← Terug naar "Arrest nr. 46/2000 van 3 mei 2000 Rolnummers 1599 en 1604 In zake: de beroepen tot
vernietiging van artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 2,
§ 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collec Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets,
en de rechters P. (...)"
Arrest nr. 46/2000 van 3 mei 2000 Rolnummers 1599 en 1604 In zake: de beroepen tot vernietiging van artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 2, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collec Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters P. (...) | Arrest nr. 46/2000 van 3 mei 2000 Rolnummers 1599 en 1604 In zake: de beroepen tot vernietiging van artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 2, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collec Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters P. (...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
Arrest nr. 46/2000 van 3 mei 2000 | Arrest nr. 46/2000 van 3 mei 2000 |
Rolnummers 1599 en 1604 | Rolnummers 1599 en 1604 |
In zake: de beroepen tot vernietiging van artikel 1675/8, tweede lid, | In zake: de beroepen tot vernietiging van artikel 1675/8, tweede lid, |
van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 2, § 2, van de | van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 2, § 2, van de |
wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de | wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de |
mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen | mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen |
onroerende goederen, ingesteld door de Franse Orde van advocaten bij | onroerende goederen, ingesteld door de Franse Orde van advocaten bij |
de balie te Brussel en G.-A. Dal en door de Orde van advocaten bij de | de balie te Brussel en G.-A. Dal en door de Orde van advocaten bij de |
balie te Luik en G. Rigo. | balie te Luik en G. Rigo. |
Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de |
rechters P. Martens, J. Delruelle, A. Arts, M. Bossuyt en E. De Groot, | rechters P. Martens, J. Delruelle, A. Arts, M. Bossuyt en E. De Groot, |
bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van |
voorzitter M. Melchior, | voorzitter M. Melchior, |
wijst na beraad het volgende arrest: | wijst na beraad het volgende arrest: |
I. Onderwerp van de beroepen | I. Onderwerp van de beroepen |
Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 27 en 29 | Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 27 en 29 |
januari 1999 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn | januari 1999 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn |
ingekomen op 28 januari en 1 februari 1999, hebben de Franse Orde van | ingekomen op 28 januari en 1 februari 1999, hebben de Franse Orde van |
advocaten bij de balie te Brussel, met zetel te 1000 Brussel, | advocaten bij de balie te Brussel, met zetel te 1000 Brussel, |
Gerechtsgebouw, Poelaertplein, en G.-A. Dal, advocaat, met kantoor te | Gerechtsgebouw, Poelaertplein, en G.-A. Dal, advocaat, met kantoor te |
1000 Brussel, Dageraadstraat 18, enerzijds, en de Orde van advocaten | 1000 Brussel, Dageraadstraat 18, enerzijds, en de Orde van advocaten |
bij de balie te Luik, met zetel te 4000 Luik, Gerechtsgebouw, place | bij de balie te Luik, met zetel te 4000 Luik, Gerechtsgebouw, place |
Saint-Lambert, en G. Rigo, advocaat, met kantoor te 4000 Luik, rue | Saint-Lambert, en G. Rigo, advocaat, met kantoor te 4000 Luik, rue |
Beeckman 14, anderzijds, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel | Beeckman 14, anderzijds, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel |
1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door | 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door |
artikel 2, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve | artikel 2, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve |
schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in | schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in |
beslag genomen onroerende goederen (bekendgemaakt in het Belgisch | beslag genomen onroerende goederen (bekendgemaakt in het Belgisch |
Staatsblad van 31 juli 1998). | Staatsblad van 31 juli 1998). |
II. De rechtspleging | II. De rechtspleging |
Bij beschikkingen van 28 januari 1999 en 1 februari 1999 heeft de | Bij beschikkingen van 28 januari 1999 en 1 februari 1999 heeft de |
voorzitter in functie de rechters van de zetels aangewezen | voorzitter in functie de rechters van de zetels aangewezen |
overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 | overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 |
januari 1989 op het Arbitragehof. | januari 1989 op het Arbitragehof. |
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was | De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was |
om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. | om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. |
Bij beschikking van 10 februari 1999 heeft het Hof de zaken | Bij beschikking van 10 februari 1999 heeft het Hof de zaken |
samengevoegd. | samengevoegd. |
Van de beroepen is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de | Van de beroepen is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de |
organieke wet bij op 9 maart 1999 ter post aangetekende brieven. | organieke wet bij op 9 maart 1999 ter post aangetekende brieven. |
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is | Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is |
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 maart 1999. | bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 maart 1999. |
De Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, heeft een memorie | De Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, heeft een memorie |
ingediend bij op 23 april 1999 ter post aangetekende brief. | ingediend bij op 23 april 1999 ter post aangetekende brief. |
Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de | Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de |
organieke wet bij op 30 april 1999 ter post aangetekende brieven. | organieke wet bij op 30 april 1999 ter post aangetekende brieven. |
Memories van antwoord zijn ingediend door: | Memories van antwoord zijn ingediend door: |
- de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel en G.-A. Dal, | - de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel en G.-A. Dal, |
bij op 26 mei 1999 ter post aangetekende brief; | bij op 26 mei 1999 ter post aangetekende brief; |
- de Orde van advocaten bij de balie te Luik en G. Rigo, bij op 1 juni | - de Orde van advocaten bij de balie te Luik en G. Rigo, bij op 1 juni |
1999 ter post aangetekende brief. | 1999 ter post aangetekende brief. |
Bij beschikkingen van 29 juni 1999 en 23 december 1999 heeft het Hof | Bij beschikkingen van 29 juni 1999 en 23 december 1999 heeft het Hof |
de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot | de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot |
respectievelijk 27 januari 2000 en 27 juli 2000. | respectievelijk 27 januari 2000 en 27 juli 2000. |
Bij beschikking van 22 december 1999 heeft het Hof de zaken in | Bij beschikking van 22 december 1999 heeft het Hof de zaken in |
gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 19 | gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 19 |
januari 2000. | januari 2000. |
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten | Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten |
bij op 24 december 1999 ter post aangetekende brieven. | bij op 24 december 1999 ter post aangetekende brieven. |
Op de openbare terechtzitting van 19 januari 2000: | Op de openbare terechtzitting van 19 januari 2000: |
- zijn verschenen: | - zijn verschenen: |
. Mr. M. Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, voor de Franse | . Mr. M. Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, voor de Franse |
Orde van advocaten bij de balie te Brussel en G.-A. Dal; | Orde van advocaten bij de balie te Brussel en G.-A. Dal; |
. Mr. P. Henry, Mr. B. de Cocquéau en Mr. V. Thiry, advocaten bij de | . Mr. P. Henry, Mr. B. de Cocquéau en Mr. V. Thiry, advocaten bij de |
balie te Luik, voor de Orde van advocaten bij de balie te Luik en G. | balie te Luik, voor de Orde van advocaten bij de balie te Luik en G. |
Rigo; | Rigo; |
. Mr. N. Van Laer loco Mr. M. Uyttendaele, advocaten bij de balie te | . Mr. N. Van Laer loco Mr. M. Uyttendaele, advocaten bij de balie te |
Brussel, voor de Ministerraad; | Brussel, voor de Ministerraad; |
- hebben de rechters-verslaggevers J. Delruelle en A. Arts verslag | - hebben de rechters-verslaggevers J. Delruelle en A. Arts verslag |
uitgebracht; | uitgebracht; |
- zijn de voornoemde advocaten gehoord; | - zijn de voornoemde advocaten gehoord; |
- zijn de zaken in beraad genomen. | - zijn de zaken in beraad genomen. |
Bij beschikking van 1 maart 2000 heeft het Hof vastgesteld dat rechter | Bij beschikking van 1 maart 2000 heeft het Hof vastgesteld dat rechter |
H. Coremans, wettig verhinderd, als lid van de zetel vervangen is door | H. Coremans, wettig verhinderd, als lid van de zetel vervangen is door |
rechter E. De Groot en heeft het de debatten heropend en de dag van de | rechter E. De Groot en heeft het de debatten heropend en de dag van de |
terechtzitting bepaald op 21 maart 2000. | terechtzitting bepaald op 21 maart 2000. |
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten | Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten |
bij op 3 maart 2000 ter post aangetekende brieven. | bij op 3 maart 2000 ter post aangetekende brieven. |
Op de openbare terechtzitting van 21 maart 2000: | Op de openbare terechtzitting van 21 maart 2000: |
- zijn verschenen: | - zijn verschenen: |
. Mr. M. Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, voor de Franse | . Mr. M. Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, voor de Franse |
Orde van advocaten bij de balie te Brussel en G.-A. Dal; | Orde van advocaten bij de balie te Brussel en G.-A. Dal; |
. Mr. P. Henry, advocaat bij de balie te Luik, voor de Orde van | . Mr. P. Henry, advocaat bij de balie te Luik, voor de Orde van |
advocaten bij de balie te Luik en G. Rigo; | advocaten bij de balie te Luik en G. Rigo; |
. Mr. N. Van Laer loco Mr. M. Uyttendaele, advocaten bij de balie te | . Mr. N. Van Laer loco Mr. M. Uyttendaele, advocaten bij de balie te |
Brussel, voor de Ministerraad; | Brussel, voor de Ministerraad; |
- hebben de rechters-verslaggevers J. Delruelle en A. Arts verslag | - hebben de rechters-verslaggevers J. Delruelle en A. Arts verslag |
uitgebracht; | uitgebracht; |
- zijn de voornoemde advocaten gehoord; | - zijn de voornoemde advocaten gehoord; |
- zijn de zaken in beraad genomen. | - zijn de zaken in beraad genomen. |
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende | De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende |
van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de | van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de |
talen voor het Hof. | talen voor het Hof. |
III. In rechte | III. In rechte |
A | A |
Standpunt van de verzoekende partijen | Standpunt van de verzoekende partijen |
A.1. De verzoekende partijen in de beide zaken zijn, enerzijds, | A.1. De verzoekende partijen in de beide zaken zijn, enerzijds, |
respectievelijk de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel | respectievelijk de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel |
en de Orde van advocaten bij de balie te Luik en, anderzijds, | en de Orde van advocaten bij de balie te Luik en, anderzijds, |
advocaten. | advocaten. |
De verzoekende partijen doen gelden dat zij er belang bij hebben de | De verzoekende partijen doen gelden dat zij er belang bij hebben de |
vernietiging te vorderen van een bepaling die afbreuk doet aan het | vernietiging te vorderen van een bepaling die afbreuk doet aan het |
beginsel van het beroepsgeheim van de advocaat. | beginsel van het beroepsgeheim van de advocaat. |
A.2. De verzoekers in de beide zaken zetten een enig middel tot | A.2. De verzoekers in de beide zaken zetten een enig middel tot |
vernietiging uiteen, dat is afgeleid uit de schending van de artikelen | vernietiging uiteen, dat is afgeleid uit de schending van de artikelen |
10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de | 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de |
artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. | artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. |
Zij doen gelden dat de bestreden bepaling op algemene, absolute en | Zij doen gelden dat de bestreden bepaling op algemene, absolute en |
radicale wijze de advocaten en hun cliënten verbiedt zich te beroepen | radicale wijze de advocaten en hun cliënten verbiedt zich te beroepen |
op het beroepsgeheim, wanneer laatstgenoemden de collectieve regeling | op het beroepsgeheim, wanneer laatstgenoemden de collectieve regeling |
van hun schulden hebben gevorderd, terwijl er geen andere uitzondering | van hun schulden hebben gevorderd, terwijl er geen andere uitzondering |
op het absolute karakter van het beroepsgeheim bestaat. Zij menen dat | op het absolute karakter van het beroepsgeheim bestaat. Zij menen dat |
die verbodsbepaling een onverantwoord verschil in behandeling in het | die verbodsbepaling een onverantwoord verschil in behandeling in het |
leven roept tussen de procedure van collectieve schuldenregeling en | leven roept tussen de procedure van collectieve schuldenregeling en |
andere vergelijkbare procedures. | andere vergelijkbare procedures. |
Verder zijn zij van mening dat het bestaan van andere maatregelen, | Verder zijn zij van mening dat het bestaan van andere maatregelen, |
afzonderlijk of in samenhang beschouwd, het mogelijk maakt om op | afzonderlijk of in samenhang beschouwd, het mogelijk maakt om op |
afdoende wijze het aan de bestreden bepaling toegeschreven doel te | afdoende wijze het aan de bestreden bepaling toegeschreven doel te |
verwezenlijken, en besluiten daaruit dat die bepaling een | verwezenlijken, en besluiten daaruit dat die bepaling een |
discriminatie in het leven roept die niet vatbaar is voor een | discriminatie in het leven roept die niet vatbaar is voor een |
objectieve en redelijke verantwoording waarbij een verband van | objectieve en redelijke verantwoording waarbij een verband van |
evenredigheid wordt aangetoond tussen de maatregel welke bij die | evenredigheid wordt aangetoond tussen de maatregel welke bij die |
bepaling wordt ingevoerd en het door die bepaling nagestreefde doel. | bepaling wordt ingevoerd en het door die bepaling nagestreefde doel. |
A.3. Ter staving van hun middel citeren de verzoekers verscheidene | A.3. Ter staving van hun middel citeren de verzoekers verscheidene |
auteurs en rechterlijke beslissingen waarbij het absolute karakter van | auteurs en rechterlijke beslissingen waarbij het absolute karakter van |
het beroepsgeheim van de advocaat als algemeen rechtsbeginsel wordt | het beroepsgeheim van de advocaat als algemeen rechtsbeginsel wordt |
verankerd, dat bijdraagt tot de goede werking van het gerecht en de | verankerd, dat bijdraagt tot de goede werking van het gerecht en de |
inachtneming van de rechten van de verdediging. | inachtneming van de rechten van de verdediging. |
Dat absolute karakter wordt enkel afgezwakt door de noodtoestand en de | Dat absolute karakter wordt enkel afgezwakt door de noodtoestand en de |
theorie van het waardenconflict. | theorie van het waardenconflict. |
De verzoekers verwijzen naar het arrest nr. 26/96 van het Hof ter | De verzoekers verwijzen naar het arrest nr. 26/96 van het Hof ter |
staving van hun stelling. | staving van hun stelling. |
A.4. De verzoekers doen gelden dat de cliënt geen meester is van het | A.4. De verzoekers doen gelden dat de cliënt geen meester is van het |
beroepsgeheim van de advocaat en het hem niet toekomt hem daarvan te | beroepsgeheim van de advocaat en het hem niet toekomt hem daarvan te |
bevrijden. Ter staving van die stelling doen de verzoekers in de zaak | bevrijden. Ter staving van die stelling doen de verzoekers in de zaak |
nr. 1599 gelden dat het arrest van het Hof van Cassatie van 12 | nr. 1599 gelden dat het arrest van het Hof van Cassatie van 12 |
november 1997, dat door sommigen zo is geïnterpreteerd dat het een | november 1997, dat door sommigen zo is geïnterpreteerd dat het een |
relativering van het beroepsgeheim verankert, niet anders kan worden | relativering van het beroepsgeheim verankert, niet anders kan worden |
geïnterpreteerd dan dat het de toepassing van de theorie van het | geïnterpreteerd dan dat het de toepassing van de theorie van het |
waardenconflict uitbreidt tot het geval waarin ten aanzien van de | waardenconflict uitbreidt tot het geval waarin ten aanzien van de |
cliënt en niet langer enkel ten aanzien van de advocaat, de opheffing | cliënt en niet langer enkel ten aanzien van de advocaat, de opheffing |
van het geheim verantwoord zou zijn, ut singuli, ter vrijwaring van | van het geheim verantwoord zou zijn, ut singuli, ter vrijwaring van |
een hoger geachte waarde. Voor de verzoekers, gaat de bestreden | een hoger geachte waarde. Voor de verzoekers, gaat de bestreden |
bepaling, doordat zij op preventieve wijze de advocaat en zijn cliënt | bepaling, doordat zij op preventieve wijze de advocaat en zijn cliënt |
ertoe verplicht het beroepsgeheim te schenden door alle informatie in | ertoe verplicht het beroepsgeheim te schenden door alle informatie in |
verband met zijn vermogenstoestand bekend te maken, ongeacht of die | verband met zijn vermogenstoestand bekend te maken, ongeacht of die |
voor hem al dan niet gunstig is, verder dan de draagwijdte van het | voor hem al dan niet gunstig is, verder dan de draagwijdte van het |
arrest van het Hof van Cassatie. | arrest van het Hof van Cassatie. |
A.5. De verzoekers in de zaak nr. 1604 doen gelden dat de bij de in | A.5. De verzoekers in de zaak nr. 1604 doen gelden dat de bij de in |
het geding zijnde bepaling ingevoerde uitzondering volkomen afwijkt | het geding zijnde bepaling ingevoerde uitzondering volkomen afwijkt |
van het gemeen recht. Zij zijn van mening dat de advocaat aan wie | van het gemeen recht. Zij zijn van mening dat de advocaat aan wie |
wordt gelast bepaalde informatie te verstrekken, geconfronteerd zou | wordt gelast bepaalde informatie te verstrekken, geconfronteerd zou |
worden met het volgende alternatief: ofwel bevestigt hij de | worden met het volgende alternatief: ofwel bevestigt hij de |
vermogenstoestand van de schuldenaar en heeft het verzoek om | vermogenstoestand van de schuldenaar en heeft het verzoek om |
informatie nauwelijks belang, ofwel verstrekt hij informatie in | informatie nauwelijks belang, ofwel verstrekt hij informatie in |
tegenspraak met die welke door zijn cliënt is medegedeeld en brengt | tegenspraak met die welke door zijn cliënt is medegedeeld en brengt |
hij diens strafrechtelijke aansprakelijkheid aldus in het geding. « In | hij diens strafrechtelijke aansprakelijkheid aldus in het geding. « In |
de praktijk volgt daaruit een quasi-verplichting tot aangifte, op | de praktijk volgt daaruit een quasi-verplichting tot aangifte, op |
verzoek, van een door de schuldenaar gepleegd strafrechtelijk | verzoek, van een door de schuldenaar gepleegd strafrechtelijk |
misdrijf. » | misdrijf. » |
A.6. Teneinde te beoordelen of, te dezen, bijzondere motieven de door | A.6. Teneinde te beoordelen of, te dezen, bijzondere motieven de door |
hen aangeklaagde afwijking zouden kunnen verantwoorden, vergelijken de | hen aangeklaagde afwijking zouden kunnen verantwoorden, vergelijken de |
verzoekers de procedure van collectieve schuldenregeling met andere | verzoekers de procedure van collectieve schuldenregeling met andere |
vergelijkbare procedures, namelijk de procedure van het gerechtelijk | vergelijkbare procedures, namelijk de procedure van het gerechtelijk |
akkoord (organieke wet van 17 juli 1997), het uitstel van betaling | akkoord (organieke wet van 17 juli 1997), het uitstel van betaling |
(artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek; artikel 38, § 1, van de wet | (artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek; artikel 38, § 1, van de wet |
van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet; artikelen 1337bis tot | van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet; artikelen 1337bis tot |
1337octies van het Gerechtelijk Wetboek) en de verzoeningsprocedure in | 1337octies van het Gerechtelijk Wetboek) en de verzoeningsprocedure in |
verband met het hypothecair krediet (artikel 59, § 1, van de wet van 4 | verband met het hypothecair krediet (artikel 59, § 1, van de wet van 4 |
augustus 1992 op het hypothecair krediet). | augustus 1992 op het hypothecair krediet). |
Net zoals de procedure van collectieve schuldenregeling, strekken al | Net zoals de procedure van collectieve schuldenregeling, strekken al |
die procedures ertoe, in voorkomend geval op collectieve wijze, een | die procedures ertoe, in voorkomend geval op collectieve wijze, een |
plan voor aanzuivering van het passief op te stellen op verzoek en ten | plan voor aanzuivering van het passief op te stellen op verzoek en ten |
voordele van een onfortuinlijke schuldenaar met overmatige | voordele van een onfortuinlijke schuldenaar met overmatige |
schuldenlast. In dat verband vereisen zij alle ten aanzien van de | schuldenlast. In dat verband vereisen zij alle ten aanzien van de |
schuldenaar dezelfde « procedurele goede trouw ». Die eis heeft echter | schuldenaar dezelfde « procedurele goede trouw ». Die eis heeft echter |
nooit de minste inbreuk op het beroepsgeheim van de advocaat | nooit de minste inbreuk op het beroepsgeheim van de advocaat |
verantwoord, terwijl hij in de procedure van collectieve | verantwoord, terwijl hij in de procedure van collectieve |
schuldenregeling de eenvoudige afschaffing van dat beginsel zou | schuldenregeling de eenvoudige afschaffing van dat beginsel zou |
verantwoorden. De in het geding zijnde bepaling roept dus een flagrant | verantwoorden. De in het geding zijnde bepaling roept dus een flagrant |
verschil in behandeling in het leven. | verschil in behandeling in het leven. |
A.7. De verzoekers in de zaak nr. 1604 vergelijken bovendien de | A.7. De verzoekers in de zaak nr. 1604 vergelijken bovendien de |
procedure van collectieve schuldenregeling met de procedure die de | procedure van collectieve schuldenregeling met de procedure die de |
onderhoudsplichtige kan instellen ter vermindering van zijn bijdrage | onderhoudsplichtige kan instellen ter vermindering van zijn bijdrage |
of zelfs de afschaffing ervan op basis van de evolutie van zijn | of zelfs de afschaffing ervan op basis van de evolutie van zijn |
inkomsten. Uit die vergelijking besluiten zij dat de wetgever niet | inkomsten. Uit die vergelijking besluiten zij dat de wetgever niet |
gemeend heeft van de regel van het beroepsgeheim te moeten afwijken in | gemeend heeft van de regel van het beroepsgeheim te moeten afwijken in |
procedures waarbij nochtans schuldvorderingen op het spel worden gezet | procedures waarbij nochtans schuldvorderingen op het spel worden gezet |
die een positieve discriminatie genieten wegens hun statuut. | die een positieve discriminatie genieten wegens hun statuut. |
A.8. De verzoekende partijen zijn van mening dat de door de maatregel | A.8. De verzoekende partijen zijn van mening dat de door de maatregel |
gepleegde inbreuk op de in het geding zijnde beginselen volkomen | gepleegde inbreuk op de in het geding zijnde beginselen volkomen |
onevenredig is ten aanzien van het nagestreefde doel. Zij brengen in | onevenredig is ten aanzien van het nagestreefde doel. Zij brengen in |
herinnering dat de procedurele goede trouw een waarde is waarvan de | herinnering dat de procedurele goede trouw een waarde is waarvan de |
inachtneming wordt nagestreefd bij elk burgerlijk geschil, maar | inachtneming wordt nagestreefd bij elk burgerlijk geschil, maar |
waarvan de vrijwaring nooit heeft verantwoord dat de wet op algemene, | waarvan de vrijwaring nooit heeft verantwoord dat de wet op algemene, |
absolute en abstracte wijze het beroepsgeheim van advocaat afschaft. | absolute en abstracte wijze het beroepsgeheim van advocaat afschaft. |
A.9. De verzoekers doen verder gelden dat de bij de bestreden bepaling | A.9. De verzoekers doen verder gelden dat de bij de bestreden bepaling |
ingestelde maatregel des te minder evenredig is met het eraan | ingestelde maatregel des te minder evenredig is met het eraan |
toegeschreven doel, daar dat doel zonder die maatregel kan worden | toegeschreven doel, daar dat doel zonder die maatregel kan worden |
bereikt. Aan de zorg van « procedurele goede trouw » en « patrimoniale | bereikt. Aan de zorg van « procedurele goede trouw » en « patrimoniale |
transparantie » wordt immers voldaan in artikel 1675/15 van het | transparantie » wordt immers voldaan in artikel 1675/15 van het |
Gerechtelijk Wetboek of bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek die de | Gerechtelijk Wetboek of bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek die de |
herroeping van het gewijsde regelen, en met name artikel 1133. | herroeping van het gewijsde regelen, en met name artikel 1133. |
Bovendien kon de nagestreefde doelstelling volstaan met middelen die | Bovendien kon de nagestreefde doelstelling volstaan met middelen die |
duidelijk minder afbreuk doen aan de in het geding zijnde beginselen, | duidelijk minder afbreuk doen aan de in het geding zijnde beginselen, |
zoals bijvoorbeeld het « protocol » dat is ingesteld bij artikel 334 | zoals bijvoorbeeld het « protocol » dat is ingesteld bij artikel 334 |
van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. In dat opzicht weerleggen | van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. In dat opzicht weerleggen |
de verzoekers de stelling die in de loop van de parlementaire debatten | de verzoekers de stelling die in de loop van de parlementaire debatten |
werd verdedigd en volgens welke niet naar dat mechanisme kan worden | werd verdedigd en volgens welke niet naar dat mechanisme kan worden |
verwezen, omdat de contexten verschillend zijn. Zij zijn daarentegen | verwezen, omdat de contexten verschillend zijn. Zij zijn daarentegen |
van mening dat in de beide gevallen het wel degelijk om een | van mening dat in de beide gevallen het wel degelijk om een |
schuldenaar gaat aan wie is gevraagd zijn vermogenstoestand te goeder | schuldenaar gaat aan wie is gevraagd zijn vermogenstoestand te goeder |
trouw uiteen te zetten en dat de spontaneïteit bij die | trouw uiteen te zetten en dat de spontaneïteit bij die |
benaderingswijze relatief is, vermits de schuldenaars onder dreiging | benaderingswijze relatief is, vermits de schuldenaars onder dreiging |
van hun schuldeisers staan. | van hun schuldeisers staan. |
Standpunt van de Ministerraad | Standpunt van de Ministerraad |
A.10. De Ministerraad leidt uit artikel 458 van het Strafwetboek en | A.10. De Ministerraad leidt uit artikel 458 van het Strafwetboek en |
uit jurisprudentiële beslissingen af dat de bestaansreden van het | uit jurisprudentiële beslissingen af dat de bestaansreden van het |
beroepsgeheim van de advocaat is dat de cliënt de waarborg moet hebben | beroepsgeheim van de advocaat is dat de cliënt de waarborg moet hebben |
dat zijn raadsman aan derden geen vertrouwelijke informatie onthult | dat zijn raadsman aan derden geen vertrouwelijke informatie onthult |
die hij hem in het kader van diens beroep heeft toevertrouwd. Hij | die hij hem in het kader van diens beroep heeft toevertrouwd. Hij |
voegt daaraan toe dat het beroepsgeheim rechtstreeks de rechten van de | voegt daaraan toe dat het beroepsgeheim rechtstreeks de rechten van de |
verdediging raakt en bestemd is om de cliënt en niet de practicus te | verdediging raakt en bestemd is om de cliënt en niet de practicus te |
beschermen. | beschermen. |
A.11. De Ministerraad is van oordeel dat het beroepsgeheim niet zo | A.11. De Ministerraad is van oordeel dat het beroepsgeheim niet zo |
absoluut is als de verzoekende partijen betogen. Artikel 458 van het | absoluut is als de verzoekende partijen betogen. Artikel 458 van het |
Strafwetboek bepaalt uitdrukkelijk dat een wet van het geheim kan | Strafwetboek bepaalt uitdrukkelijk dat een wet van het geheim kan |
afwijken en de persoon die er kennis van heeft ervan kan ontslaan. Het | afwijken en de persoon die er kennis van heeft ervan kan ontslaan. Het |
gaat om de verplichting die de geneesheren wordt opgelegd, bij de | gaat om de verplichting die de geneesheren wordt opgelegd, bij de |
artikelen 55, 56 en 57 van het Burgerlijk Wetboek, om aan de ambtenaar | artikelen 55, 56 en 57 van het Burgerlijk Wetboek, om aan de ambtenaar |
van de burgerlijke stand aangifte te doen van de geboorte van een | van de burgerlijke stand aangifte te doen van de geboorte van een |
kind, en de bepalingen die hen ertoe verplichten de overheden op de | kind, en de bepalingen die hen ertoe verplichten de overheden op de |
hoogte te brengen van bepaalde ziekten die zij bij hun patiënten | hoogte te brengen van bepaalde ziekten die zij bij hun patiënten |
vaststellen. | vaststellen. |
Bovendien voegt de rechtspraak aan de uitzonderingen op het beginsel | Bovendien voegt de rechtspraak aan de uitzonderingen op het beginsel |
van het beroepsgeheim de noodtoestand en het waardenconflict toe. | van het beroepsgeheim de noodtoestand en het waardenconflict toe. |
De Ministerraad citeert het arrest van het Hof van Cassatie van 12 | De Ministerraad citeert het arrest van het Hof van Cassatie van 12 |
november 1997 alsmede een arrest van het Hof van Justitie van de | november 1997 alsmede een arrest van het Hof van Justitie van de |
Europese Gemeenschappen die, volgens hem, een veel genuanceerdere | Europese Gemeenschappen die, volgens hem, een veel genuanceerdere |
definitie geven van het beroepsgeheim dan die van de verzoekers. | definitie geven van het beroepsgeheim dan die van de verzoekers. |
Daaruit vloeit voort dat de cliënt, die als enige over zijn | Daaruit vloeit voort dat de cliënt, die als enige over zijn |
verdediging beslist, de vrijheid moet hebben om bepaalde elementen die | verdediging beslist, de vrijheid moet hebben om bepaalde elementen die |
door het beroepsgeheim zijn gedekt te onthullen, indien hij zulks in | door het beroepsgeheim zijn gedekt te onthullen, indien hij zulks in |
zijn belang acht, en hij moet zijn advocaat de machtiging kunnen geven | zijn belang acht, en hij moet zijn advocaat de machtiging kunnen geven |
die feiten te onthullen. | die feiten te onthullen. |
A.12. De Ministerraad brengt in herinnering dat de doelstelling die | A.12. De Ministerraad brengt in herinnering dat de doelstelling die |
met de in het geding zijnde bepaling wordt nagestreefd erin bestaat de | met de in het geding zijnde bepaling wordt nagestreefd erin bestaat de |
transparantie van het vermogen van de schuldenaar te organiseren, uit | transparantie van het vermogen van de schuldenaar te organiseren, uit |
zorg om zijn procedurele goede trouw te waarborgen. Het gaat om een | zorg om zijn procedurele goede trouw te waarborgen. Het gaat om een |
absoluut noodzakelijke maatregel om het doeltreffende en opportune | absoluut noodzakelijke maatregel om het doeltreffende en opportune |
karakter te beoordelen van de maatregelen die door de | karakter te beoordelen van de maatregelen die door de |
schuldenbemiddelaar en de beslagrechter in overweging worden genomen. | schuldenbemiddelaar en de beslagrechter in overweging worden genomen. |
Het was raadzaam hun zeer ruime bevoegdheden te verlenen inzake het | Het was raadzaam hun zeer ruime bevoegdheden te verlenen inzake het |
verzamelen van informatie, gezien de ernst van de maatregelen die ten | verzamelen van informatie, gezien de ernst van de maatregelen die ten |
aanzien van de schuldeisers kunnen worden genomen. De opheffing van | aanzien van de schuldeisers kunnen worden genomen. De opheffing van |
het beroepsgeheim is in de parlementaire voorbereiding verantwoord | het beroepsgeheim is in de parlementaire voorbereiding verantwoord |
door een vermoeden van aanvaarding door de schuldenaar. Het is zeer | door een vermoeden van aanvaarding door de schuldenaar. Het is zeer |
belangrijk dat laatstgenoemde te goeder trouw meewerkt aan een | belangrijk dat laatstgenoemde te goeder trouw meewerkt aan een |
procedure die hij zelf heeft ingezet en die bestemd is om zijn | procedure die hij zelf heeft ingezet en die bestemd is om zijn |
schulden aan te zuiveren met daarbij het behoud van een menswaardig | schulden aan te zuiveren met daarbij het behoud van een menswaardig |
bestaan. | bestaan. |
A.13. De Ministerraad is van mening dat de verwijzingen door de | A.13. De Ministerraad is van mening dat de verwijzingen door de |
verzoekers naar de faillissements- en akkoordprocedures niet relevant | verzoekers naar de faillissements- en akkoordprocedures niet relevant |
zijn, vermits zij betrekking hebben op personen met de hoedanigheid | zijn, vermits zij betrekking hebben op personen met de hoedanigheid |
van handelaar, wier vermogen onderworpen is aan verschillende regels | van handelaar, wier vermogen onderworpen is aan verschillende regels |
van openbaarheid waardoor op doeltreffende wijze informatie kan worden | van openbaarheid waardoor op doeltreffende wijze informatie kan worden |
verzameld. | verzameld. |
A.14. De Ministerraad is ook van mening dat de verwijzingen naar de | A.14. De Ministerraad is ook van mening dat de verwijzingen naar de |
procedures van uitstel van betaling en verzoening inzake hypothecair | procedures van uitstel van betaling en verzoening inzake hypothecair |
krediet met voorbehoud moeten worden benaderd omdat de maatregelen die | krediet met voorbehoud moeten worden benaderd omdat de maatregelen die |
in die procedures kunnen worden genomen veel beperkter zijn voor de | in die procedures kunnen worden genomen veel beperkter zijn voor de |
schuldeiser dan die welke kunnen worden genomen in het kader van een | schuldeiser dan die welke kunnen worden genomen in het kader van een |
collectieve schuldenregeling. | collectieve schuldenregeling. |
Bijgevolg dienen aan de betrokken schuldeisers bijkomende waarborgen | Bijgevolg dienen aan de betrokken schuldeisers bijkomende waarborgen |
te worden verleend waardoor zij de zekerheid hebben dat de | te worden verleend waardoor zij de zekerheid hebben dat de |
aanzuiveringsregeling wel degelijk zal overeenstemmen met de | aanzuiveringsregeling wel degelijk zal overeenstemmen met de |
werkelijke vermogenstoestand van de schuldenaar en hun geen nadeel zal | werkelijke vermogenstoestand van de schuldenaar en hun geen nadeel zal |
berokkenen dat groter is dan het voordeel dat laatstgenoemde eruit zal | berokkenen dat groter is dan het voordeel dat laatstgenoemde eruit zal |
halen. | halen. |
A.15. Op dezelfde wijze dient een onderscheid te worden gemaakt tussen | A.15. Op dezelfde wijze dient een onderscheid te worden gemaakt tussen |
de collectieve schuldenregeling en de procedure die een | de collectieve schuldenregeling en de procedure die een |
onderhoudsplichtige kan instellen tot vermindering of afschaffing van | onderhoudsplichtige kan instellen tot vermindering of afschaffing van |
zijn bijdrage. In die procedure gaat de rechter over tot een | zijn bijdrage. In die procedure gaat de rechter over tot een |
vergelijkend onderzoek van de vermogens van de betrokken personen en | vergelijkend onderzoek van de vermogens van de betrokken personen en |
moet hij die dus op gelijke wijze behandelen. Het zou niet denkbaar | moet hij die dus op gelijke wijze behandelen. Het zou niet denkbaar |
zijn dat de schuldeiser van onderhoudsgeld die tegen zijn zin bij de | zijn dat de schuldeiser van onderhoudsgeld die tegen zijn zin bij de |
zaak wordt betrokken zijn advocaat van het beroepsgeheim zou moeten | zaak wordt betrokken zijn advocaat van het beroepsgeheim zou moeten |
ontheffen. | ontheffen. |
A.16. De Ministerraad besluit dat de in het geding zijnde maatregel | A.16. De Ministerraad besluit dat de in het geding zijnde maatregel |
redelijkerwijze verantwoord is en evenredig met de ernstige inbreuk op | redelijkerwijze verantwoord is en evenredig met de ernstige inbreuk op |
de rechten van de schuldeisers die het gevolg kan zijn van de | de rechten van de schuldeisers die het gevolg kan zijn van de |
collectieve schuldenregeling. | collectieve schuldenregeling. |
Antwoord van de verzoekers | Antwoord van de verzoekers |
A.17. Als antwoord op het argument volgens hetwelk de cliënt meester | A.17. Als antwoord op het argument volgens hetwelk de cliënt meester |
zou zijn van het beroepsgeheim, doen de verzoekers in de beide zaken | zou zijn van het beroepsgeheim, doen de verzoekers in de beide zaken |
gelden dat de bestreden bepaling, verre van het meesterschap van de | gelden dat de bestreden bepaling, verre van het meesterschap van de |
cliënt over het geheim te verankeren, integendeel een onweerlegbaar | cliënt over het geheim te verankeren, integendeel een onweerlegbaar |
vermoeden van afstand van het voordeel van het beroepsgeheim instelt, | vermoeden van afstand van het voordeel van het beroepsgeheim instelt, |
een vermoeden dat, in voorkomend geval, tegen het belang van de cliënt | een vermoeden dat, in voorkomend geval, tegen het belang van de cliënt |
zal kunnen spelen. Mocht de cliënt enige meester zijn over het geheim, | zal kunnen spelen. Mocht de cliënt enige meester zijn over het geheim, |
zou hij onvermijdelijk ertoe worden gebracht zijn vertrouwenspersonen | zou hij onvermijdelijk ertoe worden gebracht zijn vertrouwenspersonen |
daarvan te ontheffen teneinde zijn « goede trouw » aan te tonen. | daarvan te ontheffen teneinde zijn « goede trouw » aan te tonen. |
A.18. De verzoekers in de zaak nr. 1599 betwisten bovendien de | A.18. De verzoekers in de zaak nr. 1599 betwisten bovendien de |
argumentering van de Ministerraad volgens welke de afstand van de | argumentering van de Ministerraad volgens welke de afstand van de |
bescherming van het geheim door de cliënt de te betalen prijs zou zijn | bescherming van het geheim door de cliënt de te betalen prijs zou zijn |
om de gunst te verkrijgen die hij van de rechter en zijn schuldeisers | om de gunst te verkrijgen die hij van de rechter en zijn schuldeisers |
vordert. Voor de verzoekers mogen het feit dat de rechtzoekende die in | vordert. Voor de verzoekers mogen het feit dat de rechtzoekende die in |
de schulden zit en de gerechtelijke stappen die hij onderneemt | de schulden zit en de gerechtelijke stappen die hij onderneemt |
teneinde die toestand te verhelpen geenszins een afschaffing van de | teneinde die toestand te verhelpen geenszins een afschaffing van de |
procedurele waarborgen verantwoorden die de beter bedeelde | procedurele waarborgen verantwoorden die de beter bedeelde |
rechtzoekenden wel zouden genieten. De verzoekers in de zaak nr. 1604 | rechtzoekenden wel zouden genieten. De verzoekers in de zaak nr. 1604 |
doen bovendien gelden dat de procedure de schuldenaar aanzienlijke | doen bovendien gelden dat de procedure de schuldenaar aanzienlijke |
inspanningen oplegt die verder gaan dan die welke worden opgelegd aan | inspanningen oplegt die verder gaan dan die welke worden opgelegd aan |
elke andere schuldenaar en die de massa van de schuldeisers ten goede | elke andere schuldenaar en die de massa van de schuldeisers ten goede |
komen. | komen. |
A.19. Ten aanzien van de vergelijking met de andere procedures, doen | A.19. Ten aanzien van de vergelijking met de andere procedures, doen |
de verzoekers in de zaak nr. 1599 opmerken dat het onderscheid tussen | de verzoekers in de zaak nr. 1599 opmerken dat het onderscheid tussen |
handelaars en niet-handelaars onjuist is. De bepalingen van de | handelaars en niet-handelaars onjuist is. De bepalingen van de |
hypotheekwet en de artikelen 1390bis en volgende van het Gerechtelijk | hypotheekwet en de artikelen 1390bis en volgende van het Gerechtelijk |
Wetboek voeren ook een stelsel van openbaarheid in voor | Wetboek voeren ook een stelsel van openbaarheid in voor |
niet-handelaars, een stelsel dat doeltreffender en betrouwbaarder is | niet-handelaars, een stelsel dat doeltreffender en betrouwbaarder is |
dan datgene waarin is voorzien voor de handelaars. De verzoekers in de | dan datgene waarin is voorzien voor de handelaars. De verzoekers in de |
zaak nr. 1604 doen opmerken dat de regels van openbaarheid voor | zaak nr. 1604 doen opmerken dat de regels van openbaarheid voor |
handelaars die natuurlijke personen zijn, bijzonder beperkt zijn, | handelaars die natuurlijke personen zijn, bijzonder beperkt zijn, |
evenals voor de niet-handelaars. | evenals voor de niet-handelaars. |
Op dezelfde wijze betwisten de verzoekers in de beide zaken dat het | Op dezelfde wijze betwisten de verzoekers in de beide zaken dat het |
door de schuldeisers mogelijk geleden nadeel groter is in de procedure | door de schuldeisers mogelijk geleden nadeel groter is in de procedure |
van collectieve schuldenregeling dan in de vergeleken procedures. | van collectieve schuldenregeling dan in de vergeleken procedures. |
Ten slotte zijn zij van mening dat de verantwoording voor de maatregel | Ten slotte zijn zij van mening dat de verantwoording voor de maatregel |
door de verwijzing naar de gepleegde inbreuk op de rechten van de | door de verwijzing naar de gepleegde inbreuk op de rechten van de |
schuldeisers niet relevant is, want potentieel staan bij elke | schuldeisers niet relevant is, want potentieel staan bij elke |
gerechtelijke procedure aspecten in verband met de vermogensrechten | gerechtelijke procedure aspecten in verband met de vermogensrechten |
van de partijen op het spel en kan zij aanzienlijke gevolgen hebben | van de partijen op het spel en kan zij aanzienlijke gevolgen hebben |
voor hun zakelijke en persoonlijke rechten. Zij doen ten slotte gelden | voor hun zakelijke en persoonlijke rechten. Zij doen ten slotte gelden |
dat het niet de procedure zelf is die afbreuk doet aan de rechten van | dat het niet de procedure zelf is die afbreuk doet aan de rechten van |
de schuldeisers maar wel de toestand van schuldenoverlast van de | de schuldeisers maar wel de toestand van schuldenoverlast van de |
schuldenaar. | schuldenaar. |
B | B |
Wat het onderwerp van de beroepen betreft | Wat het onderwerp van de beroepen betreft |
B.1. De verzoekers vorderen de gedeeltelijke vernietiging van artikel | B.1. De verzoekers vorderen de gedeeltelijke vernietiging van artikel |
1675/8, ingevoegd in het Gerechtelijk Wetboek door artikel 2, § 2, van | 1675/8, ingevoegd in het Gerechtelijk Wetboek door artikel 2, § 2, van |
de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en | de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en |
de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen | de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen |
onroerende goederen. | onroerende goederen. |
Dat artikel luidt als volgt: | Dat artikel luidt als volgt: |
« Tenzij deze opdracht hem reeds was toevertrouwd in de beschikking | « Tenzij deze opdracht hem reeds was toevertrouwd in de beschikking |
van toelaatbaarheid kan de schuldbemiddelaar, belast met een procedure | van toelaatbaarheid kan de schuldbemiddelaar, belast met een procedure |
van minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, zich richten | van minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, zich richten |
tot de rechter overeenkomstig artikel 1670/14, § 2, derde lid, | tot de rechter overeenkomstig artikel 1670/14, § 2, derde lid, |
teneinde de schuldenaar of een derde te gelasten hem al de nuttige | teneinde de schuldenaar of een derde te gelasten hem al de nuttige |
inlichtingen te verstrekken over verrichtingen uitgevoerd door de | inlichtingen te verstrekken over verrichtingen uitgevoerd door de |
schuldenaar en over de samenstelling en de vindplaats van diens | schuldenaar en over de samenstelling en de vindplaats van diens |
vermogen. | vermogen. |
Hoe dan ook kan de derde gehouden tot het beroepsgeheim of tot de | Hoe dan ook kan de derde gehouden tot het beroepsgeheim of tot de |
zwijgplicht, zich daarop niet beroepen. De artikelen 877 tot 882 zijn | zwijgplicht, zich daarop niet beroepen. De artikelen 877 tot 882 zijn |
op hem van toepassing. » | op hem van toepassing. » |
Alleen het tweede lid van de bepaling wordt door de verzoekers beoogd. | Alleen het tweede lid van de bepaling wordt door de verzoekers beoogd. |
Het is in algemene termen gesteld en heeft betrekking op de derde die | Het is in algemene termen gesteld en heeft betrekking op de derde die |
gehouden is tot het beroepsgeheim of tot de zwijgplicht. Uit de | gehouden is tot het beroepsgeheim of tot de zwijgplicht. Uit de |
verzoekschriften blijkt echter dat het tweede lid alleen wordt | verzoekschriften blijkt echter dat het tweede lid alleen wordt |
aangevochten wat het beroepsgeheim van advocaten betreft. Het Hof zal | aangevochten wat het beroepsgeheim van advocaten betreft. Het Hof zal |
artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek alleen | artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek alleen |
onderzoeken in zoverre die bepaling het een advocaat onmogelijk maakt | onderzoeken in zoverre die bepaling het een advocaat onmogelijk maakt |
zich op het beroepsgeheim te beroepen wanneer van hem inlichtingen | zich op het beroepsgeheim te beroepen wanneer van hem inlichtingen |
worden gevraagd over de uitgevoerde verrichtingen, over de | worden gevraagd over de uitgevoerde verrichtingen, over de |
samenstelling en over de vindplaats van het vermogen van de | samenstelling en over de vindplaats van het vermogen van de |
schuldenaar die een verzoekschrift tot collectieve schuldenregeling | schuldenaar die een verzoekschrift tot collectieve schuldenregeling |
heeft ingediend en van wie het verzoekschrift door de rechter is | heeft ingediend en van wie het verzoekschrift door de rechter is |
aanvaard. | aanvaard. |
Ten gronde | Ten gronde |
B.2. In beide zaken voeren de verzoekers een enig vernietigingsmiddel | B.2. In beide zaken voeren de verzoekers een enig vernietigingsmiddel |
aan, dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de | aan, dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de |
Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 8 | Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 8 |
van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zij gaan ervan | van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zij gaan ervan |
uit dat het algemene, absolute en radicale verbod voor advocaten en | uit dat het algemene, absolute en radicale verbod voor advocaten en |
hun cliënten om zich op het beroepsgeheim te beroepen, een | hun cliënten om zich op het beroepsgeheim te beroepen, een |
onevenredige schending van hun rechten betekent, rekening houdend met | onevenredige schending van hun rechten betekent, rekening houdend met |
het fundamentele belang van dat beginsel, en dat die bepaling | het fundamentele belang van dat beginsel, en dat die bepaling |
bijgevolg een discriminatie doet ontstaan tussen de procedure van | bijgevolg een discriminatie doet ontstaan tussen de procedure van |
collectieve schuldenregeling en andere vergelijkbare procedures, die | collectieve schuldenregeling en andere vergelijkbare procedures, die |
niet objectief kan worden verantwoord. | niet objectief kan worden verantwoord. |
B.3. Door het beroepsgeheim absoluut op te heffen wanneer, in de | B.3. Door het beroepsgeheim absoluut op te heffen wanneer, in de |
procedure van collectieve schuldenregeling, de rechter de advocaat van | procedure van collectieve schuldenregeling, de rechter de advocaat van |
de schuldenaar gelast inlichtingen te verstrekken die door het | de schuldenaar gelast inlichtingen te verstrekken die door het |
beroepsgeheim zijn gedekt, creëert de in het geding zijnde bepaling | beroepsgeheim zijn gedekt, creëert de in het geding zijnde bepaling |
een verschil in behandeling tussen, enerzijds, de schuldenaar en zijn | een verschil in behandeling tussen, enerzijds, de schuldenaar en zijn |
advocaat die in die procedure worden betrokken en, anderzijds, de | advocaat die in die procedure worden betrokken en, anderzijds, de |
schuldenaars en hun advocaten die in andere gerechtelijke procedures | schuldenaars en hun advocaten die in andere gerechtelijke procedures |
zijn betrokken. | zijn betrokken. |
B.4. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de | B.4. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de |
niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling | niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling |
tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat | tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat |
verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord | verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord |
is. | is. |
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld |
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel |
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het | en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het |
gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen | gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen |
redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende | redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende |
middelen en het beoogde doel. | middelen en het beoogde doel. |
B.5. De procedure van collectieve schuldenregeling beoogt de | B.5. De procedure van collectieve schuldenregeling beoogt de |
financiële toestand van de schuldenaar met overmatige schuldenlast te | financiële toestand van de schuldenaar met overmatige schuldenlast te |
herstellen, met name hem ertoe in staat te stellen voor zover mogelijk | herstellen, met name hem ertoe in staat te stellen voor zover mogelijk |
zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf | zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf |
en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden (artikel 1675/3, | en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden (artikel 1675/3, |
derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek). De financiële toestand van | derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek). De financiële toestand van |
de persoon met overmatige schuldenlast wordt in kaart gebracht, en de | de persoon met overmatige schuldenlast wordt in kaart gebracht, en de |
ongecontroleerde druk van de schuldeisers valt voor die persoon weg. | ongecontroleerde druk van de schuldeisers valt voor die persoon weg. |
De wet ziet overigens toe op de gelijkheid tussen deze laatsten. | De wet ziet overigens toe op de gelijkheid tussen deze laatsten. |
B.6. In dat kader beoogt artikel 1675/8 de transparantie van het | B.6. In dat kader beoogt artikel 1675/8 de transparantie van het |
vermogen van de schuldenaar te waarborgen, om te vermijden dat | vermogen van de schuldenaar te waarborgen, om te vermijden dat |
betaalkrachtige schuldenaars die hun voor beslag vatbaar vermogen | betaalkrachtige schuldenaars die hun voor beslag vatbaar vermogen |
geheel of gedeeltelijk verbergen, de procedure onrechtmatig zouden | geheel of gedeeltelijk verbergen, de procedure onrechtmatig zouden |
gebruiken. Om die doelstelling te bereiken, heeft de wetgever het | gebruiken. Om die doelstelling te bereiken, heeft de wetgever het |
noodzakelijk geacht het beroepsgeheim op te heffen (Parl. St., Kamer, | noodzakelijk geacht het beroepsgeheim op te heffen (Parl. St., Kamer, |
1996-1997, nrs. 1073-1074/1, p. 33). | 1996-1997, nrs. 1073-1074/1, p. 33). |
B.7. De opheffing van het beroepsgeheim van de advocaat is een | B.7. De opheffing van het beroepsgeheim van de advocaat is een |
pertinente maatregel om het hiervoor omschreven doel te bereiken. Door | pertinente maatregel om het hiervoor omschreven doel te bereiken. Door |
het de advocaat onmogelijk te maken zich op het beroepsgeheim te | het de advocaat onmogelijk te maken zich op het beroepsgeheim te |
beroepen, geeft de wetgever de rechter en de schuldbemiddelaar een | beroepen, geeft de wetgever de rechter en de schuldbemiddelaar een |
middel om zich ervan te vergewissen dat bij toepassing van de | middel om zich ervan te vergewissen dat bij toepassing van de |
procedure het vermogen van de schuldenaar volledig transparant is. | procedure het vermogen van de schuldenaar volledig transparant is. |
B.8.1. Het Hof moet nog nagaan of er een redelijk verband van | B.8.1. Het Hof moet nog nagaan of er een redelijk verband van |
evenredigheid bestaat tussen de maatregel en het nagestreefde doel. | evenredigheid bestaat tussen de maatregel en het nagestreefde doel. |
Ook al moet de regel van het beroepsgeheim wijken in geval van nood of | Ook al moet de regel van het beroepsgeheim wijken in geval van nood of |
wanneer een hoger geachte waarde hiermee in strijd is, toch doet het | wanneer een hoger geachte waarde hiermee in strijd is, toch doet het |
Hof opmerken dat artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk | Hof opmerken dat artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk |
Wetboek een absolute en a priori opheffing van het beroepsgeheim | Wetboek een absolute en a priori opheffing van het beroepsgeheim |
vastlegt. In de parlementaire voorbereiding wordt die maatregel | vastlegt. In de parlementaire voorbereiding wordt die maatregel |
verantwoord door de impliciete verzaking die de schuldenaar zou doen | verantwoord door de impliciete verzaking die de schuldenaar zou doen |
wanneer hij zijn verzoek tot collectieve schuldenregeling indient. Een | wanneer hij zijn verzoek tot collectieve schuldenregeling indient. Een |
dergelijke veronderstelde verzaking, die van tevoren vastligt, en | dergelijke veronderstelde verzaking, die van tevoren vastligt, en |
verwezenlijkt wordt zonder dat de schuldenaar die verzaakt kan | verwezenlijkt wordt zonder dat de schuldenaar die verzaakt kan |
inschatten waarop de verzaking precies betrekking heeft en of zij | inschatten waarop de verzaking precies betrekking heeft en of zij |
eventueel niet strijdig is met zijn belangen, kan niet om dezelfde | eventueel niet strijdig is met zijn belangen, kan niet om dezelfde |
reden als de theorie van de noodtoestand of het waardenconflict een | reden als de theorie van de noodtoestand of het waardenconflict een |
zodanige inbreuk verantwoorden op de waarborg die het beroepsgeheim | zodanige inbreuk verantwoorden op de waarborg die het beroepsgeheim |
voor de schuldenaar en voor zijn advocaat betekent. | voor de schuldenaar en voor zijn advocaat betekent. |
B.8.2. Het Hof doet bovendien opmerken dat de rechter op grond van | B.8.2. Het Hof doet bovendien opmerken dat de rechter op grond van |
artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek de herroeping van de | artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek de herroeping van de |
beschikking van toelaatbaarheid van het verzoek tot collectieve | beschikking van toelaatbaarheid van het verzoek tot collectieve |
schuldenregeling kan uitspreken wanneer de schuldenaar blijkt geeft | schuldenregeling kan uitspreken wanneer de schuldenaar blijkt geeft |
van procedurele kwade trouw. | van procedurele kwade trouw. |
B.9. Uit wat voorafgaat blijkt dat artikel 1675/8, tweede lid, van het | B.9. Uit wat voorafgaat blijkt dat artikel 1675/8, tweede lid, van het |
Gerechtelijk Wetboek, in zoverre het bepaalt dat advocaten van wie | Gerechtelijk Wetboek, in zoverre het bepaalt dat advocaten van wie |
inlichtingen worden gevraagd over het vermogen van een persoon die in | inlichtingen worden gevraagd over het vermogen van een persoon die in |
een procedure tot collectieve schuldenregeling is betrokken, zich niet | een procedure tot collectieve schuldenregeling is betrokken, zich niet |
op het beroepsgeheim kunnen beroepen, niet in een redelijk verband van | op het beroepsgeheim kunnen beroepen, niet in een redelijk verband van |
evenredigheid staat tot het nagestreefde doel. | evenredigheid staat tot het nagestreefde doel. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
vernietigt artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, | vernietigt artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, |
ingevoegd door artikel 2, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende | ingevoegd door artikel 2, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende |
de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de | de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de |
hand van de in beslag genomen onroerende goederen, in zoverre het van | hand van de in beslag genomen onroerende goederen, in zoverre het van |
toepassing is op de advocaten. | toepassing is op de advocaten. |
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, | Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, |
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 3 mei 2000. | het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 3 mei 2000. |
De griffier, | De griffier, |
L. Potoms. | L. Potoms. |
De voorzitter, | De voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |