Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 Rolnummers 5043 en 5044 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Fontaine-l'Evêque. Het samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, voorzitter M. Bossuyt, en de rechters(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 Rolnummers 5043 en 5044 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Fontaine-l'Evêque. Het samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, voorzitter M. Bossuyt, en de rechters(...) Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 Rolnummers 5043 en 5044 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Fontaine-l'Evêque. Het samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, voorzitter M. Bossuyt, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011
Rolnummers 5043 en 5044 Rolnummers 5043 en 5044
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het
Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton
Fontaine-l'Evêque. Fontaine-l'Evêque.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter,
voorzitter M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. voorzitter M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P.
Moerman, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier Moerman, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier
P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter J.-P. Snappe, P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter J.-P. Snappe,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij twee vonnissen van 7 oktober 2010 respectievelijk in zake Domenico Bij twee vonnissen van 7 oktober 2010 respectievelijk in zake Domenico
Nigri tegen Franz Courtois en in zake Rosiane Marcelle tegen Katy Van Nigri tegen Franz Courtois en in zake Rosiane Marcelle tegen Katy Van
Paemel en Hélène Godfroid, waarvan de expedities ter griffie van het Paemel en Hélène Godfroid, waarvan de expedities ter griffie van het
Hof zijn ingekomen op 15 oktober 2010, heeft de Vrederechter van het Hof zijn ingekomen op 15 oktober 2010, heeft de Vrederechter van het
kanton Fontaine-l'Evêque de volgende prejudiciële vraag gesteld : kanton Fontaine-l'Evêque de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Is artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat ' « Is artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat '
bezitsvorderingen [...] slechts [worden] toegelaten onder de volgende bezitsvorderingen [...] slechts [worden] toegelaten onder de volgende
voorwaarden : 1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende voorwaarden : 1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende
[zakelijke] rechten die verkregen kunnen worden door verjaring ', [zakelijke] rechten die verkregen kunnen worden door verjaring ',
bestaanbaar met de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie die bestaanbaar met de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie die
zijn gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zijn gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat
het de houders van een wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid het de houders van een wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid
van uitweg bezitsbescherming ontzegt terwijl die in de regel aan alle van uitweg bezitsbescherming ontzegt terwijl die in de regel aan alle
houders van onroerende zakelijke rechten toekomt en terwijl, houders van onroerende zakelijke rechten toekomt en terwijl,
overigens, de vordering tot herstel in het bezit openstaat voor de overigens, de vordering tot herstel in het bezit openstaat voor de
gewone houder van een onroerend goed terwijl hij dat niet door gewone houder van een onroerend goed terwijl hij dat niet door
verjaring kan verkrijgen; is die uitsluiting verantwoord in het licht verjaring kan verkrijgen; is die uitsluiting verantwoord in het licht
van het doel en het onderwerp van de norm ? ». van het doel en het onderwerp van de norm ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5043 en 5044 van de rol van Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5043 en 5044 van de rol van
het Hof, werden samengevoegd. het Hof, werden samengevoegd.
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1.1. Artikel 1370 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.1.1. Artikel 1370 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt :
« Bezitsvorderingen worden slechts toegelaten onder de volgende « Bezitsvorderingen worden slechts toegelaten onder de volgende
voorwaarden : voorwaarden :
1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende rechten die 1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende rechten die
verkregen kunnen worden door verjaring; verkregen kunnen worden door verjaring;
2° mits de eiser bewijst gedurende ten minste een jaar in het bezit 2° mits de eiser bewijst gedurende ten minste een jaar in het bezit
ervan te zijn geweest; ervan te zijn geweest;
3° mits het bezit alle eigenschappen heeft, vereist bij de artikelen 3° mits het bezit alle eigenschappen heeft, vereist bij de artikelen
2228 tot 2235 van het Burgerlijk Wetboek; 2228 tot 2235 van het Burgerlijk Wetboek;
4° mits minder dan een jaar verlopen is sinds de stoornis of de 4° mits minder dan een jaar verlopen is sinds de stoornis of de
ontzetting van bezit. ontzetting van bezit.
Er moet niet worden voldaan aan de voorwaarden die onder 2° en 3° zijn Er moet niet worden voldaan aan de voorwaarden die onder 2° en 3° zijn
gesteld, wanneer de stoornis of de ontzetting van bezit veroorzaakt is gesteld, wanneer de stoornis of de ontzetting van bezit veroorzaakt is
door geweld of feitelijkheden ». door geweld of feitelijkheden ».
B.1.2. De prejudiciële vragen hebben betrekking op het eerste lid, 1°, B.1.2. De prejudiciële vragen hebben betrekking op het eerste lid, 1°,
van die bepaling en meer bepaald op de ontvankelijkheidsvoorwaarde van van die bepaling en meer bepaald op de ontvankelijkheidsvoorwaarde van
de bezitsvorderingen die is afgeleid uit het feit dat het recht dat de bezitsvorderingen die is afgeleid uit het feit dat het recht dat
het voorwerp uitmaakt van de vordering, moet kunnen worden verkregen het voorwerp uitmaakt van de vordering, moet kunnen worden verkregen
door verjaring. door verjaring.
B.2.1. De voor de verwijzende rechter hangende geschillen hebben B.2.1. De voor de verwijzende rechter hangende geschillen hebben
betrekking op stoornissen teweeggebracht bij de uitoefening van betrekking op stoornissen teweeggebracht bij de uitoefening van
erfdienstbaarheden van uitweg. erfdienstbaarheden van uitweg.
B.2.2. Krachtens de artikelen 684, tweede lid, en 691 van het B.2.2. Krachtens de artikelen 684, tweede lid, en 691 van het
Burgerlijk Wetboek kan het recht op erfdienstbaarheid van uitweg niet Burgerlijk Wetboek kan het recht op erfdienstbaarheid van uitweg niet
door verjaring worden verkregen. door verjaring worden verkregen.
Artikel 684, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers : Artikel 684, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers :
« Men kan zich op geen verjaring beroepen, hoelang de uitweg ook moge « Men kan zich op geen verjaring beroepen, hoelang de uitweg ook moge
bestaan ». bestaan ».
Artikel 691 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt op zijn beurt : Artikel 691 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt op zijn beurt :
« Voortdurende niet zichtbare erfdienstbaarheden, en niet voortdurende « Voortdurende niet zichtbare erfdienstbaarheden, en niet voortdurende
al dan niet zichtbare erfdienstbaarheden kunnen slechts door een titel al dan niet zichtbare erfdienstbaarheden kunnen slechts door een titel
worden gevestigd. worden gevestigd.
Bezit, zelfs sinds onheuglijke tijden, is niet voldoende om deze Bezit, zelfs sinds onheuglijke tijden, is niet voldoende om deze
erfdienstbaarheden te vestigen; echter kan men de reeds door bezit erfdienstbaarheden te vestigen; echter kan men de reeds door bezit
verkregen erfdienstbaarheden van dien aard ten huidigen dage niet verkregen erfdienstbaarheden van dien aard ten huidigen dage niet
betwisten, in de gewesten waar zij op die wijze konden worden betwisten, in de gewesten waar zij op die wijze konden worden
verkregen ». verkregen ».
B.2.3. Aangezien de erfdienstbaarheid van uitweg niet door verjaring B.2.3. Aangezien de erfdienstbaarheid van uitweg niet door verjaring
kan worden verkregen, geniet zij niet, met toepassing van de in het kan worden verkregen, geniet zij niet, met toepassing van de in het
geding zijnde bepaling, de bescherming van de bezitsvorderingen. geding zijnde bepaling, de bescherming van de bezitsvorderingen.
B.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, vindt het B.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, vindt het
verschil in behandeling waarover aan het Hof een vraag wordt gesteld, verschil in behandeling waarover aan het Hof een vraag wordt gesteld,
zijn oorsprong niet in de artikelen 684 en 691 van het Burgerlijk zijn oorsprong niet in de artikelen 684 en 691 van het Burgerlijk
Wetboek, maar in artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, maar in artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk
Wetboek, dat door de prejudiciële vragen wordt beoogd. Het is immers Wetboek, dat door de prejudiciële vragen wordt beoogd. Het is immers
die bepaling die, doordat zij de onroerende zakelijke rechten die niet die bepaling die, doordat zij de onroerende zakelijke rechten die niet
door verjaring kunnen worden verkregen, uitsluit van de door verjaring kunnen worden verkregen, uitsluit van de
bezitsbescherming, een verschil in behandeling creëert onder de bezitsbescherming, een verschil in behandeling creëert onder de
houders van die zakelijke rechten naargelang de bezitsstoornis die zij houders van die zakelijke rechten naargelang de bezitsstoornis die zij
moeten ondergaan, betrekking heeft op een recht dat al dan niet door moeten ondergaan, betrekking heeft op een recht dat al dan niet door
verjaring kan worden verkregen. verjaring kan worden verkregen.
De prejudiciële vragen zijn ontvankelijk. De prejudiciële vragen zijn ontvankelijk.
B.4. De bezitsvorderingen stellen de bezitter van een onroerend goed B.4. De bezitsvorderingen stellen de bezitter van een onroerend goed
of van een onroerend zakelijk recht in staat om de stoornissen die of van een onroerend zakelijk recht in staat om de stoornissen die
uitgaan van derden en die het goed of het recht aantasten, te doen uitgaan van derden en die het goed of het recht aantasten, te doen
ophouden. Zij hebben tot doel de situatie te vrijwaren van de persoon ophouden. Zij hebben tot doel de situatie te vrijwaren van de persoon
die in feite het onroerend goed of het onroerend zakelijk recht die in feite het onroerend goed of het onroerend zakelijk recht
waarvan het genot wordt verstoord, bezit. De op de bezitsvordering waarvan het genot wordt verstoord, bezit. De op de bezitsvordering
gewezen beslissing strekt enkel ertoe de bezitsstoornis te doen gewezen beslissing strekt enkel ertoe de bezitsstoornis te doen
ophouden en velt geenszins een voorbarig oordeel over de grond van het ophouden en velt geenszins een voorbarig oordeel over de grond van het
recht, waarover wordt beslist aan het einde van de eigendomsvordering. recht, waarover wordt beslist aan het einde van de eigendomsvordering.
B.5. Wat de bezitsvorderingen betreft, wordt over het algemeen een B.5. Wat de bezitsvorderingen betreft, wordt over het algemeen een
onderscheid gemaakt tussen de « complainte (klachte) », de « aangifte onderscheid gemaakt tussen de « complainte (klachte) », de « aangifte
van nieuw werk » die een variant is van de complainte, en de « van nieuw werk » die een variant is van de complainte, en de «
reïntegranda ». De eerste twee bezitsvorderingen worden geregeld door reïntegranda ». De eerste twee bezitsvorderingen worden geregeld door
artikel 1370, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl de artikel 1370, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl de
reïntegranda wordt geregeld door artikel 1370, tweede lid. reïntegranda wordt geregeld door artikel 1370, tweede lid.
Uit de vonnissen waarbij het Hof wordt ondervraagd, blijkt dat de Uit de vonnissen waarbij het Hof wordt ondervraagd, blijkt dat de
verwijzende rechter te maken heeft met de kwestie van de verwijzende rechter te maken heeft met de kwestie van de
toelaatbaarheid van de bezitsvordering die gekend is onder de benaming toelaatbaarheid van de bezitsvordering die gekend is onder de benaming
« reïntegranda ». Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling « reïntegranda ». Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling
in zoverre zij op die vordering van toepassing is. in zoverre zij op die vordering van toepassing is.
B.6.1. De reïntegranda, die wordt beoogd in artikel 1370, tweede lid, B.6.1. De reïntegranda, die wordt beoogd in artikel 1370, tweede lid,
van het Gerechtelijk Wetboek, strekt tot handhaving van de openbare van het Gerechtelijk Wetboek, strekt tot handhaving van de openbare
vrede door te voorkomen dat partijen het recht in eigen handen nemen. vrede door te voorkomen dat partijen het recht in eigen handen nemen.
In de parlementaire voorbereiding van artikel 4 van de wet van 25 In de parlementaire voorbereiding van artikel 4 van de wet van 25
maart 1876 « houdende titel I van het voorafgaande boek van het maart 1876 « houdende titel I van het voorafgaande boek van het
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering », dat aan die bepaling ten Wetboek van burgerlijke rechtsvordering », dat aan die bepaling ten
grondslag ligt, wordt in dat verband aangegeven : grondslag ligt, wordt in dat verband aangegeven :
« Een meerderheid van de commissie was van mening dat het noodzakelijk « Een meerderheid van de commissie was van mening dat het noodzakelijk
is om, tot elke prijs, feitelijkheden te voorkomen en te verhinderen, is om, tot elke prijs, feitelijkheden te voorkomen en te verhinderen,
zonder zich bezig te houden met het recht van diegene die eronder zonder zich bezig te houden met het recht van diegene die eronder
heeft geleden. In geval van aantasting van een vorige stand van zaken, heeft geleden. In geval van aantasting van een vorige stand van zaken,
dient men eerst die stand van zaken te herstellen, tenzij men dient men eerst die stand van zaken te herstellen, tenzij men
vervolgens onderzoekt aan welke kant het bezit definitief moet vervolgens onderzoekt aan welke kant het bezit definitief moet
blijven. Het is raadzaam het grondbeginsel Spoliatus ante omnia blijven. Het is raadzaam het grondbeginsel Spoliatus ante omnia
restituendus, met de draagwijdte die de huidige rechtspraak eraan restituendus, met de draagwijdte die de huidige rechtspraak eraan
toekent, te handhaven in een belang van orde en openbare vrede. Geen toekent, te handhaven in een belang van orde en openbare vrede. Geen
enkele beroving met geweld, ook al gebeurt zij door de meest enkele beroving met geweld, ook al gebeurt zij door de meest
rechtmatige bezitter tegen de meest onrechtmatige houder, mag worden rechtmatige bezitter tegen de meest onrechtmatige houder, mag worden
gedoogd in een samenleving die angstvallig waakt voor de handhaving gedoogd in een samenleving die angstvallig waakt voor de handhaving
van de goede orde en van de algemene veiligheid. Een tegengesteld van de goede orde en van de algemene veiligheid. Een tegengesteld
systeem zou kunnen leiden tot een lange reeks gewelddadigheden tussen systeem zou kunnen leiden tot een lange reeks gewelddadigheden tussen
twee individuen die beurtelings feitelijkheden zouden plegen in plaats twee individuen die beurtelings feitelijkheden zouden plegen in plaats
van indachtig te zijn dat, bij een ontwikkeld volk, niemand het recht van indachtig te zijn dat, bij een ontwikkeld volk, niemand het recht
in eigen handen mag nemen » (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer, in eigen handen mag nemen » (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer,
1869-1870, nr. 134, p. 23). 1869-1870, nr. 134, p. 23).
B.6.2. Uit het feit dat zij kan worden aangewend zonder dat de B.6.2. Uit het feit dat zij kan worden aangewend zonder dat de
voorwaarden vermeld in het 2° en het 3° van artikel 1370, eerste lid, voorwaarden vermeld in het 2° en het 3° van artikel 1370, eerste lid,
van het Gerechtelijk Wetboek zijn vervuld, volgt dat de reïntegranda van het Gerechtelijk Wetboek zijn vervuld, volgt dat de reïntegranda
aan iedere bezitter toekomt, zelfs in geval van aantasting van zijn aan iedere bezitter toekomt, zelfs in geval van aantasting van zijn
bezit, en aan iedere houder van een goed. Zij strekt niet tot bezit, en aan iedere houder van een goed. Zij strekt niet tot
bescherming van de verkrijgende verjaring, want in dat geval zou zij bescherming van de verkrijgende verjaring, want in dat geval zou zij
geen voordeel kunnen opleveren voor de houder, die zijn goed niet door geen voordeel kunnen opleveren voor de houder, die zijn goed niet door
verjaring kan verkrijgen. Zij heeft tot doel, zoals blijkt uit de in verjaring kan verkrijgen. Zij heeft tot doel, zoals blijkt uit de in
B.6.1 geciteerde parlementaire voorbereiding, de openbare vrede te B.6.1 geciteerde parlementaire voorbereiding, de openbare vrede te
waarborgen en eigenrichting te voorkomen. waarborgen en eigenrichting te voorkomen.
B.7. Niet-voortdurende of niet-zichtbare erfdienstbaarheden kunnen in B.7. Niet-voortdurende of niet-zichtbare erfdienstbaarheden kunnen in
de regel niet door verjaring worden verkregen omdat zij mogelijk niet de regel niet door verjaring worden verkregen omdat zij mogelijk niet
op een recht zijn gegrond, maar op een eenvoudig gedogen vanwege de op een recht zijn gegrond, maar op een eenvoudig gedogen vanwege de
eigenaar van het lijdend erf. eigenaar van het lijdend erf.
Wanneer het recht van uitweg niet op zekere wijze kan worden Wanneer het recht van uitweg niet op zekere wijze kan worden
gevestigd, is het aannemelijk dat het niet door verjaring kan worden gevestigd, is het aannemelijk dat het niet door verjaring kan worden
verkregen en dat het evenmin bezitsbescherming geniet. verkregen en dat het evenmin bezitsbescherming geniet.
Dat gaat echter niet op wanneer de erfdienstbaarheid van uitweg op een Dat gaat echter niet op wanneer de erfdienstbaarheid van uitweg op een
wettelijke titel - bijvoorbeeld wanneer het gaat om een wettelijke titel - bijvoorbeeld wanneer het gaat om een
erfdienstbaarheid van uitweg voor een ingesloten erf (artikel 682 van erfdienstbaarheid van uitweg voor een ingesloten erf (artikel 682 van
het Burgerlijk Wetboek) - of een conventionele titel berust. In die het Burgerlijk Wetboek) - of een conventionele titel berust. In die
gevallen zou het overigens van geen enkel belang zijn te bepalen dat gevallen zou het overigens van geen enkel belang zijn te bepalen dat
de erfdienstbaarheid van uitweg, die de bezitter van het heersend erf de erfdienstbaarheid van uitweg, die de bezitter van het heersend erf
reeds op zekere wijze heeft verworven, daarnaast nog door verjaring reeds op zekere wijze heeft verworven, daarnaast nog door verjaring
zou kunnen worden verkregen. zou kunnen worden verkregen.
B.8.1. De voorwaarde, opgelegd bij artikel 1370, eerste lid, 1°, van B.8.1. De voorwaarde, opgelegd bij artikel 1370, eerste lid, 1°, van
het Gerechtelijk Wetboek, volgens welke het onroerend goed of het het Gerechtelijk Wetboek, volgens welke het onroerend goed of het
onroerend recht, teneinde de door de reïntegranda geboden onroerend recht, teneinde de door de reïntegranda geboden
bezitsbescherming te genieten, het voorwerp moet kunnen zijn van een bezitsbescherming te genieten, het voorwerp moet kunnen zijn van een
verkrijgende verjaring, heeft tot gevolg dat niet alleen de verkrijgende verjaring, heeft tot gevolg dat niet alleen de
erfdienstbaarheden van uitweg die, doordat zij niet op zekere wijze erfdienstbaarheden van uitweg die, doordat zij niet op zekere wijze
kunnen worden aangetoond, mogelijkerwijs voortvloeien uit een kunnen worden aangetoond, mogelijkerwijs voortvloeien uit een
eenvoudig gedogen, maar ook de erfdienstbaarheden van uitweg die, eenvoudig gedogen, maar ook de erfdienstbaarheden van uitweg die,
doordat zij op een wettelijke of conventionele titel berusten, op doordat zij op een wettelijke of conventionele titel berusten, op
zekere wijze zijn aangetoond, van bezitsbescherming zijn uitgesloten. zekere wijze zijn aangetoond, van bezitsbescherming zijn uitgesloten.
B.8.2. Ook al kan worden aangenomen dat de door de reïntegranda B.8.2. Ook al kan worden aangenomen dat de door de reïntegranda
geboden bescherming zich niet uitstrekt tot de uitweg die slechts op geboden bescherming zich niet uitstrekt tot de uitweg die slechts op
een eenvoudig gedogen berust, toch is de uitsluiting, van die een eenvoudig gedogen berust, toch is de uitsluiting, van die
bescherming, van de bij een wettelijke of conventionele titel bescherming, van de bij een wettelijke of conventionele titel
gevestigde erfdienstbaarheden niet pertinent in het licht van het doel gevestigde erfdienstbaarheden niet pertinent in het licht van het doel
van die vordering. van die vordering.
B.8.3. Niets kan immers verantwoorden dat, in tegenstelling tot de B.8.3. Niets kan immers verantwoorden dat, in tegenstelling tot de
bezitter en de houder van een onroerend goed of van een onroerend bezitter en de houder van een onroerend goed of van een onroerend
zakelijk recht, de houder van een recht van uitweg dat op zekere wijze zakelijk recht, de houder van een recht van uitweg dat op zekere wijze
is gevestigd, die wordt gestoord in het genot van dat recht door een is gevestigd, die wordt gestoord in het genot van dat recht door een
daad van geweld of een feitelijkheid, de bescherming van de daad van geweld of een feitelijkheid, de bescherming van de
reïntegranda niet kan genieten, die precies tot doel heeft de openbare reïntegranda niet kan genieten, die precies tot doel heeft de openbare
vrede te waarborgen door eigenrichting te voorkomen en de strijd tegen vrede te waarborgen door eigenrichting te voorkomen en de strijd tegen
dat soort daden mogelijk te maken. Het criterium van onderscheid dat soort daden mogelijk te maken. Het criterium van onderscheid
waarop het verschil in behandeling berust, is bijgevolg niet pertinent waarop het verschil in behandeling berust, is bijgevolg niet pertinent
in het licht van het nagestreefde doel. in het licht van het nagestreefde doel.
B.9. Ten slotte is de mogelijkheid, voor de houder van een recht van B.9. Ten slotte is de mogelijkheid, voor de houder van een recht van
uitweg die wordt gestoord in het bezit van dat recht, om een vordering uitweg die wordt gestoord in het bezit van dat recht, om een vordering
in kort geding in te stellen - ook al kan zij hem in zekere mate een in kort geding in te stellen - ook al kan zij hem in zekere mate een
alternatief bieden -, niet van die aard dat zij een verschil in alternatief bieden -, niet van die aard dat zij een verschil in
behandeling rechtvaardigt dat berust op een criterium dat niet behandeling rechtvaardigt dat berust op een criterium dat niet
pertinent is in het licht van het doel van de in het geding zijnde pertinent is in het licht van het doel van de in het geding zijnde
reglementering. reglementering.
B.10. In zoverre het de houders van een wettelijke of conventionele B.10. In zoverre het de houders van een wettelijke of conventionele
erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van het instellen van een erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van het instellen van een
reïntegranda, is artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk reïntegranda, is artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk
Wetboek, niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Wetboek, niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de Artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de houders van een artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de houders van een
wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van
het voordeel van de bezitsbescherming die bij artikel 1370, tweede het voordeel van de bezitsbescherming die bij artikel 1370, tweede
lid, van hetzelfde Wetboek wordt toegekend tegen een stoornis of lid, van hetzelfde Wetboek wordt toegekend tegen een stoornis of
ontzetting van bezit veroorzaakt door geweld of feitelijkheden. ontzetting van bezit veroorzaakt door geweld of feitelijkheden.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2011. Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2011.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De wnd. voorzitter, De wnd. voorzitter,
J.-P. Snappe J.-P. Snappe
^