← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 72/2011 van 12 mei 2011 Rolnummer 4982 In zake : het beroep
tot vernietiging van de artikelen 115 en 117, juncto artikel 126, van de programmawet van 23 december
2009, ingesteld door Christian Claeys en anderen."
| Uittreksel uit arrest nr. 72/2011 van 12 mei 2011 Rolnummer 4982 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 115 en 117, juncto artikel 126, van de programmawet van 23 december 2009, ingesteld door Christian Claeys en anderen. | Uittreksel uit arrest nr. 72/2011 van 12 mei 2011 Rolnummer 4982 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 115 en 117, juncto artikel 126, van de programmawet van 23 december 2009, ingesteld door Christian Claeys en anderen. |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 72/2011 van 12 mei 2011 | Uittreksel uit arrest nr. 72/2011 van 12 mei 2011 |
| Rolnummer 4982 | Rolnummer 4982 |
| In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 115 en 117, | In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 115 en 117, |
| juncto artikel 126, van de programmawet van 23 december 2009, | juncto artikel 126, van de programmawet van 23 december 2009, |
| ingesteld door Christian Claeys en anderen. | ingesteld door Christian Claeys en anderen. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de | samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de |
| rechters J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey | rechters J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey |
| en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
| voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, | voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
| Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 juni 2010 | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 juni 2010 |
| ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 juni | ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 juni |
| 2010, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 115 en | 2010, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 115 en |
| 117, juncto artikel 126, van de programmawet van 23 december 2009 | 117, juncto artikel 126, van de programmawet van 23 december 2009 |
| (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2009) door | (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2009) door |
| Christian Claeys, wonende te 8670 Oostduinkerke, Europaplein 6, Hubert | Christian Claeys, wonende te 8670 Oostduinkerke, Europaplein 6, Hubert |
| Geelen, wonende te 2060 Antwerpen, August Sniedersstraat 51, Pascal | Geelen, wonende te 2060 Antwerpen, August Sniedersstraat 51, Pascal |
| Vande Velde, wonende te 8570 Anzegem, Statiestraat 2, Thomas | Vande Velde, wonende te 8570 Anzegem, Statiestraat 2, Thomas |
| Haustraete, wonende te 9340 Lede, Grote Steenweg 113, Geert Cackebeke, | Haustraete, wonende te 9340 Lede, Grote Steenweg 113, Geert Cackebeke, |
| wonende te 9520 Sint-Lievens-Houtem, Kerkkouterstraat 16, Bart Van | wonende te 9520 Sint-Lievens-Houtem, Kerkkouterstraat 16, Bart Van |
| Nieuwenhuyse, wonende te 9230 Wetteren, Meerstraat 22, Maria | Nieuwenhuyse, wonende te 9230 Wetteren, Meerstraat 22, Maria |
| Schelfhaut, wonende te 9070 Destelbergen, Zevensterrede 2, Werner Van | Schelfhaut, wonende te 9070 Destelbergen, Zevensterrede 2, Werner Van |
| Herreweghe, wonende te 9200 Oudegem, Varenbergstraat 42, en Camiel Van | Herreweghe, wonende te 9200 Oudegem, Varenbergstraat 42, en Camiel Van |
| Sande, wonende te 9420 Erpe-Mere, Prinsdaal 33. | Sande, wonende te 9420 Erpe-Mere, Prinsdaal 33. |
| (...) | (...) |
| II. In rechte | II. In rechte |
| (...) | (...) |
| Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep | Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep |
| B.1.1. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, doen de | B.1.1. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, doen de |
| verzoekende partijen die wijzen op hun hoedanigheid van | verzoekende partijen die wijzen op hun hoedanigheid van |
| bedrijfsleiders, blijken van het rechtens vereiste belang bij hun | bedrijfsleiders, blijken van het rechtens vereiste belang bij hun |
| beroep tot vernietiging van de artikelen 115 en 117 van de | beroep tot vernietiging van de artikelen 115 en 117 van de |
| programmawet van 23 december 2009, die tot gevolg kunnen hebben dat | programmawet van 23 december 2009, die tot gevolg kunnen hebben dat |
| voor die categorie van belastingplichtigen in de personenbelasting | voor die categorie van belastingplichtigen in de personenbelasting |
| minder beroepskosten in aanmerking worden genomen. | minder beroepskosten in aanmerking worden genomen. |
| Uit het gegeven dat de verzoekende partijen in een eerste middel de | Uit het gegeven dat de verzoekende partijen in een eerste middel de |
| vermindering van de forfaitaire aftrek van beroepskosten bestrijden | vermindering van de forfaitaire aftrek van beroepskosten bestrijden |
| (artikel 115), volgt nog niet dat zij geen belang zouden hebben om in | (artikel 115), volgt nog niet dat zij geen belang zouden hebben om in |
| een tweede middel de vermindering te bestrijden van het percentage | een tweede middel de vermindering te bestrijden van het percentage |
| voor de aftrek van de werkelijke beroepskosten met betrekking tot de | voor de aftrek van de werkelijke beroepskosten met betrekking tot de |
| brandstof voor voertuigen (artikel 117). Als belastingplichtigen | brandstof voor voertuigen (artikel 117). Als belastingplichtigen |
| hebben de verzoekende partijen immers jaar na jaar de keuze tussen de | hebben de verzoekende partijen immers jaar na jaar de keuze tussen de |
| forfaitaire aftrek en de aftrek van de reële beroepskosten. | forfaitaire aftrek en de aftrek van de reële beroepskosten. |
| B.1.2. Nu minstens één van de verzoekende partijen als bedrijfsleider | B.1.2. Nu minstens één van de verzoekende partijen als bedrijfsleider |
| doet blijken van een belang, is het niet nodig te onderzoeken of de | doet blijken van een belang, is het niet nodig te onderzoeken of de |
| overige verzoekende partijen die mede het verzoekschrift hebben | overige verzoekende partijen die mede het verzoekschrift hebben |
| ingediend, de hoedanigheid van bedrijfsleider hebben. | ingediend, de hoedanigheid van bedrijfsleider hebben. |
| Ten aanzien van het eerste middel | Ten aanzien van het eerste middel |
| B.2.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel | B.2.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel |
| 115 van de programmawet van 23 december 2009, dat bepaalt : | 115 van de programmawet van 23 december 2009, dat bepaalt : |
| « In artikel 51 van [het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992] | « In artikel 51 van [het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992] |
| worden de volgende wijzigingen aangebracht : | worden de volgende wijzigingen aangebracht : |
| 1° in het tweede lid, 2°, worden de woorden ' 5 pct. ' vervangen door | 1° in het tweede lid, 2°, worden de woorden ' 5 pct. ' vervangen door |
| de woorden ' 3 pct. '; | de woorden ' 3 pct. '; |
| 2° in het derde lid, worden de woorden ' in het tweede lid, 1° tot 4° | 2° in het derde lid, worden de woorden ' in het tweede lid, 1° tot 4° |
| ' vervangen door de woorden ' in het tweede lid, 1°, 3° en 4°, noch | ' vervangen door de woorden ' in het tweede lid, 1°, 3° en 4°, noch |
| meer dan 1.555,50 euro voor het geheel van de inkomsten als vermeld in | meer dan 1.555,50 euro voor het geheel van de inkomsten als vermeld in |
| het tweede lid, 2. ' ». | het tweede lid, 2. ' ». |
| Vóór de bovenvermelde wijziging bepaalde artikel 51 van het Wetboek | Vóór de bovenvermelde wijziging bepaalde artikel 51 van het Wetboek |
| van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992) : | van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992) : |
| « Met betrekking tot andere bezoldigingen en baten dan vergoedingen | « Met betrekking tot andere bezoldigingen en baten dan vergoedingen |
| verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke | verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke |
| derving van bezoldigingen of baten, worden de beroepskosten, de in | derving van bezoldigingen of baten, worden de beroepskosten, de in |
| artikel 52, 7° en 8°, bedoelde bijdragen en sommen uitgezonderd, bij | artikel 52, 7° en 8°, bedoelde bijdragen en sommen uitgezonderd, bij |
| gebrek aan bewijzen forfaitair bepaald op percentages van het | gebrek aan bewijzen forfaitair bepaald op percentages van het |
| brutobedrag van die inkomsten, vooraf verminderd met voormelde | brutobedrag van die inkomsten, vooraf verminderd met voormelde |
| bijdragen. | bijdragen. |
| Die percentages bedragen : | Die percentages bedragen : |
| 1° voor bezoldigingen van werknemers : | 1° voor bezoldigingen van werknemers : |
| a) 28,7 pct. van de eerste schijf van 3.750 EUR; | a) 28,7 pct. van de eerste schijf van 3.750 EUR; |
| b) 10 pct. van de schijf van 3.750 EUR tot 7.450 EUR; | b) 10 pct. van de schijf van 3.750 EUR tot 7.450 EUR; |
| c) 5 pct. van de schijf van 7.450 EUR tot 12.400 EUR; | c) 5 pct. van de schijf van 7.450 EUR tot 12.400 EUR; |
| d) 3 pct. van de schijf boven 12.400 EUR; | d) 3 pct. van de schijf boven 12.400 EUR; |
| 2° voor bezoldigingen van bedrijfsleiders : 5 pct.; | 2° voor bezoldigingen van bedrijfsleiders : 5 pct.; |
| 3° voor bezoldigingen van meewerkende echtgenoten : 5 pct.; | 3° voor bezoldigingen van meewerkende echtgenoten : 5 pct.; |
| 4° voor baten : de in 1° vastgestelde percentages. | 4° voor baten : de in 1° vastgestelde percentages. |
| In geen geval mag het forfait meer bedragen dan 2.592,50 EUR voor het | In geen geval mag het forfait meer bedragen dan 2.592,50 EUR voor het |
| geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het | geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het |
| tweede lid, 1° tot 4°. | tweede lid, 1° tot 4°. |
| Met betrekking tot bezoldigingen van werknemers wordt het forfait, | Met betrekking tot bezoldigingen van werknemers wordt het forfait, |
| gelet op de uitzonderlijke kosten die voortvloeien uit de afstand | gelet op de uitzonderlijke kosten die voortvloeien uit de afstand |
| tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, verhoogd met een | tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, verhoogd met een |
| bedrag bepaald volgens een door de Koning vastgestelde schaal ». | bedrag bepaald volgens een door de Koning vastgestelde schaal ». |
| B.2.2. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de | B.2.2. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de |
| bestreden bepaling in samenhang gelezen met artikel 126 van de | bestreden bepaling in samenhang gelezen met artikel 126 van de |
| programmawet van 23 december 2009, dat bepaalt dat artikel 115 van | programmawet van 23 december 2009, dat bepaalt dat artikel 115 van |
| toepassing is vanaf het aanslagjaar 2011. | toepassing is vanaf het aanslagjaar 2011. |
| B.3. De verzoekende partijen klagen aan dat de beperking van de | B.3. De verzoekende partijen klagen aan dat de beperking van de |
| forfaitaire aftrek van kosten enkel de bedrijfsleiders raakt en hen | forfaitaire aftrek van kosten enkel de bedrijfsleiders raakt en hen |
| aldus discrimineert ten opzichte van de werknemers die een beroep doen | aldus discrimineert ten opzichte van de werknemers die een beroep doen |
| op het kostenforfait en ten opzichte van de genieters van | op het kostenforfait en ten opzichte van de genieters van |
| bezoldigingen en baten en de bedrijfsleiders die hun werkelijke kosten | bezoldigingen en baten en de bedrijfsleiders die hun werkelijke kosten |
| bewijzen. | bewijzen. |
| B.4. Het Hof dient te onderzoeken of de bestreden bepaling bestaanbaar | B.4. Het Hof dient te onderzoeken of de bestreden bepaling bestaanbaar |
| is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, gewaarborgd | is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, gewaarborgd |
| bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en bij artikel 172 ervan, | bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en bij artikel 172 ervan, |
| dat een bijzondere toepassing vormt van dat beginsel in fiscale | dat een bijzondere toepassing vormt van dat beginsel in fiscale |
| aangelegenheden. | aangelegenheden. |
| B.5. De bestreden bepaling verlaagt de forfaitaire aftrek van | B.5. De bestreden bepaling verlaagt de forfaitaire aftrek van |
| beroepskosten van bedrijfsleiders van 5 tot 3 pct. van hun | beroepskosten van bedrijfsleiders van 5 tot 3 pct. van hun |
| bezoldiging. Tevens voert die bepaling voor die aftrek een specifiek | bezoldiging. Tevens voert die bepaling voor die aftrek een specifiek |
| plafond in van 1 555,50 euro voor de forfaitaire aftrek van kosten van | plafond in van 1 555,50 euro voor de forfaitaire aftrek van kosten van |
| bedrijfsleiders, naast het bestaande plafond van 2 592,50 euro voor de | bedrijfsleiders, naast het bestaande plafond van 2 592,50 euro voor de |
| andere categorieën van belastingplichtigen in de personenbelasting. | andere categorieën van belastingplichtigen in de personenbelasting. |
| Volgens de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling is | Volgens de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling is |
| het de bedoeling van de wetgever om « het dubbel gebruik van de | het de bedoeling van de wetgever om « het dubbel gebruik van de |
| beroepskosten tussen de bedrijfsleiders en hun vennootschappen zo veel | beroepskosten tussen de bedrijfsleiders en hun vennootschappen zo veel |
| mogelijk [te] beperken » (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC | mogelijk [te] beperken » (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC |
| 52-2278/001, p. 56). | 52-2278/001, p. 56). |
| B.6. Aan de wetgever komt het toe te bepalen welke doelstellingen hij | B.6. Aan de wetgever komt het toe te bepalen welke doelstellingen hij |
| op fiscaal vlak wil nastreven. | op fiscaal vlak wil nastreven. |
| Hij kan in het raam van zijn beoordelingsvrijheid beslissen om voor de | Hij kan in het raam van zijn beoordelingsvrijheid beslissen om voor de |
| aftrek van werkelijk bewezen beroepskosten een alternatief te bieden | aftrek van werkelijk bewezen beroepskosten een alternatief te bieden |
| dat bestaat in een forfaitaire aftrek waarvan hij het percentage en de | dat bestaat in een forfaitaire aftrek waarvan hij het percentage en de |
| modaliteiten bepaalt. | modaliteiten bepaalt. |
| Het Hof vermag dergelijke beleidskeuzen, alsook de motieven die eraan | Het Hof vermag dergelijke beleidskeuzen, alsook de motieven die eraan |
| ten grondslag liggen, slechts af te keuren indien zij op een | ten grondslag liggen, slechts af te keuren indien zij op een |
| kennelijke vergissing zouden berusten of indien zij kennelijk | kennelijke vergissing zouden berusten of indien zij kennelijk |
| onredelijk zouden zijn. | onredelijk zouden zijn. |
| B.7.1. De verzoekende partijen voeren aan dat niet valt in te zien | B.7.1. De verzoekende partijen voeren aan dat niet valt in te zien |
| waarom de wetgever enkel voor de bedrijfsleiders het forfait heeft | waarom de wetgever enkel voor de bedrijfsleiders het forfait heeft |
| verlaagd teneinde « dubbel gebruik » van de beroepskosten tegen te | verlaagd teneinde « dubbel gebruik » van de beroepskosten tegen te |
| gaan, terwijl volgens hen ook bij werknemers een dergelijk dubbel | gaan, terwijl volgens hen ook bij werknemers een dergelijk dubbel |
| gebruik bestaat. Volgens de verzoekende partijen worden de meeste | gebruik bestaat. Volgens de verzoekende partijen worden de meeste |
| kosten voor werknemers reeds door de werkgever ten laste genomen en | kosten voor werknemers reeds door de werkgever ten laste genomen en |
| overstijgen de percentages die voor de beroepskosten van werknemers | overstijgen de percentages die voor de beroepskosten van werknemers |
| gelden, in de meeste gevallen hun werkelijke kosten. | gelden, in de meeste gevallen hun werkelijke kosten. |
| B.7.2. Het « dubbel gebruik van beroepskosten » dat de wetgever wil | B.7.2. Het « dubbel gebruik van beroepskosten » dat de wetgever wil |
| beperken, kan zich voordoen wanneer bepaalde beroepskosten aftrekbaar | beperken, kan zich voordoen wanneer bepaalde beroepskosten aftrekbaar |
| zijn in de vennootschapsbelasting of in de personenbelasting. Hoe meer | zijn in de vennootschapsbelasting of in de personenbelasting. Hoe meer |
| dergelijke kosten kunnen worden toegeschreven aan de vennootschap, hoe | dergelijke kosten kunnen worden toegeschreven aan de vennootschap, hoe |
| meer zij kunnen worden geacht een dubbel gebruik uit te maken met een | meer zij kunnen worden geacht een dubbel gebruik uit te maken met een |
| aftrek door middel van het forfait in de personenbelasting. | aftrek door middel van het forfait in de personenbelasting. |
| De wetgever is in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat die | De wetgever is in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat die |
| mogelijkheid van dubbel gebruik meer kan voorkomen met betrekking tot | mogelijkheid van dubbel gebruik meer kan voorkomen met betrekking tot |
| dergelijke kosten gemaakt door of voor bedrijfsleiders, die vanwege | dergelijke kosten gemaakt door of voor bedrijfsleiders, die vanwege |
| hun leidinggevende rol in de betrokken vennootschap doorgaans in een | hun leidinggevende rol in de betrokken vennootschap doorgaans in een |
| betere positie verkeren dan werknemers om die kosten door de | betere positie verkeren dan werknemers om die kosten door de |
| vennootschap op zich te laten nemen en in de vennootschapsbelasting te | vennootschap op zich te laten nemen en in de vennootschapsbelasting te |
| laten aftrekken, terwijl zij voor zichzelf een beroep doen op de | laten aftrekken, terwijl zij voor zichzelf een beroep doen op de |
| forfaitaire aftrek in de personenbelasting. | forfaitaire aftrek in de personenbelasting. |
| De maatregel is derhalve niet zonder redelijke verantwoording. | De maatregel is derhalve niet zonder redelijke verantwoording. |
| B.7.3. Voor het overige heeft de maatregel geen onevenredige gevolgen | B.7.3. Voor het overige heeft de maatregel geen onevenredige gevolgen |
| aangezien de bedrijfsleiders steeds over de mogelijkheid beschikken om | aangezien de bedrijfsleiders steeds over de mogelijkheid beschikken om |
| in plaats van de forfaitaire aftrek hun werkelijke beroepskosten af te | in plaats van de forfaitaire aftrek hun werkelijke beroepskosten af te |
| trekken. Dienaangaande worden de bedrijfsleiders overigens niet anders | trekken. Dienaangaande worden de bedrijfsleiders overigens niet anders |
| behandeld dan de andere categorieën van belastingplichtigen waarmee de | behandeld dan de andere categorieën van belastingplichtigen waarmee de |
| verzoekende partijen zich vergelijken, behalve wat enkele specifieke | verzoekende partijen zich vergelijken, behalve wat enkele specifieke |
| bepalingen met betrekking tot de aftrek van kosten van bedrijfsleiders | bepalingen met betrekking tot de aftrek van kosten van bedrijfsleiders |
| betreft. | betreft. |
| B.8. Het eerste middel is niet gegrond. | B.8. Het eerste middel is niet gegrond. |
| Ten aanzien van het tweede middel | Ten aanzien van het tweede middel |
| B.9.1. De verzoekende partijen vorderen ook de vernietiging van | B.9.1. De verzoekende partijen vorderen ook de vernietiging van |
| artikel 117 van de programmawet van 23 december 2009, dat bepaalt : | artikel 117 van de programmawet van 23 december 2009, dat bepaalt : |
| « Artikel 66, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de | « Artikel 66, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de |
| wet van 22 december 2008, wordt vervangen als volgt : | wet van 22 december 2008, wordt vervangen als volgt : |
| ' § 1. Beroepskosten met betrekking tot het gebruik van de in artikel | ' § 1. Beroepskosten met betrekking tot het gebruik van de in artikel |
| 65 bedoelde voertuigen zijn slechts tot 75 pct. aftrekbaar. ' ». | 65 bedoelde voertuigen zijn slechts tot 75 pct. aftrekbaar. ' ». |
| Vóór die wijziging bepaalde artikel 66, § 1, van het WIB 1992 : | Vóór die wijziging bepaalde artikel 66, § 1, van het WIB 1992 : |
| « Met uitzondering van de kosten van brandstof zijn beroepskosten met | « Met uitzondering van de kosten van brandstof zijn beroepskosten met |
| betrekking tot het gebruik van de in artikel 65 bedoelde voertuigen, | betrekking tot het gebruik van de in artikel 65 bedoelde voertuigen, |
| slechts tot 75 % aftrekbaar. | slechts tot 75 % aftrekbaar. |
| De in het eerste lid bedoelde beroepskosten omvatten ook de op die | De in het eerste lid bedoelde beroepskosten omvatten ook de op die |
| voertuigen geleden minderwaarden ». | voertuigen geleden minderwaarden ». |
| B.9.2. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel | B.9.2. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel |
| 117 van de programmawet van 23 december 2009, in samenhang gelezen met | 117 van de programmawet van 23 december 2009, in samenhang gelezen met |
| artikel 126 ervan, dat in het derde lid bepaalt dat artikel 117 van | artikel 126 ervan, dat in het derde lid bepaalt dat artikel 117 van |
| die wet in werking treedt op 1 januari 2010. | die wet in werking treedt op 1 januari 2010. |
| B.10. De verzoekende partijen voeren de schending aan van de artikelen | B.10. De verzoekende partijen voeren de schending aan van de artikelen |
| 10, 11 en 172 van de Grondwet doordat ook de aftrek voor | 10, 11 en 172 van de Grondwet doordat ook de aftrek voor |
| brandstofkosten vanaf 1 januari 2010 valt onder de algemene beperking | brandstofkosten vanaf 1 januari 2010 valt onder de algemene beperking |
| tot 75 pct. van de kosten voor de in artikel 65 van het WIB 1992 | tot 75 pct. van de kosten voor de in artikel 65 van het WIB 1992 |
| bedoelde voertuigen. Zij klagen aan dat de bestreden bepaling geen | bedoelde voertuigen. Zij klagen aan dat de bestreden bepaling geen |
| enkele aanpassing inhoudt voor werknemers en beoefenaars van vrije | enkele aanpassing inhoudt voor werknemers en beoefenaars van vrije |
| beroepen en inzonderheid geen wijziging behelst van de forfaitaire | beroepen en inzonderheid geen wijziging behelst van de forfaitaire |
| aftrek voor woon-werkverkeer van 0,15 euro per kilometer. | aftrek voor woon-werkverkeer van 0,15 euro per kilometer. |
| B.11. Met de bestreden bepaling heeft de wetgever een einde gemaakt | B.11. Met de bestreden bepaling heeft de wetgever een einde gemaakt |
| aan het uitzonderingsstelsel voor de aftrek van brandstofkosten die, | aan het uitzonderingsstelsel voor de aftrek van brandstofkosten die, |
| in tegenstelling tot de overige kosten met betrekking tot het gebruik | in tegenstelling tot de overige kosten met betrekking tot het gebruik |
| van de in artikel 65 van het WIB 1992 bedoelde voertuigen, voor 100 | van de in artikel 65 van het WIB 1992 bedoelde voertuigen, voor 100 |
| pct. aftrekbaar waren. Volgens de memorie van toelichting is die | pct. aftrekbaar waren. Volgens de memorie van toelichting is die |
| maatregel ingegeven « door de wens het brandstofverbruik van het | maatregel ingegeven « door de wens het brandstofverbruik van het |
| wagenpark van België te doen dalen en de bedrijven er toe aan te | wagenpark van België te doen dalen en de bedrijven er toe aan te |
| zetten meer gebruik te maken van alternatieve oplossingen » (Parl. | zetten meer gebruik te maken van alternatieve oplossingen » (Parl. |
| St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2278/001, p. 58). | St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2278/001, p. 58). |
| Die maatregel geldt zonder onderscheid voor alle belastingplichtigen | Die maatregel geldt zonder onderscheid voor alle belastingplichtigen |
| die dergelijke kosten willen aftrekken, en is dan ook niet in strijd | die dergelijke kosten willen aftrekken, en is dan ook niet in strijd |
| met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie dat is | met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie dat is |
| gewaarborgd bij de voormelde grondwetsbepalingen. | gewaarborgd bij de voormelde grondwetsbepalingen. |
| Uit het gegeven dat de wetgever de aftrek van brandstofkosten heeft | Uit het gegeven dat de wetgever de aftrek van brandstofkosten heeft |
| verminderd tot 75 pct. van de bewezen werkelijke kosten, volgt niet | verminderd tot 75 pct. van de bewezen werkelijke kosten, volgt niet |
| dat hij ook het alternatieve stelsel van de forfaitaire aftrek voor | dat hij ook het alternatieve stelsel van de forfaitaire aftrek voor |
| woon-werkverkeer moest wijzigen. | woon-werkverkeer moest wijzigen. |
| B.12. De verzoekende partijen betogen nog dat de bestreden bepaling | B.12. De verzoekende partijen betogen nog dat de bestreden bepaling |
| discriminerend is voor bedrijfsleiders die grote verplaatsingen moeten | discriminerend is voor bedrijfsleiders die grote verplaatsingen moeten |
| maken. Een onderneming in Brussel met clientèle in die regio zou | maken. Een onderneming in Brussel met clientèle in die regio zou |
| minder autokosten hebben dan een onderneming in Brugge met clientèle | minder autokosten hebben dan een onderneming in Brugge met clientèle |
| in heel West-Vlaanderen. | in heel West-Vlaanderen. |
| Met die argumentatie klagen de verzoekende partijen in feite een | Met die argumentatie klagen de verzoekende partijen in feite een |
| identieke behandeling van verschillende situaties aan. | identieke behandeling van verschillende situaties aan. |
| De bestreden bepaling heeft betrekking op de aftrek van bewezen | De bestreden bepaling heeft betrekking op de aftrek van bewezen |
| werkelijke autokosten. Wie beroepshalve met de wagen grote afstanden | werkelijke autokosten. Wie beroepshalve met de wagen grote afstanden |
| aflegt, kan meer brandstofkosten in rekening brengen dan wie minder | aflegt, kan meer brandstofkosten in rekening brengen dan wie minder |
| dergelijke verplaatsingen heeft. In dat opzicht is de situatie van | dergelijke verplaatsingen heeft. In dat opzicht is de situatie van |
| bedrijfsleiders onderling en in vergelijking met die van andere | bedrijfsleiders onderling en in vergelijking met die van andere |
| categorieën van belastingplichtigen niet wezenlijk verschillend. | categorieën van belastingplichtigen niet wezenlijk verschillend. |
| B.13. Het tweede middel is niet gegrond. | B.13. Het tweede middel is niet gegrond. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| verwerpt het beroep. | verwerpt het beroep. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, | Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, |
| overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
| het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 12 mei 2011. | het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 12 mei 2011. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| M. Bossuyt. | M. Bossuyt. |