← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 126/2019 van 26 september 2019 Rolnummer 7072 In zake :
de prejudiciële vragen betreffende artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 « ter verbetering
van de verkeersveiligheid », gesteld door de Correction Het Grondwettelijk
Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. M(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 126/2019 van 26 september 2019 Rolnummer 7072 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 « ter verbetering van de verkeersveiligheid », gesteld door de Correction Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. M(...) | Uittreksel uit arrest nr. 126/2019 van 26 september 2019 Rolnummer 7072 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 « ter verbetering van de verkeersveiligheid », gesteld door de Correction Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. M(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 126/2019 van 26 september 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 126/2019 van 26 september 2019 |
Rolnummer 7072 | Rolnummer 7072 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 26, eerste lid, | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 26, eerste lid, |
van de wet van 6 maart 2018 « ter verbetering van de | van de wet van 6 maart 2018 « ter verbetering van de |
verkeersveiligheid », gesteld door de Correctionele Rechtbank | verkeersveiligheid », gesteld door de Correctionele Rechtbank |
Waals-Brabant. | Waals-Brabant. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. |
Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, | Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
voorzitter F. Daoût, | voorzitter F. Daoût, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Bij vonnis van 8 november 2018, waarvan de expeditie ter griffie van | Bij vonnis van 8 november 2018, waarvan de expeditie ter griffie van |
het Hof is ingekomen op 5 december 2018, heeft de Correctionele | het Hof is ingekomen op 5 december 2018, heeft de Correctionele |
Rechtbank Waals-Brabant de volgende prejudiciële vragen gesteld : | Rechtbank Waals-Brabant de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
« 1. Schendt artikel 26 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering | « 1. Schendt artikel 26 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering |
van de verkeersveiligheid, in zoverre het voorziet in de retroactieve | van de verkeersveiligheid, in zoverre het voorziet in de retroactieve |
inwerkingtreding van de bepalingen van die wet in de volgende | inwerkingtreding van de bepalingen van die wet in de volgende |
bewoordingen : ' Deze wet treedt in werking op 15 februari 2018, met | bewoordingen : ' Deze wet treedt in werking op 15 februari 2018, met |
uitzondering van de artikelen 10, 14, 16 en 20, en artikel 25, 2°, die | uitzondering van de artikelen 10, 14, 16 en 20, en artikel 25, 2°, die |
in werking treden op 1 juli 2018. ', en in zoverre het tot gevolg | in werking treden op 1 juli 2018. ', en in zoverre het tot gevolg |
heeft strafvorderingen te doen herleven die technisch waren verjaard | heeft strafvorderingen te doen herleven die technisch waren verjaard |
vóór de inwerkingtreding van die wet, niet de artikelen 10 en 11 van | vóór de inwerkingtreding van die wet, niet de artikelen 10 en 11 van |
de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het beginsel van de | de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het beginsel van de |
niet-retroactiviteit van de strafwet, met name verankerd in artikel 2 | niet-retroactiviteit van de strafwet, met name verankerd in artikel 2 |
van het Strafwetboek, artikel 7 van het Europees Verdrag tot | van het Strafwetboek, artikel 7 van het Europees Verdrag tot |
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en | bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en |
artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en | artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en |
politieke rechten, alsmede de beginselen van rechtszekerheid en | politieke rechten, alsmede de beginselen van rechtszekerheid en |
gewettigd vertrouwen ? | gewettigd vertrouwen ? |
2. Schendt artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 ter | 2. Schendt artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 ter |
verbetering van de verkeersveiligheid, in samenhang gelezen met | verbetering van de verkeersveiligheid, in samenhang gelezen met |
artikel 25, 1°, van diezelfde wet en met artikel 3 van het | artikel 25, 1°, van diezelfde wet en met artikel 3 van het |
Gerechtelijk Wetboek, de bepalingen over de fundamentele rechten en | Gerechtelijk Wetboek, de bepalingen over de fundamentele rechten en |
vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de | vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de |
artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) en artikel 6, lid 1, van het | artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) en artikel 6, lid 1, van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling, | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling, |
in het bijzonder door de toevoeging van de zinsnede ' deze wet treedt | in het bijzonder door de toevoeging van de zinsnede ' deze wet treedt |
in werking op 15 februari 2018 ', een retroactieve inwerkingtreding | in werking op 15 februari 2018 ', een retroactieve inwerkingtreding |
van de verjaring invoert ? | van de verjaring invoert ? |
3. Schendt artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 ter | 3. Schendt artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 ter |
verbetering van de verkeersveiligheid, in samenhang gelezen met | verbetering van de verkeersveiligheid, in samenhang gelezen met |
artikel 25, 1°, van diezelfde wet en met artikel 3 van het | artikel 25, 1°, van diezelfde wet en met artikel 3 van het |
Gerechtelijk Wetboek, de bepalingen over de fundamentele rechten en | Gerechtelijk Wetboek, de bepalingen over de fundamentele rechten en |
vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de | vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de |
artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) en artikel 6, lid 1, van het | artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet) en artikel 6, lid 1, van het |
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling, | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling, |
in het bijzonder door de toevoeging van de zinsnede ' deze wet treedt | in het bijzonder door de toevoeging van de zinsnede ' deze wet treedt |
in werking op 15 februari 2018 ', een onderscheid in behandeling in | in werking op 15 februari 2018 ', een onderscheid in behandeling in |
het leven roept tussen : | het leven roept tussen : |
- de feiten die zouden zijn verjaard in de periode tussen de | - de feiten die zouden zijn verjaard in de periode tussen de |
retroactieve datum van inwerkingtreding van de wet van 6 maart 2018, | retroactieve datum van inwerkingtreding van de wet van 6 maart 2018, |
namelijk 15 februari 2018, en de datum van publicatie van diezelfde | namelijk 15 februari 2018, en de datum van publicatie van diezelfde |
wet in het Belgisch Staatsblad, namelijk 15 maart 2018, nu de | wet in het Belgisch Staatsblad, namelijk 15 maart 2018, nu de |
strafvordering niet langer vervallen is en herleeft, enerzijds, | strafvordering niet langer vervallen is en herleeft, enerzijds, |
- en de feiten die vóór 15 februari 2018 reeds definitief zouden zijn | - en de feiten die vóór 15 februari 2018 reeds definitief zouden zijn |
verjaard, anderzijds ? ». | verjaard, anderzijds ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. De verwijzende rechter wenst met de tweede prejudiciële vraag te | B.1. De verwijzende rechter wenst met de tweede prejudiciële vraag te |
vernemen of artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 « ter | vernemen of artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 « ter |
verbetering van de verkeersveiligheid » (hierna : de wet van 6 maart | verbetering van de verkeersveiligheid » (hierna : de wet van 6 maart |
2018), in samenhang gelezen met artikel 25, 1°, van dezelfde wet en | 2018), in samenhang gelezen met artikel 25, 1°, van dezelfde wet en |
met artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek, bestaanbaar is met de | met artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek, bestaanbaar is met de |
artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met | artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de | artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
mens, in zoverre het de verlenging van de verjaringstermijn van de | mens, in zoverre het de verlenging van de verjaringstermijn van de |
strafvordering die het gevolg is van een overtreding van de wet | strafvordering die het gevolg is van een overtreding van de wet |
betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het | betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het |
koninklijk besluit van 16 maart 1968 (hierna : de Wegverkeerswet) | koninklijk besluit van 16 maart 1968 (hierna : de Wegverkeerswet) |
alsmede van de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten, doet | alsmede van de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten, doet |
ingaan met terugwerkende kracht op 15 februari 2018. | ingaan met terugwerkende kracht op 15 februari 2018. |
B.2.1. Artikel 25 van de wet van 6 maart 2018 bepaalt : | B.2.1. Artikel 25 van de wet van 6 maart 2018 bepaalt : |
« In artikel 68 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 18 juli | « In artikel 68 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 18 juli |
1990 en gewijzigd bij de wetten van 16 maart 1999 en 20 juli 2005, | 1990 en gewijzigd bij de wetten van 16 maart 1999 en 20 juli 2005, |
worden de volgende wijzigingen aangebracht : | worden de volgende wijzigingen aangebracht : |
1° de woorden ' een jaar ' worden vervangen door de woorden ' twee | 1° de woorden ' een jaar ' worden vervangen door de woorden ' twee |
jaar '; | jaar '; |
2° de woorden ' en 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°' worden vervangen door | 2° de woorden ' en 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°' worden vervangen door |
de woorden ', 37/1, § 4, 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°, en 48 '. ». | de woorden ', 37/1, § 4, 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°, en 48 '. ». |
B.2.2. Ingevolge die wijzigingen, luidt artikel 68 van Wegverkeerswet | B.2.2. Ingevolge die wijzigingen, luidt artikel 68 van Wegverkeerswet |
als volgt : | als volgt : |
« De strafvordering die het gevolg is van een overtreding van deze wet | « De strafvordering die het gevolg is van een overtreding van deze wet |
alsmede van de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten, verjaart | alsmede van de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten, verjaart |
door verloop van twee jaar te rekenen van de dag waarop de overtreding | door verloop van twee jaar te rekenen van de dag waarop de overtreding |
is begaan; deze termijn bedraagt evenwel drie jaar te rekenen van de | is begaan; deze termijn bedraagt evenwel drie jaar te rekenen van de |
dag waarop de overtreding is begaan voor overtredingen van artikel 30, | dag waarop de overtreding is begaan voor overtredingen van artikel 30, |
§ 1 en § 3, 33, 34, § 2, 35, 37/1, § 4, 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°, | § 1 en § 3, 33, 34, § 2, 35, 37/1, § 4, 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°, |
en 48 ». | en 48 ». |
B.3.1. De wet van 6 maart 2018 is bekendgemaakt in het Belgisch | B.3.1. De wet van 6 maart 2018 is bekendgemaakt in het Belgisch |
Staatsblad van 15 maart 2018. Met betrekking tot de inwerkingtreding | Staatsblad van 15 maart 2018. Met betrekking tot de inwerkingtreding |
bepaalt artikel 26 van die wet : | bepaalt artikel 26 van die wet : |
« Deze wet treedt in werking op 15 februari 2018, met uitzondering van | « Deze wet treedt in werking op 15 februari 2018, met uitzondering van |
de artikelen 10, 14, 16 en 20, en artikel 25, 2°, die in werking | de artikelen 10, 14, 16 en 20, en artikel 25, 2°, die in werking |
treden op 1 juli 2018. | treden op 1 juli 2018. |
Artikel 37/1, § 1, van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 | Artikel 37/1, § 1, van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 |
betreffende de politie over het wegverkeer, zoals vervangen bij | betreffende de politie over het wegverkeer, zoals vervangen bij |
artikel 10, geldt enkel voor de feiten gepleegd na de inwerkingtreding | artikel 10, geldt enkel voor de feiten gepleegd na de inwerkingtreding |
ervan ». | ervan ». |
Met uitzondering van de artikelen 10, 14, 16, 20 en 25, 2°, die in | Met uitzondering van de artikelen 10, 14, 16, 20 en 25, 2°, die in |
werking treden op 1 juli 2018, heeft de wet van 6 maart 2018 derhalve | werking treden op 1 juli 2018, heeft de wet van 6 maart 2018 derhalve |
terugwerkende kracht. | terugwerkende kracht. |
B.3.2. Hieruit vloeit voort dat artikel 25, 1°, van de wet van 6 maart | B.3.2. Hieruit vloeit voort dat artikel 25, 1°, van de wet van 6 maart |
2018, dat de verjaring van de strafvordering ten gevolge van een | 2018, dat de verjaring van de strafvordering ten gevolge van een |
overtreding van de Wegverkeerswet of zes van haar uitvoeringsbesluiten | overtreding van de Wegverkeerswet of zes van haar uitvoeringsbesluiten |
verlengt van één naar twee jaar te rekenen van de dag waarop de | verlengt van één naar twee jaar te rekenen van de dag waarop de |
overtreding is begaan, retroactief in werking treedt op 15 februari | overtreding is begaan, retroactief in werking treedt op 15 februari |
2018. | 2018. |
B.3.3. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof niet over de | B.3.3. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof niet over de |
verlenging van de verjaringstermijn van de strafvordering op zich, | verlenging van de verjaringstermijn van de strafvordering op zich, |
doch enkel over de invoering van die verlenging met terugwerkende | doch enkel over de invoering van die verlenging met terugwerkende |
kracht. | kracht. |
B.4. Bij zijn arrest nr. 54/2019 van 4 april 2019 heeft het Hof op een | B.4. Bij zijn arrest nr. 54/2019 van 4 april 2019 heeft het Hof op een |
identieke prejudiciële vraag geantwoord en gezegd voor recht dat | identieke prejudiciële vraag geantwoord en gezegd voor recht dat |
artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018, in samenhang | artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018, in samenhang |
gelezen met artikel 25, 1°, van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 | gelezen met artikel 25, 1°, van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 |
van de Grondwet schendt, in zoverre het de verlenging van de | van de Grondwet schendt, in zoverre het de verlenging van de |
verjaringstermijn van de strafvordering van één tot twee jaar doet | verjaringstermijn van de strafvordering van één tot twee jaar doet |
ingaan met terugwerkende kracht op 15 februari 2018, en dit op grond | ingaan met terugwerkende kracht op 15 februari 2018, en dit op grond |
van de volgende overwegingen : | van de volgende overwegingen : |
« B.4. Zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft | « B.4. Zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft |
geoordeeld, ' kan de verjaring worden gedefinieerd als het recht dat | geoordeeld, ' kan de verjaring worden gedefinieerd als het recht dat |
bij de wet aan de dader van een misdrijf is toegekend om niet meer te | bij de wet aan de dader van een misdrijf is toegekend om niet meer te |
worden vervolgd of berecht na het verstrijken van een bepaalde termijn | worden vervolgd of berecht na het verstrijken van een bepaalde termijn |
sedert de feiten zich hebben voorgedaan. De verjaringstermijnen, die | sedert de feiten zich hebben voorgedaan. De verjaringstermijnen, die |
de rechtsstelsels van de verdragsluitende Staten met elkaar gemeen | de rechtsstelsels van de verdragsluitende Staten met elkaar gemeen |
hebben, hebben verschillende doeleinden, waaronder het waarborgen van | hebben, hebben verschillende doeleinden, waaronder het waarborgen van |
de rechtszekerheid door een termijn voor de rechtsvorderingen vast te | de rechtszekerheid door een termijn voor de rechtsvorderingen vast te |
stellen en het verhinderen van een aantasting van de rechten van de | stellen en het verhinderen van een aantasting van de rechten van de |
verdediging waaraan afbreuk zou kunnen worden gedaan indien de | verdediging waaraan afbreuk zou kunnen worden gedaan indien de |
rechtbanken zich zouden moeten uitspreken over de gegrondheid van | rechtbanken zich zouden moeten uitspreken over de gegrondheid van |
bewijselementen die onvolledig zouden zijn wegens de verstreken tijd | bewijselementen die onvolledig zouden zijn wegens de verstreken tijd |
(arrest Stubbings e.a. t. Verenigd Koninkrijk van 22 oktober 1996, | (arrest Stubbings e.a. t. Verenigd Koninkrijk van 22 oktober 1996, |
Rec. 1996-IV, pp. 1502-1503, § 51) ' (EHRM, 22 juni 2000, Coëme e.a. | Rec. 1996-IV, pp. 1502-1503, § 51) ' (EHRM, 22 juni 2000, Coëme e.a. |
t. België, § 146). | t. België, § 146). |
B.5.1. De wetsbepaling die de verjaringstermijn van een strafvordering | B.5.1. De wetsbepaling die de verjaringstermijn van een strafvordering |
verlengt, is noch een wet die een nieuw misdrijf invoert, noch een wet | verlengt, is noch een wet die een nieuw misdrijf invoert, noch een wet |
die de strafmaat bepaalt. Het gaat om een procedurewet die | die de strafmaat bepaalt. Het gaat om een procedurewet die |
overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van het Gerechtelijk Wetboek vanaf | overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van het Gerechtelijk Wetboek vanaf |
de inwerkingtreding ervan van toepassing is op elke strafvordering, | de inwerkingtreding ervan van toepassing is op elke strafvordering, |
zelfs wanneer die vóór die inwerkingtreding is ontstaan, voor zover de | zelfs wanneer die vóór die inwerkingtreding is ontstaan, voor zover de |
strafvordering op die datum niet verjaard was (Cass., 12 november | strafvordering op die datum niet verjaard was (Cass., 12 november |
1996, P.95.1171.N). | 1996, P.95.1171.N). |
B.5.2. Met betrekking tot de onmiddellijke inwerkingtreding van een | B.5.2. Met betrekking tot de onmiddellijke inwerkingtreding van een |
wet die de verjaringstermijn van de strafvordering verlengt, heeft het | wet die de verjaringstermijn van de strafvordering verlengt, heeft het |
Hof bij zijn arrest nr. 165/2015 van 19 november 2015 geoordeeld : | Hof bij zijn arrest nr. 165/2015 van 19 november 2015 geoordeeld : |
' Terwijl de rechtsonzekerheid die voortvloeit uit de invoering van | ' Terwijl de rechtsonzekerheid die voortvloeit uit de invoering van |
straffen waarin niet was voorzien op het ogenblik waarop het misdrijf | straffen waarin niet was voorzien op het ogenblik waarop het misdrijf |
werd begaan niet vatbaar is voor verantwoording, is zulks echter niet | werd begaan niet vatbaar is voor verantwoording, is zulks echter niet |
het geval met de onzekerheid die te maken heeft met het feit dat een | het geval met de onzekerheid die te maken heeft met het feit dat een |
misdrijf dat reeds strafbaar was op het ogenblik waarop het werd | misdrijf dat reeds strafbaar was op het ogenblik waarop het werd |
begaan, nog met dezelfde straffen zou kunnen worden gestraft na het | begaan, nog met dezelfde straffen zou kunnen worden gestraft na het |
verstrijken van de verwachte termijn van verjaring, ook al worden de | verstrijken van de verwachte termijn van verjaring, ook al worden de |
verwachtingen van de inverdenkinggestelde aldus gedwarsboomd (zie in | verwachtingen van de inverdenkinggestelde aldus gedwarsboomd (zie in |
dezelfde zin : EHRM, 22 juni 2000, Coëme e.a. t. België, § § 149-151) | dezelfde zin : EHRM, 22 juni 2000, Coëme e.a. t. België, § § 149-151) |
'. | '. |
B.6. De onmiddellijke inwerkingtreding van een wet die de | B.6. De onmiddellijke inwerkingtreding van een wet die de |
verjaringstermijn van de strafvordering verlengt moet echter worden | verjaringstermijn van de strafvordering verlengt moet echter worden |
onderscheiden van een verlenging die met terugwerkende kracht wordt | onderscheiden van een verlenging die met terugwerkende kracht wordt |
ingevoerd. | ingevoerd. |
Doordat de in het geding zijnde bepalingen de verlenging van de | Doordat de in het geding zijnde bepalingen de verlenging van de |
verjaringstermijn invoeren met terugwerkende kracht hebben zij immers | verjaringstermijn invoeren met terugwerkende kracht hebben zij immers |
tot gevolg dat de strafvorderingen herleven die, zoals in het | tot gevolg dat de strafvorderingen herleven die, zoals in het |
bodemgeschil, definitief verjaard waren op grond van de vroegere wet | bodemgeschil, definitief verjaard waren op grond van de vroegere wet |
in de periode van 15 februari 2018 tot 15 maart 2018. | in de periode van 15 februari 2018 tot 15 maart 2018. |
Aldus doen zij zonder dat daarvoor enige redelijke verantwoording kan | Aldus doen zij zonder dat daarvoor enige redelijke verantwoording kan |
bestaan afbreuk aan de waarborg van rechtszekerheid die met de | bestaan afbreuk aan de waarborg van rechtszekerheid die met de |
verjaring wordt beoogd en die in strafzaken inhoudt dat de dader van | verjaring wordt beoogd en die in strafzaken inhoudt dat de dader van |
een misdrijf niet meer kan worden vervolgd of berecht na het | een misdrijf niet meer kan worden vervolgd of berecht na het |
verstrijken van een bepaalde termijn sedert de feiten zich hebben | verstrijken van een bepaalde termijn sedert de feiten zich hebben |
voorgedaan. | voorgedaan. |
Zoals de Ministerraad vermeldt in zijn memorie, wordt de | Zoals de Ministerraad vermeldt in zijn memorie, wordt de |
inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de bestreden bepalingen | inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de bestreden bepalingen |
overigens op geen enkele wijze verantwoord in de parlementaire | overigens op geen enkele wijze verantwoord in de parlementaire |
voorbereiding (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2868/001, pp. | voorbereiding (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2868/001, pp. |
31-32). | 31-32). |
B.7. De eerste prejudiciële vraag dient bevestigend te worden | B.7. De eerste prejudiciële vraag dient bevestigend te worden |
beantwoord ». | beantwoord ». |
B.5. Om dezelfde redenen dient de tweede prejudiciële vraag | B.5. Om dezelfde redenen dient de tweede prejudiciële vraag |
bevestigend te worden beantwoord. | bevestigend te worden beantwoord. |
B.6. Rekening houdend met het antwoord op de tweede prejudiciële | B.6. Rekening houdend met het antwoord op de tweede prejudiciële |
vraag, is het niet nodig om de andere vragen, die niet tot een ruimere | vraag, is het niet nodig om de andere vragen, die niet tot een ruimere |
vaststelling van ongrondwettigheid kunnen leiden, te onderzoeken. | vaststelling van ongrondwettigheid kunnen leiden, te onderzoeken. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 « ter verbetering | Artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 « ter verbetering |
van de verkeersveiligheid », in samenhang gelezen met artikel 25, 1°, | van de verkeersveiligheid », in samenhang gelezen met artikel 25, 1°, |
van dezelfde wet, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in | van dezelfde wet, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in |
zoverre het de verlenging van de verjaringstermijn van de | zoverre het de verlenging van de verjaringstermijn van de |
strafvordering van één naar twee jaar doet ingaan met terugwerkende | strafvordering van één naar twee jaar doet ingaan met terugwerkende |
kracht op 15 februari 2018. | kracht op 15 februari 2018. |
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
op 26 september 2019. | op 26 september 2019. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
De voorzitter, | De voorzitter, |
F. Daoût | F. Daoût |