een keuze te maken wordt beschouwd als een geval van |
onenigheid. | onenigheid. |
Indien de ouders samen de geboorte van het kind aangeven, stelt de | Indien de ouders samen de geboorte van het kind aangeven, stelt de |
ambtenaar van de burgerlijke stand, overeenkomstig het tweede lid, de | ambtenaar van de burgerlijke stand, overeenkomstig het tweede lid, de |
door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders, vast. | door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders, vast. |
Indien een ouder alleen de geboorte van het kind aangeeft, geeft deze | Indien een ouder alleen de geboorte van het kind aangeeft, geeft deze |
de door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders aan | de door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders aan |
de ambtenaar van de burgerlijke stand aan. | de ambtenaar van de burgerlijke stand aan. |
§ 2. Het kind wiens afstamming alleen van moederszijde vaststaat, | § 2. Het kind wiens afstamming alleen van moederszijde vaststaat, |
draagt de naam van zijn moeder. | draagt de naam van zijn moeder. |
Het kind wiens afstamming alleen van vaderszijde vaststaat, draagt de | Het kind wiens afstamming alleen van vaderszijde vaststaat, draagt de |
naam van zijn vader. | naam van zijn vader. |
§ 3. Indien de afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de | § 3. Indien de afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de |
afstamming van moederszijde, blijft de naam van het kind onveranderd. | afstamming van moederszijde, blijft de naam van het kind onveranderd. |
Hetzelfde geldt indien de afstamming van moederszijde komt vast te | Hetzelfde geldt indien de afstamming van moederszijde komt vast te |
staan na de afstamming van vaderszijde. | staan na de afstamming van vaderszijde. |
Evenwel kunnen de ouders samen, of kan een van hen indien de andere | Evenwel kunnen de ouders samen, of kan een van hen indien de andere |
overleden is, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand | overleden is, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand |
opgemaakte akte verklaren dat het kind ofwel de naam van de persoon | opgemaakte akte verklaren dat het kind ofwel de naam van de persoon |
ten aanzien van wie de afstamming als tweede komt vast te staan zal | ten aanzien van wie de afstamming als tweede komt vast te staan zal |
dragen, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door | dragen, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door |
hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen. | hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen. |
Deze verklaring wordt afgelegd binnen een termijn van één jaar te | Deze verklaring wordt afgelegd binnen een termijn van één jaar te |
rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop een | rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop een |
beslissing die de afstamming van vaderszijde of van moederszijde | beslissing die de afstamming van vaderszijde of van moederszijde |
vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan, en voor de | vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan, en voor de |
meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. De termijn van één | meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. De termijn van één |
jaar begint te lopen op de dag die volgt op de in de artikelen 313, § | jaar begint te lopen op de dag die volgt op de in de artikelen 313, § |
3, tweede lid, 319bis, tweede lid, of 322, tweede lid, bedoelde | 3, tweede lid, 319bis, tweede lid, of 322, tweede lid, bedoelde |
kennisgeving of betekening. | kennisgeving of betekening. |
Bij wijziging van de afstamming van vaderszijde of van moederszijde | Bij wijziging van de afstamming van vaderszijde of van moederszijde |
tijdens de minderjarigheid van het kind als gevolg van een vordering | tijdens de minderjarigheid van het kind als gevolg van een vordering |
tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, | tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, |
318, § § 5 en 6, of 330, § § 3 en 4, neemt de rechter akte van de | 318, § § 5 en 6, of 330, § § 3 en 4, neemt de rechter akte van de |
nieuwe naam van het kind die in voorkomend geval door de ouders is | nieuwe naam van het kind die in voorkomend geval door de ouders is |
gekozen, met inachtneming van de in § 1 of artikel 335ter bedoelde | gekozen, met inachtneming van de in § 1 of artikel 335ter bedoelde |
regels. | regels. |
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van | De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van |
verklaring van naamskeuze op ten gevolge van de in het tweede lid | verklaring van naamskeuze op ten gevolge van de in het tweede lid |
bedoelde verklaring en verbindt deze met de akte van geboorte van het | bedoelde verklaring en verbindt deze met de akte van geboorte van het |
kind en met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking | kind en met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking |
heeft of wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de | heeft of wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de |
burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft ten gevolge van het in | burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft ten gevolge van het in |
het vierde lid bedoelde vonnis. | het vierde lid bedoelde vonnis. |
§ 4. Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de | § 4. Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de |
meerderjarige leeftijd heeft bereikt, wordt er zonder zijn instemming | meerderjarige leeftijd heeft bereikt, wordt er zonder zijn instemming |
geen verandering aan zijn naam aangebracht. | geen verandering aan zijn naam aangebracht. |
Bij vaststelling van een nieuwe afstammingsband van een meerderjarig | Bij vaststelling van een nieuwe afstammingsband van een meerderjarig |
kind van vaderszijde, van moederszijde of van meemoederszijde als | kind van vaderszijde, van moederszijde of van meemoederszijde als |
gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van | gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van |
de artikelen 312, § 2, 318, § § 5 en 6, of 330, § § 3 en 4, neemt de | de artikelen 312, § 2, 318, § § 5 en 6, of 330, § § 3 en 4, neemt de |
rechter akte van de nieuwe naam van het kind die laatstgenoemde heeft | rechter akte van de nieuwe naam van het kind die laatstgenoemde heeft |
gekozen in voorkomend geval met inachtneming van de in paragraaf 1 of | gekozen in voorkomend geval met inachtneming van de in paragraaf 1 of |
in artikel 335ter, § 1, vervatte regels. | in artikel 335ter, § 1, vervatte regels. |
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van | De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van |
geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop het | geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop het |
vonnis betrekking heeft, ten gevolge van het in het tweede lid | vonnis betrekking heeft, ten gevolge van het in het tweede lid |
bedoelde vonnis ». | bedoelde vonnis ». |
B.3. Bij zijn arresten nrs. 21/2019, 95/2019 en 64/2020 heeft het Hof | B.3. Bij zijn arresten nrs. 21/2019, 95/2019 en 64/2020 heeft het Hof |
geantwoord op vergelijkbare prejudiciële vragen betreffende de | geantwoord op vergelijkbare prejudiciële vragen betreffende de |
bestaanbaarheid van artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek met onder | bestaanbaarheid van artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek met onder |
meer de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | meer de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
Bij zijn arrest nr. 95/2019 van 6 juni 2019 heeft het Hof geoordeeld : | Bij zijn arrest nr. 95/2019 van 6 juni 2019 heeft het Hof geoordeeld : |
« B.2.1. Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek maakt deel uit van het | « B.2.1. Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek maakt deel uit van het |
hoofdstuk met betrekking tot de gevolgen van de afstamming. Het stelt | hoofdstuk met betrekking tot de gevolgen van de afstamming. Het stelt |
op algemene wijze de regels van de naamgeving als gevolg van de | op algemene wijze de regels van de naamgeving als gevolg van de |
afstamming vast. | afstamming vast. |
Die regels werden ingrijpend gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014 ' tot | Die regels werden ingrijpend gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014 ' tot |
wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van | wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van |
de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van | de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van |
naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde ' (hierna : de wet | naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde ' (hierna : de wet |
van 8 mei 2014). Uit het opschrift en de parlementaire voorbereiding | van 8 mei 2014). Uit het opschrift en de parlementaire voorbereiding |
van die wet blijkt dat de wetgever de gelijkheid tussen mannen en | van die wet blijkt dat de wetgever de gelijkheid tussen mannen en |
vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht heeft willen invoeren (Parl. | vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht heeft willen invoeren (Parl. |
St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3145/001, p. 10). | St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3145/001, p. 10). |
B.2.2. Om die doelstelling van gelijkheid tussen mannen en vrouwen te | B.2.2. Om die doelstelling van gelijkheid tussen mannen en vrouwen te |
bereiken, heeft de wetgever, in de hypothese dat de afstamming van | bereiken, heeft de wetgever, in de hypothese dat de afstamming van |
vaderszijde en die van moederszijde tegelijkertijd zijn komen vast te | vaderszijde en die van moederszijde tegelijkertijd zijn komen vast te |
staan, bepaald dat de ouders een dubbele naam kunnen kiezen, bestaande | staan, bepaald dat de ouders een dubbele naam kunnen kiezen, bestaande |
uit de naam van de vader en de naam van de moeder in de door hen | uit de naam van de vader en de naam van de moeder in de door hen |
bepaalde volgorde, of kunnen kiezen voor de naam van de vader of voor | bepaalde volgorde, of kunnen kiezen voor de naam van de vader of voor |
die van de moeder (artikel 335, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk | die van de moeder (artikel 335, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk |
Wetboek). | Wetboek). |
De wetgever heeft dus gekozen voor de wilsautonomie van de ouders, | De wetgever heeft dus gekozen voor de wilsautonomie van de ouders, |
binnen de door de wet bepaalde grenzen, veeleer dan voor een bij wet | binnen de door de wet bepaalde grenzen, veeleer dan voor een bij wet |
vastgelegd systeem voor het toekennen van de naam. De wetgever heeft | vastgelegd systeem voor het toekennen van de naam. De wetgever heeft |
de keuze van de ouders beperkt om te waarborgen dat ' kinderen van | de keuze van de ouders beperkt om te waarborgen dat ' kinderen van |
dezelfde ouders dezelfde naam zullen dragen. De naam van broers en | dezelfde ouders dezelfde naam zullen dragen. De naam van broers en |
zussen kan bijgevolg niet verschillen waardoor [de orde der families | zussen kan bijgevolg niet verschillen waardoor [de orde der families |
gevrijwaard kan blijven] ' (ibid., p. 14). | gevrijwaard kan blijven] ' (ibid., p. 14). |
B.2.3. De wetgever heeft ook het geval onderzocht van de onenigheid | B.2.3. De wetgever heeft ook het geval onderzocht van de onenigheid |
tussen de ouders en van de afwezigheid van keuze. Zoals het was | tussen de ouders en van de afwezigheid van keuze. Zoals het was |
vervangen bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014 bepaalde artikel | vervangen bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014 bepaalde artikel |
335, § 1, tweede lid, derde zin, van het Burgerlijk Wetboek | 335, § 1, tweede lid, derde zin, van het Burgerlijk Wetboek |
aanvankelijk dat in dat geval, voor de kinderen wier afstamming van | aanvankelijk dat in dat geval, voor de kinderen wier afstamming van |
vaders- en moederszijde tegelijkertijd is komen vast te staan, de naam | vaders- en moederszijde tegelijkertijd is komen vast te staan, de naam |
van de vader wordt toegekend. | van de vader wordt toegekend. |
Bij zijn arrest nr. 2/2016 van 14 januari 2016 heeft het Hof die | Bij zijn arrest nr. 2/2016 van 14 januari 2016 heeft het Hof die |
bepaling vernietigd : | bepaling vernietigd : |
' B.8.5. Nu hij voor de keuze van de familienaam de voorrang geeft aan | ' B.8.5. Nu hij voor de keuze van de familienaam de voorrang geeft aan |
de wilsautonomie van de ouders, dient de wetgever ook de wijze te | de wilsautonomie van de ouders, dient de wetgever ook de wijze te |
bepalen waarop de familienaam wordt toegekend voor het geval dat de | bepalen waarop de familienaam wordt toegekend voor het geval dat de |
ouders het oneens zijn of geen keuze maken, ook al heeft hij voor het | ouders het oneens zijn of geen keuze maken, ook al heeft hij voor het |
overige erop toegezien de gevallen van onenigheid te beperken door de | overige erop toegezien de gevallen van onenigheid te beperken door de |
ouders de mogelijkheid te bieden te kiezen voor de ene of de andere | ouders de mogelijkheid te bieden te kiezen voor de ene of de andere |
familienaam of voor de twee namen in de door hen bepaalde volgorde. | familienaam of voor de twee namen in de door hen bepaalde volgorde. |
Het kan worden verantwoord dat hij zelf de naam vastlegt die het kind | Het kan worden verantwoord dat hij zelf de naam vastlegt die het kind |
zal dragen wanneer er onenigheid of afwezigheid van keuze is, veeleer | zal dragen wanneer er onenigheid of afwezigheid van keuze is, veeleer |
dan dienaangaande aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid te | dan dienaangaande aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid te |
verlenen. Het is immers in die aangelegenheid van belang de naam van | verlenen. Het is immers in die aangelegenheid van belang de naam van |
een kind vanaf zijn geboorte op een eenvoudige, snelle en eenvormige | een kind vanaf zijn geboorte op een eenvoudige, snelle en eenvormige |
wijze te bepalen. Artikel 7 van het Verdrag inzake de rechten van het | wijze te bepalen. Artikel 7 van het Verdrag inzake de rechten van het |
kind bepaalt dienaangaande dat het kind onmiddellijk na de geboorte | kind bepaalt dienaangaande dat het kind onmiddellijk na de geboorte |
wordt ingeschreven en vanaf de geboorte het recht op een naam heeft. | wordt ingeschreven en vanaf de geboorte het recht op een naam heeft. |
B.8.6. Personen die zich in soortgelijke situaties bevinden, namelijk | B.8.6. Personen die zich in soortgelijke situaties bevinden, namelijk |
de vader en de moeder van een kind, worden door de bestreden bepaling | de vader en de moeder van een kind, worden door de bestreden bepaling |
echter verschillend behandeld aangezien in geval van onenigheid tussen | echter verschillend behandeld aangezien in geval van onenigheid tussen |
de ouders of in geval van afwezigheid van keuze, het kind verplicht de | de ouders of in geval van afwezigheid van keuze, het kind verplicht de |
naam van de vader alleen draagt. In hun recht om hun familienaam over | naam van de vader alleen draagt. In hun recht om hun familienaam over |
te dragen aan hun kind worden de moeders aldus anders behandeld dan de | te dragen aan hun kind worden de moeders aldus anders behandeld dan de |
vaders. | vaders. |
B.8.7. Het verschil in behandeling vervat in de bestreden bepaling is | B.8.7. Het verschil in behandeling vervat in de bestreden bepaling is |
gegrond op het criterium van het geslacht van de ouders. Alleen zeer | gegrond op het criterium van het geslacht van de ouders. Alleen zeer |
sterke overwegingen kunnen een verschil in behandeling verantwoorden | sterke overwegingen kunnen een verschil in behandeling verantwoorden |
dat uitsluitend op het geslacht is gegrond. | dat uitsluitend op het geslacht is gegrond. |
Uit de in B.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de | Uit de in B.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de |
wetgever de keuze voor de naam van de vader heeft verantwoord door de | wetgever de keuze voor de naam van de vader heeft verantwoord door de |
traditie en de wil om de hervorming geleidelijk tot een goed einde te | traditie en de wil om de hervorming geleidelijk tot een goed einde te |
brengen. Noch de traditie, noch de wil om geleidelijk vooruitgang te | brengen. Noch de traditie, noch de wil om geleidelijk vooruitgang te |
boeken kunnen worden geacht zeer sterke overwegingen te zijn die een | boeken kunnen worden geacht zeer sterke overwegingen te zijn die een |
verschil tussen de vaders en de moeders verantwoorden wanneer er | verschil tussen de vaders en de moeders verantwoorden wanneer er |
onenigheid tussen de ouders of afwezigheid van keuze is, terwijl de | onenigheid tussen de ouders of afwezigheid van keuze is, terwijl de |
doelstelling van de wet erin bestaat de gelijkheid van mannen en | doelstelling van de wet erin bestaat de gelijkheid van mannen en |
vrouwen te verwezenlijken. De bestreden bepaling kan overigens tot | vrouwen te verwezenlijken. De bestreden bepaling kan overigens tot |
gevolg hebben dat aan de vader van een kind een vetorecht gegeven | gevolg hebben dat aan de vader van een kind een vetorecht gegeven |
wordt in het geval dat de moeder van het kind de wil te kennen geeft | wordt in het geval dat de moeder van het kind de wil te kennen geeft |
aan dat kind haar eigen naam of een dubbele naam te geven en de vader | aan dat kind haar eigen naam of een dubbele naam te geven en de vader |
het met die keuze niet eens is. | het met die keuze niet eens is. |
B.9. Artikel 335, § 1, tweede lid, derde zin, van het Burgerlijk | B.9. Artikel 335, § 1, tweede lid, derde zin, van het Burgerlijk |
Wetboek, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014, | Wetboek, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014, |
schendt de artikelen 10, 11 en 11bis, eerste lid, van de Grondwet en | schendt de artikelen 10, 11 en 11bis, eerste lid, van de Grondwet en |
dient derhalve te worden vernietigd. | dient derhalve te worden vernietigd. |
Teneinde rechtsonzekerheid te vermijden, inzonderheid gelet op de | Teneinde rechtsonzekerheid te vermijden, inzonderheid gelet op de |
noodzaak om de naam van het kind vanaf zijn geboorte te bepalen, en om | noodzaak om de naam van het kind vanaf zijn geboorte te bepalen, en om |
de wetgever toe te laten een nieuwe regeling aan te nemen, dienen de | de wetgever toe te laten een nieuwe regeling aan te nemen, dienen de |
gevolgen van de vernietigde bepaling tot 31 december 2016 te worden | gevolgen van de vernietigde bepaling tot 31 december 2016 te worden |
gehandhaafd '. | gehandhaafd '. |
B.2.4. Ingevolge dat arrest heeft de wetgever de wet van 25 december | B.2.4. Ingevolge dat arrest heeft de wetgever de wet van 25 december |
2016 ' tot wijziging van de artikelen 335 en 335ter van het Burgerlijk | 2016 ' tot wijziging van de artikelen 335 en 335ter van het Burgerlijk |
Wetboek betreffende de wijze van naamsoverdracht aan het kind ' | Wetboek betreffende de wijze van naamsoverdracht aan het kind ' |
aangenomen, die voorziet in een nieuwe regeling bij onenigheid tussen | aangenomen, die voorziet in een nieuwe regeling bij onenigheid tussen |
de ouders of bij afwezigheid van een keuze, voor de kinderen wier | de ouders of bij afwezigheid van een keuze, voor de kinderen wier |
afstamming van vaders- en moederszijde tegelijkertijd is komen vast te | afstamming van vaders- en moederszijde tegelijkertijd is komen vast te |
staan. Overeenkomstig het huidige artikel 335, § 1, tweede lid, van | staan. Overeenkomstig het huidige artikel 335, § 1, tweede lid, van |
het Burgerlijk Wetboek draagt het kind in dat geval de naam van de | het Burgerlijk Wetboek draagt het kind in dat geval de naam van de |
vader en de naam van de moeder naast elkaar in alfabetische volgorde | vader en de naam van de moeder naast elkaar in alfabetische volgorde |
met niet meer dan één naam voor elk van hen. | met niet meer dan één naam voor elk van hen. |
B.3.1. Het in het geding zijnde artikel 335, § 3, van het Burgerlijk | B.3.1. Het in het geding zijnde artikel 335, § 3, van het Burgerlijk |
Wetboek, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014, | Wetboek, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014, |
regelt de gevolgen van de wijziging van de afstamming van een kind | regelt de gevolgen van de wijziging van de afstamming van een kind |
voor zijn naam. Zoals ook benadrukt tijdens de parlementaire | voor zijn naam. Zoals ook benadrukt tijdens de parlementaire |
voorbereiding, is de bij de in het geding zijnde bepaling ingevoerde | voorbereiding, is de bij de in het geding zijnde bepaling ingevoerde |
regeling ' overgenomen van de regeling die momenteel van kracht is, | regeling ' overgenomen van de regeling die momenteel van kracht is, |
rekening houdende met het gelijkheidsprincipe tussen de partijen ' en | rekening houdende met het gelijkheidsprincipe tussen de partijen ' en |
met ' invoeging van het beginsel van de wilsautonomie binnen de door | met ' invoeging van het beginsel van de wilsautonomie binnen de door |
de wet bepaalde grenzen ' (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC | de wet bepaalde grenzen ' (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC |
53-3145/001, pp. 14 en 19-20). | 53-3145/001, pp. 14 en 19-20). |
B.3.2. Aldus voorziet de in het geding zijnde bepaling erin dat, | B.3.2. Aldus voorziet de in het geding zijnde bepaling erin dat, |
wanneer de afstamming van het kind ten aanzien van een van beide | wanneer de afstamming van het kind ten aanzien van een van beide |
ouders komt vast te staan na de afstamming ten aanzien van de andere | ouders komt vast te staan na de afstamming ten aanzien van de andere |
ouder, de naam in beginsel ongewijzigd blijft. De wetgever heeft | ouder, de naam in beginsel ongewijzigd blijft. De wetgever heeft |
evenwel de mogelijkheid behouden, die reeds was neergelegd in het | evenwel de mogelijkheid behouden, die reeds was neergelegd in het |
vroegere artikel 335, § 3, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, om | vroegere artikel 335, § 3, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, om |
alsnog de naam van het kind te wijzigen, door te kiezen hetzij voor de | alsnog de naam van het kind te wijzigen, door te kiezen hetzij voor de |
naam van de persoon ten aanzien van wie de afstamming als tweede komt | naam van de persoon ten aanzien van wie de afstamming als tweede komt |
vast te staan, hetzij voor een dubbele naam. Voor die naamswijziging | vast te staan, hetzij voor een dubbele naam. Voor die naamswijziging |
dient een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te | dient een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te |
worden afgelegd door de beide ouders samen, of door een van hen | worden afgelegd door de beide ouders samen, of door een van hen |
wanneer de andere overleden is, en dit binnen een termijn van één jaar | wanneer de andere overleden is, en dit binnen een termijn van één jaar |
te rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop een | te rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop een |
beslissing die de afstamming van vaderszijde of van moederszijde | beslissing die de afstamming van vaderszijde of van moederszijde |
vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan, en vóór de | vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan, en vóór de |
meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. | meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. |
Ten aanzien van de eerste twee prejudiciële vragen | Ten aanzien van de eerste twee prejudiciële vragen |
B.4.1. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de | B.4.1. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de |
bestaanbaarheid van artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek met | bestaanbaarheid van artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek met |
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang |
gelezen met artikel 2, lid 2, van het Verdrag inzake de rechten van | gelezen met artikel 2, lid 2, van het Verdrag inzake de rechten van |
het kind, in zoverre het niet erin voorziet dat de kinderen wier | het kind, in zoverre het niet erin voorziet dat de kinderen wier |
vaderlijke afstamming komt vast te staan na de moederlijke afstamming, | vaderlijke afstamming komt vast te staan na de moederlijke afstamming, |
bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de ouders over de | bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de ouders over de |
familienaam, een dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend | familienaam, een dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend |
krijgen, terwijl artikel 335, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek | krijgen, terwijl artikel 335, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek |
wel in de toekenning van een dubbele naam in alfabetische volgorde | wel in de toekenning van een dubbele naam in alfabetische volgorde |
voorziet voor de kinderen wier vaderlijke en moederlijke afstamming | voorziet voor de kinderen wier vaderlijke en moederlijke afstamming |
gelijktijdig komen vast te staan indien de ouders geen overeenkomst | gelijktijdig komen vast te staan indien de ouders geen overeenkomst |
bereiken over de familienaam. | bereiken over de familienaam. |
B.4.2. De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de | B.4.2. De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de |
bestaanbaarheid van dezelfde bepaling met de artikelen 10, 11 en 22 | bestaanbaarheid van dezelfde bepaling met de artikelen 10, 11 en 22 |
van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 | van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 |
en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met | en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met |
artikel 5 van het Zevende Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, met de | artikel 5 van het Zevende Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, met de |
artikelen 7, 20, 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de | artikelen 7, 20, 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de |
Europese Unie en met artikel 7 van het Verdrag inzake de rechten van | Europese Unie en met artikel 7 van het Verdrag inzake de rechten van |
het kind, om dezelfde redenen. | het kind, om dezelfde redenen. |
B.5.1. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : | B.5.1. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : |
' Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn | ' Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn |
gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de | gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de |
wet bepaald. | wet bepaald. |
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de | De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de |
bescherming van dat recht '. | bescherming van dat recht '. |
Artikel 2, lid 2, van het Verdrag inzake de rechten van het kind | Artikel 2, lid 2, van het Verdrag inzake de rechten van het kind |
bepaalt : | bepaalt : |
' De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te | ' De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te |
waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van | waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van |
discriminatie of bestraffing op grond van de status of de activiteiten | discriminatie of bestraffing op grond van de status of de activiteiten |
van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettige | van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettige |
voogden of familieleden van het kind '. | voogden of familieleden van het kind '. |
Artikel 7 van hetzelfde Verdrag bepaalt : | Artikel 7 van hetzelfde Verdrag bepaalt : |
' 1. Het kind wordt onmiddellijk na de geboorte ingeschreven en heeft | ' 1. Het kind wordt onmiddellijk na de geboorte ingeschreven en heeft |
vanaf de geboorte het recht op een naam, het recht een nationaliteit | vanaf de geboorte het recht op een naam, het recht een nationaliteit |
te verwerven en, voor zover mogelijk, het recht zijn ouders te kennen | te verwerven en, voor zover mogelijk, het recht zijn ouders te kennen |
en door hen te worden verzorgd. | en door hen te worden verzorgd. |
2. De Staten die partij zijn, waarborgen de verwezenlijking van deze | 2. De Staten die partij zijn, waarborgen de verwezenlijking van deze |
rechten in overeenstemming met hun nationale recht en hun | rechten in overeenstemming met hun nationale recht en hun |
verplichtingen krachtens de desbetreffende internationale akten op dit | verplichtingen krachtens de desbetreffende internationale akten op dit |
gebied, in het bijzonder wanneer het kind anders staatloos zou zijn '. | gebied, in het bijzonder wanneer het kind anders staatloos zou zijn '. |
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt | Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt |
: | : |
' 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn | ' 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn |
gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. | gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. |
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking | 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking |
tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien | tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien |
en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's | en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's |
lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn | lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn |
van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van | van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van |
strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, | strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, |
of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen '. | of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen '. |
Artikel 14 van hetzelfde Verdrag bepaalt : | Artikel 14 van hetzelfde Verdrag bepaalt : |
' Het genot van de rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn | ' Het genot van de rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn |
vermeld, is verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, | vermeld, is verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, |
zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere | zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere |
overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot | overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot |
een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status '. | een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status '. |
Artikel 5 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag | Artikel 5 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag |
voor de rechten van de mens bepaalt : | voor de rechten van de mens bepaalt : |
' Echtgenoten hebben gelijke rechten en verantwoordelijkheden van | ' Echtgenoten hebben gelijke rechten en verantwoordelijkheden van |
civielrechtelijke aard, zowel onderling als in hun betrekkingen met | civielrechtelijke aard, zowel onderling als in hun betrekkingen met |
hun kinderen, wat betreft het huwelijk, tijdens het huwelijk en bij de | hun kinderen, wat betreft het huwelijk, tijdens het huwelijk en bij de |
ontbinding ervan. Dit artikel belet de Staten niet de in het belang | ontbinding ervan. Dit artikel belet de Staten niet de in het belang |
van de kinderen noodzakelijke maatregelen te nemen '. | van de kinderen noodzakelijke maatregelen te nemen '. |
B.5.2. De bestaanbaarheid van een wetsbepaling met de artikelen 7, 20, | B.5.2. De bestaanbaarheid van een wetsbepaling met de artikelen 7, 20, |
21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in | 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in |
samenhang gelezen met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, kan | samenhang gelezen met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, kan |
door het Hof alleen worden onderzocht indien de in het geding zijnde | door het Hof alleen worden onderzocht indien de in het geding zijnde |
bepaling het Unierecht ten uitvoer legt, hetgeen te dezen niet het | bepaling het Unierecht ten uitvoer legt, hetgeen te dezen niet het |
geval is. | geval is. |
B.6. In de prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht de situatie van | B.6. In de prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht de situatie van |
een kind wiens vaderlijke en moederlijke afstamming gelijktijdig komen | een kind wiens vaderlijke en moederlijke afstamming gelijktijdig komen |
vast te staan, te vergelijken met de situatie van een kind wiens | vast te staan, te vergelijken met de situatie van een kind wiens |
afstamming ten aanzien van een van beide ouders is komen vast te staan | afstamming ten aanzien van een van beide ouders is komen vast te staan |
na de afstamming ten aanzien van de andere ouder. De eerste categorie | na de afstamming ten aanzien van de andere ouder. De eerste categorie |
verkrijgt, bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de ouders over | verkrijgt, bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de ouders over |
de naam, de dubbele naam in alfabetische volgorde, terwijl de tweede | de naam, de dubbele naam in alfabetische volgorde, terwijl de tweede |
categorie de naam behoudt van de ouder ten aanzien van wie de | categorie de naam behoudt van de ouder ten aanzien van wie de |
afstamming eerst is komen vast te staan, nu de naamswijziging een | afstamming eerst is komen vast te staan, nu de naamswijziging een |
verklaring van beide ouders samen bij de ambtenaar van de burgerlijke | verklaring van beide ouders samen bij de ambtenaar van de burgerlijke |
stand of van een van hen indien de andere overleden is, vereist. | stand of van een van hen indien de andere overleden is, vereist. |
[...] | [...] |
B.8. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, zijn de in de | B.8. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, zijn de in de |
prejudiciële vragen beoogde categorieën van personen voldoende | prejudiciële vragen beoogde categorieën van personen voldoende |
vergelijkbaar, in zoverre het in beide gevallen een kind betreft wiens | vergelijkbaar, in zoverre het in beide gevallen een kind betreft wiens |
ouders het oneens zijn over de naamgeving. | ouders het oneens zijn over de naamgeving. |
B.9. De toekenning van een familienaam berust in hoofdzaak op | B.9. De toekenning van een familienaam berust in hoofdzaak op |
overwegingen van sociaal nut. In tegenstelling tot de toekenning van | overwegingen van sociaal nut. In tegenstelling tot de toekenning van |
de voornaam wordt zij door de wet bepaald. Die wet strekt ertoe, | de voornaam wordt zij door de wet bepaald. Die wet strekt ertoe, |
enerzijds, de familienaam op een eenvoudige, snelle en eenvormige | enerzijds, de familienaam op een eenvoudige, snelle en eenvormige |
wijze te bepalen en, anderzijds, aan die familienaam een zekere | wijze te bepalen en, anderzijds, aan die familienaam een zekere |
onveranderlijkheid te geven. | onveranderlijkheid te geven. |
B.10.1. Anders dan het recht om een naam te dragen, kan het recht om | B.10.1. Anders dan het recht om een naam te dragen, kan het recht om |
zijn familienaam aan zijn kind te geven niet als een grondrecht worden | zijn familienaam aan zijn kind te geven niet als een grondrecht worden |
beschouwd. Wat de regeling van de naamgeving betreft, beschikt de | beschouwd. Wat de regeling van de naamgeving betreft, beschikt de |
wetgever derhalve over een ruime beoordelingsbevoegdheid, voor zover | wetgever derhalve over een ruime beoordelingsbevoegdheid, voor zover |
hij het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in samenhang | hij het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in samenhang |
gelezen met het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, | gelezen met het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, |
in acht neemt. | in acht neemt. |
B.10.2. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld | B.10.2. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld |
: | : |
' Artikel 8 van het Verdrag [bevat] geen uitdrukkelijke bepaling | ' Artikel 8 van het Verdrag [bevat] geen uitdrukkelijke bepaling |
inzake de naam, maar [...] als bepalend middel tot identificatie van | inzake de naam, maar [...] als bepalend middel tot identificatie van |
een persoon (Johansson t. Finland, nr. 10163/02, § 37, 6 september | een persoon (Johansson t. Finland, nr. 10163/02, § 37, 6 september |
2007, en Daróczy t. Hongarije, nr. 44378/05, § 26, 1 juli 2008) en tot | 2007, en Daróczy t. Hongarije, nr. 44378/05, § 26, 1 juli 2008) en tot |
uitdrukking van een band met een gezin, [betreft] de naam van een | uitdrukking van een band met een gezin, [betreft] de naam van een |
persoon niettemin zijn of haar privéleven en gezinsleven [...]. Dat de | persoon niettemin zijn of haar privéleven en gezinsleven [...]. Dat de |
Staat en de samenleving belang erbij hebben het gebruik ervan te | Staat en de samenleving belang erbij hebben het gebruik ervan te |
regelen volstaat niet om de kwestie van de naam van personen uit te | regelen volstaat niet om de kwestie van de naam van personen uit te |
sluiten van het domein van het privé- en gezinsleven, in die zin | sluiten van het domein van het privé- en gezinsleven, in die zin |
opgevat dat het in zekere mate het recht van het individu om met zijn | opgevat dat het in zekere mate het recht van het individu om met zijn |
naasten betrekkingen aan te knopen omvat (Burghartz, voormeld, § 24; | naasten betrekkingen aan te knopen omvat (Burghartz, voormeld, § 24; |
Stjerna, voormeld, § 37; Ünal Tekeli, voormeld, § 42, EHRM 2004-X; | Stjerna, voormeld, § 37; Ünal Tekeli, voormeld, § 42, EHRM 2004-X; |
Losonci Rose en Rose t. Zwitserland, nr. 664/06, § 26, 9 november | Losonci Rose en Rose t. Zwitserland, nr. 664/06, § 26, 9 november |
2010; Garnaga t. Oekraïne, nr. 20390/07, § 36, 16 mei 2013) ' (EHRM, 7 | 2010; Garnaga t. Oekraïne, nr. 20390/07, § 36, 16 mei 2013) ' (EHRM, 7 |
januari 2014, Cusan en Fazzo t. Italië, § 55). | januari 2014, Cusan en Fazzo t. Italië, § 55). |
B.10.3. Ook al kan het recht om zijn familienaam te geven niet als een | B.10.3. Ook al kan het recht om zijn familienaam te geven niet als een |
grondrecht worden beschouwd, toch hebben de ouders een duidelijk en | grondrecht worden beschouwd, toch hebben de ouders een duidelijk en |
persoonlijk belang erbij om zeggenschap te hebben in het proces om de | persoonlijk belang erbij om zeggenschap te hebben in het proces om de |
familienaam van hun kind te bepalen. | familienaam van hun kind te bepalen. |
B.11.1. Het Hof heeft zich reeds meermaals uitgesproken over de | B.11.1. Het Hof heeft zich reeds meermaals uitgesproken over de |
bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van | bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van |
artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het van toepassing | artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het van toepassing |
was vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014. | was vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014. |
Zoals in de huidige versie ervan voorzag die bepaling erin dat, | Zoals in de huidige versie ervan voorzag die bepaling erin dat, |
wanneer de afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de | wanneer de afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de |
afstamming van moederszijde, de naam van het kind in beginsel | afstamming van moederszijde, de naam van het kind in beginsel |
onveranderd blijft, behoudens wanneer de ouders samen, of een van hen | onveranderd blijft, behoudens wanneer de ouders samen, of een van hen |
indien de andere overleden is, een verklaring tot naamswijziging | indien de andere overleden is, een verklaring tot naamswijziging |
afleggen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. | afleggen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. |
Bij zijn arrest nr. 64/96 van 7 november 1996 heeft het Hof met | Bij zijn arrest nr. 64/96 van 7 november 1996 heeft het Hof met |
betrekking tot het toenmalige artikel 335, § 3, van het Burgerlijk | betrekking tot het toenmalige artikel 335, § 3, van het Burgerlijk |
Wetboek geoordeeld : | Wetboek geoordeeld : |
' B.3.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding | ' B.3.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding |
zijnde bepaling blijkt dat de wetgever heeft overwogen dat de | zijnde bepaling blijkt dat de wetgever heeft overwogen dat de |
wijziging van de naam van het kind wiens afstamming van vaderszijde na | wijziging van de naam van het kind wiens afstamming van vaderszijde na |
die van moederszijde wordt vastgesteld, strijdig kan zijn met het | die van moederszijde wordt vastgesteld, strijdig kan zijn met het |
belang van dat kind (Gedr. St., Kamer, 1983-1984, nr. 305/1, pp. | belang van dat kind (Gedr. St., Kamer, 1983-1984, nr. 305/1, pp. |
17-18, en Gedr. St., Senaat, 1984-1985, nr. 904-2, pp. 125-126). Op | 17-18, en Gedr. St., Senaat, 1984-1985, nr. 904-2, pp. 125-126). Op |
grond daarvan heeft hij bepaald dat de naam van het kind wiens | grond daarvan heeft hij bepaald dat de naam van het kind wiens |
afstamming reeds van moederszijde vaststaat, in beginsel onveranderd | afstamming reeds van moederszijde vaststaat, in beginsel onveranderd |
blijft wanneer nadien de afstamming van vaderszijde komt vast te | blijft wanneer nadien de afstamming van vaderszijde komt vast te |
staan. De wetgever heeft niettemin voorzien in de mogelijkheid om een | staan. De wetgever heeft niettemin voorzien in de mogelijkheid om een |
naamswijziging door te voeren, door het afleggen van een verklaring | naamswijziging door te voeren, door het afleggen van een verklaring |
voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. | voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. |
B.3.3. Gebruik makend van de hem toekomende beoordelingsbevoegdheid, | B.3.3. Gebruik makend van de hem toekomende beoordelingsbevoegdheid, |
heeft de wetgever in het raam van de afstamming de naamgeving geregeld | heeft de wetgever in het raam van de afstamming de naamgeving geregeld |
met inachtneming van zowel het sociale nut om aan die naam een zekere | met inachtneming van zowel het sociale nut om aan die naam een zekere |
onveranderlijkheid te geven als het belang van degene die de naam | onveranderlijkheid te geven als het belang van degene die de naam |
draagt. | draagt. |
Het is niet onredelijk te bepalen dat, wanneer het kind de naam van | Het is niet onredelijk te bepalen dat, wanneer het kind de naam van |
zijn moeder draagt omdat de afstamming van moederszijde eerst werd | zijn moeder draagt omdat de afstamming van moederszijde eerst werd |
vastgesteld, de vervanging van die naam door die van de vader enkel | vastgesteld, de vervanging van die naam door die van de vader enkel |
nog mogelijk is op voorwaarde dat zowel de vader als de moeder, of een | nog mogelijk is op voorwaarde dat zowel de vader als de moeder, of een |
van hen indien de andere overleden is, daartoe een verklaring afleggen | van hen indien de andere overleden is, daartoe een verklaring afleggen |
bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De wetgever mocht ervan | bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De wetgever mocht ervan |
uitgaan dat de ouders het best het belang van het kind kunnen | uitgaan dat de ouders het best het belang van het kind kunnen |
beoordelen, tot diens meerderjarigheid of ontvoogding. Het is evenmin | beoordelen, tot diens meerderjarigheid of ontvoogding. Het is evenmin |
onredelijk dat de wetgever, rekening houdend met het maatschappelijk | onredelijk dat de wetgever, rekening houdend met het maatschappelijk |
nut van de bestendigheid van de naam, erin heeft voorzien dat in geval | nut van de bestendigheid van de naam, erin heeft voorzien dat in geval |
van onenigheid (tussen de vader en de moeder) de reeds aan het kind | van onenigheid (tussen de vader en de moeder) de reeds aan het kind |
toegekende naam onveranderd zou blijven, veeleer dan de rechter te | toegekende naam onveranderd zou blijven, veeleer dan de rechter te |
laten oordelen. | laten oordelen. |
B.4. Er blijkt niet dat de wetgever met de bepalingen van artikel 335, | B.4. Er blijkt niet dat de wetgever met de bepalingen van artikel 335, |
§ 3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek een maatregel zou hebben | § 3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek een maatregel zou hebben |
genomen die niet aan een objectief criterium zou beantwoorden en die | genomen die niet aan een objectief criterium zou beantwoorden en die |
niet adequaat zou zijn. Er blijkt evenmin dat op onevenredige wijze de | niet adequaat zou zijn. Er blijkt evenmin dat op onevenredige wijze de |
rechten van de betrokkenen zouden worden aangetast '. | rechten van de betrokkenen zouden worden aangetast '. |
Het Hof heeft in dezelfde zin geoordeeld bij zijn arresten nrs. 79/95, | Het Hof heeft in dezelfde zin geoordeeld bij zijn arresten nrs. 79/95, |
68/97, 82/2004 en 114/2010. In zijn arrest nr. 82/2004 vermeldt het | 68/97, 82/2004 en 114/2010. In zijn arrest nr. 82/2004 vermeldt het |
Hof daarbij nog : | Hof daarbij nog : |
' B.6. De gevolgen van de in het geding zijnde regel kunnen des te | ' B.6. De gevolgen van de in het geding zijnde regel kunnen des te |
minder onevenredig zijn daar de wet van 15 mei 1987 betreffende de | minder onevenredig zijn daar de wet van 15 mei 1987 betreffende de |
namen en voornamen het mogelijk maakt een naamsverandering te | namen en voornamen het mogelijk maakt een naamsverandering te |
verkrijgen en daar de overheid die met die verandering belast is, niet | verkrijgen en daar de overheid die met die verandering belast is, niet |
anders zou kunnen dan het verzoek dat iemand tot haar richt om de naam | anders zou kunnen dan het verzoek dat iemand tot haar richt om de naam |
van zijn vader te dragen, als ernstig te beschouwen '. | van zijn vader te dragen, als ernstig te beschouwen '. |
Bij zijn arrest nr. 50/2017 van 27 april 2017 heeft het Hof eveneens | Bij zijn arrest nr. 50/2017 van 27 april 2017 heeft het Hof eveneens |
geoordeeld dat die keuze van de wetgever ' niet onredelijk [is], daar | geoordeeld dat die keuze van de wetgever ' niet onredelijk [is], daar |
de wetgever vermocht ervan uit te gaan dat beide ouders het meest | de wetgever vermocht ervan uit te gaan dat beide ouders het meest |
geschikt zijn om het belang van het kind te beoordelen '. | geschikt zijn om het belang van het kind te beoordelen '. |
B.11.2. De redenen die het Hof ertoe gebracht hebben in de hiervoor | B.11.2. De redenen die het Hof ertoe gebracht hebben in de hiervoor |
vermelde zin te oordelen, gelden eveneens voor het huidige artikel | vermelde zin te oordelen, gelden eveneens voor het huidige artikel |
335, § 3, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat - | 335, § 3, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat - |
zoals in de vorige versie ervan - bepaalt dat de naam van het kind in | zoals in de vorige versie ervan - bepaalt dat de naam van het kind in |
beginsel ongewijzigd blijft bij een latere vaststelling van de | beginsel ongewijzigd blijft bij een latere vaststelling van de |
afstamming ten aanzien van een van beide ouders, tenzij in geval van | afstamming ten aanzien van een van beide ouders, tenzij in geval van |
een verklaring van naamswijziging door beide ouders samen, of door een | een verklaring van naamswijziging door beide ouders samen, of door een |
van hen indien de andere is overleden, bij de ambtenaar van de | van hen indien de andere is overleden, bij de ambtenaar van de |
burgerlijke stand. Gelet op de keuzevrijheid die de ouders thans | burgerlijke stand. Gelet op de keuzevrijheid die de ouders thans |
krachtens artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek hebben om de | krachtens artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek hebben om de |
naam van de moeder, die van de vader of een dubbele naam toe te | naam van de moeder, die van de vader of een dubbele naam toe te |
kennen, heeft de wetgever uitdrukkelijk voorzien dat die regeling | kennen, heeft de wetgever uitdrukkelijk voorzien dat die regeling |
zowel bij een latere afstamming van moederszijde als bij een latere | zowel bij een latere afstamming van moederszijde als bij een latere |
vaststelling van vaderszijde geldt. | vaststelling van vaderszijde geldt. |
B.11.3. Het feit dat de wetgeving inzake de naamgeving in het geval | B.11.3. Het feit dat de wetgeving inzake de naamgeving in het geval |
waarin de afstamming van vaderszijde en die van moederszijde | waarin de afstamming van vaderszijde en die van moederszijde |
tegelijkertijd zijn komen vast te staan, sedert die recente | tegelijkertijd zijn komen vast te staan, sedert die recente |
rechtspraak is gewijzigd, waarbij de wetgever in een dergelijk geval | rechtspraak is gewijzigd, waarbij de wetgever in een dergelijk geval |
voorrang heeft gegeven aan de wilsautonomie van de ouders, doch bij | voorrang heeft gegeven aan de wilsautonomie van de ouders, doch bij |
ontstentenis van een overeenkomst heeft bepaald dat het kind een | ontstentenis van een overeenkomst heeft bepaald dat het kind een |
dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend krijgt, leidt niet tot | dubbele naam in alfabetische volgorde toegekend krijgt, leidt niet tot |
een ander besluit. In dat geval doet de ontstentenis van een | een ander besluit. In dat geval doet de ontstentenis van een |
overeenkomst over de naamgeving zich immers voor op het ogenblik dat | overeenkomst over de naamgeving zich immers voor op het ogenblik dat |
aan het kind nog geen naam werd toegekend. Het is in die | aan het kind nog geen naam werd toegekend. Het is in die |
aangelegenheid van belang de naam van een kind vanaf zijn geboorte op | aangelegenheid van belang de naam van een kind vanaf zijn geboorte op |
een eenvoudige, snelle en eenvormige wijze te bepalen. Artikel 7 van | een eenvoudige, snelle en eenvormige wijze te bepalen. Artikel 7 van |
het Verdrag inzake de rechten van het kind bepaalt dienaangaande dat | het Verdrag inzake de rechten van het kind bepaalt dienaangaande dat |
het kind onmiddellijk na de geboorte wordt ingeschreven en vanaf de | het kind onmiddellijk na de geboorte wordt ingeschreven en vanaf de |
geboorte het recht op een naam heeft. | geboorte het recht op een naam heeft. |
Het kan dan ook worden verantwoord dat de wetgever, bij ontstentenis | Het kan dan ook worden verantwoord dat de wetgever, bij ontstentenis |
van een overeenkomst tussen de ouders inzake de naam van het kind op | van een overeenkomst tussen de ouders inzake de naam van het kind op |
het ogenblik dat nog geen naam is toegekend, zelf de naam heeft | het ogenblik dat nog geen naam is toegekend, zelf de naam heeft |
vastgesteld die het kind zal dragen. Rekening houdend met het bij de | vastgesteld die het kind zal dragen. Rekening houdend met het bij de |
wet van 8 mei 2014 nagestreefde doel van gelijkheid tussen mannen en | wet van 8 mei 2014 nagestreefde doel van gelijkheid tussen mannen en |
vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht en met het in B.2.3 vermelde | vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht en met het in B.2.3 vermelde |
arrest nr. 2/2016, vermocht de wetgever erin te voorzien dat het kind | arrest nr. 2/2016, vermocht de wetgever erin te voorzien dat het kind |
in dat geval de dubbele naam in alfabetische volgorde krijgt | in dat geval de dubbele naam in alfabetische volgorde krijgt |
toegekend. | toegekend. |
B.11.4. Anders is het voor het kind wiens afstamming eerst ten aanzien | B.11.4. Anders is het voor het kind wiens afstamming eerst ten aanzien |
van een van beide ouders vaststaat en pas nadien ten aanzien van de | van een van beide ouders vaststaat en pas nadien ten aanzien van de |
andere ouder komt vast te staan. In dat geval werd aan het kind reeds | andere ouder komt vast te staan. In dat geval werd aan het kind reeds |
de naam van de eerste ouder toegekend en doet de onenigheid of de | de naam van de eerste ouder toegekend en doet de onenigheid of de |
ontstentenis van een overeenkomst over de naam zich slechts later | ontstentenis van een overeenkomst over de naam zich slechts later |
voor, wanneer de afstamming ten aanzien van de tweede ouder wordt | voor, wanneer de afstamming ten aanzien van de tweede ouder wordt |
vastgesteld. Het kind kan in dat geval reeds geruime tijd de naam | vastgesteld. Het kind kan in dat geval reeds geruime tijd de naam |
hebben gedragen van de ouder ten aanzien van wie de afstamming eerst | hebben gedragen van de ouder ten aanzien van wie de afstamming eerst |
werd vastgesteld. Het is redelijk verantwoord dat de wetgever, | werd vastgesteld. Het is redelijk verantwoord dat de wetgever, |
rekening houdend met het maatschappelijk nut van de bestendigheid van | rekening houdend met het maatschappelijk nut van de bestendigheid van |
de naam en met het belang van het kind, erin heeft voorzien dat de | de naam en met het belang van het kind, erin heeft voorzien dat de |
reeds toegekende naam in dat geval slechts kan worden gewijzigd met | reeds toegekende naam in dat geval slechts kan worden gewijzigd met |
instemming van beide ouders, die samen het meest geschikt kunnen | instemming van beide ouders, die samen het meest geschikt kunnen |
worden geacht om het belang van het kind te kunnen beoordelen, zodat | worden geacht om het belang van het kind te kunnen beoordelen, zodat |
die naam bij onenigheid onveranderd blijft. | die naam bij onenigheid onveranderd blijft. |
Overigens is de in het geding zijnde bepaling op gelijke wijze op de | Overigens is de in het geding zijnde bepaling op gelijke wijze op de |
moeder en de vader van toepassing. In hun recht om hun familienaam | moeder en de vader van toepassing. In hun recht om hun familienaam |
over te dragen aan hun kind worden zij door de in het geding zijnde | over te dragen aan hun kind worden zij door de in het geding zijnde |
bepaling dan ook gelijk behandeld. | bepaling dan ook gelijk behandeld. |
Ten slotte, in tegenstelling tot hetgeen de eisende partij voor de | Ten slotte, in tegenstelling tot hetgeen de eisende partij voor de |
verwijzende rechter in de zaak nr. 6925 aanvoert, is het verschil in | verwijzende rechter in de zaak nr. 6925 aanvoert, is het verschil in |
behandeling niet gegrond op de status van de ouders, in de zin van | behandeling niet gegrond op de status van de ouders, in de zin van |
artikel 2, lid 2, van het Verdrag inzake de rechten van het kind, maar | artikel 2, lid 2, van het Verdrag inzake de rechten van het kind, maar |
op het feit dat de afstamming van vaderszijde en die van moederszijde | op het feit dat de afstamming van vaderszijde en die van moederszijde |
al dan niet tegelijkertijd zijn komen vast te staan. | al dan niet tegelijkertijd zijn komen vast te staan. |
B.12. Rekening houdend [met] hetgeen voorafgaat, is het in de eerste | B.12. Rekening houdend [met] hetgeen voorafgaat, is het in de eerste |
twee prejudiciële vragen vermelde verschil in behandeling niet zonder | twee prejudiciële vragen vermelde verschil in behandeling niet zonder |
redelijke verantwoording. | redelijke verantwoording. |
B.13. Het onderzoek van de in het geding zijnde bepaling in het licht | B.13. Het onderzoek van de in het geding zijnde bepaling in het licht |
van de in B.5.1 beoogde bepalingen, ten aanzien waarvan noch de | van de in B.5.1 beoogde bepalingen, ten aanzien waarvan noch de |
verwijzende rechter, noch de partijen uiteenzetten in welke zin zij | verwijzende rechter, noch de partijen uiteenzetten in welke zin zij |
zouden zijn geschonden, leidt niet tot een andere conclusie. | zouden zijn geschonden, leidt niet tot een andere conclusie. |
B.14. De eerste twee prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden | B.14. De eerste twee prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden |
beantwoord ». | beantwoord ». |
B.4. Bij zijn arrest nr. 95/2019 heeft het Hof zich uitgesproken over | B.4. Bij zijn arrest nr. 95/2019 heeft het Hof zich uitgesproken over |
de grondwettigheid van artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek, zoals | de grondwettigheid van artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek, zoals |
het van toepassing was vóór de wijziging ervan bij, enerzijds, artikel | het van toepassing was vóór de wijziging ervan bij, enerzijds, artikel |
42 van de wet van 18 juni 2018 « houdende diverse bepalingen inzake | 42 van de wet van 18 juni 2018 « houdende diverse bepalingen inzake |
burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van | burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van |
alternatieve vormen van geschillenoplossing », dat op zijn beurt is | alternatieve vormen van geschillenoplossing », dat op zijn beurt is |
vervangen bij artikel 168 van de wet van 21 december 2018 « houdende | vervangen bij artikel 168 van de wet van 21 december 2018 « houdende |
diverse bepalingen betreffende justitie », en, anderzijds, bij artikel | diverse bepalingen betreffende justitie », en, anderzijds, bij artikel |
114 van dezelfde wet van 21 december 2018. Die wijzigingen, die | 114 van dezelfde wet van 21 december 2018. Die wijzigingen, die |
betrekking hebben op artikel 335, § 3, vijfde lid, en § 4, van het | betrekking hebben op artikel 335, § 3, vijfde lid, en § 4, van het |
Burgerlijk Wetboek en die in werking zijn getreden op 31 maart 2019, | Burgerlijk Wetboek en die in werking zijn getreden op 31 maart 2019, |
hadden geen gevolgen voor het onderwerp van de prejudiciële vragen die | hadden geen gevolgen voor het onderwerp van de prejudiciële vragen die |
aan het Hof zijn voorgelegd in het arrest nr. 95/2019 en hebben | aan het Hof zijn voorgelegd in het arrest nr. 95/2019 en hebben |
evenmin gevolgen in de onderhavige zaak. | evenmin gevolgen in de onderhavige zaak. |
B.5. Om dezelfde redenen als die van het arrest nr. 95/2019 zijn de in | B.5. Om dezelfde redenen als die van het arrest nr. 95/2019 zijn de in |
het geding zijnde bepalingen niet onbestaanbaar met de artikelen 10, | het geding zijnde bepalingen niet onbestaanbaar met de artikelen 10, |
11 en 22bis van de Grondwet. | 11 en 22bis van de Grondwet. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek schendt de | Artikel 335, § § 1 en 3, van het Burgerlijk Wetboek schendt de |
artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet niet. | artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet niet. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 1 oktober 2020. | op 1 oktober 2020. |
De griffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | De voorzitter, |
F. Daoût | F. Daoût |