← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 42/2019 van 14 maart 2019 Rolnummer 6795 In zake : de prejudiciële
vraag betreffende artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Nederlandstalige
Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. H samengesteld uit de
voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. D(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 42/2019 van 14 maart 2019 Rolnummer 6795 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. H samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. D(...) | Uittreksel uit arrest nr. 42/2019 van 14 maart 2019 Rolnummer 6795 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. H samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. D(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 42/2019 van 14 maart 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 42/2019 van 14 maart 2019 |
| Rolnummer 6795 | Rolnummer 6795 |
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2272, tweede lid, | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2272, tweede lid, |
| van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Nederlandstalige Rechtbank | van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Nederlandstalige Rechtbank |
| van eerste aanleg te Brussel. | van eerste aanleg te Brussel. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. |
| Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke, P. Nihoul en T. Giet, bijgestaan | Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke, P. Nihoul en T. Giet, bijgestaan |
| door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter | door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter |
| A. Alen, | A. Alen, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 6 december 2017 in zake F.D. tegen de opdrachthoudende | Bij vonnis van 6 december 2017 in zake F.D. tegen de opdrachthoudende |
| vereniging « Iverlek », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof | vereniging « Iverlek », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof |
| is ingekomen op 18 december 2017, heeft de Nederlandstalige Rechtbank | is ingekomen op 18 december 2017, heeft de Nederlandstalige Rechtbank |
| van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : | van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Is het onderscheid op het gebied van de éénjarige verjaring als | « Is het onderscheid op het gebied van de éénjarige verjaring als |
| bedoeld door artikel 2272, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek | bedoeld door artikel 2272, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek |
| tussen kooplieden wegens de levering van koopwaren, en in het | tussen kooplieden wegens de levering van koopwaren, en in het |
| bijzonder de levering van energie aan huishoudelijke consumenten, en | bijzonder de levering van energie aan huishoudelijke consumenten, en |
| een opdrachthoudende vereniging zoals Iverlek wegens de levering van | een opdrachthoudende vereniging zoals Iverlek wegens de levering van |
| koopwaren, en in het bijzonder de levering van energie aan | koopwaren, en in het bijzonder de levering van energie aan |
| huishoudelijke consumenten, omdat deze laatste handelt in het kader | huishoudelijke consumenten, omdat deze laatste handelt in het kader |
| van een openbare dienstverlening, discriminerend ? ». | van een openbare dienstverlening, discriminerend ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. Artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : | B.1. Artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : |
| « De rechtsvordering van gerechtsdeurwaarders tot betaling van hun | « De rechtsvordering van gerechtsdeurwaarders tot betaling van hun |
| loon voor de akten die zij betekenen, en voor de opdrachten die zij | loon voor de akten die zij betekenen, en voor de opdrachten die zij |
| uitvoeren; | uitvoeren; |
| Die van kooplieden, wegens de koopwaren die zij verkopen aan personen | Die van kooplieden, wegens de koopwaren die zij verkopen aan personen |
| die geen koopman zijn; | die geen koopman zijn; |
| Die van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun | Die van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun |
| leerlingen; en van andere meesters, tot betaling van het leergeld; | leerlingen; en van andere meesters, tot betaling van het leergeld; |
| Die van dienstboden die zich bij het jaar verhuren, tot betaling van | Die van dienstboden die zich bij het jaar verhuren, tot betaling van |
| hun loon, | hun loon, |
| verjaren door verloop van een jaar ». | verjaren door verloop van een jaar ». |
| B.2. Artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek voert een korte | B.2. Artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek voert een korte |
| verjaringstermijn van één jaar in voor sommige rechtsvorderingen, | verjaringstermijn van één jaar in voor sommige rechtsvorderingen, |
| waaronder die van kooplieden, wegens de koopwaren die zij verkopen aan | waaronder die van kooplieden, wegens de koopwaren die zij verkopen aan |
| personen die geen koopman zijn. Die bepaling wijkt af van artikel | personen die geen koopman zijn. Die bepaling wijkt af van artikel |
| 2262bis van hetzelfde Wetboek, op grond waarvan alle persoonlijke | 2262bis van hetzelfde Wetboek, op grond waarvan alle persoonlijke |
| rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar. | rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar. |
| De korte verjaringstermijn is gebaseerd op een vermoeden van betaling | De korte verjaringstermijn is gebaseerd op een vermoeden van betaling |
| en wordt gemotiveerd door het feit dat van het ontstaan en de kwijting | en wordt gemotiveerd door het feit dat van het ontstaan en de kwijting |
| van dergelijke schulden doorgaans geen geschrift wordt opgesteld. Op | van dergelijke schulden doorgaans geen geschrift wordt opgesteld. Op |
| grond van artikel 2274, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek houdt | grond van artikel 2274, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek houdt |
| de verjaring op te lopen, « indien er een afgesloten rekening, een | de verjaring op te lopen, « indien er een afgesloten rekening, een |
| onderhandse of authentieke schuldbekentenis bestaat, ofwel een | onderhandse of authentieke schuldbekentenis bestaat, ofwel een |
| dagvaarding voor het gerecht, waarop geen verval van instantie is | dagvaarding voor het gerecht, waarop geen verval van instantie is |
| gevolgd ». | gevolgd ». |
| Aangezien de korte verjaringstermijn afwijkt van de algemene regel | Aangezien de korte verjaringstermijn afwijkt van de algemene regel |
| dient artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek beperkend | dient artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek beperkend |
| te worden geïnterpreteerd. | te worden geïnterpreteerd. |
| B.3. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of die | B.3. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of die |
| bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre zij | bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre zij |
| van toepassing is op kooplieden die energie leveren aan huishoudelijke | van toepassing is op kooplieden die energie leveren aan huishoudelijke |
| consumenten (commerciële leveranciers), doch niet op opdrachthoudende | consumenten (commerciële leveranciers), doch niet op opdrachthoudende |
| verenigingen, zoals Iverlek, die eveneens energie leveren aan | verenigingen, zoals Iverlek, die eveneens energie leveren aan |
| huishoudelijke consumenten (sociale leveranciers). | huishoudelijke consumenten (sociale leveranciers). |
| De opdrachthoudende vereniging is één van de vormen van een | De opdrachthoudende vereniging is één van de vormen van een |
| samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid waarin het decreet van | samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid waarin het decreet van |
| het Vlaamse Gewest van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke | het Vlaamse Gewest van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke |
| samenwerking voorziet (artikel 12, § 2, 3°). | samenwerking voorziet (artikel 12, § 2, 3°). |
| B.4.1. De Ministerraad werpt op dat de prejudiciële vraag niet nuttig | B.4.1. De Ministerraad werpt op dat de prejudiciële vraag niet nuttig |
| is voor de oplossing van het geschil omdat het om periodieke schulden | is voor de oplossing van het geschil omdat het om periodieke schulden |
| gaat. Die zouden niet onder het toepassingsgebied van artikel 2272, | gaat. Die zouden niet onder het toepassingsgebied van artikel 2272, |
| tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek vallen, maar onder artikel 2277 | tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek vallen, maar onder artikel 2277 |
| van het Burgerlijk Wetboek. Hij verwijst daarvoor naar de rechtspraak | van het Burgerlijk Wetboek. Hij verwijst daarvoor naar de rechtspraak |
| van het Hof, alsook naar de wet van 6 juli 2017 « houdende | van het Hof, alsook naar de wet van 6 juli 2017 « houdende |
| vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van | vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van |
| bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook | bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook |
| van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie » | van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie » |
| die het voormelde artikel 2277 heeft gewijzigd. | die het voormelde artikel 2277 heeft gewijzigd. |
| B.4.2. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of | B.4.2. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of |
| het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van | het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van |
| het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan | het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan |
| het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. | het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. |
| B.4.3. Artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : | B.4.3. Artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : |
| « Termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten; | « Termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten; |
| Die van uitkeringen tot levensonderhoud; | Die van uitkeringen tot levensonderhoud; |
| Huren van huizen en pachten van landeigendommen; | Huren van huizen en pachten van landeigendommen; |
| Interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen | Interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen |
| betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen, | betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen, |
| Verjaren door verloop van vijf jaren ». | Verjaren door verloop van vijf jaren ». |
| B.4.4. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arresten nrs. 1/2004, | B.4.4. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arresten nrs. 1/2004, |
| 15/2005, 13/2007, 147/2008, 6/2011, 40/2014 en 39/2016, wordt de | 15/2005, 13/2007, 147/2008, 6/2011, 40/2014 en 39/2016, wordt de |
| kortere verjaringstermijn waarin artikel 2277 van het Burgerlijk | kortere verjaringstermijn waarin artikel 2277 van het Burgerlijk |
| Wetboek voorziet, verantwoord door de bijzondere aard van de | Wetboek voorziet, verantwoord door de bijzondere aard van de |
| schuldvorderingen die hij beoogt : het gaat erom, wanneer de schuld | schuldvorderingen die hij beoogt : het gaat erom, wanneer de schuld |
| betrekking heeft op schuldvorderingen die « bij het jaar of bij | betrekking heeft op schuldvorderingen die « bij het jaar of bij |
| kortere termijnen » betaalbaar zijn, ofwel de schuldenaars te | kortere termijnen » betaalbaar zijn, ofwel de schuldenaars te |
| beschermen en de schuldeisers tot bekwame spoed aan te zetten, ofwel | beschermen en de schuldeisers tot bekwame spoed aan te zetten, ofwel |
| te vermijden dat het totaalbedrag van de periodieke schuldvorderingen | te vermijden dat het totaalbedrag van de periodieke schuldvorderingen |
| voortdurend aangroeit. De kortere verjaringstermijn maakt het ook | voortdurend aangroeit. De kortere verjaringstermijn maakt het ook |
| mogelijk de schuldenaars te beschermen tegen de opeenstapeling van | mogelijk de schuldenaars te beschermen tegen de opeenstapeling van |
| periodieke schulden die, na verloop van tijd, een aanzienlijke schuld | periodieke schulden die, na verloop van tijd, een aanzienlijke schuld |
| zouden kunnen worden. | zouden kunnen worden. |
| Uit het verwijzingsvonnis blijkt evenwel dat het te dezen geen | Uit het verwijzingsvonnis blijkt evenwel dat het te dezen geen |
| periodieke schulden betreft. De appellant voor de verwijzende rechter | periodieke schulden betreft. De appellant voor de verwijzende rechter |
| betwist het bestaan van de schulden omdat zijn gasverbruik onderworpen | betwist het bestaan van de schulden omdat zijn gasverbruik onderworpen |
| is aan een budgetmeter en dus vooraf werd betaald. | is aan een budgetmeter en dus vooraf werd betaald. |
| B.4.5. Bij de wet van 6 juli 2017 werd het volgende lid toegevoegd aan | B.4.5. Bij de wet van 6 juli 2017 werd het volgende lid toegevoegd aan |
| artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek : | artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek : |
| « Schuldvorderingen wegens levering van goederen en diensten via | « Schuldvorderingen wegens levering van goederen en diensten via |
| distributienetten voor water, gas of elektriciteit of de levering van | distributienetten voor water, gas of elektriciteit of de levering van |
| elektronische communicatiediensten of omroeptransmissie- en | elektronische communicatiediensten of omroeptransmissie- en |
| omroepdiensten via elektronische communicatienetwerken verjaren na | omroepdiensten via elektronische communicatienetwerken verjaren na |
| verloop van vijf jaren ». | verloop van vijf jaren ». |
| Uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling blijkt dat de | Uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling blijkt dat de |
| vijfjarige verjaringstermijn ook van toepassing is op | vijfjarige verjaringstermijn ook van toepassing is op |
| distributienetbeheerders die optreden in het kader van een openbare | distributienetbeheerders die optreden in het kader van een openbare |
| dienstverplichting (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2259/001, p. | dienstverplichting (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2259/001, p. |
| 26). | 26). |
| De voormelde wetswijziging is evenwel pas op 3 augustus 2017 in | De voormelde wetswijziging is evenwel pas op 3 augustus 2017 in |
| werking getreden, zodat zij niet van toepassing is op het geschil voor | werking getreden, zodat zij niet van toepassing is op het geschil voor |
| de verwijzende rechter. | de verwijzende rechter. |
| B.4.6. De exceptie van de Ministerraad is niet gegrond. | B.4.6. De exceptie van de Ministerraad is niet gegrond. |
| B.5. Bij zijn arrest nr. 88/2007 van 20 juni 2007 heeft het Hof naar | B.5. Bij zijn arrest nr. 88/2007 van 20 juni 2007 heeft het Hof naar |
| aanleiding van een soortgelijke vraag onderzocht of artikel 2272, | aanleiding van een soortgelijke vraag onderzocht of artikel 2272, |
| tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek discriminerend is, in zoverre | tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek discriminerend is, in zoverre |
| een autonoom overheidsbedrijf zoals de nv « Belgacom » niet zou kunnen | een autonoom overheidsbedrijf zoals de nv « Belgacom » niet zou kunnen |
| worden beschouwd als koopman in de zin van die bepaling en zijn | worden beschouwd als koopman in de zin van die bepaling en zijn |
| rechtsvorderingen voor de levering van koopwaren onderworpen zouden | rechtsvorderingen voor de levering van koopwaren onderworpen zouden |
| zijn aan de gemeenrechtelijke verjaringstermijn. | zijn aan de gemeenrechtelijke verjaringstermijn. |
| Het Hof heeft bij dat arrest geoordeeld : | Het Hof heeft bij dat arrest geoordeeld : |
| « B.5. Het aldus door de verwijzende rechter vermelde verschil in | « B.5. Het aldus door de verwijzende rechter vermelde verschil in |
| behandeling tussen schuldeisers met betrekking tot hun | behandeling tussen schuldeisers met betrekking tot hun |
| rechtsvorderingen wegens de levering van koopwaren, berust op een | rechtsvorderingen wegens de levering van koopwaren, berust op een |
| objectief criterium, namelijk de hoedanigheid van de schuldeiser, | objectief criterium, namelijk de hoedanigheid van de schuldeiser, |
| naargelang die een privaatrechtelijk persoon is, dan wel een autonoom | naargelang die een privaatrechtelijk persoon is, dan wel een autonoom |
| overheidsbedrijf. | overheidsbedrijf. |
| B.6. Het onderscheid tussen privaatrechtelijke personen en autonome | B.6. Het onderscheid tussen privaatrechtelijke personen en autonome |
| overheidsbedrijven is evenwel niet pertinent in het licht van de | overheidsbedrijven is evenwel niet pertinent in het licht van de |
| doelstelling vermeld in B.3. | doelstelling vermeld in B.3. |
| De enkele omstandigheid dat het gaat om een autonoom overheidsbedrijf, | De enkele omstandigheid dat het gaat om een autonoom overheidsbedrijf, |
| volstaat niet om de onderneming als dusdanig uit te sluiten van de | volstaat niet om de onderneming als dusdanig uit te sluiten van de |
| toepassing van de korte verjaringstermijn. Op grond van artikel 8 van | toepassing van de korte verjaringstermijn. Op grond van artikel 8 van |
| de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige | de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige |
| economische overheidsbedrijven, worden de handelingen van een autonoom | economische overheidsbedrijven, worden de handelingen van een autonoom |
| overheidsbedrijf als daden van koophandel aangemerkt. Dat een | overheidsbedrijf als daden van koophandel aangemerkt. Dat een |
| dergelijk bedrijf ook publieke taken uitvoert, doet geen afbreuk aan | dergelijk bedrijf ook publieke taken uitvoert, doet geen afbreuk aan |
| het feit dat het vermoeden van betaling evenzeer kan worden aanvaard | het feit dat het vermoeden van betaling evenzeer kan worden aanvaard |
| voor zijn rechtsvorderingen die betrekking hebben op de door dat | voor zijn rechtsvorderingen die betrekking hebben op de door dat |
| bedrijf gestelde handelingen die de levering van ' koopwaren ' | bedrijf gestelde handelingen die de levering van ' koopwaren ' |
| betreffen. | betreffen. |
| B.7. Aldus geïnterpreteerd dat het niet van toepassing is op de | B.7. Aldus geïnterpreteerd dat het niet van toepassing is op de |
| rechtsvorderingen van een autonoom overheidsbedrijf voor de levering | rechtsvorderingen van een autonoom overheidsbedrijf voor de levering |
| van ' koopwaren ' aan personen die geen koopman zijn, voert artikel | van ' koopwaren ' aan personen die geen koopman zijn, voert artikel |
| 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek een verschil in | 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek een verschil in |
| behandeling in dat niet redelijk is verantwoord. | behandeling in dat niet redelijk is verantwoord. |
| In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling dient de | In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling dient de |
| eerste prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord. | eerste prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord. |
| B.8. Het Hof stelt evenwel vast dat artikel 2272, tweede lid, van het | B.8. Het Hof stelt evenwel vast dat artikel 2272, tweede lid, van het |
| Burgerlijk Wetboek anders kan worden geïnterpreteerd. Rekening houdend | Burgerlijk Wetboek anders kan worden geïnterpreteerd. Rekening houdend |
| met het feit dat, krachtens artikel 8 van de voormelde wet van 21 | met het feit dat, krachtens artikel 8 van de voormelde wet van 21 |
| maart 1991, de handelingen van een autonoom overheidsbedrijf als daden | maart 1991, de handelingen van een autonoom overheidsbedrijf als daden |
| van koophandel worden bestempeld, kan de in het geding zijnde bepaling | van koophandel worden bestempeld, kan de in het geding zijnde bepaling |
| immers in die zin worden geïnterpreteerd dat zij van toepassing is op | immers in die zin worden geïnterpreteerd dat zij van toepassing is op |
| de rechtsvorderingen van een autonoom overheidsbedrijf voor de | de rechtsvorderingen van een autonoom overheidsbedrijf voor de |
| levering van ' koopwaren ' aan personen die geen koopman zijn, zodat | levering van ' koopwaren ' aan personen die geen koopman zijn, zodat |
| zij geen verschil in behandeling teweegbrengt. | zij geen verschil in behandeling teweegbrengt. |
| In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling dient de | In die interpretatie van de in het geding zijnde bepaling dient de |
| prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord ». | prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord ». |
| B.6. Iverlek is evenwel geen autonoom overheidsbedrijf, zodat de | B.6. Iverlek is evenwel geen autonoom overheidsbedrijf, zodat de |
| voormelde redenering niet zonder meer kan worden overgenomen. | voormelde redenering niet zonder meer kan worden overgenomen. |
| Zoals in B.3 is vermeld, is Iverlek een opdrachthoudende vereniging. | Zoals in B.3 is vermeld, is Iverlek een opdrachthoudende vereniging. |
| Dat is « een samenwerkingsverband met beheersoverdracht waaraan de | Dat is « een samenwerkingsverband met beheersoverdracht waaraan de |
| deelnemende gemeenten de uitvoering van een of meer duidelijk | deelnemende gemeenten de uitvoering van een of meer duidelijk |
| omschreven bevoegdheden met betrekking tot een of meer beleidsdomeinen | omschreven bevoegdheden met betrekking tot een of meer beleidsdomeinen |
| toevertrouwen » (artikel 12, § 2, 3°, van het voormelde decreet van 6 | toevertrouwen » (artikel 12, § 2, 3°, van het voormelde decreet van 6 |
| juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking). | juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking). |
| Iverlek is aangeduid als beheerder van de distributienetten voor | Iverlek is aangeduid als beheerder van de distributienetten voor |
| elektriciteit en aardgas voor het grondgebied van de aangesloten | elektriciteit en aardgas voor het grondgebied van de aangesloten |
| gemeenten. De distributienetbeheerder staat onder meer in voor het | gemeenten. De distributienetbeheerder staat onder meer in voor het |
| beheer en onderhoud van een veilig, betrouwbaar en efficiënt net en | beheer en onderhoud van een veilig, betrouwbaar en efficiënt net en |
| voor de nodige ondersteunende diensten (artikel 4.1.6, 1°, van het | voor de nodige ondersteunende diensten (artikel 4.1.6, 1°, van het |
| decreet van het Vlaamse Gewest van 8 mei 2009 houdende algemene | decreet van het Vlaamse Gewest van 8 mei 2009 houdende algemene |
| bepalingen betreffende het energiebeleid). | bepalingen betreffende het energiebeleid). |
| Hoewel de activiteiten van een opdrachthoudende vereniging in de regel | Hoewel de activiteiten van een opdrachthoudende vereniging in de regel |
| van economische aard zijn, hebben hun verbintenissen geen | van economische aard zijn, hebben hun verbintenissen geen |
| handelskarakter (artikel 11, tweede lid, van het voormelde decreet van | handelskarakter (artikel 11, tweede lid, van het voormelde decreet van |
| 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking). | 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking). |
| B.7. Een distributienetbeheerder mag geen activiteiten ondernemen | B.7. Een distributienetbeheerder mag geen activiteiten ondernemen |
| inzake de levering van elektriciteit en aardgas, tenzij voor de | inzake de levering van elektriciteit en aardgas, tenzij voor de |
| levering ervan in het kader van een openbaredienstverplichting die op | levering ervan in het kader van een openbaredienstverplichting die op |
| grond van dit decreet is opgelegd (artikel 4.1.7 van het voormelde | grond van dit decreet is opgelegd (artikel 4.1.7 van het voormelde |
| decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het | decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het |
| energiebeleid). | energiebeleid). |
| Die verplichting tot levering van energie ontstaat wanneer een | Die verplichting tot levering van energie ontstaat wanneer een |
| reguliere leverancier zijn contract met een huishoudelijke afnemer | reguliere leverancier zijn contract met een huishoudelijke afnemer |
| opzegt wegens wanbetaling. Zij bestaat erin dat de | opzegt wegens wanbetaling. Zij bestaat erin dat de |
| distributienetbeheerder de huishoudelijke afnemer vanaf de afloop van | distributienetbeheerder de huishoudelijke afnemer vanaf de afloop van |
| de opzeggingstermijn verder van elektriciteit of van aardgas voorziet, | de opzeggingstermijn verder van elektriciteit of van aardgas voorziet, |
| tenzij die afnemer uiterlijk acht kalenderdagen voor het einde van de | tenzij die afnemer uiterlijk acht kalenderdagen voor het einde van de |
| opzeggingstermijn een leveringscontract met een nieuwe leverancier | opzeggingstermijn een leveringscontract met een nieuwe leverancier |
| heeft gesloten, dat ingaat vanaf het einde van de opzeggingstermijn | heeft gesloten, dat ingaat vanaf het einde van de opzeggingstermijn |
| (artikel 5.2.3, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 | (artikel 5.2.3, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 |
| november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid). | november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid). |
| De openbaredienstverplichting beoogt op die manier, door tegemoet te | De openbaredienstverplichting beoogt op die manier, door tegemoet te |
| komen aan een basisbehoefte, voor eenieder het recht te waarborgen om | komen aan een basisbehoefte, voor eenieder het recht te waarborgen om |
| een menswaardig leven te leiden. | een menswaardig leven te leiden. |
| B.8. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat een distributienetbeheerder geen | B.8. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat een distributienetbeheerder geen |
| koopman is in de zin van artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk | koopman is in de zin van artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk |
| Wetboek wanneer hij aan een openbaredienstverplichting voldoet. | Wetboek wanneer hij aan een openbaredienstverplichting voldoet. |
| B.9. In sociaaleconomische aangelegenheden beschikt de wetgever over | B.9. In sociaaleconomische aangelegenheden beschikt de wetgever over |
| een ruime beoordelingsvrijheid. | een ruime beoordelingsvrijheid. |
| Aangezien de in het geding zijnde bepaling in essentie ertoe strekt | Aangezien de in het geding zijnde bepaling in essentie ertoe strekt |
| het handelsverkeer vlotter te laten verlopen, is het eruit | het handelsverkeer vlotter te laten verlopen, is het eruit |
| voortvloeiende onderscheid, wat de verjaring van hun schuldvorderingen | voortvloeiende onderscheid, wat de verjaring van hun schuldvorderingen |
| betreft, tussen kooplieden die energie leveren aan huishoudelijke | betreft, tussen kooplieden die energie leveren aan huishoudelijke |
| consumenten (commerciële leveranciers) en opdrachthoudende | consumenten (commerciële leveranciers) en opdrachthoudende |
| verenigingen die energie leveren aan huishoudelijke consumenten in het | verenigingen die energie leveren aan huishoudelijke consumenten in het |
| kader van een openbaredienstverplichting (sociale leveranciers) en hun | kader van een openbaredienstverplichting (sociale leveranciers) en hun |
| respectieve schuldenaars, niet zonder redelijke verantwoording. | respectieve schuldenaars, niet zonder redelijke verantwoording. |
| B.10. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.10. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt de | Artikel 2272, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt de |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| op 14 maart 2019. | op 14 maart 2019. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| A. Alen | A. Alen |