gepubliceerd op 20 maart 1998
Ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
9 MAART 1998. Ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid de artikelen 6, 17, § 1, A, 1° en 2°, 20 en 78, § 5, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid de artikelen 29, 35, eerste lid, 64 en 66, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gegeven op 17 oktober 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 oktober 1997;
Gelet op het advies van de Vaste Wervingssecretaris, gegeven op 31 oktober 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 30 december 1997;
Gelet op het protocol nr. 78/4 van 27 janvier 1998 van het Onderhandelingscomité, Sector I;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegend dat het dringend karakter gemotiveerd wordt door het feit dat de reglementaire bepalingen in het huidige besluit op een dwingende wijze van kracht worden vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe personeelsformatie dat de nieuw gecreëerde loopbanen voor de gesloten centra van de Dienst Vreemdelingenzaken integreert, ten einde binnen de vastgestelde termijnen te kunnen overgaan tot de aanwerving van het statutaire personeel, dat vereist is in het kader van de opening van de nieuwe gesloten centra te Vottem en te Merksplas, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Onverminderd de algemene reglementaire bepalingen inzake loopbaan, gebeurt de benoeming onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de tabel in bijlage I. Wat de vlakke loopbaan in uitdoving betreft van de ingenieurs en de vertalers-revisoren, gebeuren de benoemingen onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de tabel in bijlage III. HOOFDSTUK II. - Kennisgeving van de vacatures en van de voorstellen tot bevordering en tot verandering van graad
Art. 2.§ 1. De vacature van betrekkingen van niveau 1, waarin kan worden voorzien door bevordering, met uitzondering van de bevorderingen door verhoging in weddeschaal worden met een dienstnota ter kennis gebracht van de in aanmerking komende personeelsleden.
Deze viseren de dienstnota en vermelden de datum van ontvangst.
Voor de ambtenaren die afwezig zijn wordt de dienstnota naar de woonplaats gestuurd, per aangetekende brief.
Worden enkel in aanmerking genomen de titels van de ambtenaren die hun kandidatuur bij een ter post aangetekende brief hebben gericht aan de secretaris-generaal binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de post is aangeboden. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.
Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden openverklaard. De geldigheid van die sollicitatie is vastgesteld op één maand.
De kandidatuur moet een uiteenzetting bevatten van de aanspraken en verdiensten die de kandidaat meent te kunnen doen gelden. § 2. De voorstellen voor bevordering of bevordering door verhoging in weddeschaal worden ter kennis van de kandidaten gebracht, geviseerd en gedateerd op dezelfde wijze als de vacatures. § 3. De ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 die de reglementaire voorwaarden vervullen, zijn ambtshalve kandidaat voor de vacante betrekkingen. De voorstellen voor bevordering of voor verandering van graad worden ter kennis gebracht, geviseerd en gedateerd zoals voor de ambtenaren van niveau 1.
Het eerste lid is eveneens toepasselijk op de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk zijn van de vacature van een betrekking.
De ambtenaren kunnen de benoeming weigeren per aangetekende brief gericht aan de Secretaris-generaal, binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat de eerste werkdag volgend op de kennisgeving van het voorstel. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.
De ambtenaren kunnen vooraf, eveneens per aangetekende brief gericht aan de Secretaris-generaal, de benoeming weigeren in betrekkingen die vacant zouden worden verklaard tijdens hun afwezigheid. Deze weigering blijft geldig tot tegenbericht. HOOFDSTUK III. - Onderzoek naar de beroepsgeschiktheid
Art. 3.Het onderzoek naar de beroepsgeschiktheid, waarvan sprake in de bij dit besluit gevoegde tabel, wordt georganiseerd door de Secretaris-generaal.
Hij bepaalt de inhoud van het onderzoek voor elke graad na advies van de Directieraad, en dit na overleg met de representatieve vakorganisaties.
Hij wijst de leden van de beoordelingscommissie aan.
Hij stelt het règlement van orde vast betreffende de organisatie van het onderzoek, zorgt voor de bekendmaking en ziet toe op de toepassing ervan. HOOFDSTUK IV. - Voorstellen van beoordeling en van tuchtstraf toekenning van een ongunstige vermelding
Art. 4.Voor de optekening van feiten op de individuele fiche, het voorstel van beoordeling, het toekennen van een ongunstige en het voorlopig voorstel van tuchtstraf wordt de bevoegde hiërarchische meerdere aangewezen volgens de tabel in bijlage II bij dit besluit.
Voor het toekennen van de ongunstige vermelding aan de ambtenaren van niveau 4 wordt de bevoegde dienstchef aangewezen volgens dezelfde tabel.
Art. 5.Indien de desbetreffende ambtenaar op de andere taalrol is ingeschreven dan de bevoegde dienstchef, en indien deze niet het wettig bewijs heeft geleverd van de voldoende kennis van de tweede taal, worden de bevoegdheden uitgeoefend door de hogere hiërarchische ambtenaar die zowel voldoet aan de taalkundige vereiste als aan de voorwaarden voorzien in de tabel in bijlage II, onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit van 30 november 1966 betreffende de aanwijzing van tweetalige adjuncten in de centrale diensten. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen voor sommige graden van de algemene directie van de civiele bescherming
Art. 6.De maximum leeftijd bij werving wordt als volgt vastgesteld voor de volgende betrekkingen : - 40 jaar voor de industriële ingenieurs bij de gewestelijke diensten van de Civiele Bescherming en bij de Koninklijke School van de Civiele Bescherming; - 35 jaar voor : de operationele assistenten; de operationele agenten.
Deze maximum leeftijd geldt niet voor de personeelsleden die sedert uiterlijk 31 december 1994 ononderbroken onder arbeidsovereenkomst in dienst zijn bij de operationele diensten van de Civiele Bescherming.
Art. 7.Voor de bevordering of de verandering van graad naar de graad van operationeel adjunct moeten de kandidaten houder zijn van het brevet III, of van het geheel van als gelijkwaardig erkende getuigschriften, ingesteld bij het koninklijk besluit van 20 augustus 1985.
Voor de bevordering door verhoging in weddeschaal in de weddeschaal 30 H moet de operationeel agent houder zijn van het brevet I, of van het geheel van als gelijkwaardig erkende getuigschriften, ingesteld bij het koninklijk besluit van 20 augustus 1985.
De operationeel agent die op 31 december 1994 titularis was van de graad van agent verreberichtgeving of eerste agent verreberichtgeving wordt vrijgesteld van het brevet voor de in het vorig lid vermelde bevordering. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen voor de algemene directie van de dienst vreemdelingenzaken
Art. 8.Niemand kan benoemd worden bij de gesloten centra van de Algemene Directie van Vreemdelingenzaken via aanwerving, mutatie, overplaatsing, reaffectatie, bevordering of verandering van graad indien hij niet de Belgische nationaliteit bezit.
Art. 9.Ieder beambte die na aanwerving, of na bevordering, mutatie, overplaatsing, reaffectatie of verandering van graad een betrekking bekomt in een gesloten centrum van de Dienst Vreemdelingenzaken moet voorafgaand slagen in de proeven van beroepsgeschiktheid.
Art. 10.Het ministerieel besluit van 2 september 1997 houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, wordt opgeheven.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als het koninklijk besluit van 9 maart 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Brussel, 9 maart 1998.
J. VANDE LANOTTE Bijlage I Bijlage bij het ministerieel besluit houdende reglementaire bepalingen voor het Rijkspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 9 maart 1998.
De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 9 maart 1998.
De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE Bijlage III (Vlakke loopbanen in uitdoving) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 9 maart 1998.
De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE