← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 190/2004 van 24 november 2004 Rolnummer 2876 In zake
: de prejudiciële vragen betreffende artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, gesteld door de
Correctionele Rechtbank te Gent. Het Arbitragehof, s wijst na
beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging"
| Uittreksel uit arrest nr. 190/2004 van 24 november 2004 Rolnummer 2876 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Gent. Het Arbitragehof, s wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | Uittreksel uit arrest nr. 190/2004 van 24 november 2004 Rolnummer 2876 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Gent. Het Arbitragehof, s wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
|---|---|
| ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 190/2004 van 24 november 2004 | Uittreksel uit arrest nr. 190/2004 van 24 november 2004 |
| Rolnummer 2876 | Rolnummer 2876 |
| In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 43bis, eerste | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 43bis, eerste |
| lid, van het Strafwetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank te | lid, van het Strafwetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank te |
| Gent. | Gent. |
| Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
| samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters | samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters |
| P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, | P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, |
| bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van |
| voorzitter A. Arts, | voorzitter A. Arts, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
| Bij vonnis van 9 december 2003 in zake het openbaar ministerie tegen | Bij vonnis van 9 december 2003 in zake het openbaar ministerie tegen |
| J. Goeminne en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het | J. Goeminne en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het |
| Arbitragehof is ingekomen op 19 december 2003, heeft de Correctionele | Arbitragehof is ingekomen op 19 december 2003, heeft de Correctionele |
| Rechtbank te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : | Rechtbank te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
| « 1. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals | « 1. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals |
| gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch | gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch |
| Staatsblad , 14 februari 2003), artikel 13 van de Grondwet, al dan | Staatsblad , 14 februari 2003), artikel 13 van de Grondwet, al dan |
| niet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM en artikel 14 BUPO, | niet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM en artikel 14 BUPO, |
| doordat de invoering van de vereiste van een schriftelijke vordering | doordat de invoering van de vereiste van een schriftelijke vordering |
| door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring met | door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring met |
| toewijzing aan de burgerlijke partij te kunnen beslissen, tot gevolg | toewijzing aan de burgerlijke partij te kunnen beslissen, tot gevolg |
| kan hebben dat de burgerlijke partij tegen zijn wil zou worden | kan hebben dat de burgerlijke partij tegen zijn wil zou worden |
| afgetrokken van de bevoegde, onpartijdige en onafhankelijke rechter | afgetrokken van de bevoegde, onpartijdige en onafhankelijke rechter |
| die de wet haar toekent met betrekking tot de beslissing over een | die de wet haar toekent met betrekking tot de beslissing over een |
| eventuele verbeurdverklaring met toewijzing aan de burgerlijke partij | eventuele verbeurdverklaring met toewijzing aan de burgerlijke partij |
| ? | ? |
| 2. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals | 2. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals |
| gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch | gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch |
| Staatsblad , 14 februari 2003), het gelijkheidsbeginsel en | Staatsblad , 14 februari 2003), het gelijkheidsbeginsel en |
| non-discriminatiebeginsel, zoals gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 | non-discriminatiebeginsel, zoals gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met de artikelen 6 EVRM en | van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met de artikelen 6 EVRM en |
| 14 BUPO, doordat het invoeren van de vereiste van een schriftelijke | 14 BUPO, doordat het invoeren van de vereiste van een schriftelijke |
| vordering door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring | vordering door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring |
| te kunnen beslissen, tot gevolg kan hebben dat de ene burgerlijke | te kunnen beslissen, tot gevolg kan hebben dat de ene burgerlijke |
| partij wel een verbeurdverklaring met toewijzing aan de burgerlijke | partij wel een verbeurdverklaring met toewijzing aan de burgerlijke |
| partij kan bekomen en de andere burgerlijke partij niet, louter | partij kan bekomen en de andere burgerlijke partij niet, louter |
| afhankelijk van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar | afhankelijk van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar |
| ministerie en niet afhankelijk van de behandeling door een bevoegde, | ministerie en niet afhankelijk van de behandeling door een bevoegde, |
| onafhankelijke en onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke | onafhankelijke en onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke |
| instantie ? | instantie ? |
| 3. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals | 3. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals |
| gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch | gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch |
| Staatsblad , 14 februari 2003), het gelijkheidsbeginsel en | Staatsblad , 14 februari 2003), het gelijkheidsbeginsel en |
| non-discriminatiebeginsel zoals gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 | non-discriminatiebeginsel zoals gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met de artikelen 6 EVRM en | van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met de artikelen 6 EVRM en |
| 14 BUPO, doordat het invoeren van de vereiste van een schriftelijke | 14 BUPO, doordat het invoeren van de vereiste van een schriftelijke |
| vordering door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring | vordering door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring |
| te kunnen beslissen, tot gevolg kan hebben dat een beklaagde die een | te kunnen beslissen, tot gevolg kan hebben dat een beklaagde die een |
| misdrijf beging zelfs in éénzelfde geding zwaarder kan gestraft worden | misdrijf beging zelfs in éénzelfde geding zwaarder kan gestraft worden |
| dan een andere beklaagde die een identiek misdrijf beging, louter op | dan een andere beklaagde die een identiek misdrijf beging, louter op |
| basis van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar ministerie en | basis van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar ministerie en |
| niet op basis van de behandeling door een bevoegde, onafhankelijke en | niet op basis van de behandeling door een bevoegde, onafhankelijke en |
| onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke instantie ? » | onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke instantie ? » |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 43bis, | B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 43bis, |
| eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de | eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de |
| wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot | wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot |
| inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken. Die bepaling luidt | inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken. Die bepaling luidt |
| : | : |
| « Bijzondere verbeurdverklaring toepasselijk op de zaken bedoeld in | « Bijzondere verbeurdverklaring toepasselijk op de zaken bedoeld in |
| artikel 42, 3°, kan door de rechter in elk geval worden uitgesproken, | artikel 42, 3°, kan door de rechter in elk geval worden uitgesproken, |
| maar slechts voorzover zij door de procureur des Konings schriftelijk | maar slechts voorzover zij door de procureur des Konings schriftelijk |
| wordt gevorderd. » | wordt gevorderd. » |
| Volgens voormeld artikel kan door de strafrechter de bijzondere | Volgens voormeld artikel kan door de strafrechter de bijzondere |
| verbeurdverklaring, toepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42, | verbeurdverklaring, toepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42, |
| 3°, van het Strafwetboek, in elk geval worden uitgesproken, maar | 3°, van het Strafwetboek, in elk geval worden uitgesproken, maar |
| slechts voor zover de procureur des Konings die schriftelijk vordert. | slechts voor zover de procureur des Konings die schriftelijk vordert. |
| De in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek bedoelde zaken zijn de | De in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek bedoelde zaken zijn de |
| vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, | vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, |
| de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en de | de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en de |
| inkomsten uit de belegde voordelen. | inkomsten uit de belegde voordelen. |
| B.1.2. De omstandigheid dat uit het feitenrelaas niet zou blijken dat | B.1.2. De omstandigheid dat uit het feitenrelaas niet zou blijken dat |
| er enige verbeurd te verklaren goederen zouden zijn, dat de beklaagden | er enige verbeurd te verklaren goederen zouden zijn, dat de beklaagden |
| goederen delictueel zouden hebben gebruikt die aan de burgerlijke | goederen delictueel zouden hebben gebruikt die aan de burgerlijke |
| partij toebehoren of dat een schriftelijke vordering van het openbaar | partij toebehoren of dat een schriftelijke vordering van het openbaar |
| ministerie voorhanden zou zijn, doet geen afbreuk aan de relevantie | ministerie voorhanden zou zijn, doet geen afbreuk aan de relevantie |
| van de prejudiciële vragen. | van de prejudiciële vragen. |
| Het komt in de regel aan de rechter die de prejudiciële vraag stelt, | Het komt in de regel aan de rechter die de prejudiciële vraag stelt, |
| toe na te gaan of het antwoord op de vraag dienend is om het hem | toe na te gaan of het antwoord op de vraag dienend is om het hem |
| voorgelegde geschil te beslechten. | voorgelegde geschil te beslechten. |
| De exceptie van niet-ontvankelijkheid wordt verworpen. | De exceptie van niet-ontvankelijkheid wordt verworpen. |
| Wat de eerste en de tweede prejudiciële vraag betreft | Wat de eerste en de tweede prejudiciële vraag betreft |
| B.2.1. De eerste en de tweede prejudiciële vraag hebben betrekking op | B.2.1. De eerste en de tweede prejudiciële vraag hebben betrekking op |
| de positie van de burgerlijke partij in het kader van de bijzondere | de positie van de burgerlijke partij in het kader van de bijzondere |
| verbeurdverklaring, bij toepassing van artikel 43bis, eerste lid, van | verbeurdverklaring, bij toepassing van artikel 43bis, eerste lid, van |
| het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 19 | het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 19 |
| december 2002, ten aanzien van de vermogensvoordelen bedoeld in | december 2002, ten aanzien van de vermogensvoordelen bedoeld in |
| artikel 42, 3°, van het Strafwetboek. | artikel 42, 3°, van het Strafwetboek. |
| B.2.2. De prejudiciële vragen verzoeken het Hof uitspraak te doen over | B.2.2. De prejudiciële vragen verzoeken het Hof uitspraak te doen over |
| de mogelijke schending van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, | de mogelijke schending van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, |
| al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees | al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees |
| Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het | Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het |
| Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, door | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, door |
| artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, doordat ten gevolge | artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, doordat ten gevolge |
| van voormelde bepaling de burgerlijke partij tegen haar wil zou worden | van voormelde bepaling de burgerlijke partij tegen haar wil zou worden |
| afgetrokken van de bevoegde, onpartijdige en onafhankelijke rechter | afgetrokken van de bevoegde, onpartijdige en onafhankelijke rechter |
| die de wet haar toekent (eerste prejudiciële vraag) en doordat de | die de wet haar toekent (eerste prejudiciële vraag) en doordat de |
| mogelijke toewijzing aan de burgerlijke partij van de | mogelijke toewijzing aan de burgerlijke partij van de |
| vermogensvoordelen bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek | vermogensvoordelen bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek |
| louter afhankelijk is van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar | louter afhankelijk is van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar |
| ministerie (tweede prejudiciële vraag). | ministerie (tweede prejudiciële vraag). |
| B.2.3. Beide vragen worden samen behandeld. | B.2.3. Beide vragen worden samen behandeld. |
| B.3.1. De bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 42 van het | B.3.1. De bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 42 van het |
| Strafwetboek moet worden beschouwd als een bijkomende straf waarvan de | Strafwetboek moet worden beschouwd als een bijkomende straf waarvan de |
| vordering, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen, behoort tot | vordering, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen, behoort tot |
| de exclusieve beoordelingsbevoegdheid van het openbaar ministerie. | de exclusieve beoordelingsbevoegdheid van het openbaar ministerie. |
| In uitzonderlijke gevallen wordt de verbeurdverklaring tevens | In uitzonderlijke gevallen wordt de verbeurdverklaring tevens |
| voorgeschreven tot herstel van de schade die de benadeelde heeft | voorgeschreven tot herstel van de schade die de benadeelde heeft |
| ondergaan ten gevolge van het misdrijf. De verbeurdverklaring als | ondergaan ten gevolge van het misdrijf. De verbeurdverklaring als |
| herstelmaatregel ten voordele van de burgerlijke partij vindt onder | herstelmaatregel ten voordele van de burgerlijke partij vindt onder |
| meer toepassing in artikel 43bis, derde lid, van het Strafwetboek. In | meer toepassing in artikel 43bis, derde lid, van het Strafwetboek. In |
| dergelijke gevallen heeft de verbeurdverklaring een gemengd karakter. | dergelijke gevallen heeft de verbeurdverklaring een gemengd karakter. |
| B.3.2. De vermogensvoordelen waarvan sprake is in artikel 42, 3°, van | B.3.2. De vermogensvoordelen waarvan sprake is in artikel 42, 3°, van |
| het Strafwetboek hoeven niet aan de beklaagde toe te behoren. De | het Strafwetboek hoeven niet aan de beklaagde toe te behoren. De |
| verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast op de goederen en waarden | verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast op de goederen en waarden |
| die in de plaats ervan zijn gesteld, de zogenaamde | die in de plaats ervan zijn gesteld, de zogenaamde |
| vervangingsgoederen. De verbeurdverklaring van een gelijkwaardig | vervangingsgoederen. De verbeurdverklaring van een gelijkwaardig |
| bedrag kan worden uitgesproken indien blijkt dat een bepaalde persoon | bedrag kan worden uitgesproken indien blijkt dat een bepaalde persoon |
| een misdrijf heeft gepleegd waaruit hij vermogensvoordelen heeft | een misdrijf heeft gepleegd waaruit hij vermogensvoordelen heeft |
| verkregen, zonder dat kan worden bepaald wat er van die voordelen is | verkregen, zonder dat kan worden bepaald wat er van die voordelen is |
| geworden. | geworden. |
| B.3.3. De verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen kan de belangen | B.3.3. De verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen kan de belangen |
| van de benadeelden doorkruisen. De wetgever heeft in 1990 willen | van de benadeelden doorkruisen. De wetgever heeft in 1990 willen |
| voorkomen dat schade zou worden berokkend aan het recht van het | voorkomen dat schade zou worden berokkend aan het recht van het |
| slachtoffer om de teruggave te verkrijgen van het goed dat hem door | slachtoffer om de teruggave te verkrijgen van het goed dat hem door |
| middel van het misdrijf was ontnomen. Met dat oogmerk werd bovendien | middel van het misdrijf was ontnomen. Met dat oogmerk werd bovendien |
| beslist de verbeurdverklaarde zaken te bestemmen voor de | beslist de verbeurdverklaarde zaken te bestemmen voor de |
| schadeloosstelling van het slachtoffer wanneer die zaken het | schadeloosstelling van het slachtoffer wanneer die zaken het |
| vervangmiddel of het equivalent vormden van de goederen die hem door | vervangmiddel of het equivalent vormden van de goederen die hem door |
| het misdrijf waren ontnomen. | het misdrijf waren ontnomen. |
| Een dergelijke wetswijziging was noodzakelijk, gelet op de | Een dergelijke wetswijziging was noodzakelijk, gelet op de |
| restrictieve interpretatie van artikel 42, 2°, van het Strafwetboek | restrictieve interpretatie van artikel 42, 2°, van het Strafwetboek |
| door het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie oordeelde immers dat | door het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie oordeelde immers dat |
| artikel 42, 2°, van het Strafwetboek enkel betrekking heeft op de | artikel 42, 2°, van het Strafwetboek enkel betrekking heeft op de |
| zaken die materieel door het misdrijf zijn voortgebracht. | zaken die materieel door het misdrijf zijn voortgebracht. |
| B.4.1. Het oorspronkelijke artikel 43bis, eerste lid, van het | B.4.1. Het oorspronkelijke artikel 43bis, eerste lid, van het |
| Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1990, maakte het de | Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1990, maakte het de |
| strafrechter mogelijk ambtshalve de verbeurdverklaring van | strafrechter mogelijk ambtshalve de verbeurdverklaring van |
| vermogensvoordelen uit te spreken. | vermogensvoordelen uit te spreken. |
| B.4.2. De wijziging van artikel 43bis, eerste lid, van het | B.4.2. De wijziging van artikel 43bis, eerste lid, van het |
| Strafwetboek bij de wet van 19 december 2002 beoogt in de eerste | Strafwetboek bij de wet van 19 december 2002 beoogt in de eerste |
| plaats de rechten van verdediging beter te waarborgen : | plaats de rechten van verdediging beter te waarborgen : |
| « Door de verplichting in de wet in te schrijven [...], wordt deze | « Door de verplichting in de wet in te schrijven [...], wordt deze |
| kritiek voor een deel ondervangen, nu de rechter in geen geval nog op | kritiek voor een deel ondervangen, nu de rechter in geen geval nog op |
| eigen initiatief de verbeurdverklaring zal kunnen uitspreken en steeds | eigen initiatief de verbeurdverklaring zal kunnen uitspreken en steeds |
| slechts uitspraak zal kunnen doen over de verbeurdverklaring na een | slechts uitspraak zal kunnen doen over de verbeurdverklaring na een |
| tegensprekelijk debat tussen partijen. » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, | tegensprekelijk debat tussen partijen. » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, |
| DOC 50-1601/001, p. 42) | DOC 50-1601/001, p. 42) |
| Daarnaast beoogt de wetswijziging de onderscheiden rol van het | Daarnaast beoogt de wetswijziging de onderscheiden rol van het |
| openbaar ministerie en de rechter beter te definiëren. | openbaar ministerie en de rechter beter te definiëren. |
| B.5. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, | B.5. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, |
| namelijk het soort zaken dat verbeurd kan worden verklaard. | namelijk het soort zaken dat verbeurd kan worden verklaard. |
| B.6. Het criterium van onderscheid is pertinent in het licht van de | B.6. Het criterium van onderscheid is pertinent in het licht van de |
| doelstelling van de wetgever. De schriftelijke vordering van het | doelstelling van de wetgever. De schriftelijke vordering van het |
| openbaar ministerie is slechts vereist in de gevallen waarin de | openbaar ministerie is slechts vereist in de gevallen waarin de |
| verbeurdverklaring facultatief is. Zij is niet vereist voor de in | verbeurdverklaring facultatief is. Zij is niet vereist voor de in |
| artikel 42, 1° en 2°, van het Strafwetboek bedoelde zaken, omdat de | artikel 42, 1° en 2°, van het Strafwetboek bedoelde zaken, omdat de |
| verbeurdverklaring van die zaken op grond van artikel 43 van het | verbeurdverklaring van die zaken op grond van artikel 43 van het |
| Strafwetboek verplicht dient te worden uitgesproken in geval van | Strafwetboek verplicht dient te worden uitgesproken in geval van |
| misdaad of wanbedrijf, of, in de gevallen bij de wet bepaald, in geval | misdaad of wanbedrijf, of, in de gevallen bij de wet bepaald, in geval |
| van een overtreding, en de rechter in die gevallen geen | van een overtreding, en de rechter in die gevallen geen |
| beoordelingsvrijheid heeft. | beoordelingsvrijheid heeft. |
| B.7.1. Het Hof dient evenwel na te gaan of de maatregel geen | B.7.1. Het Hof dient evenwel na te gaan of de maatregel geen |
| onevenredige gevolgen heeft ten aanzien van de burgerlijke partij. | onevenredige gevolgen heeft ten aanzien van de burgerlijke partij. |
| B.7.2. De zaken die verbeurd worden verklaard, kunnen, ingevolge | B.7.2. De zaken die verbeurd worden verklaard, kunnen, ingevolge |
| artikel 43bis, derde lid, van het Strafwetboek, slechts aan de | artikel 43bis, derde lid, van het Strafwetboek, slechts aan de |
| burgerlijke partij worden teruggegeven indien die haar toebehoren, dan | burgerlijke partij worden teruggegeven indien die haar toebehoren, dan |
| wel goederen of waarden vormen die door de veroordeelde in de plaats | wel goederen of waarden vormen die door de veroordeelde in de plaats |
| zijn gesteld van de zaken die toebehoren aan de burgerlijke partij of | zijn gesteld van de zaken die toebehoren aan de burgerlijke partij of |
| omdat zij het equivalent vormen van zulke zaken. | omdat zij het equivalent vormen van zulke zaken. |
| Wanneer de verbeurd te verklaren zaken aan de burgerlijke partij | Wanneer de verbeurd te verklaren zaken aan de burgerlijke partij |
| toebehoren, maar geen schriftelijke vordering is ingediend door het | toebehoren, maar geen schriftelijke vordering is ingediend door het |
| openbaar ministerie, heeft de burgerlijke partij weliswaar geen enkele | openbaar ministerie, heeft de burgerlijke partij weliswaar geen enkele |
| mogelijkheid de verbeurdverklaring in haar voordeel te verkrijgen. De | mogelijkheid de verbeurdverklaring in haar voordeel te verkrijgen. De |
| burgerlijke partij kan evenwel herstel van de schade in natura dan wel | burgerlijke partij kan evenwel herstel van de schade in natura dan wel |
| herstel bij equivalent verkrijgen ten laste van de veroordeelde. | herstel bij equivalent verkrijgen ten laste van de veroordeelde. |
| Bovendien maakt artikel 44 van het Strafwetboek het de rechter | Bovendien maakt artikel 44 van het Strafwetboek het de rechter |
| mogelijk zelfs ambtshalve de teruggave te bevelen van de zaken die aan | mogelijk zelfs ambtshalve de teruggave te bevelen van de zaken die aan |
| de burgerlijke partij toebehoren. | de burgerlijke partij toebehoren. |
| In dit opzicht wordt de burgerlijke partij noch « tegen haar wil | In dit opzicht wordt de burgerlijke partij noch « tegen haar wil |
| afgetrokken van de bevoegde onpartijdige en onafhankelijke rechter », | afgetrokken van de bevoegde onpartijdige en onafhankelijke rechter », |
| noch « louter afhankelijk » gemaakt van « opportuniteitsoverwegingen | noch « louter afhankelijk » gemaakt van « opportuniteitsoverwegingen |
| door het openbaar ministerie ». | door het openbaar ministerie ». |
| B.7.3. De in artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek bedoelde | B.7.3. De in artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek bedoelde |
| schriftelijke vordering kan in redelijkheid niet worden geacht | schriftelijke vordering kan in redelijkheid niet worden geacht |
| onevenredige gevolgen te hebben voor de burgerlijke partij. Zij heeft | onevenredige gevolgen te hebben voor de burgerlijke partij. Zij heeft |
| evenmin tot gevolg dat de burgerlijke partij tegen haar wil wordt | evenmin tot gevolg dat de burgerlijke partij tegen haar wil wordt |
| afgetrokken van de rechter die de wet haar toekent. | afgetrokken van de rechter die de wet haar toekent. |
| B.8. De eerste en de tweede prejudiciële vraag dienen ontkennend te | B.8. De eerste en de tweede prejudiciële vraag dienen ontkennend te |
| worden beantwoord. | worden beantwoord. |
| Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag | Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag |
| B.9. In de derde prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht uitspraak | B.9. In de derde prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht uitspraak |
| te doen over de mogelijke schending van de artikelen 10 en 11 van de | te doen over de mogelijke schending van de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het | Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het |
| Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het | Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het |
| Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, door | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, door |
| artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, doordat ingevolge | artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, doordat ingevolge |
| voormelde bepaling een beklaagde die een misdrijf beging, zelfs in | voormelde bepaling een beklaagde die een misdrijf beging, zelfs in |
| éénzelfde geding zwaarder kan worden gestraft dan een andere beklaagde | éénzelfde geding zwaarder kan worden gestraft dan een andere beklaagde |
| die een identiek misdrijf beging, louter op basis van | die een identiek misdrijf beging, louter op basis van |
| opportuniteitsoverwegingen door het openbaar ministerie. | opportuniteitsoverwegingen door het openbaar ministerie. |
| B.10.1. De bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 43bis, | B.10.1. De bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 43bis, |
| eerste lid, van het Strafwetboek is een straf waarbij de in artikel | eerste lid, van het Strafwetboek is een straf waarbij de in artikel |
| 42, 3°, bedoelde vermogensvoordelen aan de veroordeelde worden | 42, 3°, bedoelde vermogensvoordelen aan de veroordeelde worden |
| ontnomen, hetzij ten voordele van de Staat, hetzij ten voordele van de | ontnomen, hetzij ten voordele van de Staat, hetzij ten voordele van de |
| burgerlijke partij, aan wie ze worden teruggegeven of toegewezen. Voor | burgerlijke partij, aan wie ze worden teruggegeven of toegewezen. Voor |
| de beklaagde dient de bijzondere verbeurdverklaring steeds te worden | de beklaagde dient de bijzondere verbeurdverklaring steeds te worden |
| beschouwd als een bijkomende straf; zij kan bijgevolg slechts worden | beschouwd als een bijkomende straf; zij kan bijgevolg slechts worden |
| uitgesproken bij een veroordeling tot een hoofdstraf. | uitgesproken bij een veroordeling tot een hoofdstraf. |
| B.10.2. De bijzondere verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen | B.10.2. De bijzondere verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen |
| bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek is enkel mogelijk voor | bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek is enkel mogelijk voor |
| zover die verbeurdverklaring door de procureur des Konings | zover die verbeurdverklaring door de procureur des Konings |
| schriftelijk wordt gevorderd. | schriftelijk wordt gevorderd. |
| B.11. De omstandigheid dat een bijkomende straf zou kunnen worden | B.11. De omstandigheid dat een bijkomende straf zou kunnen worden |
| gevorderd en uitgesproken voor één beklaagde en niet voor een andere | gevorderd en uitgesproken voor één beklaagde en niet voor een andere |
| beklaagde houdt, op zich, geen enkele discriminatie in. Alle | beklaagde houdt, op zich, geen enkele discriminatie in. Alle |
| beklaagden worden voor een onpartijdige en onafhankelijke rechter | beklaagden worden voor een onpartijdige en onafhankelijke rechter |
| berecht, die over de uit te spreken hoofdstraf en bijkomende straf | berecht, die over de uit te spreken hoofdstraf en bijkomende straf |
| beslist. De strafrechter behoudt noodzakelijkerwijze alle vrijheid om | beslist. De strafrechter behoudt noodzakelijkerwijze alle vrijheid om |
| de constitutieve elementen van de bedoelde inbreuken te beoordelen. | de constitutieve elementen van de bedoelde inbreuken te beoordelen. |
| Daarbij is hij vrij in het bepalen van de strafmaat, op voorwaarde dat | Daarbij is hij vrij in het bepalen van de strafmaat, op voorwaarde dat |
| hij de wettelijke minima en maxima naleeft en mits motivering van zijn | hij de wettelijke minima en maxima naleeft en mits motivering van zijn |
| beslissing. | beslissing. |
| Het gegeven dat de rechter die vrijheid ten dele verliest ten aanzien | Het gegeven dat de rechter die vrijheid ten dele verliest ten aanzien |
| van de vermogensvoordelen, zoals bedoeld in artikel 43bis, eerste lid, | van de vermogensvoordelen, zoals bedoeld in artikel 43bis, eerste lid, |
| van het Strafwetboek, omdat een schriftelijke vordering is vereist van | van het Strafwetboek, omdat een schriftelijke vordering is vereist van |
| de procureur des Konings, is niet van die aard dat het de maatregel | de procureur des Konings, is niet van die aard dat het de maatregel |
| zijn evenredig karakter doet verliezen. Immers, de bescherming van de | zijn evenredig karakter doet verliezen. Immers, de bescherming van de |
| rechten van verdediging kan verantwoorden dat de beoordelingsvrijheid | rechten van verdediging kan verantwoorden dat de beoordelingsvrijheid |
| van de strafrechter wordt begrensd. | van de strafrechter wordt begrensd. |
| B.12. De derde prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | B.12. De derde prejudiciële vraag dient ontkennend te worden |
| beantwoord. | beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij | Artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij |
| artikel 2 van de wet van 19 december 2002, schendt niet de artikelen | artikel 2 van de wet van 19 december 2002, schendt niet de artikelen |
| 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met | 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met |
| artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en | artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en |
| artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en | artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en |
| politieke rechten. | politieke rechten. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 24 november 2004. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 24 november 2004. |
| De griffier, | De griffier, |
| L. Potoms. | L. Potoms. |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| A. Arts. | A. Arts. |