Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 30/2011 van 24 februari 2011 Rolnummer 4919 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling en artikel 67 van de wet Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 30/2011 van 24 februari 2011 Rolnummer 4919 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling en artikel 67 van de wet Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) Uittreksel uit arrest nr. 30/2011 van 24 februari 2011 Rolnummer 4919 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling en artikel 67 van de wet Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 30/2011 van 24 februari 2011 Uittreksel uit arrest nr. 30/2011 van 24 februari 2011
Rolnummer 4919 Rolnummer 4919
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 26 van de wet van In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 26 van de wet van
13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de
tewerkstelling en artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende tewerkstelling en artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende
sociale bepalingen, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Dendermonde. sociale bepalingen, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Dendermonde.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de
rechters A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, J. Spreutels en T. rechters A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, J. Spreutels en T.
Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder
voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 14 april 2010 in zake de nv « Spector Bij vonnis van 14 april 2010 in zake de nv « Spector
Coördinatiecentrum » tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Coördinatiecentrum » tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is
ingekomen op 20 april 2010, heeft de Arbeidsrechtbank te Dendermonde ingekomen op 20 april 2010, heeft de Arbeidsrechtbank te Dendermonde
de volgende prejudiciële vraag gesteld : de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende de « Schendt artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende de
bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling de artikelen 10 en bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling de artikelen 10 en
11, alsook artikel 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met 11, alsook artikel 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met
artikel 1 van het eerste protocol bij het E.V.R.M. en met het artikel 1 van het eerste protocol bij het E.V.R.M. en met het
rechtszekerheidsbeginsel, in zoverre het voornoemde artikel 26 het rechtszekerheidsbeginsel, in zoverre het voornoemde artikel 26 het
artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de
werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het
concurrentievermogen aanpast door aan de oorspronkelijke regeling voor concurrentievermogen aanpast door aan de oorspronkelijke regeling voor
het bekomen van bijdrageverminderingen ingesteld door het voornoemde het bekomen van bijdrageverminderingen ingesteld door het voornoemde
artikel 29, § 1, een voorwaarde toe te voegen en dit op retro-actieve artikel 29, § 1, een voorwaarde toe te voegen en dit op retro-actieve
wijze waar artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale wijze waar artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale
bepalingen aan voornoemd artikel 26 retro-activiteit verleent vanaf 1 bepalingen aan voornoemd artikel 26 retro-activiteit verleent vanaf 1
januari 1997, ten aanzien van de werkgevers die wél aan de voorwaarden januari 1997, ten aanzien van de werkgevers die wél aan de voorwaarden
voldeden om onder de oorspronkelijke regeling bijdragevermindering te voldeden om onder de oorspronkelijke regeling bijdragevermindering te
genieten, maar dat in de aangepaste regeling niet meer doen omdat ze genieten, maar dat in de aangepaste regeling niet meer doen omdat ze
onmogelijk kunnen voldoen aan de toegevoegde voorwaarde aangezien de onmogelijk kunnen voldoen aan de toegevoegde voorwaarde aangezien de
vervulling daarvan in het verleden ligt, in casu dat de werkgever in vervulling daarvan in het verleden ligt, in casu dat de werkgever in
alle kwartalen van 1996 personeel diende te werk te stellen ? ». alle kwartalen van 1996 personeel diende te werk te stellen ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1.1. De prejudiciële vraag betreft de terugwerkende kracht die B.1.1. De prejudiciële vraag betreft de terugwerkende kracht die
artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen
toekent aan artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende toekent aan artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende
bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, dat op zijn beurt bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, dat op zijn beurt
artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de
werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het
concurrentievermogen wijzigt. concurrentievermogen wijzigt.
Artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 bepaalt : Artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 bepaalt :
« Artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de « Artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de
werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het
concurrentievermogen, wordt vervangen door de volgende bepaling : concurrentievermogen, wordt vervangen door de volgende bepaling :
' § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de ' § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de
werknemers op wie de wet van 5 december 1968 betreffende de werknemers op wie de wet van 5 december 1968 betreffende de
collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités van collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités van
toepassing is en voor zover deze werkgevers in elk van de vier toepassing is en voor zover deze werkgevers in elk van de vier
kwartalen van 1996 hebben tewerkgesteld andere dan werknemers die kwartalen van 1996 hebben tewerkgesteld andere dan werknemers die
hoofdzakelijk prestaties verrichten voor de huishouding van de hoofdzakelijk prestaties verrichten voor de huishouding van de
werkgever of diens gezin, en de personen bedoeld in artikel 4 van het werkgever of diens gezin, en de personen bedoeld in artikel 4 van het
koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van
27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944
betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
In de zin van dit artikel wordt verstaan onder personeel hebben In de zin van dit artikel wordt verstaan onder personeel hebben
tewerkgesteld, voor elk van de vier kwartalen van 1996 bij de RSZ ten tewerkgesteld, voor elk van de vier kwartalen van 1996 bij de RSZ ten
minste één dag moeten aangegeven hebben zoals bedoeld in artikel 24 minste één dag moeten aangegeven hebben zoals bedoeld in artikel 24
van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de
wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december
1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met
uitzondering van de dagen gedekt door de vergoedingen bedoeld in uitzondering van de dagen gedekt door de vergoedingen bedoeld in
artikel 19, § 2, 2°, a), b), d) en e) van dit besluit. ' ». artikel 19, § 2, 2°, a), b), d) en e) van dit besluit. ' ».
Aangezien het oorspronkelijke artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli Aangezien het oorspronkelijke artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli
1996 niet vereiste dat de werkgevers in elk van de vier kwartalen van 1996 niet vereiste dat de werkgevers in elk van de vier kwartalen van
1996 werknemers tewerk dienden te stellen, houdt de wijziging bij de 1996 werknemers tewerk dienden te stellen, houdt de wijziging bij de
wet van 13 februari 1998 een beperking van het materiële wet van 13 februari 1998 een beperking van het materiële
toepassingsgebied van die bepaling in. toepassingsgebied van die bepaling in.
B.1.2. In het arrest nr. 111/99 van 14 oktober 1999 heeft het Hof een B.1.2. In het arrest nr. 111/99 van 14 oktober 1999 heeft het Hof een
beroep tot vernietiging van artikel 26 van de wet van 13 februari beroep tot vernietiging van artikel 26 van de wet van 13 februari
1998, gebaseerd op de schending van het beginsel van gelijkheid en 1998, gebaseerd op de schending van het beginsel van gelijkheid en
niet-discriminatie, verworpen. Het Hof oordeelde dat artikel 26 van de niet-discriminatie, verworpen. Het Hof oordeelde dat artikel 26 van de
wet van 13 februari 1998, net zoals de tewerkstellingsakkoorden zelf, wet van 13 februari 1998, net zoals de tewerkstellingsakkoorden zelf,
tot doel had de beschikbare arbeid over zoveel mogelijk werknemers te tot doel had de beschikbare arbeid over zoveel mogelijk werknemers te
(her)verdelen, en dat de wetgever « in redelijkheid [vermocht] te (her)verdelen, en dat de wetgever « in redelijkheid [vermocht] te
oordelen dat de ondernemingen die hun bedrijvigheid niet tijdens de oordelen dat de ondernemingen die hun bedrijvigheid niet tijdens de
vier kwartalen van 1996 uitoefenden, niet beschikten over een vier kwartalen van 1996 uitoefenden, niet beschikten over een
voldoende stabiel werknemerspotentieel waardoor zij daadwerkelijk aan voldoende stabiel werknemerspotentieel waardoor zij daadwerkelijk aan
de met de maatregel beoogde arbeidsherverdeling zouden kunnen doen ». de met de maatregel beoogde arbeidsherverdeling zouden kunnen doen ».
Met betrekking tot het argument van de verzoekende partijen dat Met betrekking tot het argument van de verzoekende partijen dat
ondernemingen die voldoen aan alle begin 1997 en 1998 bestaande ondernemingen die voldoen aan alle begin 1997 en 1998 bestaande
wettelijke en conventionele voorwaarden inzake tewerkstelling en wettelijke en conventionele voorwaarden inzake tewerkstelling en
aanwerving, zouden worden geconfronteerd met een wetgevend initiatief aanwerving, zouden worden geconfronteerd met een wetgevend initiatief
dat retroactieve werking heeft, oordeelde het Hof in dat arrest het dat retroactieve werking heeft, oordeelde het Hof in dat arrest het
volgende : volgende :
« Uit geen van de bepalingen met betrekking tot de inwerkingtreding « Uit geen van de bepalingen met betrekking tot de inwerkingtreding
kan worden afgeleid dat de wetgever aan de bestreden bepaling als kan worden afgeleid dat de wetgever aan de bestreden bepaling als
dusdanig terugwerkende kracht heeft verleend ». dusdanig terugwerkende kracht heeft verleend ».
B.1.3. Artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale B.1.3. Artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale
bepalingen, dat dateert van na het verzoekschrift dat heeft geleid tot bepalingen, dat dateert van na het verzoekschrift dat heeft geleid tot
het arrest nr. 111/99, heeft vervolgens wel terugwerkende kracht het arrest nr. 111/99, heeft vervolgens wel terugwerkende kracht
toegekend aan artikel 26 van de wet van 13 februari 1998. Die bepaling toegekend aan artikel 26 van de wet van 13 februari 1998. Die bepaling
luidt immers als volgt : luidt immers als volgt :
« Artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot « Artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot
bevordering van de tewerkstelling heeft uitwerking op 1 januari 1997 bevordering van de tewerkstelling heeft uitwerking op 1 januari 1997
». ».
B.2.1. Artikel 16 van de Grondwet bepaalt : B.2.1. Artikel 16 van de Grondwet bepaalt :
« Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, « Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte,
in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en
voorafgaande schadeloosstelling ». voorafgaande schadeloosstelling ».
Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag
voor de rechten van de mens bepaalt : voor de rechten van de mens bepaalt :
« Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord
genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd
behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden
neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het
internationaal recht. internationaal recht.
De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht
aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij
noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van
eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling
van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ». van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ».
Aangezien die internationaalrechtelijke bepaling een draagwijdte heeft Aangezien die internationaalrechtelijke bepaling een draagwijdte heeft
die analoog is met die van artikel 16 van de Grondwet, vormen de erin die analoog is met die van artikel 16 van de Grondwet, vormen de erin
vervatte waarborgen een onlosmakelijk geheel met diegene die zijn vervatte waarborgen een onlosmakelijk geheel met diegene die zijn
ingeschreven in die grondwetsbepaling, zodat het Hof, bij zijn ingeschreven in die grondwetsbepaling, zodat het Hof, bij zijn
toetsing van de in het geding zijnde bepalingen, rekening houdt met de toetsing van de in het geding zijnde bepalingen, rekening houdt met de
eerstgenoemde. eerstgenoemde.
B.2.2. De niet-retroactiviteit van wetten is een waarborg ter B.2.2. De niet-retroactiviteit van wetten is een waarborg ter
voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud
van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtzoekende van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtzoekende
in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien
op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. De terugwerkende op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. De terugwerkende
kracht kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor kracht kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor
de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang. de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang.
B.3.1. De doelstelling van artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 B.3.1. De doelstelling van artikel 67 van de wet van 25 januari 1999
houdende sociale bepalingen werd in de parlementaire voorbereiding als houdende sociale bepalingen werd in de parlementaire voorbereiding als
volgt omschreven : volgt omschreven :
« Het toepassingsgebeid wat betreft de werkgevers die kunnen genieten « Het toepassingsgebeid wat betreft de werkgevers die kunnen genieten
van de vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid, van de vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid,
die in het kader van de tewerkstellingsakkoorden voor de jaren 1997 en die in het kader van de tewerkstellingsakkoorden voor de jaren 1997 en
1998 werd toegekend, is vastgelegd bij artikel 29 van de wet van 26 1998 werd toegekend, is vastgelegd bij artikel 29 van de wet van 26
juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve
vrijwaring van het concurrentievermogen. vrijwaring van het concurrentievermogen.
Artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot Artikel 26 van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot
bevordering van de tewerkstelling heeft dit toepassingsgebied bevordering van de tewerkstelling heeft dit toepassingsgebied
gewijzigd door het toevoegen van de voorwaarde personeel te hebben gewijzigd door het toevoegen van de voorwaarde personeel te hebben
tewerkgesteld tijdens elk van de vier kwartalen van het jaar 1996 dat tewerkgesteld tijdens elk van de vier kwartalen van het jaar 1996 dat
bij de RSZ is aangegeven. bij de RSZ is aangegeven.
Aangezien de inwerkingtreding van dit artikel niet elders in de wet is Aangezien de inwerkingtreding van dit artikel niet elders in de wet is
geregeld, moet deze bepaling sedert 1 maart 1998 verplicht worden geregeld, moet deze bepaling sedert 1 maart 1998 verplicht worden
toegepast. toegepast.
Naar de geest van de wet moet de voorwaarde personeel te hebben Naar de geest van de wet moet de voorwaarde personeel te hebben
tewerkgesteld tijdens elk van de vier kwartalen van het jaar 1996 tewerkgesteld tijdens elk van de vier kwartalen van het jaar 1996
blijkbaar worden toegepast voor het hele jaar 1997 en 1998. Het blijkbaar worden toegepast voor het hele jaar 1997 en 1998. Het
invoeren van een ongelijke behandeling lijkt in strijd met het doel invoeren van een ongelijke behandeling lijkt in strijd met het doel
van de wet. van de wet.
Deze bepaling moet dan ook terugwerkende kracht hebben tot 1 januari Deze bepaling moet dan ook terugwerkende kracht hebben tot 1 januari
1997, datum waarop de volledige maatregel betreffende de 1997, datum waarop de volledige maatregel betreffende de
verminderingen van werkgeversbijdragen die in het kader van de verminderingen van werkgeversbijdragen die in het kader van de
tewerkstellingsakkoorden 1997-1998 werden toegekend, in werking is tewerkstellingsakkoorden 1997-1998 werden toegekend, in werking is
getreden » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1722/1, p. 11). getreden » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1722/1, p. 11).
B.3.2. De wetgever heeft willen vermijden dat als gevolg van de B.3.2. De wetgever heeft willen vermijden dat als gevolg van de
wijziging van artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 bij artikel wijziging van artikel 29, § 1, van de wet van 26 juli 1996 bij artikel
26 van de wet van 13 februari 1998 een onderscheid zou ontstaan op het 26 van de wet van 13 februari 1998 een onderscheid zou ontstaan op het
vlak van de toepassingsvoorwaarden van de bijdragevermindering tussen, vlak van de toepassingsvoorwaarden van de bijdragevermindering tussen,
enerzijds, de vier kwartalen van 1997 en het eerste kwartaal van 1998, enerzijds, de vier kwartalen van 1997 en het eerste kwartaal van 1998,
en, anderzijds, het tweede, het derde en het vierde kwartaal van 1998. en, anderzijds, het tweede, het derde en het vierde kwartaal van 1998.
B.4.1. Door het temporele toepassingsgebied van de bijkomende B.4.1. Door het temporele toepassingsgebied van de bijkomende
toepassingsvoorwaarde gelijk te schakelen met het temporele toepassingsvoorwaarde gelijk te schakelen met het temporele
toepassingsgebied van de ganse regeling betreffende de toepassingsgebied van de ganse regeling betreffende de
bijdragevermindering in het kader van de tewerkstellingsakkoorden bijdragevermindering in het kader van de tewerkstellingsakkoorden
1997-1998, heeft de wetgever een maatregel genomen die verantwoord is 1997-1998, heeft de wetgever een maatregel genomen die verantwoord is
om dat verschil in behandeling te vermijden. om dat verschil in behandeling te vermijden.
B.4.2. Het akkoord dat de sociale partners hebben gesloten om de groei B.4.2. Het akkoord dat de sociale partners hebben gesloten om de groei
van de tewerkstelling te bevorderen, waarvan de tenuitvoerlegging van de tewerkstelling te bevorderen, waarvan de tenuitvoerlegging
moest worden vergemakkelijkt en ondersteund door de wet van 26 juli moest worden vergemakkelijkt en ondersteund door de wet van 26 juli
1996, gold overigens voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 1996, gold overigens voor de periode van 1 januari 1997 tot 31
december 1998. De terugwerkende kracht van de in het geding zijnde december 1998. De terugwerkende kracht van de in het geding zijnde
bepaling was bijgevolg onontbeerlijk opdat artikel 30 van de wet van bepaling was bijgevolg onontbeerlijk opdat artikel 30 van de wet van
26 juli 1996 op adequate wijze uitwerking kon hebben voor de periode 26 juli 1996 op adequate wijze uitwerking kon hebben voor de periode
tijdens welke het akkoord van de sociale partners van toepassing was. tijdens welke het akkoord van de sociale partners van toepassing was.
B.4.3. Uit het feit dat sommige werkgevers die op grond van de B.4.3. Uit het feit dat sommige werkgevers die op grond van de
oorspronkelijke bepaling recht hadden op een bijdragevermindering, na oorspronkelijke bepaling recht hadden op een bijdragevermindering, na
de retroactieve wijziging dat recht niet meer bezaten, kan niet worden de retroactieve wijziging dat recht niet meer bezaten, kan niet worden
afgeleid dat de wetgever op onverantwoorde wijze voor de betrokken afgeleid dat de wetgever op onverantwoorde wijze voor de betrokken
ondernemingen een met artikel 16 van de Grondwet en met artikel 1 van ondernemingen een met artikel 16 van de Grondwet en met artikel 1 van
het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens strijdige eigendomsbeperking of een met de rechten van de mens strijdige eigendomsbeperking of een met de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet strijdige rechtsonzekerheid zou artikelen 10 en 11 van de Grondwet strijdige rechtsonzekerheid zou
hebben ingevoerd. hebben ingevoerd.
B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen, Artikel 67 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen,
dat terugwerkende kracht verleent aan artikel 26 van de wet van 13 dat terugwerkende kracht verleent aan artikel 26 van de wet van 13
februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de
tewerkstelling, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. tewerkstelling, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 24 februari Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 24 februari
2011. 2011.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Bossuyt. M. Bossuyt.
^