gepubliceerd op 14 mei 2010
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
30 APRIL 2010. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 56 en artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, artikel 25;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol), de artikelen IV.I.15, eerste lid, 4°, IV.I.18, eerste lid, en IV.I.27, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, artikel IV.I.49 en artikel VII.IV.18, 1° en 2°;
Gelet op het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (UBPol);
Gelet op de protocollen van onderhandeling nr. 186/4, nr. 241/1 en nr. 258/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op respectievelijk 24 augustus 2006, 23 september 2009 en 22 december 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 september 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 12 november 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 17 november 2009;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op advies 47.720/2 van de Raad van State, gegeven op 24 februari 2010;
Besluit :
Artikel 1.Artikel I.1 UBPol wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende : « 4° « de wet van 26 april 2002 » : de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten. »
Art. 2.In artikel IV.4, eerste lid, UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° het uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet van 26 april 2002;»; b) in de bepaling onder 2°, worden de woorden « een medisch attest » vervangen door de woorden « voor zover de kandidaat aan zijn fysiek-medische toestand twijfelt, een medisch attest »; c) in de bepaling onder 3°, worden de woorden « artikel IV.I.4, 8°, RPPol » vervangen door de woorden « artikel 12, eerste lid, 8°, van de wet van 26 april 2002 ».
Art. 3.Artikel IV.5 UBPol wordt vervangen als volgt : « Art. IV.5. § 1. De proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol, omvat voor de kandidaten-agent van politie en de kandidaten-inspecteur van politie ten minste de volgende subproeven : 1° de bepaling van het potentieel van de kandidaat tot het volgen van de basisopleiding.Zij meet de meest relevante factoren voor de voorspelling van de resultaten tijdens en na afloop van de basisopleiding en de prestaties op de werkvloer, waaronder : a) het abstract redeneervermogen;b) het vermogen om informatie te verwerken;c) het vermogen om te redeneren met cijfers;2° de evaluatie van de kennis en de beheersing van de taal waarin de selectieproeven, waarvoor de kandidaat zich heeft ingeschreven, worden georganiseerd. Om te slagen voor de proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol, moet de kandidaat de voor elke subproef bepaalde minimumdrempel hebben behaald.
De inhoud van de subproeven bedoeld in het eerste lid, varieert naar gelang van het kader dat de kandidaat beoogt. § 2. De proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol, omvat voor de kandidaten-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politie-assistent ten minste de volgende subproeven : 1° de bepaling van het potentieel van de kandidaat tot het volgen van de basisopleiding.Zij meet de meest relevante factoren voor de voorspelling van de resultaten tijdens en na afloop van de basisopleiding en de prestaties op de werkvloer, waaronder : a) het abstract redeneervermogen;b) het vermogen om informatie te verwerken;c) het vermogen om te redeneren met cijfers;2° de evaluatie van de kennis en de beheersing van de taal waarin de selectieproeven, waarvoor de kandidaat zich heeft ingeschreven, worden georganiseerd;3° de evaluatie van de beroepskennis, specifiek gericht naar de eisen van de beoogde betrekking. De subproeven grijpen derwijze plaats dat het niet mogelijk is aan de subproef bedoeld in het eerste lid, 3°, deel te nemen zonder de voor de subproeven bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, bepaalde minimumdrempel te hebben behaald.
Om te slagen voor de proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol, moet de kandidaat de voor elke subproef bepaalde minimumdrempel hebben behaald. § 3. De proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol, omvat voor de kandidaten-commissaris van politie ten minste de volgende subproeven : 1° de bepaling van het potentieel van de kandidaat tot het volgen van de basisopleiding.Zij meet de meest relevante factoren voor de voorspelling van de resultaten tijdens en na afloop van de basisopleiding en de prestaties op de werkvloer, waaronder : a) het abstract redeneervermogen;b) het vermogen om informatie te verwerken;c) het vermogen om te redeneren met cijfers;2° de evaluatie van de kennis en de beheersing van de taal waarin de selectieproeven, waarvoor de kandidaat zich heeft ingeschreven, worden georganiseerd;3° een commentaarverhandeling. De subproeven grijpen derwijze plaats dat het niet mogelijk is aan de subproef bedoeld in het eerste lid, 3°, deel te nemen zonder de voor de subproeven bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, bepaalde minimumdrempel te hebben behaald.
Om te slagen voor de proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol, moet de kandidaat de voor elke subproef bepaalde minimumdrempel hebben behaald. § 4. De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie stelt de kandidaten schriftelijk in kennis van hun resultaten voor de in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol bedoelde proef. »
Art. 4.In titel IV, hoofdstuk I, afdeling 2, van het UBPol wordt de onderafdeling 3, die artikel IV.6 bevat, vervangen als volgt : « Onderafdeling 3. - De beoordeling van de persoonlijkheid A. - De persoonlijkheidsproef Art. IV.6. De proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 2°, RPPol, meet de competenties vervat in bijlage 4 en omvat ten minste de volgende subproeven : 1° een biografische vragenlijst en een persoonlijkheidstest;2° een gestructureerd interview met een gekwalificeerd lid van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie;3° andere selectietechnieken die de competenties evalueren. De uniformiteit van de proef wordt gewaarborgd door middel van een gestandaardiseerd protocol.
De inhoud van de subproeven varieert naar gelang van het kader dat de kandidaat beoogt.
Na afloop van de in artikel IV.I.15, eerste lid, 2°, RPPol, bedoelde proef brengt een gekwalificeerd lid van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, aangewezen door de directeur van die directie, over elke kandidaat één van de volgende beoordelingen uit : 1° de kandidaat bezit de persoonlijkheidskenmerken die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen;2° de kandidaat bezit het potentieel om de persoonlijkheidskenmerken te ontwikkelen die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen;3° de kandidaat bezit momenteel niet de persoonlijkheidskenmerken die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen. B. - Het selectiegesprek met de selectiecommissie Art. IV.6bis. De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie plant de selectiecommissies en bepaalt de plaats waar en de data waarop zij zitting houden, in functie van, in voorkomend geval, de bepalingen van de beheerscontracten bedoeld in artikel IV.I.28 RPPol.
Art. IV.6ter. De selectiecommissie bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 4°, RPPol, hierna de selectiecommissie genoemd, is samengesteld uit : 1° een gekwalificeerd personeelslid van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, die het voorzitterschap waarneemt;2° twee personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, waarvan er één tot de federale politie en één tot een korps van de lokale politie behoort;3° een personeelslid van de directie van de opleiding van de federale politie of een personeelslid van een politiedienst tewerkgesteld in een politieschool die over bijzondere bekwaamheden beschikt in het raam van de basisopleiding. Om geldig te kunnen beslissen moeten ten minste drie leden waaronder de voorzitter en één van de leden bedoeld in het eerste lid, 2°, aanwezig zijn.
De selectiecommissie beslist met gewone meerderheid van stemmen. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art. IV.6quater. De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie stelt een lijst op van personeelsleden op basis waarvan de onderscheiden commissies bedoeld in artikel IV.6bis worden samengesteld.
In elke commissie wijst hij de voorzitter aan en de leden die er zitting houden evenals hun plaatsvervangers.
Elk lid ten aanzien van wie elementen voorhanden zijn die zijn respect voor de deontologie of zijn bekwaamheid om kandidaten te evalueren in twijfel trekken, wordt geschrapt van de lijst bedoeld in het eerste lid. In een dergelijk geval licht de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie het betrokken lid van de commissie schriftelijk in van zijn gemotiveerde beslissing.
Art. IV.6quinquies. Alvorens als lid van een selectiecommissie te kunnen worden aangewezen, moet het personeelslid een opleiding hebben gevolgd waarvan het programma wordt vastgesteld door de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.
Art. IV.6sexies. De in artikel IV.I.15, eerste lid, 4°, RPPol, bedoelde lijst van competenties is vastgesteld in bijlage 4. »
Art. 5.Artikel IV.7 UBPol wordt aangevuld met de bepalingen onder 15° en 16°, luidende : « 15° de aanwezigheid of afhankelijkheid van het gebruik van psychotrope stoffen en geneesmiddelen; 16° de aanwezigheid of afhankelijkheid van het gebruik van alcohol.»
Art. 6.Artikel IV.8 UBPol wordt vervangen als volgt : « Art. IV.8. Het fysiek-medisch onderzoek bestaat uit : 1° het fysiek luik omvattende het functioneel parcours;2° het medisch luik omvattende : a) het klinisch onderzoek, de urineanalyse, de bloedanalyse, in voorkomend geval de haaranalyse, het onderzoek van de ogen en het onderzoek van de tanden, die worden uitgevoerd door één of meerdere onderzoekende artsen;b) de radiologische onderzoeken die noodzakelijk worden geacht door de onderzoekende arts. De criteria waaraan de kandidaat in het raam van het in het eerste lid, 1°, bedoelde parcours moet voldoen om de in artikel IV.30 bedoelde minimumdrempel te behalen, worden, na goedkeuring door de minister, opgenomen in het selectiereglement.
De criteria waaraan de kandidaat in het raam van de in het eerste lid, 2°, bedoelde onderzoeken moet voldoen om de in artikel IV.30 bedoelde minimumdrempel te behalen, zijn vervat in bijlage 4bis.
Het fysiek-medisch onderzoek vindt derwijze plaats dat het niet mogelijk is aan een luik deel te nemen zonder de voor het voorafgaande luik bepaalde minimumdrempel te hebben behaald. »
Art. 7.In het UBPol wordt een artikel IV.8bis ingevoegd, luidende : « Art. IV.8bis. De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie organiseert het functioneel parcours en bepaalt de plaats waar en de data waarop de kandidaten eraan kunnen deelnemen, in functie van, in voorkomend geval, de bepalingen van de beheerscontracten bedoeld in artikel IV.I.28 RPPol.
De praktische uitvoeringsmodaliteiten ervan worden in het selectiereglement opgenomen. »
Art. 8.In het UBPol wordt een artikel IV.8ter ingevoegd, luidende : « Art. IV.8ter. Op basis van het functioneel parcours brengt de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie over elke kandidaat één van de volgende beoordelingen uit : 1° de kandidaat bezit de fysieke kenmerken die hem toelaten een basisopleiding bij de politie aan te vatten;2° de kandidaat bezit momenteel niet de fysieke kenmerken die hem toelaten een basisopleiding bij de politie aan te vatten. Binnen het jaar volgend op de kennisgeving van de in het eerste lid, 2°, bedoelde beoordeling, kan de kandidaat één keer herkansen voor het functioneel parcours. Tussen de eerste poging en de herkansing geldt een wachttermijn van twee maanden.
In het raam van de in het tweede lid bedoelde herkansing, kan de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie ofwel de in het eerste lid, 2°, bedoelde beoordeling bevestigen ofwel de in het eerste lid, 1°, bedoelde beoordeling uitbrengen. »
Art. 9.In artikel IV.9 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden « een arts, aangewezen door de directeur van de medische dienst van de politiediensten » vervangen door de woorden « een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aangewezen door de directeur van de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie »;b) in het eerste lid, 2°, en in het tweede lid, 2°, wordt het woord « ongeschikt » vervangen door de woorden « tijdelijk ongeschikt »;c) in het eerste lid, 3°, en in het tweede lid, 3°, wordt het woord « definitief » opgeheven;d) in het derde lid worden de woorden « De arts aangewezen door de directeur van de medische dienst van de politiediensten, » vervangen door de woorden « De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aangewezen door de directeur van de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie »;e) het vierde lid wordt vervangen als volgt : « De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aangewezen door de directeur van de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie zendt de in het eerste lid bedoelde beslissing aan de kandidaat binnen de tien dagen na de datum van die beslissing.De kandidaat die de in artikel IV.9, eerste lid, 2° of 3°, bedoelde beslissing ontvangt, wordt schriftelijk in kennis gesteld van de reden van zijn ongeschiktheid. »; f) het vijfde lid wordt opgeheven.
Art. 10.De artikelen IV.10 tot IV.13 UBPol, met inbegrip van het opschrift, worden opgeheven.
Art. 11.In artikel IV.14 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in artikel IV.I.15, tweede lid, RPPol » vervangen door de woorden « in artikel 12, tweede lid, van de wet van 26 april 2002 »; 2° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden : « , die de voor het onderzoek nuttige inlichtingen kan inwinnen, en door de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie »;3° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 12.In artikel IV.15 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° vóór het eerste lid, wordt een lid toegevoegd, luidende : « De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie licht het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat in van het feit dat de kandidaat in het bezit is van een uittreksel uit het strafregister dat minder dan drie maanden oud is op de datum van de kandidaatstelling en of de kandidaat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet van 26 april 2002.»; 2° de woorden « in artikel IV.I.4, 3°, RPPol » worden telkens vervangen door de woorden « in artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002 »; 3° in het vroegere tweede lid dat het derde lid wordt, worden de woorden « het eerste lid » vervangen door de woorden « het tweede lid »;4° in het vroegere derde lid dat het vierde lid wordt, worden de woorden « het tweede lid » vervangen door de woorden « het derde lid ».
Art. 13.In artikel IV.16 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « aan de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie en, in voorkomend geval, » ingevoegd tussen de woorden « heeft bereikt, » en de woorden « aan het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat »;2° in het tweede lid worden de woorden « het in het eerste lid bedoelde onderzoek » vervangen door de woorden « het onderzoek van de omgeving en de antecedenten »;3° in het tweede lid worden de woorden « de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie en » ingevoegd tussen het woord « licht » en de woorden « het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat ».
Art. 14.In artikel IV.17 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « Het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat verzamelt » worden vervangen door de woorden « De directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie en, in voorkomend geval, het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat verzamelen »;b) het woord « geactualiseerde » wordt ingevoegd tussen de woorden « de volgende » en het woord « gegevens »;c) in de bepaling onder 2°, worden de woorden « de informatiebulletins » vervangen door de woorden « het centraal strafregister »;d) het artikel wordt aangevuld met drie leden, luidende : « De directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie verifieert de in het eerste lid, 1°, 2°, en 4°, bedoelde gegevens. Het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat verifieert de in het eerste lid, 3°, bedoelde gegevens.
De directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie en, in voorkomend geval, het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat maken de resultaten van de in het eerste lid bedoelde raadplegingen over aan de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie. »
Art. 15.In artikel IV.18, eerste lid, UBPol wordt in de Nederlandse tekst het woord « strafblad » telkens vervangen door het woord « strafregister ».
Art. 16.In artikel IV.19 UBPol worden de woorden « de gegevens bedoeld in artikel IV.17 » vervangen door de woorden « de gegevens bedoeld in artikel IV.17, eerste lid, ».
Art. 17.In artikel IV.20 UBPol, hersteld bij het ministerieel besluit van 24 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het enig lid worden de woorden « de gegevens bedoeld in artikel IV.17 » vervangen door de woorden « de gegevens bedoeld in artikel IV.17, eerste lid, »; b) in de bepaling onder 1°, worden de woorden « artikel IV.17, 2° » vervangen door de woorden « artikel IV.17, eerste lid, 2° »; c) in de bepaling onder 2°, worden de woorden « kan plaatsvinden » vervangen door het woord « plaatsvindt ».
Art. 18.In artikel IV.21 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « bedoeld in artikel IV.20 » ingevoegd tussen de woorden « de antecedenten » en de woorden « is afgesloten »; 2° in het eerste lid worden de woorden « in artikel IV.I.4, 3°, RPPol » vervangen door de woorden « in artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002 ».
Art. 19.In titel IV, hoofdstuk I, UBPol wordt afdeling 4, die de artikelen IV.22 tot IV.27 bevat, vervangen als volgt : « Afdeling 4. - De deliberatiecommissie Art. IV.22. De deliberatiecommissie bedoeld in artikel IV.I.17 RPPol, is samengesteld uit : 1° de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of het personeelslid dat hij aanwijst, die het voorzitterschap waarneemt;2° één personeelslid van de lokale politie, aangewezen door de Vaste Commissie voor de Lokale Politie;3° één personeelslid van de federale politie, aangewezen door de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer. Om geldig te kunnen beslissen, moeten alle leden aanwezig zijn.
De deliberatiecommissie beslist met gewone meerderheid van stemmen.
Art. IV.23. Na de in artikel IV.I.24, eerste lid, RPPol, bedoelde beslissing te hebben genomen, stelt de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie een evaluatierapport op aangaande de in bijlage 4 opgenomen competenties van de kandidaat.
Het in het eerste lid bedoelde evaluatierapport wordt, op haar aanvraag, ter beschikking gesteld van de in artikel 42, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen bedoelde jury. »
Art. 20.Artikel IV.28 UBPol wordt vervangen als volgt : « Art. IV.28. Behalen de minimumscore voor de proef bedoeld in artikel IV.I.15, eerste lid, 1°, RPPol, de kandidaten die, hetzij minder dan één standaardafwijking onder het gemiddelde van de referentiepopulatie liggen, hetzij de voorafgaandelijk vastgelegde en aan de kandidaten aangekondigde minimumscore behalen. »
Art. 21.In artikel IV.29 UBPol worden de woorden « artikel IV.6, derde lid, 1° of 2° » vervangen door de woorden « artikel IV.6, vierde lid, 1° of 2° ».
Art. 22.In artikel IV.30 UBPol worden de woorden « waarvoor de onderzoekende arts of, in voorkomend geval, de medische geschiktheidscommissie respectievelijk de in artikel IV.9, eerste lid, 1° of de in artikel IV.11, eerste lid, 1°, a) bedoelde beslissing neemt » vervangen door de woorden « waarover de directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie de in artikel IV.8ter, eerste lid, 1°, bedoelde beoordeling uitbrengt en waarvoor de onderzoekende arts de in artikel IV.9, eerste lid, 1°, bedoelde beslissing neemt ».
Art. 23.In titel IV, hoofdstuk I, UBPol, wordt afdeling 6, die het artikel IV.31 bevat, opgeheven.
Art. 24.In artikel IV.32, tweede lid, UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « IV.I.49, eerste en tweede lid, » worden vervangen door de woorden « IV.I.49, tweede lid, »; 2° de woorden « artikel 25 van de wet van 26 april 2002 en in » worden ingevoegd tussen het woord « De in » en de woorden « de artikelen ».
Art. 25.In artikel V.7, 4°, UBPol worden in de Franse tekst de woorden « un an » vervangen door de woorden « deux ans ».
Art. 26.Artikel VII.8 UBPol wordt vervangen als volgt : « Art. VII.8. Na de in artikel VII.II.20 RPPol bedoelde beslissing te hebben genomen, stelt de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie een evaluatierapport op aangaande de in bijlage 4 opgenomen competenties van de kandidaat.
Het in het eerste lid bedoelde evaluatierapport wordt opgenomen in het persoonlijk dossier en een kopie wordt, op haar aanvraag, ter beschikking gesteld van de in artikel 42, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen bedoelde jury. »
Art. 27.In het UBPol wordt een artikel VII.16bis ingevoegd, luidende : « Art. VII.16bis. Voor wat de in artikel VII.16 bedoelde persoonlijkheidsproef betreft, wordt respectievelijk het advies van de korpschef, voor wat de leden van de lokale politie betreft, of het advies van de betrokken directeur, voor wat de leden van de federale politie betreft, in aanmerking genomen. De kandidaten die een negatief advies verkregen en die een negatief resultaat behaalden op die proef, worden niet toegelaten tot de volgende proef. »
Art. 28.In artikel XII.3 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « artikel IV.8, 1° en 2° » worden telkens vervangen door de woorden « artikel IV.8, 2° »; 2° in § 1, tweede lid worden de woorden « artikel IV.I.30 RPPol » vervangen door de woorden « artikel IV.I.30, § 2, eerste lid, RPPol ».
Art. 29.In het UBPol wordt de bijlage 4 vervangen door de bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.
Art. 30.In het UBPol wordt een bijlage 4bis ingevoegd die als bijlage 2 is gevoegd bij dit besluit.
Art. 31.De artikelen 5 en 6 en bijlage 2 zijn van toepassing op het medisch luik van de fysiek-medische onderzoeken die plaatsvinden vanaf 15 mei 2009.
Art. 32.De artikelen 6, 7 en 8 zijn van toepassing op het fysiek luik van de fysiek-medische onderzoeken die plaatsvinden vanaf 1 januari 2010.
Art. 33.Tot de overeenkomstig artikel 70, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 juni 2009 tot wijziging van verschillende teksten betreffende de rechtspositie van het personeel van de politiediensten bepaalde datum is artikel 23 niet van toepassing op de aanwerving van de hoofdinspecteurs van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politie-assistent en blijven die aanwervingen onderworpen aan artikel IV.31 UBPol, zoals het van kracht was voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 34.Artikel 9, b en c treedt in werking op de overeenkomstig artikel 70, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 juni 2009 tot wijziging van verschillende teksten betreffende de rechtspositie van het personeel van de politiediensten bepaalde datum.
Brussel, 30 april 2010.
Mevr. A. TURTELBOOM
Bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 30 april 2010 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Bijlage 4 bij het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten KADER VAN AGENTEN VAN POLITIE : COMPETENTIEMODEL Managen van informatie Informatie begrijpen Instructies, procedures en gegevens juist begrijpen en inschatten. Het hoe en het waarom van de dingen inzien en ambiguë informatie correct begrijpen. De eigen beperkingen kennen en beseffen dat men zelf niet alles kan weten.
Managen van taken Taken uitvoeren Uitvoerende taken zelfstandig, correct en systematisch uitvoeren volgens geldende voorschriften en normen. Een geheel van taken binnen de gegeven tijd uitvoeren door een prioriteitenlijst op te stellen.
Managen van interpersoonlijke relaties (Intern) Samenwerken Groepsgeest creëren en bevorderen door de eigen mening en ideeën te delen, door zich te identificeren met de gemeenschappelijke doelstellingen en door conflicten met collega's bij te leggen. (Extern) Klantgericht optreden Partners (publiek en overheid) de best mogelijke dienst verlenen en hen begeleiden naar de meest passende oplossing door op een constructieve manier contacten te onderhouden.
Managen van zichzelf Inzet tonen Zich ten volle inzetten voor het werk door steeds het beste van zichzelf te geven en hoge kwaliteit na te streven.
Coping Reageren op frustraties, obstakels en tegenwerking en hierbij de resultaten voor ogen te houden, door kalm te blijven, de eigen emoties te controleren en constructief te reageren op kritiek.
Waarden Betrokkenheid-motivatie Een intrinsieke motivatie aantonen door interesse te tonen voor de functie en door over een professioneel bewustzijn te beschikken.
Normbesef-integriteit Aan geloofwaardigheid winnen door op een gedisciplineerde manier te werk te gaan, door zijn eigen opvattingen in te schrijven in de normen en verwachtingen van de organisatie.
Afwezigheid van extremisme De rechten en de vrijheden van het individu respecteren. Mensen niet discrimineren op basis van geslacht, levensovertuiging, etnische afkomst, enz. Gedrag dat afwijkt van de eigen waarden niet veroordelen en de mensen die dit gedrag stellen niet verwerpen.
Afwezigheid van psychopathologie Emotionele stabiliteit vertonen, t.t.z. zich kunnen beheersen en emotionele impulsen kunnen onderdrukken. Er is sprake van psychopathologie als men gedrag vertoont dat afwijkt van een sociale norm en als dit gedrag een belemmering uitmaakt voor of ongemak bezorgt aan de betrokkene zelf of aan de omgeving en op deze manier een verstoring van het sociaal en professioneel functioneren veroorzaakt.
BASISKADER : COMPETENTIEMODEL Managen van informatie Informatie verwerken Binnen de beschikbare termijn informatie op een doeltreffende manier verzamelen, ontcijferen en verwerken. Gegevens gestructureerd samenbrengen, behandelen en naar voor brengen. Eventuele hiaten in deze informatie onderkennen.
Managen van taken Werk structureren Structuur aanbrengen in een veelheid aan verschillende taken door een prioriteitenlijst op te stellen en deze op een systematische en logische manier af te werken binnen de gegeven tijd.
Managen van interpersoonlijke relaties (Intern) Samenwerken Groepsgeest creëren en bevorderen door de eigen mening en ideeën te delen, door zich te identificeren met de gemeenschappelijke doelstellingen en door conflicten met collega's bij te leggen. (Extern) Klantgericht optreden Partners (publiek en overheid) de best mogelijke dienst verlenen en hen begeleiden naar de meest passende oplossing door op een constructieve manier contacten te onderhouden.
Managen van zichzelf Inzet tonen Zich ten volle inzetten voor het werk door steeds het beste van zichzelf te geven en hoge kwaliteit na te streven.
Coping Reageren op frustraties, obstakels en tegenwerking en hierbij de resultaten voor ogen te houden, door kalm te blijven, de eigen emoties te controleren en constructief te reageren op kritiek.
Waarden Betrokkenheid-motivatie Een intrinsieke motivatie aantonen door interesse te tonen voor de functie en door over een professioneel bewustzijn te beschikken.
Normbesef-integriteit Aan geloofwaardigheid winnen door op een gedisciplineerde manier te werk te gaan, door zijn eigen opvattingen in te schrijven in de normen en verwachtingen van de organisatie.
Afwezigheid van extremisme De rechten en de vrijheden van het individu respecteren. Mensen niet discrimineren op basis van geslacht, levensovertuiging, etnische afkomst, enz. Gedrag dat afwijkt van de eigen waarden niet veroordelen en de mensen die dit gedrag stellen niet verwerpen.
Afwezigheid van psychopathologie Emotionele stabiliteit vertonen, t.t.z. zich kunnen beheersen en emotionele impulsen kunnen onderdrukken. Er is sprake van psychopathologie als men gedrag vertoont dat afwijkt van een sociale norm en als dit gedrag een belemmering uitmaakt voor of ongemak bezorgt aan de betrokkene zelf of aan de omgeving en op deze manier een verstoring van het sociaal en professioneel functioneren veroorzaakt.
MIDDENKADER : COMPETENTIEMODEL Managen van informatie Analyseren Door zich een kritisch en rationeel oordeel te vormen over de beschikbare informatie en door het essentiële van het bijkomstige te onderscheiden, inzicht krijgen in oorzaak en gevolg van een problematiek.
Managen van taken Oplossingsgericht werken Onverwachte situaties aankunnen en beheersen door, op basis van ervaring en kennis, mogelijke oplossingen af te wegen en door op eigen initiatief de taak op zich te nemen om de best passende oplossing te implementeren.
Managen van personen Mensen aansturen Ervoor zorgen dat iedereen gepast gedrag stelt door duidelijke instructies te geven en door het opvolgen en het bijsturen van hun prestaties in functie van de doelstellingen en de middelen.
Managen van interpersoonlijke relaties (Intern) Samenwerken Groepsgeest creëren en bevorderen door de eigen mening en ideeën te delen, door zich te identificeren met de gemeenschappelijke doelstellingen en door conflicten met collega's bij te leggen. (Extern) Klantgericht optreden Partners (publiek en overheid) de best mogelijke dienst verlenen en hen begeleiden naar de meest passende oplossing door op een constructieve manier contacten te onderhouden.
Managen van zichzelf Inzet tonen Zich ten volle inzetten voor het werk door steeds het beste van zichzelf te geven en hoge kwaliteit na te streven.
Coping Reageren op frustraties, obstakels en tegenwerking en hierbij de resultaten voor ogen te houden, door kalm te blijven, de eigen emoties te controleren en constructief te reageren op kritiek.
Waarden Betrokkenheid-motivatie Een intrinsieke motivatie aantonen door interesse te tonen voor de functie en door over een professioneel bewustzijn te beschikken.
Normbesef-integriteit Aan geloofwaardigheid winnen door op een gedisciplineerde manier te werk te gaan, door zijn eigen opvattingen in te schrijven in de normen en verwachtingen van de organisatie.
Afwezigheid van extremisme De rechten en de vrijheden van het individu respecteren. Mensen niet discrimineren op basis van geslacht, levensovertuiging, etnische afkomst, enz. Gedrag dat afwijkt van de eigen waarden niet veroordelen en de mensen die dit gedrag stellen niet verwerpen.
Afwezigheid van psychopathologie Emotionele stabiliteit vertonen, t.t.z. zich kunnen beheersen en emotionele impulsen kunnen onderdrukken. Er is sprake van psychopathologie als men gedrag vertoont dat afwijkt van een sociale norm en als dit gedrag een belemmering uitmaakt voor of ongemak bezorgt aan de betrokkene zelf of aan de omgeving en op deze manier een verstoring van het sociaal en professioneel functioneren veroorzaakt.
OFFICIERSKADER : COMPETENTIEMODEL Managen van informatie Integreren Via het leggen van relevante verbanden diverse gegevens op een synthetische manier integreren in een coherent geheel, alternatieven naar voor brengen en deze synthese en alternatieven verder uitwerken in een sluitende conclusie.
Managen van taken Beslissen Beslissingen nemen op basis van (on)volledige informatie en de nodige acties initiëren om deze beslissingen in de praktijk te brengen.
Managen van personen Mensen aansturen Ervoor zorgen dat iedereen gepast gedrag stelt door duidelijke instructies te geven en door het opvolgen en het bijsturen van hun prestaties in functie van de doelstellingen en de middelen.
Motiveren Anderen erkennen en waarderen voor hun inzet, de eigen leiderschapsstijl aan hen aanpassen en de juiste verantwoordelijkheden aan de juiste personen toevertrouwen om het goed functioneren te bevorderen.
Managen van interpersoonlijke relaties (Extern) Klantgericht optreden Partners (publiek en overheid) de best mogelijke dienst verlenen en hen begeleiden naar de meest passende oplossing door op een constructieve manier contacten te onderhouden.
Adviseren Gericht advies geven aan anderen binnen en buiten de organisatie en een vertrouwensrelatie met hen uitbouwen op basis van eigen geloofwaardigheid en expertise.
Managen van zichzelf Coping Reageren op frustraties, obstakels en tegenwerking en hierbij de resultaten voor ogen te houden, door kalm te blijven, de eigen emoties te controleren en constructief te reageren op kritiek.
Zichzelf ontwikkelen De eigen groei actief plannen en beheren in functie van mogelijkheden, interesses en ambities door het eigen functioneren kritisch in vraag te stellen en zich continu nieuwe inzichten eigen te maken.
Waarden Betrokkenheid-motivatie Een intrinsieke motivatie aantonen door interesse te tonen voor de functie en door over een professioneel bewustzijn te beschikken.
Normbesef-integriteit Aan geloofwaardigheid winnen door op een gedisciplineerde manier te werk te gaan, door zijn eigen opvattingen in te schrijven in de normen en verwachtingen van de organisatie.
Afwezigheid van extremisme De rechten en de vrijheden van het individu respecteren. Mensen niet discrimineren op basis van geslacht, levensovertuiging, etnische afkomst, enz. Gedrag dat afwijkt van de eigen waarden niet veroordelen en de mensen die dit gedrag stellen niet verwerpen.
Afwezigheid van psychopathologie Emotionele stabiliteit vertonen, t.t.z. zich kunnen beheersen en emotionele impulsen kunnen onderdrukken. Er is sprake van psychopathologie als men gedrag vertoont dat afwijkt van een sociale norm en als dit gedrag een belemmering uitmaakt voor of ongemak bezorgt aan de betrokkene zelf of aan de omgeving en op deze manier een verstoring van het sociaal en professioneel functioneren veroorzaakt.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM
Bijlage 2 bij het ministerieel besluit van 30 april 2010 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Bijlage 4bis bij het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten LIJST VAN DE MEDISCHE CRITERIA Biometrie - uiterlijk Lengte ? De minimaal vereiste lengte bedraagt 152 centimeter. ? Deze lengte wordt staand gemeten, met de blote voeten op de grond en met de haren los.
Gewicht ? De Body Mass Index (= het lichaamsgewicht uitgedrukt in kilogram gedeeld door het kwadraat van de lengte uitgedrukt in meter) ligt bij voorkeur tussen 17 en 30. ? Een Body Mass Index die niet tussen 17 en 30 ligt, leidt niet noodzakelijk tot ongeschiktheid indien de kandidaat slaagt voor het fysiek luik van het fysiek-medisch onderzoek. ? Met het oog op het uitsluiten van onderliggende pathologieën kunnen bijkomende onderzoeken worden uitgevoerd.
Anatomische afwijkingen ? Misvormingen, anatomische afwijkingen of verlies van ledematen kunnen tot ongeschiktheid leiden indien zij onverenigbaar zijn met een operationele inzet of met het dragen van het uniform. ? Ieder geval wordt individueel beoordeeld.
Huid ? Littekens of chronische huidaandoeningen kunnen tot ongeschiktheid leiden indien zij door hun aard of omvang het uitvoeren van normale opdrachten verhinderen. ? Ieder geval wordt individueel beoordeeld.
Tatoeages ? Tatoeages op de hals en het aangezicht leiden tot ongeschiktheid. ? Tatoeages op zichtbare lichaamsdelen kunnen tot ongeschiktheid leiden, zeker indien zij een racistisch of discriminerend karakter hebben.
Het cardiovasculair stelsel Bloeddruk ? De systolische bloeddruk is bij voorkeur niet hoger dan 150 mmHg en de diastolische bloeddruk is bij voorkeur niet hoger dan 90 mmHg. ? Het gebruik van bloeddrukverlagende medicatie is toegelaten. ? Een bloeddruk die, ondanks het gebruik van bloeddrukverlagende medicatie, hoger is dan 150/90 mmHg kan na verder onderzoek tot ongeschiktheid leiden.
Te lage bloeddruk of hypotensie kan leiden tot ongeschiktheid indien deze gepaard gaat met syncopes.
Veneuze aandoeningen ? Tekenen die wijzen op veneuze insufficiëntie (variceuze formaties, okerdermatitis, positief teken van Trendelenburg, thromboflebitis,...) kunnen tot ongeschiktheid leiden.
Arteriële aandoeningen ? Arteriële insufficiëntie, gekende aneurysmata kunnen tot ongeschiktheid leiden.
Lymfatische aandoeningen ? Tekenen die wijzen op een insufficiënt lymfatisch systeem (lymfoedeem,...) kunnen tot ongeschiktheid leiden.
Hartafwijkingen ? Is ongeschikt, de kandidaat : - die lijdt aan een aandoening met een duidelijk verhoogd risico op een plotselinge bewustzijnsstoornis of een plotseling functieverlies; - met klachten ten gevolge van chronisch hartfalen optredend bij gewone fysieke inspanning (NYHA klasse 2), cardiomyopathie, aangeboren gebrek van het hart of de grote vaten, aangeboren of verworven klepafwijking (al dan niet met een klepprothese), een ischemische hartziekte ten gevolge van een kransslagaderlijden; - met ernstige stoornissen van het hartritme of van de atrioventriculaire geleiding; - met een ingeplante pacemaker; - met een ingeplante defibrillator; - met angina pectoris die optreedt bij rust, bij de minste emotie of bij andere relevante uitlokkende factoren; - met belangrijke beschadiging van het myocard, duidelijk aangetoonde letsels van een vroeger myocardinfarct, duidelijk bewezen tekens van coronair lijden en hartfalen. ? Aangeboren of verworven hartafwijkingen welke leiden tot een verminderde inspanningstolerantie, tot een verhoogd risico op hartritmestoornissen of voortijdig ernstig hartlijden, leiden waarschijnlijk tot ongeschiktheid. ? Vanaf de leeftijd van 35 jaar wordt extra aandacht besteed aan het cardiovasculair risicoprofiel. Een eventueel verhoogd cardiovasculair risico zal mogelijk geobjectiveerd worden door een inspanningsproef.
Bij de mannelijke kandidaten vanaf de leeftijd van 40 jaar en bij de vrouwelijke kandidaten vanaf de leeftijd van 45 jaar wordt deze inspanningsproef systematisch uitgevoerd.
Het pulmonaal stelsel ? Het gebruik van standaard medicatie is toegelaten (bv. beta 2 mimetica, inhalatiepreparaten op basis van corticoïden, chromoglycaat, leucotrieen-antagonisten, theophyllinie of anticholinergica). ? Leidt tot ongeschiktheid : - evolutieve longtuberculose; - het gebruik van perorale corticoïden of IgE antilichamen. ? Aandoeningen van het respiratoir stelsel die aanleiding geven tot gestoorde longfunctieparameters kunnen tot ongeschiktheid leiden van zodra de één seconde waarde (FEV 1 = Forced Expiratory Volume) en/of de PEF (= Peak Expiratory Flow) verminderd zijn met 20 % of meer van de statistisch verwachte waarden voor leeftijd, gestalte en geslacht. ? Ieder geval wordt individueel beoordeeld. Hierbij wordt steeds rekening gehouden met de resultaten behaald op het fysiek luik van het fysiek-medisch onderzoek.
Het maag- en darmstelsel ? Leidt tot ongeschiktheid : - elke vorm van kunstmatig stoma of - ernstige leverinsufficiëntie. ? Belangrijke anomalieën, misvormingen of aandoeningen van de oropharynx, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, anus, lever, galblaas en pancreas die een functionele hinder kunnen veroorzaken, kunnen tot ongeschiktheid leiden.
Een aandoening van het gastro-intestinaal stelsel die een medicamenteuze behandeling vereist, leidt niet noodzakelijk tot ongeschiktheid.
Bariatrische chirurgie leidt niet automatisch tot ongeschiktheid. Bij de beoordeling van deze chirurgische ingrepen wordt aandacht besteed aan de psychische factoren die eventueel aan de basis liggen van de ingreep, en aan de gevolgen van de heelkundige ingreep. ? Ieder geval wordt individueel beoordeeld.
De besmettelijke ziekten en de verstoringen van het immuunsysteem ? De kandidaat die lijdt aan een acute infectieuze ziekte welke kan leiden tot een chronische aandoening zal tijdelijk ongeschikt zijn.
Deze tijdelijke ongeschiktheid zal opnieuw geëvalueerd worden in functie van de meest recente wetenschappelijke inzichten. ? De stoornissen in het immuunsysteem kunnen tot ongeschiktheid leiden.
De aanwezigheid van tumoren ? De aanwezigheid van kwaadaardige tumoren leidt in alle gevallen tot tijdelijke ongeschiktheid. Deze tijdelijke ongeschiktheid kan herzien worden indien minstens 2 jaar verstreken is na het beëindigen van de behandeling. Ieder geval zal individueel worden beoordeeld in functie van de actuele wetenschappelijke inzichten. ? De aanwezigheid van goedaardige tumoren kunnen leiden tot ongeschiktheid.
De hormonale aandoeningen en de aandoeningen van de stofwisseling Algemeen ? Het gebruik van medicatie ter behandeling van deze aandoeningen leidt op zich niet tot ongeschiktheid. ? Ieder geval wordt individueel beoordeeld.
Diabetes mellitus ? Is ongeschikt, de kandidaat met diabetes mellitus : - waarbij door hypo- of hyperglycemie een plotse bewustzijnsdaling kan optreden; - bij wie de aandoening gepaard gaat met ernstige verwikkelingen ter hoogte van de ogen, het zenuwstelsel, het hart, of de bloedvaten; - die wordt behandeld met insuline of bloedsuikerverlagende tabletten die in een therapeutische dosis hypoglycemieaanvallen kunnen veroorzaken. ? De kandidaat met diabetes mellitus die wordt behandeld met een dieet of bloedsuikerverlagende tabletten die in een therapeutische dosis geen hypoglycemieaanvallen kunnen veroorzaken, kan geschikt worden verklaard. De kandidaat dient vrij te zijn van de hierboven vermelde verwikkelingen, een stabiele diabetes te hebben, onder geregeld geneeskundig toezicht te staan, een volledig inzicht te hebben in zijn aandoening en blijk te geven van een strikte therapietrouw.
Het uro-genitaal stelsel ? Ernstige nierinsufficiëntie leidt tot ongeschiktheid. ? Elke afwijking (aangeboren of verworven) van het uro-genitaal stelsel die een functionele weerslag heeft en de operationele inzet van de kandidaat in het gedrang kan brengen, kan tot ongeschiktheid leiden. ? Ieder geval zal individueel worden beoordeeld.
Het visueel stelsel Gezichtsscherpte ? De minimaal vereiste gezichtsscherpte bedraagt, zo nodig met een optische correctie, ten minste 8/10 voor elk oog afzonderlijk. Deze minimaal vereiste gezichtsscherpte mag bereikt worden met brilglazen, op voorwaarde dat deze niet sterker zijn dan plus of min 8 dioptrieën.
Contactlenzen zijn tot elke sterkte toegestaan, mits zij goed worden verdragen.
Zonder een optische correctie bedraagt de minimaal vereiste gezichtsscherpte 1/10 voor elk oog afzonderlijk. ? Refractieve chirurgie leidt tot een tijdelijke ongeschiktheid van drie maanden. De kandidaat moet een verslag van de oogarts voorleggen waaruit het gunstige resultaat van de interventie blijkt en dat de kwaliteit van het genezingsproces bevestigt. ? De gezichtsscherpte wordt gemeten aan de hand van een schaal met optotypen (kaart van Snellen) vanop een afstand van 5 meter Gezichtsveld ? Het gezichtsveld mag geen defect of vernauwing vertonen.
In de horizontale as (0°-180°) dient het binoculaire gezichtsveld een amplitude te hebben van ten minste 140°, in de verticale as (90°-270°) van ten minste 60° en in de twee intermediaire assen (45°-225° en 135°-315°) van ten minste 100°.
Heeft het minder goede oog een gecorrigeerde gezichtsscherpte van minder dan 8/10 dan dient dit oog een gezichtsveld te hebben van ten minste 80° temporaal en 60° nasaal in de horizontale aslijn. ? Het meten van het gezichtsveld gebeurt door middel van een intens object (object V/4 van de perimeter van Goldmann of van een gelijkwaardig object) en wel voor elk oog afzonderlijk. Voor de kandidaat met een strabismus gebeurt het onderzoek met beide ogen samen.
Indien de kandidaat verplicht is een optische correctie te dragen om de vereiste gezichtsscherpte te bekomen, gebeurt het meten van het gezichtsveld met deze optische correctie.
Schemerzicht ? De kandidaat moet, na vijf minuten aanpassing aan de duisternis en zo nodig met een optische correctie, een gezichtsscherpte vertonen van 2/10. ? De gezichtsscherpte wordt gemeten voor beide ogen samen aan de hand van een schaal van optotypen, zwarte letters op witte achtergrond, belicht met één Lux, geplaatst op een afstand van vijf meter van de kandidaat. Bij twijfel zal nader onderzoek met een adaptometer plaatsvinden. De maximaal toegestane afwijking bedraagt één logeenheid.
Basiskleuren ? De basiskleuren (rood, groen en geel) moeten kunnen worden waargenomen en onderscheiden.
Het neus-keel- en oorstelsel ? Op de frequenties 500, 1 000 en 2 000 Hertz mag het gemiddeld gehoorverlies, gemeten aan elk oor afzonderlijk, niet meer bedragen dan 30 dBA. ? Kan tot ongeschiktheid leiden : - de afwezigheid van normaal stemgebruik; - aandoeningen die acute, chronische of recidiverende klachten van duizeligheid of evenwichtsstoornissen veroorzaken.
Het beender- en spierstelsel Algemeen ? De aanwezigheid van osteosynthesemateriaal leidt niet noodzakelijk tot ongeschiktheid. ? Iedere aandoening van het bewegingsapparaat zal individueel worden beoordeeld. Bij deze beoordeling zal onder meer rekening worden gehouden met het resultaat van het fysiek luik van het fysiek-medisch onderzoek en de resultaten van het klinisch onderzoek, eventueel aangevuld met de resultaten van technische onderzoeken of expertises.
De wervelzuil ? Kan tot ongeschiktheid leiden : - belangrijke sekwellen van wervelfracturen of wervelaandoeningen, welke een weerslag hebben op de stabiliteit van de wervelkolom; - belangrijke kyphose, scoliose en hyperlordose die een functionele beperking inhouden; - bilaterale spondylolyse met een antero- of retrolisthese.
De schedelbeenderen ? Elke afwijking van de schedelbeenderen welke leidt tot neurologische stoornissen of welke ernstige afwijkingen van het hoofd of aangezicht tot gevolg heeft, leidt tot ongeschiktheid.
De schoudergordel en de bovenste ledematen ? Leidt tot ongeschiktheid : - het anatomisch of functioneel verlies van het geheel of een gedeelte van een der bovenste ledematen; - het anatomisch of functioneel verlies van het geheel of een gedeelte van de vinger(s) voor zover dit verlies het polli-digitaal grijpvermogen aantast; - de gestoorde beweeglijkheid van de gewrichten van het bovenste lidmaat, voor zover deze beperkingen de normale uitoefening van de taken onmogelijk maken.
De heupgordel en de onderste ledematen ? Leidt tot ongeschiktheid : - het anatomisch of functioneel verlies van het geheel of een gedeelte van een der onderste ledematen; - alle degeneratieve musculaire of tendineuze aandoeningen welke een functionele weerslag hebben of welke zullen leiden tot de onmogelijkheid om aan de normale functionele eisen van het beroep te voldoen. ? Kan tot ongeschiktheid leiden : - de gestoorde beweeglijkheid van de gewrichten van het onderste lidmaat, voor zover deze beperkingen de normale uitoefening van de taken onmogelijk maken; - de instabiliteit van de knie of de enkel.
Degeneratieve aandoeningen ? Kan tot ongeschiktheid leiden : - degeneratieve osteo-articulaire aandoeningen of aandoeningen van reumatische aard; - alle constitutionele aandoeningen van osteo-articulaire of musculoskeletale aard welke de uitoefening van de normale beroepsactiviteiten belemmeren.
Het neuro-psychiatrisch stelsel Neurologische aandoeningen ? De kandidaat kan geschikt worden verklaard wanneer hij minstens één jaar vrij is van belangrijke neurologische afwijkingen. ? Leidt tot ongeschiktheid : - een aandoening van het centraal of het perifeer zenuwstelsel waardoor een acute stoornis in de hersenfuncties veroorzaakt kan worden met een plotseling bewustzijnsverlies of een plotseling onvermogen tot gevolg; - antecedenten van chirurgie van het centraal zenuwstelsel, in zoverre de volledige integriteit van cerebrum, cerebellum of enige andere intra-craniële structuur niet opnieuw bekomen werd, of dat er een verhoogd risico is op de aanwezigheid van epileptische haarden.
Epilepsie ? Epilepsie leidt in principe tot ongeschikt.
Uitzonderingen : - De kandidaat die aanvallen van epilepsie heeft vertoond in zijn kinderjaren, maar die sedert de leeftijd van 15 jaar zonder enige specifieke behandeling geen aanvallen meer vertoonde van welke vorm ook, kan geschikt worden verklaard indien een uitgebreid neurologisch onderzoek niet wijst op het bestaan van een cerebrale pathologie. - De kandidaat die een éénmalige aanval van epilepsie met een aanwijsbare oorzaak vertoond heeft of de kandidaat met posttraumatische epilepsie, kan geschikt worden verklaard indien hij twee jaar aanvalsvrij is, hij een uitgebreid neurologisch onderzoek heeft ondergaan en zijn EEG geen epileptiforme afwijkingen met de uitsluiting van een blijvende cerebrale pathologie vertoont.
Pathologische somnolentie ? De kandidaat met pathologische somnolentie of bewustzijnsstoornissen ten gevolge van het narcolepsie/cataplexiesyndroom of het slaapapneusyndroom is ongeschikt.
Geestelijke aandoeningen ? Leidt tot ongeschiktheid : - geestelijke aandoeningen die een plotselinge bewustzijnsstoornis, een dissociatieve of een acute stoornis van de hersenfuncties kan veroorzaken, zich uitend in een belangrijke afwijking in het gedrag, een plots verlies van het normaal functioneren, een stoornis in het oordeels-, aanpassings- of perceptievermogen of de psychomotorische reacties van de kandidaat kunnen verstoren; - manisch depressief syndroom/schizofrenie/persoonlijkheidsstoornissen.
De aandoeningen van het hemato-poïetisch stelsel en het lymfestelsel ? Aandoeningen van de hematopoïetische organen : bv. stollingsstoornissen, ernstige anemieën, thrombopenieën, ... kunnen tot ongeschiktheid leiden.
De normen betreffende het gebruik van alcohol, psychotrope stoffen en geneesmiddelen Psychotrope stoffen en geneesmiddelen ? Is ongeschikt, de kandidaat die - aan psychotrope stoffen verslaafd is of die stoffen overmatig gebruikt zonder daaraan verslaafd te zijn; - regelmatig, in welke vorm dan ook, psychotrope stoffen gebruikt die een nadelige invloed op de uitvoering van de functie kunnen hebben of die dusdanige hoeveelheden gebruikt dat het gedrag daardoor ongunstig wordt beïnvloed; - andere geneesmiddelen of geneesmiddelencombinaties gebruikt die de waarneming, de stemming, de aandacht, de psychomotoriek en het oordeelsvermogen ongunstig beïnvloeden. ? De kandidaat die aan psychotrope stoffen verslaafd is geweest of er overmatig gebruik van heeft gemaakt, kan evenwel na een periode van bewezen onthouding van minstens 2 jaar geschikt worden verklaard.
Alcohol ? De kandidaat die aan alcohol verslaafd is of zich niet kan onthouden van alcoholgebruik is ongeschikt. ? De kandidaat die aan alcohol verslaafd is geweest, kan evenwel na een periode van bewezen onthouding van minstens 2 jaar geschikt worden verklaard.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM