← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 Rolnummers 5043 en 5044 In
zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door
de Vrederechter van het kanton Fontaine-l'Evêque. Het samengesteld
uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, voorzitter M. Bossuyt, en de rechters(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 Rolnummers 5043 en 5044 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Fontaine-l'Evêque. Het samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, voorzitter M. Bossuyt, en de rechters(...) | Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 Rolnummers 5043 en 5044 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Fontaine-l'Evêque. Het samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, voorzitter M. Bossuyt, en de rechters(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 | Uittreksel uit arrest nr. 151/2011 van 13 oktober 2011 |
Rolnummers 5043 en 5044 | Rolnummers 5043 en 5044 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1370, 1°, van het |
Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton | Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton |
Fontaine-l'Evêque. | Fontaine-l'Evêque. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, | samengesteld uit rechter J.-P. Snappe, waarnemend voorzitter, |
voorzitter M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. | voorzitter M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. |
Moerman, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier | Moerman, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier |
P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter J.-P. Snappe, | P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter J.-P. Snappe, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Bij twee vonnissen van 7 oktober 2010 respectievelijk in zake Domenico | Bij twee vonnissen van 7 oktober 2010 respectievelijk in zake Domenico |
Nigri tegen Franz Courtois en in zake Rosiane Marcelle tegen Katy Van | Nigri tegen Franz Courtois en in zake Rosiane Marcelle tegen Katy Van |
Paemel en Hélène Godfroid, waarvan de expedities ter griffie van het | Paemel en Hélène Godfroid, waarvan de expedities ter griffie van het |
Hof zijn ingekomen op 15 oktober 2010, heeft de Vrederechter van het | Hof zijn ingekomen op 15 oktober 2010, heeft de Vrederechter van het |
kanton Fontaine-l'Evêque de volgende prejudiciële vraag gesteld : | kanton Fontaine-l'Evêque de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Is artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat ' | « Is artikel 1370, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat ' |
bezitsvorderingen [...] slechts [worden] toegelaten onder de volgende | bezitsvorderingen [...] slechts [worden] toegelaten onder de volgende |
voorwaarden : 1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende | voorwaarden : 1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende |
[zakelijke] rechten die verkregen kunnen worden door verjaring ', | [zakelijke] rechten die verkregen kunnen worden door verjaring ', |
bestaanbaar met de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie die | bestaanbaar met de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie die |
zijn gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat | zijn gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat |
het de houders van een wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid | het de houders van een wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid |
van uitweg bezitsbescherming ontzegt terwijl die in de regel aan alle | van uitweg bezitsbescherming ontzegt terwijl die in de regel aan alle |
houders van onroerende zakelijke rechten toekomt en terwijl, | houders van onroerende zakelijke rechten toekomt en terwijl, |
overigens, de vordering tot herstel in het bezit openstaat voor de | overigens, de vordering tot herstel in het bezit openstaat voor de |
gewone houder van een onroerend goed terwijl hij dat niet door | gewone houder van een onroerend goed terwijl hij dat niet door |
verjaring kan verkrijgen; is die uitsluiting verantwoord in het licht | verjaring kan verkrijgen; is die uitsluiting verantwoord in het licht |
van het doel en het onderwerp van de norm ? ». | van het doel en het onderwerp van de norm ? ». |
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5043 en 5044 van de rol van | Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5043 en 5044 van de rol van |
het Hof, werden samengevoegd. | het Hof, werden samengevoegd. |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. Artikel 1370 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : | B.1.1. Artikel 1370 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : |
« Bezitsvorderingen worden slechts toegelaten onder de volgende | « Bezitsvorderingen worden slechts toegelaten onder de volgende |
voorwaarden : | voorwaarden : |
1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende rechten die | 1° mits het gaat om onroerende goederen of onroerende rechten die |
verkregen kunnen worden door verjaring; | verkregen kunnen worden door verjaring; |
2° mits de eiser bewijst gedurende ten minste een jaar in het bezit | 2° mits de eiser bewijst gedurende ten minste een jaar in het bezit |
ervan te zijn geweest; | ervan te zijn geweest; |
3° mits het bezit alle eigenschappen heeft, vereist bij de artikelen | 3° mits het bezit alle eigenschappen heeft, vereist bij de artikelen |
2228 tot 2235 van het Burgerlijk Wetboek; | 2228 tot 2235 van het Burgerlijk Wetboek; |
4° mits minder dan een jaar verlopen is sinds de stoornis of de | 4° mits minder dan een jaar verlopen is sinds de stoornis of de |
ontzetting van bezit. | ontzetting van bezit. |
Er moet niet worden voldaan aan de voorwaarden die onder 2° en 3° zijn | Er moet niet worden voldaan aan de voorwaarden die onder 2° en 3° zijn |
gesteld, wanneer de stoornis of de ontzetting van bezit veroorzaakt is | gesteld, wanneer de stoornis of de ontzetting van bezit veroorzaakt is |
door geweld of feitelijkheden ». | door geweld of feitelijkheden ». |
B.1.2. De prejudiciële vragen hebben betrekking op het eerste lid, 1°, | B.1.2. De prejudiciële vragen hebben betrekking op het eerste lid, 1°, |
van die bepaling en meer bepaald op de ontvankelijkheidsvoorwaarde van | van die bepaling en meer bepaald op de ontvankelijkheidsvoorwaarde van |
de bezitsvorderingen die is afgeleid uit het feit dat het recht dat | de bezitsvorderingen die is afgeleid uit het feit dat het recht dat |
het voorwerp uitmaakt van de vordering, moet kunnen worden verkregen | het voorwerp uitmaakt van de vordering, moet kunnen worden verkregen |
door verjaring. | door verjaring. |
B.2.1. De voor de verwijzende rechter hangende geschillen hebben | B.2.1. De voor de verwijzende rechter hangende geschillen hebben |
betrekking op stoornissen teweeggebracht bij de uitoefening van | betrekking op stoornissen teweeggebracht bij de uitoefening van |
erfdienstbaarheden van uitweg. | erfdienstbaarheden van uitweg. |
B.2.2. Krachtens de artikelen 684, tweede lid, en 691 van het | B.2.2. Krachtens de artikelen 684, tweede lid, en 691 van het |
Burgerlijk Wetboek kan het recht op erfdienstbaarheid van uitweg niet | Burgerlijk Wetboek kan het recht op erfdienstbaarheid van uitweg niet |
door verjaring worden verkregen. | door verjaring worden verkregen. |
Artikel 684, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers : | Artikel 684, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers : |
« Men kan zich op geen verjaring beroepen, hoelang de uitweg ook moge | « Men kan zich op geen verjaring beroepen, hoelang de uitweg ook moge |
bestaan ». | bestaan ». |
Artikel 691 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt op zijn beurt : | Artikel 691 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt op zijn beurt : |
« Voortdurende niet zichtbare erfdienstbaarheden, en niet voortdurende | « Voortdurende niet zichtbare erfdienstbaarheden, en niet voortdurende |
al dan niet zichtbare erfdienstbaarheden kunnen slechts door een titel | al dan niet zichtbare erfdienstbaarheden kunnen slechts door een titel |
worden gevestigd. | worden gevestigd. |
Bezit, zelfs sinds onheuglijke tijden, is niet voldoende om deze | Bezit, zelfs sinds onheuglijke tijden, is niet voldoende om deze |
erfdienstbaarheden te vestigen; echter kan men de reeds door bezit | erfdienstbaarheden te vestigen; echter kan men de reeds door bezit |
verkregen erfdienstbaarheden van dien aard ten huidigen dage niet | verkregen erfdienstbaarheden van dien aard ten huidigen dage niet |
betwisten, in de gewesten waar zij op die wijze konden worden | betwisten, in de gewesten waar zij op die wijze konden worden |
verkregen ». | verkregen ». |
B.2.3. Aangezien de erfdienstbaarheid van uitweg niet door verjaring | B.2.3. Aangezien de erfdienstbaarheid van uitweg niet door verjaring |
kan worden verkregen, geniet zij niet, met toepassing van de in het | kan worden verkregen, geniet zij niet, met toepassing van de in het |
geding zijnde bepaling, de bescherming van de bezitsvorderingen. | geding zijnde bepaling, de bescherming van de bezitsvorderingen. |
B.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, vindt het | B.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, vindt het |
verschil in behandeling waarover aan het Hof een vraag wordt gesteld, | verschil in behandeling waarover aan het Hof een vraag wordt gesteld, |
zijn oorsprong niet in de artikelen 684 en 691 van het Burgerlijk | zijn oorsprong niet in de artikelen 684 en 691 van het Burgerlijk |
Wetboek, maar in artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk | Wetboek, maar in artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk |
Wetboek, dat door de prejudiciële vragen wordt beoogd. Het is immers | Wetboek, dat door de prejudiciële vragen wordt beoogd. Het is immers |
die bepaling die, doordat zij de onroerende zakelijke rechten die niet | die bepaling die, doordat zij de onroerende zakelijke rechten die niet |
door verjaring kunnen worden verkregen, uitsluit van de | door verjaring kunnen worden verkregen, uitsluit van de |
bezitsbescherming, een verschil in behandeling creëert onder de | bezitsbescherming, een verschil in behandeling creëert onder de |
houders van die zakelijke rechten naargelang de bezitsstoornis die zij | houders van die zakelijke rechten naargelang de bezitsstoornis die zij |
moeten ondergaan, betrekking heeft op een recht dat al dan niet door | moeten ondergaan, betrekking heeft op een recht dat al dan niet door |
verjaring kan worden verkregen. | verjaring kan worden verkregen. |
De prejudiciële vragen zijn ontvankelijk. | De prejudiciële vragen zijn ontvankelijk. |
B.4. De bezitsvorderingen stellen de bezitter van een onroerend goed | B.4. De bezitsvorderingen stellen de bezitter van een onroerend goed |
of van een onroerend zakelijk recht in staat om de stoornissen die | of van een onroerend zakelijk recht in staat om de stoornissen die |
uitgaan van derden en die het goed of het recht aantasten, te doen | uitgaan van derden en die het goed of het recht aantasten, te doen |
ophouden. Zij hebben tot doel de situatie te vrijwaren van de persoon | ophouden. Zij hebben tot doel de situatie te vrijwaren van de persoon |
die in feite het onroerend goed of het onroerend zakelijk recht | die in feite het onroerend goed of het onroerend zakelijk recht |
waarvan het genot wordt verstoord, bezit. De op de bezitsvordering | waarvan het genot wordt verstoord, bezit. De op de bezitsvordering |
gewezen beslissing strekt enkel ertoe de bezitsstoornis te doen | gewezen beslissing strekt enkel ertoe de bezitsstoornis te doen |
ophouden en velt geenszins een voorbarig oordeel over de grond van het | ophouden en velt geenszins een voorbarig oordeel over de grond van het |
recht, waarover wordt beslist aan het einde van de eigendomsvordering. | recht, waarover wordt beslist aan het einde van de eigendomsvordering. |
B.5. Wat de bezitsvorderingen betreft, wordt over het algemeen een | B.5. Wat de bezitsvorderingen betreft, wordt over het algemeen een |
onderscheid gemaakt tussen de « complainte (klachte) », de « aangifte | onderscheid gemaakt tussen de « complainte (klachte) », de « aangifte |
van nieuw werk » die een variant is van de complainte, en de « | van nieuw werk » die een variant is van de complainte, en de « |
reïntegranda ». De eerste twee bezitsvorderingen worden geregeld door | reïntegranda ». De eerste twee bezitsvorderingen worden geregeld door |
artikel 1370, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl de | artikel 1370, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl de |
reïntegranda wordt geregeld door artikel 1370, tweede lid. | reïntegranda wordt geregeld door artikel 1370, tweede lid. |
Uit de vonnissen waarbij het Hof wordt ondervraagd, blijkt dat de | Uit de vonnissen waarbij het Hof wordt ondervraagd, blijkt dat de |
verwijzende rechter te maken heeft met de kwestie van de | verwijzende rechter te maken heeft met de kwestie van de |
toelaatbaarheid van de bezitsvordering die gekend is onder de benaming | toelaatbaarheid van de bezitsvordering die gekend is onder de benaming |
« reïntegranda ». Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling | « reïntegranda ». Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling |
in zoverre zij op die vordering van toepassing is. | in zoverre zij op die vordering van toepassing is. |
B.6.1. De reïntegranda, die wordt beoogd in artikel 1370, tweede lid, | B.6.1. De reïntegranda, die wordt beoogd in artikel 1370, tweede lid, |
van het Gerechtelijk Wetboek, strekt tot handhaving van de openbare | van het Gerechtelijk Wetboek, strekt tot handhaving van de openbare |
vrede door te voorkomen dat partijen het recht in eigen handen nemen. | vrede door te voorkomen dat partijen het recht in eigen handen nemen. |
In de parlementaire voorbereiding van artikel 4 van de wet van 25 | In de parlementaire voorbereiding van artikel 4 van de wet van 25 |
maart 1876 « houdende titel I van het voorafgaande boek van het | maart 1876 « houdende titel I van het voorafgaande boek van het |
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering », dat aan die bepaling ten | Wetboek van burgerlijke rechtsvordering », dat aan die bepaling ten |
grondslag ligt, wordt in dat verband aangegeven : | grondslag ligt, wordt in dat verband aangegeven : |
« Een meerderheid van de commissie was van mening dat het noodzakelijk | « Een meerderheid van de commissie was van mening dat het noodzakelijk |
is om, tot elke prijs, feitelijkheden te voorkomen en te verhinderen, | is om, tot elke prijs, feitelijkheden te voorkomen en te verhinderen, |
zonder zich bezig te houden met het recht van diegene die eronder | zonder zich bezig te houden met het recht van diegene die eronder |
heeft geleden. In geval van aantasting van een vorige stand van zaken, | heeft geleden. In geval van aantasting van een vorige stand van zaken, |
dient men eerst die stand van zaken te herstellen, tenzij men | dient men eerst die stand van zaken te herstellen, tenzij men |
vervolgens onderzoekt aan welke kant het bezit definitief moet | vervolgens onderzoekt aan welke kant het bezit definitief moet |
blijven. Het is raadzaam het grondbeginsel Spoliatus ante omnia | blijven. Het is raadzaam het grondbeginsel Spoliatus ante omnia |
restituendus, met de draagwijdte die de huidige rechtspraak eraan | restituendus, met de draagwijdte die de huidige rechtspraak eraan |
toekent, te handhaven in een belang van orde en openbare vrede. Geen | toekent, te handhaven in een belang van orde en openbare vrede. Geen |
enkele beroving met geweld, ook al gebeurt zij door de meest | enkele beroving met geweld, ook al gebeurt zij door de meest |
rechtmatige bezitter tegen de meest onrechtmatige houder, mag worden | rechtmatige bezitter tegen de meest onrechtmatige houder, mag worden |
gedoogd in een samenleving die angstvallig waakt voor de handhaving | gedoogd in een samenleving die angstvallig waakt voor de handhaving |
van de goede orde en van de algemene veiligheid. Een tegengesteld | van de goede orde en van de algemene veiligheid. Een tegengesteld |
systeem zou kunnen leiden tot een lange reeks gewelddadigheden tussen | systeem zou kunnen leiden tot een lange reeks gewelddadigheden tussen |
twee individuen die beurtelings feitelijkheden zouden plegen in plaats | twee individuen die beurtelings feitelijkheden zouden plegen in plaats |
van indachtig te zijn dat, bij een ontwikkeld volk, niemand het recht | van indachtig te zijn dat, bij een ontwikkeld volk, niemand het recht |
in eigen handen mag nemen » (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer, | in eigen handen mag nemen » (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer, |
1869-1870, nr. 134, p. 23). | 1869-1870, nr. 134, p. 23). |
B.6.2. Uit het feit dat zij kan worden aangewend zonder dat de | B.6.2. Uit het feit dat zij kan worden aangewend zonder dat de |
voorwaarden vermeld in het 2° en het 3° van artikel 1370, eerste lid, | voorwaarden vermeld in het 2° en het 3° van artikel 1370, eerste lid, |
van het Gerechtelijk Wetboek zijn vervuld, volgt dat de reïntegranda | van het Gerechtelijk Wetboek zijn vervuld, volgt dat de reïntegranda |
aan iedere bezitter toekomt, zelfs in geval van aantasting van zijn | aan iedere bezitter toekomt, zelfs in geval van aantasting van zijn |
bezit, en aan iedere houder van een goed. Zij strekt niet tot | bezit, en aan iedere houder van een goed. Zij strekt niet tot |
bescherming van de verkrijgende verjaring, want in dat geval zou zij | bescherming van de verkrijgende verjaring, want in dat geval zou zij |
geen voordeel kunnen opleveren voor de houder, die zijn goed niet door | geen voordeel kunnen opleveren voor de houder, die zijn goed niet door |
verjaring kan verkrijgen. Zij heeft tot doel, zoals blijkt uit de in | verjaring kan verkrijgen. Zij heeft tot doel, zoals blijkt uit de in |
B.6.1 geciteerde parlementaire voorbereiding, de openbare vrede te | B.6.1 geciteerde parlementaire voorbereiding, de openbare vrede te |
waarborgen en eigenrichting te voorkomen. | waarborgen en eigenrichting te voorkomen. |
B.7. Niet-voortdurende of niet-zichtbare erfdienstbaarheden kunnen in | B.7. Niet-voortdurende of niet-zichtbare erfdienstbaarheden kunnen in |
de regel niet door verjaring worden verkregen omdat zij mogelijk niet | de regel niet door verjaring worden verkregen omdat zij mogelijk niet |
op een recht zijn gegrond, maar op een eenvoudig gedogen vanwege de | op een recht zijn gegrond, maar op een eenvoudig gedogen vanwege de |
eigenaar van het lijdend erf. | eigenaar van het lijdend erf. |
Wanneer het recht van uitweg niet op zekere wijze kan worden | Wanneer het recht van uitweg niet op zekere wijze kan worden |
gevestigd, is het aannemelijk dat het niet door verjaring kan worden | gevestigd, is het aannemelijk dat het niet door verjaring kan worden |
verkregen en dat het evenmin bezitsbescherming geniet. | verkregen en dat het evenmin bezitsbescherming geniet. |
Dat gaat echter niet op wanneer de erfdienstbaarheid van uitweg op een | Dat gaat echter niet op wanneer de erfdienstbaarheid van uitweg op een |
wettelijke titel - bijvoorbeeld wanneer het gaat om een | wettelijke titel - bijvoorbeeld wanneer het gaat om een |
erfdienstbaarheid van uitweg voor een ingesloten erf (artikel 682 van | erfdienstbaarheid van uitweg voor een ingesloten erf (artikel 682 van |
het Burgerlijk Wetboek) - of een conventionele titel berust. In die | het Burgerlijk Wetboek) - of een conventionele titel berust. In die |
gevallen zou het overigens van geen enkel belang zijn te bepalen dat | gevallen zou het overigens van geen enkel belang zijn te bepalen dat |
de erfdienstbaarheid van uitweg, die de bezitter van het heersend erf | de erfdienstbaarheid van uitweg, die de bezitter van het heersend erf |
reeds op zekere wijze heeft verworven, daarnaast nog door verjaring | reeds op zekere wijze heeft verworven, daarnaast nog door verjaring |
zou kunnen worden verkregen. | zou kunnen worden verkregen. |
B.8.1. De voorwaarde, opgelegd bij artikel 1370, eerste lid, 1°, van | B.8.1. De voorwaarde, opgelegd bij artikel 1370, eerste lid, 1°, van |
het Gerechtelijk Wetboek, volgens welke het onroerend goed of het | het Gerechtelijk Wetboek, volgens welke het onroerend goed of het |
onroerend recht, teneinde de door de reïntegranda geboden | onroerend recht, teneinde de door de reïntegranda geboden |
bezitsbescherming te genieten, het voorwerp moet kunnen zijn van een | bezitsbescherming te genieten, het voorwerp moet kunnen zijn van een |
verkrijgende verjaring, heeft tot gevolg dat niet alleen de | verkrijgende verjaring, heeft tot gevolg dat niet alleen de |
erfdienstbaarheden van uitweg die, doordat zij niet op zekere wijze | erfdienstbaarheden van uitweg die, doordat zij niet op zekere wijze |
kunnen worden aangetoond, mogelijkerwijs voortvloeien uit een | kunnen worden aangetoond, mogelijkerwijs voortvloeien uit een |
eenvoudig gedogen, maar ook de erfdienstbaarheden van uitweg die, | eenvoudig gedogen, maar ook de erfdienstbaarheden van uitweg die, |
doordat zij op een wettelijke of conventionele titel berusten, op | doordat zij op een wettelijke of conventionele titel berusten, op |
zekere wijze zijn aangetoond, van bezitsbescherming zijn uitgesloten. | zekere wijze zijn aangetoond, van bezitsbescherming zijn uitgesloten. |
B.8.2. Ook al kan worden aangenomen dat de door de reïntegranda | B.8.2. Ook al kan worden aangenomen dat de door de reïntegranda |
geboden bescherming zich niet uitstrekt tot de uitweg die slechts op | geboden bescherming zich niet uitstrekt tot de uitweg die slechts op |
een eenvoudig gedogen berust, toch is de uitsluiting, van die | een eenvoudig gedogen berust, toch is de uitsluiting, van die |
bescherming, van de bij een wettelijke of conventionele titel | bescherming, van de bij een wettelijke of conventionele titel |
gevestigde erfdienstbaarheden niet pertinent in het licht van het doel | gevestigde erfdienstbaarheden niet pertinent in het licht van het doel |
van die vordering. | van die vordering. |
B.8.3. Niets kan immers verantwoorden dat, in tegenstelling tot de | B.8.3. Niets kan immers verantwoorden dat, in tegenstelling tot de |
bezitter en de houder van een onroerend goed of van een onroerend | bezitter en de houder van een onroerend goed of van een onroerend |
zakelijk recht, de houder van een recht van uitweg dat op zekere wijze | zakelijk recht, de houder van een recht van uitweg dat op zekere wijze |
is gevestigd, die wordt gestoord in het genot van dat recht door een | is gevestigd, die wordt gestoord in het genot van dat recht door een |
daad van geweld of een feitelijkheid, de bescherming van de | daad van geweld of een feitelijkheid, de bescherming van de |
reïntegranda niet kan genieten, die precies tot doel heeft de openbare | reïntegranda niet kan genieten, die precies tot doel heeft de openbare |
vrede te waarborgen door eigenrichting te voorkomen en de strijd tegen | vrede te waarborgen door eigenrichting te voorkomen en de strijd tegen |
dat soort daden mogelijk te maken. Het criterium van onderscheid | dat soort daden mogelijk te maken. Het criterium van onderscheid |
waarop het verschil in behandeling berust, is bijgevolg niet pertinent | waarop het verschil in behandeling berust, is bijgevolg niet pertinent |
in het licht van het nagestreefde doel. | in het licht van het nagestreefde doel. |
B.9. Ten slotte is de mogelijkheid, voor de houder van een recht van | B.9. Ten slotte is de mogelijkheid, voor de houder van een recht van |
uitweg die wordt gestoord in het bezit van dat recht, om een vordering | uitweg die wordt gestoord in het bezit van dat recht, om een vordering |
in kort geding in te stellen - ook al kan zij hem in zekere mate een | in kort geding in te stellen - ook al kan zij hem in zekere mate een |
alternatief bieden -, niet van die aard dat zij een verschil in | alternatief bieden -, niet van die aard dat zij een verschil in |
behandeling rechtvaardigt dat berust op een criterium dat niet | behandeling rechtvaardigt dat berust op een criterium dat niet |
pertinent is in het licht van het doel van de in het geding zijnde | pertinent is in het licht van het doel van de in het geding zijnde |
reglementering. | reglementering. |
B.10. In zoverre het de houders van een wettelijke of conventionele | B.10. In zoverre het de houders van een wettelijke of conventionele |
erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van het instellen van een | erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van het instellen van een |
reïntegranda, is artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk | reïntegranda, is artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk |
Wetboek, niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | Wetboek, niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de | Artikel 1370, eerste lid, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de houders van een | artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de houders van een |
wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van | wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid van uitweg uitsluit van |
het voordeel van de bezitsbescherming die bij artikel 1370, tweede | het voordeel van de bezitsbescherming die bij artikel 1370, tweede |
lid, van hetzelfde Wetboek wordt toegekend tegen een stoornis of | lid, van hetzelfde Wetboek wordt toegekend tegen een stoornis of |
ontzetting van bezit veroorzaakt door geweld of feitelijkheden. | ontzetting van bezit veroorzaakt door geweld of feitelijkheden. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2011. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2011. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
De wnd. voorzitter, | De wnd. voorzitter, |
J.-P. Snappe | J.-P. Snappe |