Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 22 februari 2000
gepubliceerd op 22 maart 2000

Ministerieel besluit inzake de kwaliteitszorg in de centra voor integrale gezinszorg

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035240
pub.
22/03/2000
prom.
22/02/2000
ELI
eli/besluit/2000/02/22/2000035240/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 2000. - Ministerieel besluit inzake de kwaliteitszorg in de centra voor integrale gezinszorg


De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de Welzijnsvoorzieningen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor integrale gezinszorg, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 november 1999;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1999 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, Besluit :

Artikel 1.De sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen voor de centra voor integrale gezinszorg worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage, gevoegd bij dit besluit.

Art. 2.Het kwaliteitshandboek moet minimaal de volgende elementen bevatten : 1° een inleiding, met daarin de voorstelling van de voorziening alsmede de opbouw en de structuur van de documentatie;2° een weergave van het kwaliteitsbeleid waarin de missie, de doelstellingen en de waarden, de opgave van de sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen, bepaald in artikel 1, en de verlening van een machtiging aan de overheid tot verificatie van het gevoerde kwaliteitsbeleid zijn opgenomen;3° een weergave van het kwaliteitssysteem.

Art. 3.Het in artikel 2, 3°, bedoelde kwaliteitssysteem moet minimaal de volgende elementen bevatten : 1° de beschrijving van de organisatiestructuur, met daarin opgenomen het organigram en een omschrijving van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden;2° de aanwijzing van de verantwoordelijke voor het kwaliteitsbeleid;3° een beschrijvend overzicht van de interne communicatie- en overlegstructuren;4° een beschrijvend overzicht van de externe samenwerkingsverbanden;5° de beschrijving van de infrastructuur van het centrum;6° de beschrijving van de procedures.

Art. 4.Minimaal moeten de volgende, in artikel 3, 6° bedoelde procedures, worden beschreven : 1° de procedure van de opname;2° de procedure van de begeleiding;3° de procedure voor de afronding van de hulpverlening;4° de procedure van de samenspraak met de cliënten en de behandeling van klachten;5° de procedure voor de toetsing van de tevredenheid van de cliënten;6° de procedure voor de werving en selectie van de medewerkers;7° de procedure voor de begeleiding van de medewerkers;8° de procedure voor de vorming van de medewerkers;9° de procedure van het intern overleg;10° de procedure voor de beleidsevaluatie en de planning;11° de procedure voor het beheer van de documenten van het kwaliteitshandboek.

Art. 5.De kwaliteitsplanning bestaat minimaal uit de volgende onderdelen : 1° een evaluatie van het gevoerde kwaliteitsbeleid en van het kwaliteitssysteem op sterke en zwakke punten, en de op basis hiervan gemaakte keuzes van prioritaire gebieden waaraan in de toekomst zal worden gewerkt;2° een opgave van prioritaire werkgebieden voor het komende jaar, met per werkgebied de omschrijving van volgende elementen : a) het werkgebied, project of onderwerp;b) het streefdoel en de wijze waarop de resultaten zullen worden beoordeeld;c) de toewijzing van een verantwoordelijke;d) de fasering in de tijd;e) de voorziene tussentijdse evaluatiemomenten.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.

Brussel, 22 februari 2000.

Mevr. M. VOGELS

Bijlage Sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen voor de centra voor integrale gezinszorg 1. De hulp en dienstverlening gebeurt gebruikersgericht De hulp- en dienstverlening gebeurt gebruikersgericht, d.w.z. op maat van de cliënt en zijn cliëntsysteem, aan de hand van duidelijke informatie en in samenspraak met de betrokkenen. 1.1. Hulp- en dienstverlening op maat : 1.1.1. Het CIG stelt samen met de cliënt en het cliëntsysteem een hulpverleningsplan op en stemt dit af op de belangen van het gezin als geheel en op de belangen van elk gezinslid. 1.1.2. Het CIG beschikt over een aangepaste en veilige infrastructuur rekening houdend met het specifiek aanbod en de noden van de cliënt. 1.2. Duidelijke informatie : 1.2.1. Het CIG verstrekt duidelijke informatie in een voor de cliënt verstaanbare taal over het huishoudelijk reglement, over de werking van het centrum en over de samenspraak en de behandeling van de klachten. 1.3. Samenspraak : 1.3.1. Het centrum voor integrale gezinszorg biedt de mogelijkheid tot samenspraak, het formuleren van suggesties en/of klachten i.v.m. de algemene werking en de individuele hulpverlening. 1.3.2. Het centrum voor integrale gezinszorg heeft aandacht voor de tevredenheid van de cliënten over de hulp- en dienstverlening. 2. De hulp- en dienstverlening gebeurt op een maatschappelijk aanvaardbare wijze De hulp- en dienstverlening gebeurt op een maatschappelijk aanvaardbare wijze, d.w.z. met respect voor de rechten van mens en kind en gebaseerd op waarden. Het CIG vervult een signaalfunctie naar de overheid. 2.1. Met respect voor rechten van mens en kind : 2.1.1. Het CIG respecteert de rechten van elke cliënt en besteedt in de werking bijzondere aandacht aan de perspectieven van het kind. 2.1.2. Het CIG respecteert de privacy van elke cliënt en het cliëntsysteem. 2.2. De hulpverlening is gebaseerd op waarden : 2.2.1. Het CIG formuleert de waarden die gehanteerd worden in de hulpverlening. Het CIG besteedt hierin bijzondere aandacht aan de waarde van het gezin. 2.3. Signaalfunctie : 2.3.1. Het CIG signaleert vanuit de hulpverlening tendensen en evoluties i.v.m. het gezin in de samenleving. 2.3.2. Het CIG signaleert aan de overheid de elementen die belangrijk zijn voor de bijsturing van de hulpverlening. 3. De hulp- en dienstverlening gebeurt doeltreffend De hulp- en dienstverlening gebeurt doeltreffend, d.w.z. met duidelijke doelen en met juiste inzet van mensen en middelen. 3.1. Duidelijke doelen : 3.1.1. Het CIG formuleert in het hulpverleningsplan duidelijke doelen die op regelmatige tijdstippen geëvalueerd worden. 3.1.2. Het CIG formuleert en operationaliseert de doelstellingen van de organisatie. Deze worden regelmatig geëvalueerd en bijgestuurd. 3.2. Personeelsbeleid en organisatiestructuur : 3.2.1. Het CIG beschikt over een beschrijving van de organisatiestructuur en maakt deze kenbaar aan de medewerkers. 3.2.2. Het CIG beschrijft de wijze waarop de medewerkers geselecteerd en begeleid worden. 3.2.3.uHet CIG waarborgt een vormingsbeleid voor de medewerkers. 3.3. Financieel beleid : 3.3.1. Het CIG voert binnen de beschikbare middelen een financieel beleid met het oog op een continue en efficiënte hulpverlening. 4. De hulp- en dienstverlening verloopt doelmatig De hulp- en dienstverlening verloopt doelmatig, d.w.z. systematisch en gebaseerd op duidelijke communicatie. 4.1. Systematische hulpverlening : 4.1.1. Het CIG ontwikkelt een duidelijke visie op hulpverlening. 4.1.2. De hulpverlening verloopt planmatig en methodisch. 4.1.3. Het CIC actualiseert de kennis inzake de ontwikkelingen in de hulpverlening. 4.2. Communicatiestructuur : 4 2.1. Het CIG beschrijft de wijze waarop de interne communicatie, de samenspraak tussen en het overleg met de medewerkers georganiseerd worden. 5. De hulp- en dienstverlening wordt continu verleend en de werking wordt continu georganiseerd De hulp- en dienstverlening wordt continu verleend, d.w.z. integraal, gebaseerd op samenwerking en met zorg voor de afsluiting van de dienst- en hulpverlening.

Voor de cliënten stellen we ons bereikbaar en beschikbaar op. 5.1. Integraal : 5.1.1. Het CIG biedt hulpverlening die gericht is op het ganse gezin, de context van de cliënt en de diverse levensdomeinen. 5.1.2. Het CIG biedt hulpverlening die gebruik maakt van de flexibiliteit aan werkvormen en die gericht is op trajectbegeleiding. 5.2. Gebaseerd op samenwerking : 5.2.1. Het CIG omschrijft de externe samenwerkingsverbanden in de hulpverlening. 5.2.2. De hulpverlening in het CIG is gebaseerd op een multidisciplinaire teamwerking. 5.3. Bereikbaarheid en beschikbaarheid : 5.3.1. Het CIG maakt kenbaar hoe en wanneer het bereikbaar en beschikbaar is. 5.4. Afsluiting van de hulp- en dienstverlening : 5.4.1. Het CIG beschrijft de modaliteiten van de beëindiging van de hulp- en dienstverlening.

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 22 februari 2000 inzake de kwaliteitszorg in de centra voor integrale gezinszorg.

Brussel, 22 februari 2000.

De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS

^