Etaamb.openjustice.be
Lijst
gepubliceerd op 29 november 2024

Voorlopige opname van een selectie verluchte handschriften in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap

bron
vlaamse overheid
numac
2024010833
pub.
29/11/2024
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 2024. - Voorlopige opname van een selectie verluchte handschriften (miniatuurkunst) in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap

Cultuur, Jeugd, Sport en Media


Bij besluit van de Vlaamse minister van Welzijn en Armoedebestrijding, Cultuur en Gelijke Kansen van 20 november 2024 betreffende de voorlopige opname van roerende goederen in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap wordt bepaald:

Artikel 1.De volgende cultuurgoederen worden als voorlopige maatregel opgenomen in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap in hoofdafdeling 1, individuele voorwerpen; afdeling 3, cultuurhistorisch erfgoed: 1° a) korte beschrijving: Verzamelhandschrift (Baudemundus, Milo Elnonensis, Vita S.Amandi en andere teksten over Sint Amandus (BHL, 332, 339-343, ff. 1r-65r), Annales Sancti Amandi breves (ff. 65v-69v), Saint-Amand, 2e helft 9de eeuw, De S. Amando et abbatibus Blandiniensibus (BHL, 338, ff. 69v-70r), Gent, 10de eeuw, Visio S. Aldegundis de S. Amando (BHL, 344, ff. 71r-74v), Gent, 11de eeuw)), verschillende teksten uit de 9de, 10de en 11de eeuw, 205 x 130 cm, inv.nr. Hs 224.

Het handschrift heeft grote kapitale initialen met vlechtwerk en incipits met zilverinkt geschreven in Angelsaksische stijl.

Het verzamelhandschrift bevat drie teksten met betrekking tot het leven van de Heilige Amandus door Milo van Sint- Amands (Milo Elnonensis monachus; auteur van de Vita Sancti Amandi), korte annalen van Abdij van St-Amand (O.S.B., Nord, diocees Doornik) voor de jaren 742-855. De annalen gaan bijna uitsluitend over wisselingen van heersers in het Frankische Rijk en zonsverduisteringen. De heilige Amandus is één van de belangrijkste heiligen actief in Vlaanderen in het begin van de 7de eeuw. Van 647 tot 650 was Amand korte tijd bisschop van Maastricht. Hij legde contact met de familie van Pepijn van Landen en hielp Gertrudis van Nijvel bij het stichten van het beroemde klooster van Nijvel. Met de hulp van koning Dagobert stichtte hij nog een aantal kloosters in het huidige België onder andere deze van Elnone (later de abdij van Saint-Amand, in Saint-Amand-les-Eaux).

De abdij was naast een ontwikkelingscentrum voor de regio, tevens één van de belangrijkste centra voor intellectuele ontwikkeling in de Karolingische Renaissance. Na de periodes van armoede in de 7de en 8ste eeuw werd de bibliotheek van de abdij tijdens de Karolingische periode aanzienlijk verrijkt: talrijke handschriften uit de 9de en de eerste helft van de 10de eeuw getuigen hiervan; b) motivatie: als oudste handschrift in de traditie van het heiligenleven van de heilige Amandus, is het Vita S.Amandi en andere teksten over Sint Amandus (Hs 224) zeer zeldzaam. De Vita S. Amandi is onmisbaar als de eerste belangrijke getuige voor de kerstening van Vlaanderen. De heilige Amandus is een belangrijke heilige van Vlaanderen, en als stichter van de Sint-Pietersabdij van Gent is hij een belangrijke figuur en ijkpunt in de cultuurgeschiedenis. Artistiek is het één van de vroegste gedecoreerde handschriften in Vlaanderen, met grote initialen bij de aanvang van de Vita. De benedictijnenabdij van Saint-Amand - vandaag in Nord-Pas-de-Calais, vlakbij de grens met Vlaanderen - werd gesticht rond 639 en was in de Karolingische periode een van de belangrijkste culturele centra van Noord-Frankrijk.

Saint-Amand-les-Eaux werd vernoemd naar Sint-Amandus (ca. 584-679), bisschop van Tongeren en Maastricht. De tweede helft van de naam refereert naar de aanwezigheid van een bron.

De abdij stond ook bekend als Elno, of de abdij van Enon(e). De meeste handschriften die in deze abdij werden geproduceerd, worden nu bewaard in Valenciennes; c) bewaarplaats: Gent, Universiteitsbibliotheek UGent;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 2° a) korte beschrijving: Handschrift met een verzameling theologische en literaire werken (zoals Carmen Paschale van Caelius Sedulius), 9de eeuw/12de eeuw/13de eeuw, 76, folio's, 17 halfbladen, ingekleurde tekeningen, decoratieve initialen, Karolingische minuskel, protogotisch, 246 x 160 mm, inv.nr. ms.17.4;

Handschrift ms. 17.4 is een uiterst zeldzaam handschrift. Het eerste deel stamt uit de eerste helft van de 9de eeuw (ff. 1-69), het tweede deel (ff. 70-76) kwam tot stand in de late 12de, vroege 13de eeuw. De teksten zijn geschreven in het Latijn. Enkele glossen zijn opgesteld in het Oudhoogduits. De Carmen Pascale bevat 17 miniaturen en gedecoreerde initialen in continentale en insulaire stijl.

Vermoedelijk werd het handschrift vervaardigd in het scriptorium van de kathedraal in Luik. Op fol. 68v verwijst het explicit naar Cuthwine, de bisschop van East Anglia tijdens de vroege 8ste eeuw. De benedictijnenabdij van Saint-Amand in Elnon wordt eveneens gesuggereerd.

Dit komt deels door stilistische overeenkomsten met miniaturen in een Apocalyps uit Valenciennes, Bibliothèque municipale, ms. 99, die zich tegen de 12de eeuw in Elnon bevond; b) motivatie: de Carmen Paschale is een uiterst zeldzaam en uniek handschrift, en het is het op één na oudste verluchte handschrift bewaard in een Vlaamse erfgoedcollectie (na de Codex Eyckensis uit de 10de eeuw, kerkschat Catherinakerk Maaseik).Het handschrift bevat een geïllustreerde bewerking van het leven van Christus, bekend als de Carmen Paschale door de vroeg 5de-eeuwse Romeinse dichter Sedulius.

Taalkundig is Sedulius' Carmen Paschale uniek: het probeert de evangeliën te herschrijven in de stijl van klassieke heldendichten, zoals Vergilius' Aeneis. Naast het verhaal van Christus bevat het gedicht ook verschillende verwijzingen naar verhalen uit het Oude Testament.

De Carmen Paschale is rijk geïllustreerd en heeft 17 miniaturen in de vorm van ingekleurde pentekeningen. Artistiek is het een belangrijk voorbeeld van de unieke combinatie van continentale en insulaire stijl. Dit kan erop wijzen dat het werd gekopieerd van een vroeg 8ste-eeuws Engels handschrift. Die versie zou dan op haar beurt zijn oorsprong hebben in een Italiaans exemplaar uit de 5de eeuw dat bisschop Cuthwine van Dunwich met zich meebracht van Rome naar Engeland. De Carmen Pascale heeft een bijzondere ijkwaarde als voorbeeld van manuscriptproductie in de context van de kerstening in de 8ste eeuw en de introductie van beeldtaal in de vroegmiddeleeuwse christelijke traditie; c) bewaarplaats: Antwerpen, Museum Plantin-Moretus;d) eigendomssituatie: overheidsbezit.a) korte beschrijving: Missaal van de Sint-Michielsabdij (Missaal van Berchem), tweede kwart 12de eeuw, aanvullingen aanvang 15de eeuw, gotische minuskel, Latijn, 205 folio's, lederen band over houten platten (ca.1400), 326 x 227 mm, geen inv.nr.; b) motivatie: het Missaal van Berchem, ook bekend als het Missaal van de Sint-Michielsabdij, is een zeldzaam, in het Latijn opgesteld Missale Plenarium en het oudst bewaarde liturgische premonstratenzerhandschrift in de Lage Landen (zeldzaam).Het bevat één schitterende volbladminiatuur, vele decoratieve initialen en grote aanvangsletters bij het begin van de gebeden. De inhoud van het missaal is een unieke getuige van de vroege Antwerpse liturgie die zich ontwikkelde in de Sint-Michielsabdij onder de Orde van de Premonstratenzers. De premonstratenzers, norbertijnen of witheren werden in 1121 gesticht in het Franse Prémontré, volgens de regel van de bisschop Norbertus van Xanten, die kort hierna door de paus naar Antwerpen werd gestuurd om ketterse stromingen te bestrijden. In 1124 werd in de Sint-Michielsabdij een regulier kapittel gesticht.

Artistiek gezien is de volbladminiatuur met een kruisigingstafereel vermoedelijk ontstaan in een zusterabdij van de premonstratenzers in het Maasland. De volbladminiatuur van de kruisiging sluit aan bij de Romaanse traditie, die Christus niet lijdend voorstelt, maar sereen.

Zijn bloed wordt opgevangen in een kelk aan de voet van het kruis. De drie figuren, Christus, Maria en Johannes de Doper, steken af tegen de felle blauwe achtergrond met de zon, de maan en met sterren bezaaid.

Voor deze details, de nimbussen en de decoratieve omlijsting van de drie figuren werd bladgoud gebruikt. Uniek is het middeleeuwse paars gekleurde zijden textielen doekje dat het volblad miniatuur bedekt.

Meestal zijn fragiele attributen als deze beschermgordijnen voor miniaturen verdwenen in de loop van de eeuwen (bijzondere artistieke waarde; bijzondere waarde voor het collectieve geheugen).

Het Missaal heeft en bijzondere ijkwaarde als exponent van de Norbertijnen traditie in Brabant, en de Sint Michielsabdij in Antwerpen in het bijzonder (de abdij werd afgebroken in de 19de eeuw).

De liturgie in het Missaal van Berchem is een weerspiegeling van de tradities bij de aanvang van de aanwezigheid van de Norbertijnen in onze gewesten in de 13de eeuw. Sinds de aanvang van de 14de eeuw was het Missaal aanwezig in de Willibrorduskerk in Berchem, met toevoeging van teksten die verwijzen naar administratieve verplichtingen van de Willibrordparochie in Berchem versus de Sint Michielsabdij in Antwerpen. Hierdoor is het een unieke getuige van het eeuwenoude actieve gebruik en de overlevering van een waardevol Missaal in een kleinere parochie (bijzondere waarde voor het collectieve geheugen); c) bewaarplaats: private instelling;d) eigendomssituatie: kerkbezit. 4° a) korte beschrijving: Rudolfus en Gislebertus Trudoniensis, Kroniek van de Abdij van Sint-Truiden (Gesta Abbatum Trudonensium), 12de eeuw, handschrift, 184 x 130 mm, inv.nr. PM0029/V; "De Gesta" is artistiek sober maar zorgvuldig uitgevoerd en versierd in het scriptorium van Sint Truiden: grote initialen in blauw, rood, groen en geel (8 tot 12 regels hoog) aan het begin van elk hoofdstuk; kleine initialen in rood, blauw en groen (2 regels hoog); kleine initialen in rood (1 regel hoog); Incipit en explicit in rood aan het begin van elk hoofdstuk, gevolgd door de versierde initiaal;

Eigennamen door de tekst worden op elke letter gemarkeerd met rode stippen.

In de marges meerdere maniculae; verticale lijnen en kleine tekens van vier stippen in inkt in de rechter- en linker marge. Alle grote initialen waren ooit beschermd met een witte sluier uit textiel; alleen het witte linnen gordijn op folio 98, met het begin van de grote initiaal F(inita epta abati Rudolfus) van hoofdstuk 9, is bewaard gebleven; b) motivatie: de Gesta Abbatum Trudonensium is een zeer belangrijke getuige en de eerste bron voor het ontstaan en de vroegste ontwikkeling van de Benedictijner Abdij van Sint-Truiden (zeldzaam;bijzondere waarde voor het collectieve geheugen). Abt Rodulfus en de opvolger van de kroniek, Gislebertus Trudonensis, beschreven de belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van de abdij: de regelingen en benoemingen die in de loop van de tijd met derden werden gemaakt en waarop de wettelijke aanspraken van de abdij waren gebaseerd. Een tweede doel was om de opvolgers van de abdij aan te moedigen om de geschiedschrijving voort te zetten. De Gesta beschrijven het ontstaan zoals deze werd overgeleverd in de 12de eeuw. Rudolfus Trudensium is de eerste auteur van de Kroniek van de Abdij van Sint-Truiden (Gesta abbattum trudonensium, 628-1138). Zijn opvolger, Focardus, was in 1108 keldermeester en zanger, in 1112 provoost en in 1138 abt van de abdij van Sint-Truiden (+11 mei 1145). Het tweede deel van de kroniek van de abdij van Sint-Truiden (deel 8 en 10-13) was een voortzetting van de kroniek van abt Rodulfus (+6 maart 1138) en behandelde zijn abdij (1107-38). Uit de periode van Rudolfus, die de bibliotheek en het scriptorium ontwikkelde, werd in 1538 een brand een groot deel van de manuscripten in de bibliotheek vernietigd, en daarna werden 150 manuscripten genoteerd. De invasie door Franse revolutionaire troepen in 1792 maakte een einde aan het bestaan van de abdij.

Chainoine Philippe Corten ( - 1869) maakte dit belangrijk handschrift toegankelijk voor de eerste druk van Rudof Koepke in Monumenta Germaniae Historica. Scriptores, 10, Hannover, 1852; c) bewaarplaats: private instelling;d) eigendomssituatie: privébezit. 5° a) korte beschrijving: Antifonarium (losse folio), 1400-1410, perkament, 411 x 295 mm, inv.nr. Ms. Stichting van Caloen 10b;

Miniaturen/ initialen: Deze losse folio is een belangrijke artistieke getuige. De folio is geïllustreerd met een groot gehistorieerd initiaal A waarin de verrijzenis van Christus wordt uitgebeeld. De gebruikte kleuren van het initiaal A, de nogal stijve figuren en de voorkeur voor rode achtergronden verbinden deze gebedenboekpagina's stilistisch met de 'Ushaw Group', die aan het begin van de 15de eeuw in Brugge actief was. Brugge was in de aanvang van de 15de eeuw het belangrijkste centrum voor de productie van handschriften in de Zuidelijke Nederlanden. De naam 'Ushaw Group' is afgeleid van een getijdenboek in Durham (Usaw College MS 10) met een colofon van de kopiist Johannes Heineman, waarin vermeld staat dat het in Brugge werd geschreven en in januari 1409 voltooid werd. Deze groep kunstenaars was verantwoordelijk voor een groep handschriften die dateert uit ongeveer 1400-1415. De Meesters van de Ushawgroep zijn verwant met de Meesters van de Beaufortheiligen. In de marge van deze folio bevindt zich een geestelijke gekleed in een volledig zwart habijt, ze reciteert of zingt de tekst van boetepsalm 51 van koning David: 'Wees mij genadig, God die liefde bent, van de grenzeloze barmhartigheid.' Aan de onderkant van dit blad is een opvallende margeversiering te vinden: een opgejaagde eenhoorn die zich nestelt in de schoot van een maagd.

Aan de linkerkant wordt een jager met twee honden afgebeeld die een konijn, een everzwijn, een hert en gevogelte achtervolgt (aan de rechterkant). In de linker marge zijn verschillende hybride wezens te zien; b) motivatie: de miniatuur heeft een bijzondere ijkwaarde.De pre-Eyckiaanse miniatuurschilderkunst was een belangrijk stadium in de ontwikkeling van de Vlaamse schilderkunst en legde de basis voor de realistische en verfijnde stijl die de "Vlaamse Primitieven" zouden introduceren en perfectioneren tijdens de 15de eeuw. De economische en politieke instabiliteit van de 14de eeuw resulteerde in een algemene daling van de productie van handschriften in het graafschap Vlaanderen, wat weerklank vond in de stad Brugge. Echter in het begin van de 15de eeuw met de economische bloei ontstond een artistieke vernieuwing. De verluchter is te situeren in de "Ushaw Group". Deze naam verwijst naar een collectief van verluchters en kunstenaars die in het begin van de 15e eeuw actief in Brugge. De miniatuur is uniek en heeft een belangrijke artistieke waarde: deze groep kunstenaars staat bekend om hun kenmerkende stijl die wordt gekenmerkt door een koel kleurenpalet, ietwat stijve figuren en een voorkeur voor rode achtergronden. De Brugse Verluchters van de Ushaw-groep droegen bij aan een aanzienlijk aantal handschriften dat tussen ongeveer 1400 en 1415 werd geproduceerd. Dit verluchte folio is zeldzaam, ze is afkomstig uit een antifonarium en is groot van formaat met een grote initiaal met de verrijzenis van Christus, een afbeelding van de opdrachtgever en randversieringen die verwijzen naar het Esop iconografie. In Vlaanderen bevind zich geen enkel ander manuscript van de Ushaw groep.

Andere handschriften van deze groep bevinden zich in Ushaw College Library.

Er zijn handschriften van de "Ushaw Group" te vinden in diverse andere bibliotheken en musea over de hele wereld, waaronder de Koninklijke Bibliotheek van Nederland, het Walters Art Museum in Baltimore, de Pierpont Morgan Library, New York; c) bewaarplaats: Brugge, Openbare Bibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit.a) korte beschrijving: Gebedenboek van Anthonis de Roovere, ca.1456 (fols. 1-42v), einde 15de eeuw (fols. 43r-44r), boekband ca. 1500, verlucht handschrift, 190 x 140 mm, inv.nr. Ms. 711: Miniaturen/initialen: Vijf berijmde gebeden en één prozatekst met twee gedichten van de Brugse rederijker Anthonis de Roovere is de inhoud van het devotieboek in het Middelnederlands. Oorspronkelijk behoorde het tot een meer uitgebreid getijdenboek dat in Brugge ca. 1450 werd gemaakt, net zoals de meeste miniaturen. Dit deel werd rond 1500 uit de oorspronkelijke codex gelicht en ingebonden in de huidige blind gestempelde lederen band. Het manuscript bevat de oudst gekende kopie van twee berijmde gebeden van de Brugse stadsdichter Anthonis de Roovere (ca. 1430-1482): Lof van het Heilig Sacrament en een Marialof.

Andere teksten zijn de eerste twee gebeden uit het Gruuthusehandschrift, een gebed over de 15 vreugden van Maria en een korte en latere prozatekst met uitspraken van de kerkvader Gregorius de Grote (ca. 540-604). Anthonis de Roovere was dichter, schreef toneelstukken, voerde ze op en organiseerde allerlei festiviteiten in de stad. De Roovere was lid was van de rederijkerskamer van de Heilige Geest. Gedichten van hem werden gedrukt in Gouda, overgeschreven in Leiden, Breda, Gent en Brussel. Het gebedenboek heeft zijn huidige vorm vermoedelijk gekregen toen het aan het begin van de 16de eeuw opnieuw werd gebonden. Het boekje bestaat uit een aantal codicologische eenheden, bestaande uit één of twee katernen van wisselende samenstelling.

De eerste drie eenheden, geschreven door `kopiist A', bevatten elk één gedicht: De Rooveres Lof van het heilig Sacrament, het eerste gebed uit het Gruuthusehandschrift en een gebed over de vijftien vreugden van Maria. De vierde eenheid bevat drie gebeden. De eerste twee daarvan, het tweede Gruuthusegebed en een Marialof van De Roovere, zijn door `kopiist' B genoteerd en zijn contemporain aan het gedeelte dat `kopiist A' heeft geschreven. Op aanvankelijk onbeschreven bladen is tegen het einde van de 15de eeuw nog een prozagebed toegevoegd. Het betreft een vertaling van het gebed bij de Gregoriusmis in een versie die met Zuid-Vlaanderen te verbinden valt. Zijn Lof van het heilig sacrament uit 1456-57 was zijn meest populaire werk. Het werd reeds in 1478 gedrukt in Gouda door Gerard Leeu. De Roovere werd zo de eerste Nederlandstalige dichter die zijn werk in druk zag verschijnen; b) motivatie: het Gebedenboek is samengesteld door de rederijker Anthonis de Roovere (ca.1430-1482) en heeft zowel literair als artistiek een unieke waarde (zeldzaam). De teksten in het gebedenboek zijn geschreven en in eerste instantie samengesteld door Anthonis de Roovere. Het handschrift is hierdoor zeldzaam en uniek. Het is het enige volledige middeleeuwse exemplaar in België van dit belangrijke werk. De Brugse miniaturen uit de eerste helft van de 15de eeuw in pre-Eyckiaanse stijl die werden ingevoegd, maken het exemplaar nog unieker. Verder illustreert de materiële samenstelling van het Gebedenboek dat de codicologische eenheden van zeer wisselende omvang zijn, en ze bevatten in drie gevallen precies één gedicht.

Het manuscript is een uniek voorbeeld van hoe Brugse ateliers losse eenheden en miniaturen vervaardigden en die dan naar believen samenvoegden met een gebeden- en/of getijdenboek. Het handschrift is uniek door de combinatie van rederijkerspoëzie en religieuze, devotionele miniaturen. Het manuscript heeft bijzondere waarde voor het collectieve geheugen: Anthonis de Roovere is een van de belangrijkste auteurs in de Middelnederlandse literatuur.

Hij won prijzen als rederijker, kreeg een jaarlijkse toelage van de stad Brugge, en zijn werk was wijdverspreid over het Nederlandstalige taalgebied. Het handschrift werd vervaardigd tijdens het leven van De Roovere en het is mogelijk dat de auteur zelf betrokken was bij de productie. Samen met de werken in het Gruuthusehandschrift en de teksten van Jacob van Maerlant behoren De Roovere tot de canon van Nederlandstalige literatuur uit Brugge; c) bewaarplaats: Brugge, Openbare Bibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit.a) korte beschrijving: Cartularium van de Drie Santinnen, c.1474/1475, verlucht handschrift, ca. 27,5 x 19 cm, inv.nr. Oud Archief, reeksnr. 390: Drie Santinnen, inv.nr. 1;

De rederijkersvereniging werd voor het eerst vermeld in een document gedateerd 1474 onder de naam `de Weerde Drie Santinnen', met als kenspreuk `Die lijdt verwint'. Het Cartularium bevat een schat aan informatie over het religieuze leven in de late middeleeuwen. In dit boek liet het gilde van de Drie Santinnen alle belangrijke akten uit hun archief kopiëren. Een opvallend kenmerk is de prachtige miniatuur die het manuscript opent: dit schilderstuk van de drie Santinnen (Catharina, Maria Magdalena en Barbara) toont een hoog artistiek niveau.

De miniatuur toont de gekroonde Heilige Catharina aan de linkerzijde, gekleed in blauw-grijs gewaad, met haar karakteristieke zwaard in de linkerhand en het wiel achter haar. Naast Heilige Catharina staat keizer Maxentius, scepter in de linkerhand. Heilige Catharina houdt met haar rechterhand haar gewaad op en draagt een gebedenboek.

Aan de rechterkant van de miniatuur bevindt zich Heilige Barbara in een blauw gewaad met de martelaarspalm in haar linkerhand en een toren achter haar. Ze houdt haar boek vast in haar bovenkleed, licht opgetrokken met de rechterhand. De achtergrond toont een verdeeld beeld met een balustrade bedekt door een rood gordijn met gouden versieringen en daarboven een eenvoudige weergave van een landschap met twee heuvels en een stadssilhouet.

Het gilde van de Drie Santinnen was een van de twee vooraanstaande rederijkersgilden in laatmiddeleeuws Brugge. De leden waren actief in toneelspelen, poëzie schrijven en voordragen binnen hun eigen gemeenschap. Het Cartularium onthult dat de gebroeders Colaert en Pieter de Labye in of kort voor 1474 oprichters waren van dit gilde.

In dat jaar organiseerden deze twee broers verschillende religieuze diensten in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. In het Cartularium wordt het gilde of de broederschap voluit aangeduid als `de ghilde van den Drien Santinnen, sinte Maria Magdalena, sinte Katheline ende sinte Barbele, gehuisvest in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge, in de zuidoosthoek van de ommegang van voornoemde kerk.' Andere opmerkelijke leden en medeoprichters van het gilde die in het Cartularium worden genoemd, zijn onder andere Bertram Haghe, Petrus de Bliekere (priester en koorkapelaan van de Onze-Lieve-Vrouwekerk), Maerten en Colaert de Calonne. Het gilde werd bestuurd door een proost, een deken en enkele toezichthouders en zorgers; b) motivatie: het gilde van de Drie Santinnen was een van de twee vooraanstaande rederijkersgilden in laatmiddeleeuws Brugge.De leden waren actief in toneelspelen, poëzie schrijven en voordragen binnen hun eigen gemeenschap.

De rederijkersvereniging werd voor het eerst vermeld in een document gedateerd 1474 onder de naam `de Weerde Drie Santinnen', met als kenspreuk `Die lijdt verwint'. Het Cartularium bevat een schat aan informatie over het religieuze leven in de late middeleeuwen.

In dit boek liet het gilde van de Drie Santinnen alle belangrijke akten uit hun archief kopiëren (bijzondere waarde voor het collectieve geheugen). De halfblad miniatuur in het Brugse Register van de drie Santinnen is van buitengewone artistieke kwaliteit (zeldzaam en bijzondere artistieke waarde). Het handschrift met deze miniatuur heeft een bijzondere ijkwaarde. Het illustreert hoe de nieuw opgerichte rederijkerskamer van de Drie Santinnen in Brugge inzette om haar transacties en archieven in een mooi verlucht register te notuleren. Het is een symboolstuk in de context van de sterke stedelijke elite die zich prestigieuze stukken kon veroorloven; c) bewaarplaats: Brugge, Stadsarchief;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 8° a) korte beschrijving: Liber Trotula, 15de eeuw, papier, 18 folio's, inv.nr. Ms. 593;

Gynaecologisch handboek met illustraties. Vertaling van het Liber Trotula, het meest invloedrijke gynaecologische werk uit de middeleeuwen en een van de ruimst verspreide werken van een vrouwelijke auteur in de middeleeuwen, in het Nederlands. Er is onder meer aandacht voor de fysiologie van de vrouw, de menstruatie en de zwangerschap. De naam `Liber Trotula' verwijst naar de auteur Trota van Salerno, een 12de-eeuwse vrouwelijke arts uit Zuid-Italië; b) motivatie: De Liber Trotula is een zeldzaam middeleeuws voorbeeld van een geïllustreerd volkstalig manuscript over vrouwengeneeskunde.Binnen de Trotula-traditie vormt het Brugse handschrift, samen met handschriften in Kopenhagen en Hamburg, een aparte groep. Er zijn slechts drie Middelnederlandse vertalingen bewaard: (A: ca. 1300, Utrecht, Wenen ONB; B: XIV1, berijmd: KBR Ms. 15624-41, ff. 77v85v, (1351); Wenen ONB; C: de traditie van Ms. 593, met naast Brugge ook Kopenhagen en Hamburg, allen met illustraties). Dit manuscript heeft een belangrijke schakel- en ijkfunctie. Vanaf het begin van de middeleeuwen tot de 16de eeuw werd vrouwen in het algemeen de toegang ontzegd tot geschreven medische kennis. Zelfs van de 148 bekende kopieën (in het Latijn en in de volkstaal) van de Trotula is slechts een kleine minderheid expliciet gericht aan vrouwen. In het in Brugge bewaarde exemplaar is het beoogde publiek expliciet vrouwen: 'Ic bidde alle vrauwen die dit sullen sien ofte horen lesen, hem biddic dat si my niet ne vloucken. Want ic ne hebbe hem dit niet ghescreven te scanden, maer te haren profite'. Dit is een belangrijke getuige in de geschiedenis van genderpatronen in de productie en het gebruik van gynaecologische kennis (bijzondere waarde voor het collectieve geheugen). De Liber Trotula heeft een unieke en bijzondere iconografie (uniek in Vlaanderen en hoogst uitzonderlijk op wereldniveau) van therapeutische handelingen (bijvoorbeeld een naakte vrouw in een kruidenbad; medicinale tampons). De illustraties zijn eenvoudig maar zorgvuldig uitgevoerd; c)bewaarplaats: Brugge, Openbare Bibliotheek; d) eigendomssituatie: overheidsbezit.a) korte beschrijving: Anthonis de Roovere, en mogelijk Andries de Smet en een anonieme auteur, "Exellente Cronike van Vlaenderen" en Gedicht op de bijeenkomst van Frederik III en Karel de Stoute, c.1485-1515, 409 folio's, 26 x 19 cm, inv.nr. Ms. 437;

Volbladminiaturen in waterverf met de voorstellingen van Maria van Bourgondië te paard (f. 361v), het beleg Cambrai (f. 378v), de verloving van Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië (f. 384r), de bijeenkomst Orde van het Gulden Vlies (f. 400v).

Inhoud: De Flandria Generosa, de geschiedenis van Vlaanderen van 621 tot 1423 werd aangevuld door de Excellente cronike van Vlaenderen, aangevuld tot in 1482. Ms. 437 is een papieren kopie uit de late 15de eeuw van dat laatste werk. Auteur is Anthonis de Roovere (ca. 1430-1482), Brugs rederijker en stadsdichter. Coauteurs zijn mogelijk de Brugse geestelijke Andries de Smet en een anonieme Bruggeling. Ms. 437 is geïllustreerd met kleurrijke wapenschilden van de forestiers en graven, en met vroeg renaissancistische illustraties van historische gebeurtenissen uit de regeerperiode van Maria van Bourgondië (1457 tot 1482).

Ms 437 is zeldzaam: het is het enige verluchte exemplaar in Vlaanderen. Er zijn nog 10 exemplaren in België, Nederland, Frankrijk.

Slechts zes handschriften (Douai 1110, Brugge 437, Den Haag 132A13, New York 435, Brussel 13073-74 en Brussel II 2312) bevatten miniaturen of verfraaide initialen en margeversiering. Recent onderzoek toont aan dat de bewaarde handschriften van de Cronike in verschillende groepen zijn onder te brengen. De groepen verschillen inhoudelijk van elkaar.

Hs 437 behoort tot de 'Brugse' groep, waarin de relatie tussen de stad Brugge en de graven van Vlaanderen besproken wordt en waarvan de lezers en kopiisten in Brugge te situeren zijn. De betrokkenen bekijken de geschiedenis vanuit het standpunt van de stedeling en behoren tot de groep die in opstand komt tegen Maximiliaan van Oostenrijk. Verder zijn ze in verband te brengen met de rederijkerskamers, zoals Anthonis de Roovere (Brugge, ca. 1430 - 16 mei 1482) van de rederijkerskamer De Heilige Geest; b) motivatie: de "Exellente Cronike van Vlaenderen" (Ms 437), behoort tot het collectieve geheugen.De tekst is een belangrijke primaire bron voor de geschiedenis Vlaanderen. Ms 437 is zeldzaam: het is het enige verluchte exemplaar in Vlaanderen. De Exellente Cronike van Vlaenderen Ms 437 heeft een belangrijke ijkwaarde: in 1531 bracht Vorsterman een gedrukte, geïllustreerde versie van de Cronike op de markt, gebaseerd op een 'Brugse' versie. De Brugse handschriften, vergelijkbaar in inhoud en codicologie, zijn Brugge Ms 437 en Brussel 13073- 74. Beide handschriften, geschreven door meerdere kopiisten, bevatten wapenschilden van de Vlaamse graven en paginagrote illustraties die het bewind van Maria van Bourgondië weergeven. De miniaturen van Brugge Ms 437 zijn van de hoogste artistieke kwaliteit en aanzienlijk verfijnder van stijl dan in de andere verluchte exemplaren. De laatste kopiist van Brugge Ms 437 kan worden geïdentificeerd aan de hand van zijn kleine handtekening als een lid van de broederschap Onze-LieveVrouw van de Sneeuw, Jan de Lenesse (^ ca. 1526/9) (zeldzaam, belang voor het collectieve geheugen, bijzondere artistieke waarde); c) bewaarplaats: Brugge, Openbare Bibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 10° a) korte beschrijving: Guillaume Fillastre, Het tweede boek van het Gouden Vlies (Le second livre de la Toison d'or, traitant de la vertu de justice), 1470-1480, 260 folio's, 390 x 285 mm, één grote halfbladminiatuur, inv.nr. Hs 170;

Miniaturen/initialen: Inhoudstafel (ff. 1ter r-5v); tekst (ff. 7r-257r);

Guillaume Fillastre de jongere (1400/07-1473), was oorspronkelijk afkomstig uit Maine waar hij rond 1400 werd geboren, als bastaard van Etienne Fillastre, gouverneur van Maine, of van zijn broer, kardinaal Guillaume, toen deken van Reims. Hij werd in 1426 benedictijn in Saint-Pierre de Châlons, priorij van Sermaize en in 1431 abt van Saint-Thierry de Reims. Hij was doctor in het canoniek recht te Leuven. Hij treedt in dienst van Filips de Goede, hertog van Bourgondië, verkrijgt een prebend te Kamerijk, en werd op missie gestuurd naar paus Eugenius IV; b) motivatie: Le Second Livre de la Toison d'Or (Hs 170) is zeldzaam en een getuige van de Bourgondische cultuur in Vlaanderen (belang voor het collectieve geheugen).De orde werd op 10 januari 1430 in Brugge ingesteld door Filips de Goede, hertog van Bourgondië, ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. Met de Orde wilde Filips de Goede verschillende doelen bereiken, zoals de verering van God en de verdediging van de christelijke godsdienst. Het manuscript is gericht aan leden van de orde: het is een uitgebreide verzameling voorbeelden van de grote helden uit het verleden, mythisch, bijbels of historisch, modellen van deugd en ridderlijkheid, waarmee de aristocraten van die tijd zich wilden identificeren. De auteur, Guillaume Fillastre, was een belangrijke figuur aan het Bourgondische Hof. Hij werd abt van Saint-Bertin in 1451 (benoemd in 1447), vervolgens bisschop van Toul in 1449 en vervolgens van Doornik in 1460. In 1462 werd hij benoemd tot kanselier van het Gulden Vlies en in 1471 tot hoofd van de Raad van Karel de Stoute.In 1472 voltooide Fillastre het eerste boek, "het Vlies van Jason". Kort daarna voltooide hij ook het tweede boek, "Het Vlies van Jakob". Hij schreef het grootste deel van het derde boek, "het Vlies van Gideon", maar het enige manuscript dat bewaard is gebleven, bevat een onvoltooide tekst.

Geconcludeerd kan worden dat de dood de auteur verhinderde zijn taak te volbrengen, want Guillaume overleed te Gent op 21 augustus 1473.

Zowel inhoudelijk als wat betreft de miniatuur zijn de thema's uniek.

De Bourgondische hertogen hadden een grote voorliefde voor handschriften op papier. Vanaf het midden van de 15de eeuw werd het een uiting van luxe om handschriften op papier te vervaardigen, als nieuw medium naast het zeer gebruikelijke perkament. De miniatuur is uitgevoerd in waterverf; c) bewaarplaats: Gent, Universiteitsbibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 11° a) korte beschrijving: Jan van Ruusbroec, Werken, 1480, perkament en papier, 290 x 200 mm, Volbladminiatuur met schrijvende Jan van Ruusbroec, initialen met penwerk, inv.nr. Hs. 693;

Jan (of Johannes) van Ruusbroec of Ruysbroeck (1293 - 1381) is één van de grootste mystici van de Zuidelijke Nederlanden. Ruusbroec schreef in het Middelnederlands, maar zijn werken werden spoedig ook vertaald in het Latijn.

Hs 693 van UGent bevat één miniatuur (folio 5v) met de voorstelling van de mysticus. In deze gestileerde voorstelling zien wij Ruusbroec met in zijn linkerhand een wastafeltje en in zijn rechterhand een griffel, bezig met het schrijven van een tekst in de was. Rechts zien wij hoe een andere monnik, een kopiist, aan een schrijftafel, de tekst van een wastafel kopieert op een vel perkament. Aan hun voeten ligt het eindproduct: een codex. Het tafereel is geplaatst in een bosachtige omgeving, met de proosdij van Groenendaal in het Zoniënwoud ten zuiden van Brussel. Er wordt in de KBR een gelijkaardige afbeelding bewaard (Ms. 19295-97), echter met talrijke afwijkingen in de details; b) motivatie: Dit verluchte handschrift is zeldzaam.Deze bekende miniatuur van Jan van Ruusbroec is de vroegste gekende voorstelling (ca. 1480) van de mysticus actief in de 14de eeuw. Ruusbroec is een van de weinige middeleeuwse schrijvers wiens werk door de eeuwen heen tot op de dag van vandaag is gelezen, vertaald en becommentarieerd. Ruusbroec is ook één van de meest vertaalde schrijvers uit de Nederlandse literatuur.

Verder blijft Ruusbroec één van de belangrijkste bestudeerde mystici.

De sobere stijl van de miniatuur is kenmerkend voor handschriften in de religieuze overlevering, waar toch het belang aan een voorstelling van de figuur de inhoud van zijn geschriften versterkte. Ruusbroec heeft een bijzondere waarde voor het collectieve geheugen als de bekendste mysticus actief in Vlaanderen; c) bewaarplaats: Gent, Universiteitsbibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 12° a) korte beschrijving: Histoire de la rentrée victorieuse du roi Edouard IV et son royaume d'Angleterre, 1471, verlucht handschrift, 275 x 205 mm, inv.nr.

HS.2366;

Miniaturen/ initialen: Het verluchte handschrift met een historisch relaas bevat vier grote miniaturen. Folio 2 toont de miniatuur van de slag bij Barnet, omgeven door een bloemenrand op een zwarte achtergrond; folio 5 de slag bij Tewkesbury; folio 7v toont de executies na Tewkesbury; folio 9 beschrijft de aanval van de Bastaard van Fauconberg op Londen; folio 12 bevat een lijst van mensen die in Tewkesbury zijn gedood; Folio's 13v en 14 bevatten een brief van koning Edward aan Brugge; Folio's 14v en 15 tonen grafschriften van Warwick, waarbij aan het einde Filips van Kleef zijn handtekening plaatst. Aan het begin van elk hoofdstuk werden de lijst en de letter afzonderlijk versierd met een initiaal, maar in het grafschrift werd het initiaal niet uitgevoerd; b) motivatie: Dit manuscript heeft een uitzonderlijk thema en is een uitzonderlijke opdracht.Het is een belangrijk en uniek historisch en artistiek document dat het einde van de Rozenoorlog documenteert en dat werd geïllustreerd door een Brugse illuminator rond 1471, de Meester van Antoon van Bourgondië. In deze periode was er grote belangstelling van Engelse opdrachtgevers voor onder andere gebeden- en getijdenboeken die verlucht werden in Brugge. Dit handschrift is echter seculier en verbonden met politieke en strategische gebeurtenissen: na een ballingschap van ongeveer twee jaar scheepte koning Eduard IV van York in 1471 in Brugge in voor zijn tweede invasie van Engeland, met de steun van Karel de Stoute, de hertog van Bourgondië en zijn schoonbroer.

Op 4 mei versloeg Eduard bij Tewkesbury Hendrik VI van Lancaster. Het manuscript bevat een ooggetuigenverslag uit de entourage van Eduard IV. Vier miniaturen tonen cruciale momenten uit de veldslag. Edwards verblijf in Holland en Vlaanderen gaf hem reden om bijzonder dankbaar te zijn voor zwager Karel de Stoute en aan Lodewijk van Gruuthuse. In 1472 ontving deze laatste van Edward het graafschap Winchester, een lijfrente en een wapen. De vier grote miniaturen zijn te situeren in de cirkel van de Meester van Antoon van Bourgondië, een noodnaam voor een miniaturist die werkzaam was in Brugge in de periode van 1460 tot 1490. De miniaturist werkte voor Karel de Stoute en Antoon van Bourgondië en voor leden van de hof van de hertogen van Bourgondië, zoals Lodewijk van Gruuthuse.In Vlaanderen zijn weinig seculiere handschriften uit de Bourgondische kringen overgeleverd, de meeste bevinden zich in de KBR en in buitenlandse nationale bibliotheken zoals de British Library (zeldzaam). De Histoire de la rentrée victorieuse du roi Edouard IV en son royaume d'Angleterre heeft een belangrijk ijkwaarde als voorbeeld voor de Engelse cultuur in Vlaanderen. In de 15de eeuw was er een rijke culturele uitwisseling tussen Engeland en Vlaanderen gefaciliteerd door economische, politieke en artistieke verbindingen. Het Bourgondische hof diende met name als een brandpunt voor de vermenging van culturele invloeden, wat bijdroeg aan de rijkdom en diversiteit van beide regio's gedurende deze periode. Het huwelijk van Margaret of York, de zus van Edward IV van Engeland, met Karel de Stoute, hertog van Bourgondië, in 1468, versterkte de banden tussen Engeland en het Bourgondische hof. Dit huwelijksverbond had politieke implicaties en droeg bij aan de uitwisseling van culturele invloeden. De Engelse adel bestelde vaak geïllumineerde manuscripten en kunstwerken in Vlaanderen (belang voor het collectieve geheugen); c) bewaarplaats: Gent, Universiteitsbibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 13° a) korte beschrijving: Gildeboek van de Gentse Huidvetters, 1478, 27 x 19 cm, inv.nr.

Huidevetters, reeks 29/1;

Bij het bestellen van een nieuw, enigszins luxueus gildeboek was het gebruikelijk dat de deken, gezworenen en soms zelfs een groep leden van het gilde zich lieten afbeelden in een miniatuur aan het begin van het boek. Het voorblad van het gildeboek van het leerlooiersgilde uit 1478 toont een scène met de deken, de gezworenen en een boodschapper van het gilde knielend in devotie tot Sint-Gillis.

Aan de linkerkant is Sint-Gillis afgebeeld, gekleed als een Benedictijn met een rode baret, terwijl hij voor een gewonde hinde zorgt en jagers naderen. Aan de rechterkant van het miniatuur zijn de deken en vier gezworenen afgebeeld in hun gildekledij. De deken draagt een witte mantel met een rode voering, terwijl de vier gezworenen blauwe wollen capes dragen. Het miniatuur beslaat iets meer dan de helft van de pagina. Onder het miniatuur zijn acht regels tekst geschreven, met een grote versierde initiaal. Het landschap in de achtergrond van het miniatuur, waar Sint Gillis en de geknielde gildeleden zijn afgebeeld, vertoont niet dezelfde sierlijke stijl en uitvoering als de randversiering op de pagina; b) motivatie: Deze miniatuur biedt een uniek inzicht in de status van het leerlooiersgilde in het sociaaleconomische landschap in Gent in de 15de eeuw.Het besluit om in 1478 een nieuw gildeboek te maken, is waarschijnlijk gerelateerd aan de heropleving van het lokale bestuur, vooral de opkomst van de ambachten na de dood van Karel de Stoute.

Dankzij het Groot Privilegie, dat werd afgedwongen bij Maria van Bourgondië, kregen de ambachtsleiders voor het eerst sinds de straffen na de slag van Gavere in 1453 weer aanzienlijke invloed in het stadsbestuur.

De anonieme miniatuurschilder heeft nauwgezet de ambtskledij en kenmerken van zijn opdrachtgevers in het gildeboek afgebeeld. Net zoals de geschreven documenten getuigt de illustratie in het gildeboek van het belang dat de opdrachtgevers hechtten aan de symbolen van hun ambt. Deze miniatuur is iconografisch uniek door afbeeldingen van het leerlooiersambacht: in de hoeken van de pagina worden twee aspecten van het werk van de leerlooiers geïllustreerd: één persoon schilt de bast van een eiken tak en een ander bewerkt een huid op een schuine werkbank. Deze afbeeldingen geven een beeld van de complexiteit van het vak van leerlooier. Het wapenschild van het gilde werd tweemaal weergegeven: in het midden onderaan en rechts van het miniatuur.

Leerlooiers waren in Gent prominent aanwezig: ze bevonden zich in het Patershol, achter of langs het oude Karmelietenklooster, en de Plotersgracht, die in de 14de eeuw als Ledertouwersgracht vermeld werd. Afbeeldingen van het leerlooiersambacht in de 15de eeuw zijn zeldzaam en deze miniatuur is uniek in zijn soort (zeldzaam, belang voor het collectieve geheugen); c) bewaarplaats: Gent, Stadsarchief;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 14° a) korte beschrijving: Gebedenboek van Nicolas Biese en Margaretha Verdebroeck, 1502, miniaturist omgeving van Gerard Horenbout, perkament, 113 folio's, 156 x 112 mm, inv.nr. A2013.103; drie geïllustreerde initialen met volledige architecturale of verluchte randen tegenover drie volbladminiaturen met overeenkomstige volle randen, één volblad heraldische miniatuur, toegevoegde wapenkundige genealogie.

De landschappen en overtuigende figuren suggereren een illuminator die beïnvloed is door het werk van Gerard Horenbout, actief als schilder en illuminator in Gent vanaf 1487. De fysieke types en de zachte omtrek van het vrouwelijke doen denken aan zijn werk, maar de kunstenaar van het Biesegetijdenboek gebruikte een zachter kleurenpalet zoals vaak voorkomt in Gentse miniatuurschilderkunst. De aantrekkelijke randen met strooiranden met bloemen, vogels of architecturale tracering zijn typerend voor deze periode van Vlaamse miniatuurschilderkunst, toen manuscripten over heel Europa werden geëxporteerd en ook zorgvuldig werden vervaardigd voor lokale opdrachtgevers zoals Nicolaas Biese en zijn vrouw.

De miniaturen zijn zeer individueel en specifiek voor de opdrachtgever, het meest opvallend het wapenschild op fol.1 en het gezin in gebed op f.83v. Aan het begin van het Officie van de Maagd suggereert de ongebruikelijke verplaatsing van de Annunciatie naar de bovenste 'lunette' boven St. Anne een bijzondere devotie, ook te zien in het gedeelte gewijd aan weduwen in de Litanie die wordt aangevoerd door St. Anne. De populariteit van Sint Anna was toegenomen tijdens de 15de eeuw. Het prestigieuze Sint-Annagilde in de kerk van Sint-Niklaas in Gent had de twee hertoginnen, Margaretha van York en Maria van Bourgondië, onder hun leden.

De onderwerpen van de miniaturen zijn: een engel die de wapenschilden van Biese en Verdebroek vasthoudt geflankeerd door de toegevoegde wapenschilden van Margareta Sersanders, moeder van Nicolaas I, en van de moeder van Margareta Verdebroeck, boven de toegevoegde datum 1502, f.1 St. Anne troont in een tuin met de Maagd en het Kind Jezus staande voor hen, miniaturen van de heilige Hieronymus en sint Antonius en de Annunciatie erboven, binnen een volle strooirand van bloemen en fruit die overeenkomt met de tegenoverliggende verso waar ook vogels verschijnen, f.24v het Laatste Oordeel met St. Michaël, met een volle strooiborder van bloemen, f.65v Nicolaas Biese en Margareta Verdebroeck met hun kinderen knielend onder een Maagd met Kind in de lucht erboven, met St. Nicholas, Margareta en Gerard, binnen een volle boord van blauwe bloemen op een roze ondergrond met de wapens van Biese en Verdebroeck, f.83v. De onderwerpen van de geïllustreerde initialen zijn: de Doornenkroning, f.17 Koning David in gebed, met een volle strooiborder van bloemen waaronder rozen, viooltjes, een iris, f.66 de Man van Smarten, staande in het graf en zijn wonden tonend tegen een achtergrond van de Instrumenten van de Passie, met een volle randversiering van blauwe bloemen op een roze ondergrond, f.84; b) motivatie: historisch gezien heeft dit zeldzame gebedenboek een bijzondere ijkwaarde;het verwijst direct naar de Gentse stadscultuur rond 1500 en de belangrijke Gentse families Biese en Verdebroeck. De opdrachtgevers worden afgebeeld en vermeld. Het is gedateerd in het colofon op folio 128: `Desen bouc was vulhendt int iaer ons heeren xvc ende twee. En bidt voor hem dien schreef, want hy zeer arm van deugden bleef.' Het gebedenboek eindigt met een dubbele pagina waar Nicolaas I Biese en zijn nageslacht met hun respectievelijke wapenschilden worden opgesomd en is direct te linken aan Gentse families zoals Steelant, Sersanders, Everaert, en anderen. Het handschrift refereert naar de verering van heiligen die in het Gentse voorkomen, met onder meer de Heilige Anna, Margaretha, Heilige Livinus, Bavo en Amandus. Artistiek zijn de miniaturen belangrijk als exemplaren van de Gentse stedelijke miniatuurschilderkunst rond 1500. De overtuigende figuren suggereren een illuminator die beïnvloed is door het werk van de belangrijke Gentse verluchter Gerard Horenbout, actief als schilder en illuminator in Gent vanaf 1487, hofschilder van Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes van de Nederlanden, en van minstens 1528-1531 van Hendrik VIII van Engeland. De fysieke types en de zachte omtrek van vrouwelijke figuren doen denken aan zijn werk, maar de kunstenaar van het Biesegetijdenboek gebruikte een zachter kleurenpalet zoals vaak voorkomt in Gentse miniatuurschilderkunst. De aantrekkelijke randen met strooiranden met bloemen, vogels of architecturale tracering zijn kenmerkend voor deze periode van Vlaamse miniatuurschilderkunst; c) bewaarplaats: Gent, STAM;d) eigendomssituatie: privébezit. 15° a) korte beschrijving: Obsequium van Jan de Witte, ca.1530-ca. 1540, miniaturist omgeving van Simon Bening, boekband uit rode zijde, 24 folio's, 146 x 96 mm, inv.nr. Ms. 768; één volbladminiatuur, Gents-Brugse randdecoratie, 269 gedecoreerde initialen;

In het voorwoord wordt onthuld dat het manuscript hoogstwaarschijnlijk is gecreëerd op initiatief van Nicolaus Bureau (-1551), ter herdenking van Jan de Witte (1475-1540). Jan de Witte, een Brugse geestelijke met een opmerkelijke internationale carrière aan het Spaans-Habsburgse hof, fungeerde als verbindende schakel tussen de Nederlanden en Latijns-Amerika tijdens de vroege koloniale geschiedenis. Daarnaast was hij een mecenas van het humanisme in Brugge.

Na zijn toetreding tot het dominicanenklooster van Santo Domingo in Valladolid, op aanraden van zijn ouders die hem naar Spanje hadden gestuurd, werd Jan de Witte, na de dood van Filips de Schone in 1506, de huisleraar van diens dochters, de zussen van de toekomstige keizer Karel V. In 1517, nu als bisschop gewijd, keerde hij terug naar Spanje als lid van het gevolg van Karel V en diens zus Eleonora, de toekomstige koningin van Portugal en Frankrijk. In 1528 werd hij benoemd tot bisschop van Cuba, gevolgd door zijn rol als biechtvader van Eleonora, die inmiddels koningin van Frankrijk was geworden. Na deze periode vestigde hij zich in Brugge, waar het Stadsarchief een gekleurde tekening bezit van zijn residentie, het "Hof van Cuba" aan de Garenmarkt.

Jan de Witte omarmde het humanisme en toonde zijn toewijding daaraan in zijn testament van 1540, kort voor zijn overlijden. In dit testament regelde hij onder andere de oprichting van het Collegium Bilingue, een instelling voor de studie en het onderwijs in Grieks, Latijn en theologie, dat fungeerde als tegenhanger van het Leuvense Collegium Trilingue. De "Stichting Cuba", zoals deze fundatie bekend staat, was een unieke instelling voor hoger onderwijs in Brugge, mogelijk gemaakt door de financiële steun van Jan de Witte. Hierdoor konden vooraanstaande humanisten zoals Joris Cassander (1513-1566) en Jacobus Cruquius (gest. 1584) in Brugge openbaar onderwijs verzorgen.

Jan de Witte overleed in 1540 en vond zijn laatste rustplaats in het nu vrijwel verdwenen dominicanenklooster van Brugge. Het voorwoord, geschreven door Bureau, is een essentiële en unieke getuigenis van de theologische strijd in de Lage Landen. Nicolaus Bureau (overleden Brugge 1551), een franciscaan, hulpbisschop van Doornik en titelvoerend bisschop van Sarepta, speelde een opmerkelijke rol in de theologische debatten van zijn tijd. Als intellectueel en theoloog stond hij bekend als tegenstander van Erasmus. Bureau, die herhaaldelijk in Brugge verbleef, overleed en werd begraven in het nu verdwenen minderbroederklooster in 1551. Het voorwoord van dit manuscript is een origineel werk van Bureau, dat bovendien in geen enkel ander exemplaar bewaard is gebleven. Hierin biedt hij een behoudsgezinde katholieke reactie op opkomende protestantse theorieën.

Verder bevat het manuscript een bisschoppelijke uitvaartliturgie (obsequium) met voorschriften voor rituelen, gebeden en gezangen bij de laatste zalving en de uitvaart. Vóór de standaardisatie van het Rituale Romanum in 1614 varieerde de uitvaartliturgie op basis van lokale gebruiken; b) motivatie: dit manuscript is de bisschoppelijke uitvaartliturgie (obsequium) voor Bisschop Jan de Witte, een Bruggeling, de eerste bisschop van Cuba, een bekend humanist en de stichter van het Collegium Bilingue in Brugge.Binnen de Vlaamse context is de aanwezigheid van een obsequium zeldzaam. Het feit dat het kan worden gelinkt aan een specifieke overleden bisschop, die bovendien in het manuscript wordt afgebeeld, maakt dit manuscript een liturgisch unicum (ijkwaarde). De verluchting, van hoge artistieke kwaliteit, is een typerende exponent van de late fase van de Vlaamse miniatuurkunst en verwijst expliciet naar de Bruggeling Jan de Witte. Het volbladminiatuur bij aanvang van het manuscript (folio 1v) toont het portret van Jan de Witte, knielend voor een gekruisigde Christus. Deze miniatuur dient in de onmiddellijke omgeving van de Brugse miniatuur- en paneelschilder Simon Bening ( -1561) te worden gesitueerd. Simon Bening leerde het vak in het atelier van zijn vader, de schilder Alexander Bening, in Gent. Rond 1500 verhuisde hij naar Brugge.

Zijn carrière daar ontwikkelde zich snel, en minstens drie keer diende hij als deken van het gilde van kalligrafen, boekverkopers, verluchters en binders van Sint-Jan en Sint-Lucas. De compositie van het miniatuur is sterk beïnvloed door Gerard David (ca. 1455-1523).

David werkte vaak samen met eenzelfde groep Brugse miniaturisten.

Onder deze kunstenaars bevinden zich de Meester van het gebedenboek van Dresden, de Meester van Jacobus IV van Schotland (misschien Gerard Horenbout), de Maximiliaanmeester (misschien Alexander Bening) en Simon Bening. Het indrukwekkende atmosferische landschap met een stadsgezicht is geschilderd met koude kleuren.

Rondom de volbladminiatuur en de tegenoverliggende bladzijde is randdecoratie in illusionistische of "Gent-Brugse" stijl aangebracht, met bloemen, aardbeien, insecten en slakken die naturalistisch en met schaduweffect zijn afgebeeld op een gekleurde achtergrond. Deze randdecoratie bevat ook het wapenschild en het motto "VOLUNTAS DEI" van Jan de Witte; c) bewaarplaats: Brugge, Openbare Bibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit.

Art. 2.De volgende cultuurgoederen worden als voorlopige maatregel opgenomen in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap in hoofdafdeling 1, individuele voorwerpen; afdeling 4, artistiek erfgoed: 1° a) korte beschrijving: Evangelarium van Sawalo, ca.1160-1175, met toevoegingen uit de 15de eeuw, boekband: vroeg 19de-eeuws gemarmerd papier, kalfsleder en goudstempeling, afmetingen folio 251 x 186 mm, inv.nr. Ms. 297, Het handschrift bevat volledige canontafels (ff. 1-6v), vier volbladminiaturen geïllustreerd met de vier evangelisten Mattheus (f. 10), Marcus (f. 43), Lukas (f. 66) en Johannes (f. 101) en toont grote polychrome gedecoreerde initialen (ff. 12v, 41v, 44r, 62v en 67r).

Sommige van de gedecoreerde initialen bevatten dieren (ff. 41v, 44 en 67), kleurrijke bladmotieven en ranken geschilderd op een gouden achtergrond; b) motivatie: het Evangelarium van Sawalo heeft een zeldzame herkomst: het Evangeliarium is afkomstig uit SaintAmand-les-Eaux, voorheen het graafschap Vlaanderen, huidig Noord-Frankrijk.Saint-Amand-les-Eaux werd vernoemd naar Sint-Amandus (ca. 584-679), bisschop van Tongeren en Maastricht. De 12de-eeuwse miniaturen hebben een hoge artistieke kwaliteit (bijzondere artistieke waarde). De volblad miniaturen zijn uiterst zeldzaam en geen andere exemplaren zijn gekend in Vlaamse collecties. De vier volbladminiaturen worden toegeschreven aan een navolger van de miniaturist Sawalo(n), actief in Sint-Amands rond 1145. Artistiek zijn de vier miniaturen uniek.De vier evangelistenportretten zijn gekaderd in een rechthoekige vorm en geïnspireerd op oudere modellen die circuleerden vanaf de Karolingische miniatuurkunst van de 8ste en de 9de eeuw. De vier evangelisten worden voorgesteld op een gouden achtergrond, in een driedubbel kader van goud, zilver en monochroom gekleurde lijnen, gedecoreerd met geometrische of florale motieven. De vier evangelisten worden al schrijvend uitgebeeld en/of kijken over hun schouder naar hun symbolen. Ze kijken weg van hun boeken, refererend aan de goddelijke inspiratie; c) bewaarplaats: privébezit;d) eigendomssituatie: privébezit.a) korte beschrijving: Losse folio uit de Laudario van Sant'Agnese met de voorstelling van het Laatste avondmaal en Elevatio, ca.1430, 440 x 340 mm, inv.nr. Ms. 303.

Het folio uit de collectie Mayer van den Bergh maakt deel uit van een `groep' losse folio's die oorspronkelijk samengebonden waren in een 14de eeuws Laudario (een verzameling van lofhymnen). In de loop van de 19de eeuw werden de folio's verspreid. Ze bevinden zich nu in belangrijke musea wereldwijd. Het handschrift is geassocieerd met de Santa Maria del Carmine omwille van de afbeelding van twee heiligen in karmelieten klederdracht op één van de overgeleverde folio's, namelijk het folio met "Allerheiligen" (Washington D.C., National Gallery of Art, 1959.16.2, Rosenwald Collection). Alle overgeleverde folio's afkomstig uit het Laudario zijn toegeschreven aan het atelier van Pacino di Bonaguida (actief ca. 1303-ca. 1347), met uitzondering van vijf illustraties (Geboorte, Pinksteren, Laatste Avondmaal en Elevatio, Allerheiligen, Feest van de Heilige Zenobius) die verbonden worden aan de Meester van de Dominicanenportretten (ca. 1325-ca.1355).

Vermoedelijk kreeg Pacino di Bonaguida de opdracht en werd het na zijn dood overgenomen door de Meester van de Dominicanenportretten. Onder de scène met de Elevatio bevindt zich muzieknotatie. De randdecoratie toont verschillende heiligenportretten ten halve lijve op een gouden achtergrond, in medaillons (met blauwe en gele lijnen). De namen van de heiligen zijn genoteerd boven elke medaillon; b) motivatie: de losse folio is een unieke getuige van de Italiaanse miniatuurschilderkunst in Firenze in de 14de eeuw, is uiterst zeldzaam en artistiek van een zeer hoge kwaliteit.Het is het enige in Vlaanderen bewaarde folio van deze belangrijke 14de-eeuwse Florentijnse miniaturist. De miniatuur heeft een hoge artistieke waarde en heeft een brugfunctie tussen miniatuur- en paneelschilderkunst. De herkomst van de miniatuur is goed gedocumenteerd (ijkwaarde): het handschrift werd vervaardigd in opdracht van een Florentijns lekenbroederschap, de Compagnia di Sant'Agnese, opgericht in 1248 ter ere van Sint Agnes (vanaf ca. 1291). De leden waren allen rijke lekenmannen en -vrouwen. Ze deden aan liefdadigheid en kwamen samen in de Santa Maria del Carmine, een kerk beroemd omwille van zijn fresco's door Masaccio en anderen. De Laudario werd gebruikt door de leden van het broederschap voor hun dagelijks religieus leven. Het werd geschreven in het Italiaans zodat het beter toegankelijk was voor de leken. In een inventaris uit 1466/7, opgesteld door een van de leden (Neri di Bicci), werden beschrijvingen teruggevonden van de handschriften. Een van deze, de tweede op de lijst, is vermoedelijk een beschrijving van de - nu versneden - Laudario; c) bewaarplaats: privébezit;d) eigendomssituatie: privébezit. 3° a) korte beschrijving: Antifonarium (11 verluchte folio's), 1350-1375, perkament, 411 x 295 mm, inv.nr. Ms. Stichting van Caloen 10a;

Op de elf folio's van het Maaslands antifonarium vinden we randversieringen met vogels, vlinders, schapen, spelende apen, eekhoorns, leeuwen, jachtvoorstellingen, muzikanten, half wezens (o.a. op een doedelzak en op een lier spelend) en fantastische figuren.

De grote gehistoriseerde initialen van het antifonarium sluiten nauw aan bij de tekst of bij het feest waarvan ze de gezangen inleiden. Het werk werd vermoedelijk vervaardigd voor een Benedictinessen klooster.

In de initiaal van folio 3 recto neemt een groep zusters onder leiding van de overste deel aan de misviering. Op het eerste blad zit een geknielde kloosteroverste met een bruin kleed en zwarte kap en met staf en boek in haar hand; b) motivatie: hoewel 13de-eeuwse verluchte folio's afkomstig uit een Maaslands atelier (Ms.Stichting van Caloen 10a) uit een `gebroken manuscript' komen (19de eeuw), zijn ze bijzonder waardevol en van een hoge artistieke kwaliteit. Ze bevatten grote initialen met religieuze afbeeldingen en een rijk scala aan marginalia. In middeleeuwse verluchte handschriften bieden deze figuratieve marginalia een rijk terrein van artistieke expressie. Onvoorspelbaar, creatief, vaak oneerbiedig, waren marginalia een bron van satire, sociale observatie en plezier voor middeleeuwse lezers. De folio's hebben een zeer rijke iconografie in de marges die een spiegel zijn van de brede beeldtaal van de miniaturisten, refererend aan het dagelijkse leven, literaire en religieuze bronnen.

De miniaturen zijn stilistisch te vergelijkingen met deze in het Brevier van Lodewijk van Male (Brussel, KBR, hs. 9427) (bijzondere artistieke waarde; bijzonder belang voor het collectieve geheugen). De folio's van het verluchte missaal zijn zeldzaam. Op het ogenblik bevinden zich slechts enkele 13de-eeuwse luxueus verluchte handschriften met rijke marginalia in Vlaamse collecties; c) bewaarplaats: Openbare bibliotheek Brugge;d) eigendomssituatie: privébezit.a) korte beschrijving: Getijden- en gebedenboek van Jacoba van Beieren, ca.1410, 18de-eeuwse boekband, 180 folio's, 200 x 140 mm, inv.nr. Ms. 321; b) motivatie: Het getijdenboek vervaardigd in Noord-Frankrijk is zeldzaam en illustreert de late internationale stijl op grond van de overvloedige verluchting met miniaturen, sierinitialen, randdecoratie en regelvullingen, en het intense gebruik van kostbaar bladgoud (ijkwaarde en bijzondere artistieke waarde).Naar alle waarschijnlijkheid is dit handschrift van ca. 1410 vervaardigd voor Jacoba van Beieren (1401-1436), gravin van Holland en Zeeland, gravin van Henegouwen en hertogin van Beieren. Deze belangrijke opdrachtgever heeft een belangrijke ijkwaarde in de geschiedenis van de Lage Landen: Jacoba hertogin van Beieren (1401 - 1436) is de dochter van Willem VI, hertog van Beieren, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen (1365-1417), en Margaretha van Bourgondië (1374-1441). Haar moeder was de dochter van Filips de Stoute, hertog van Bourgondië. Jacoba van Beieren heeft een kort en tragisch leven. Op vijfjarige leeftijd trouwt zij met Jan van Touraine, de negenjarige zoon van Franse koning. In april 1417 sterft de jonge kroonprins en Jacoba trouwt daarna nog driemaal. in 1418 met Jan IV, hertog van Brabant en Limburg; in 1422 met Humphrey hertog van Gloucester; en in 1434 met Frank heer van Borselen, graaf van Oostervant. Deze huwelijken bleven kinderloos. Haar leven lang voert ze een strijd met diverse mannelijke rivalen om haar positie te verdedigen (ijkwaarde; bijzondere waarde voor het collectieve geheugen); c) bewaarplaats: Brugge, Openbare Bibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit.a) korte beschrijving: Bowet Getijdenboek, ca.1410-1420, verlucht manuscript op velijn, 203 x 255 mm, inv.nr. Ms 736 (KBS 0099);

Miniaturen/initialen: Het Bowet-getijdenboek is een getijdenboek voor gebruik van Sarum (Salisbury), genoemd naar de Engelse familie Bowet, de eerste eigenaars van dit verlucht manuscript. Het getijdenboek stamt uit het begin van de 15de eeuw (1410-1420), werd in Brugge vervaardigd en behoort tot de pre-Eyckiaanse miniatuurschilderkunst.

De miniaturen met hun sierlijke langwerpige figuren zijn van de hand van een miniaturist die stilistisch sterk aanleunt bij de Meester van de Beaufortgetijden, zo genoemd naar een aantal miniaturen in het Beaufort Getijenboek. Men noemt hem/haar ook de Meester van de Lange Figuren. De kunstenaar onderscheidt zich door zijn rijke kleurenpalet.

Aan de kleuren die populair zijn bij de Beaugortgroep, het roze en het blauw, voegt hij rood toe en hij gebruikt gouden versieringen op een zwarte ondergrond. Andere miniaturen door deze meester werden geïdentificeerd in een ander Sarum getijdenboek (Cambridge, Trinity College, ms B 11. 14) en in een klein getijdenboek in de Abbeycollectie (Sotheby's. 9 Juni 1989, lot 3017). De Beaufort-Groep was actief in de eerste twee decennia van de 15de eeuw.

Miniaturen: f7v: Sint Christoffel; f9v: De marteldood van Thomas Becket; f11v: Maria Magdalena; f13v: Catharina van Alexandrië; f15v: De Annunciatie; f19v: De gevangenneming van Christus; f26v: Christus voor Pilatus; f29v: Christus voor Pilatus; f32v: Christus aan het kruis tussen de Maagd Maria en Johannes; f35v: De graflegging; f39v: De Heilige Maagd met het Kind; f51v: Het laatste oordeel; f62v: Vigilie van de doden; f75v: God laat drie zielen naar de hemel stijgen; f83v: De Man van Smarten; f87v: Een schrijvende Hieronymus; b) motivatie: Het Bowet Getijdenboek heeft een hoge artistieke waarde.De miniaturen, vervaardigd in Brugge aan het einde van de veertiende en het begin van de vijftiende eeuw, evolueerden van de "Internationale gotiek" naar een meer realistische vormgeving met vernieuwende iconografieën, die we kennen als het pre-Eyckiaans realisme. Het getijdenboek is zeldzaam en een voorbeeld van de uitwisseling met Engeland aan het begin van de 15de eeuw. De inhoud van het manuscript is een variatie op de Sarum getijdenboeken die specifiek voor de Engelse markt in Brugge werden vervaardigd. Kenmerkend voor deze getijdenboeken is de toevoeging van Engelse heiligen en hun feestdagen. De internationale vraag naar Vlaamse manuscripten kan worden verklaard door de goed georganiseerde ateliers en de kwaliteit van de manuscripten. Dit getijdenboek is een bijzonder mooi voorbeeld van het vroege realisme in de Vlaamse kunst en een topstuk van de Brugse boekverluchting in de vroege 15de eeuw. Het handschrift getuigt van het bijzonder hoge niveau van de boekproductie in Brugge in die eerste decennia van de vijftiende eeuw en heeft hierdoor een bijzondere ijkwaarde; c) bewaarplaats: Brugge, Openbare Bibliotheek;d) eigendomssituatie: privébezit.a) korte beschrijving: Philippe Camus en Meester van Wavrin (miniaturen), Verlucht handschrift met `Geschiedenis van Olivier de Castille en zijn trouwe metgezel Artus d'Algarbe, ca.1450-1460, 197 folio's, 210 x 150 mm, inv.nr. HS. 470 Miniaturen/Initialen: Miniaturen in waterverf op papier, initialen alternerend blauw en rood met penwerk.

De Maître de Wavrin, Meester van Wavrin of Meester van Jean Wavrin (1450-1460) was een Franse miniaturist die in het derde kwart van de 15de eeuw in de regio van Rijsel werkte. Zijn naam is afgeleid van Jean de Wavrin, adviseur van Filips de Goede. In tegenstelling tot de meeste verluchters uit die tijd, die op perkament schilderden, gebruikte de Meester van Wavrin alleen papier en waterverf. Zijn miniaturen zijn zeer zacht van kleur en doen denken aan stripverhalen.

De handschriften die hij illustreerde, volgen de gangbare vormgeving van Bourgondische manuscripten: ze zijn geschreven in een `lettre bourguignonne', hebben rubrieken aan het begin van de hoofdstukken en de miniaturen zijn geplaatst aan het begin van een hoofdstuk dat ze illustreren. De 'eenvoud' van de Meester van Wavrin sluit goed aan bij de voorkeur van de hertog. De door hem verluchte romans dienden vooral om (Bourgondische) idealen uit te dragen en daarmee te onderrichten, als een soort vorstenspiegel waarin recht een centrale rol speelt.

De inhoud van dit literaire handschrift: na een reeks avonturen, waaronder het afwenden van de incestueuze avances van zijn eigen stiefmoeder, het overleven van een schipbreuk en het verliezen van al zijn goederen aan een bende rovers, gaat de gelijknamige held naar Londen om deel te nemen aan een toernooi waar de prijs de hand is van de mooie Elaine, dochter van de koning van Engeland. In de eerste van drie aan dit toernooi gewijde beelden in de Wavrin-versie van de tekst ziet de kunstenaar een rechtlijnig visueel equivalent van het humoristische relaas dat in de tekst wordt gegeven over hoe Olivier volledig wordt overvallen door de schoonheid van de prinses wanneer hij haar ziet in de koninklijke tribune van waaruit zij en haar dames naar de strijd kijken; b) motivatie: de Histoire d'Olivier de Castille et de son très royal compagnon Artus d'Algarbe (Ms 470) vertoont een hoge artistieke kwaliteit.De met aquarel ingekleurde pentekeningen van de Meester van Wavrin, actief in Rijsel, zijn direct herkenbaar aan de unieke en onmiskenbaar middeleeuws ogende tekenstijl. Dit komt niet alleen door de bij papieren handschriften passende techniek van pentekeningen die zijn ingekleurd met aquarel. De Meester van Wavrin onderscheidt zich vooral door zijn tekenstijl: met een minimum aan lijnen combineert hij geometrische hoekigheid met een virtuoze dynamiek en expressiviteit in de voorstelling. De mannen hebben brede schouders, smalle tailles en lange spillebenen, en bij vrouwen zakt het hoofddeksel deels over hun gezicht. Omdat zijn illustraties de literaire tekst vaak stapsgewijs volgen, lijken ze op een stripverhaal. Zijn tekstgetrouwe illustraties waren een bijdrage aan het politieke klimaat van het Bourgondische hof. Zijn werk droeg bij aan legitimiteitsclaims van de dynastie. De door hem geïllustreerde teksten hielden het beoogde adellijke lezerspubliek dus een spiegel voor van ethisch gedrag: het ging om lering en vermaak. De Histoire d'Olivier de Castille is zeldzaam. Het corpus van de Meester van Wavrin bestaat uit tien manuscripten (met 30-100 illustraties per tekst), gemaakt voor een hechte groep Bourgondische opdrachtgevers rond hertog Filips de Goede. Daartoe behoorden onder andere Jean de Croy en Jean V de Créquy, en vooral Jean de Wavrin. Dit geïllustreerde handschrift is zeldzaam en het enige bewaarde handschrift van de verluchter in Vlaanderen; c) bewaarplaats: Gent, Universiteitsbibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit.a) korte beschrijving: Missaal van het Magdalenagodshuis of het Missaal van de leprozerie van de H.Magdalena, 1454, handschrift met 244 folio's (Latijnse tekst), moderne band uit 1953, 381 x 280 mm, inv.nr. ms. 48/3;

Miniaturen/Initialen: 3 volbladminiaturen, 18 gehistoriseerde initialen; meerdere folio's met randversiering. Er is een bijzondere aandacht voor de patrones van de leprozerie, H. Maria Magdalena en gebeurtenissen uit haar leven zoals beschreven door Jacobus de Voragine in de Gouden Legende (Legenda Area). Gehistoriseerde initialen: Intocht van Jezus in Jeruzalem; f. 102: Verrijzenis; f. 115v: Hemelvaart; f. 120: Neerdaling van de H. Geest; f. 126: Triniteit, f. 127v: Aanbidding van het H. Sacrament; 174v: Kruisiging (volbladminiatuur); 175: Consecratie; 183: Roeping van Petrus en Andreas; 193: Opdracht van Christus in de Tempel; 198v: Annunciatie; f. 208: Geboorte van Johannes de Doper;f. 210: Verlossing van Petrus uit de gevangenis; f. 212: Visitatie; f. 215: Overeenkomst; f. 216v: H. Maria Magdalena en taferelen uit haar leven; f. 217: Taferelen uit het leven van H. Maria Magdalena; f. 225: Kroning van Maria; f. 229v: Geboorte van Maria; f. 237: Allerheiligen; f. 257v: Dedicatie van een ker.; b) motivatie: Missaal van het Magdalenagodshuis is zeldzaam omwille van zijn identificatie met een vrouwelijke orde in Brugge en met de afbeeldingen van de vrouwelijke opdrachtgeefster.Het klooster en het godshuis "voor boetvaardige zondaressen" werd gesticht door zusters Magdalenen of penitenten in het begin van de 14de eeuw. Vanaf 1469 komen de religieuzen onder de regel van de Augustinessen. In 1454 werd het missaal besteld en deels bekostigd door Jaquemine van Osenbrugghe.

De opdrachtgeefster staat afgebeeld in de marge op de volbladminiatuur met de Kruisiging. Ze wordt nogmaals, samen met haar medezusters en de geestelijke beheerders van de leprozerie, afgebeeld in aanbidding voor de H. Magdalena. De miniaturen worden toegeschreven aan de Meester van het Missaal van het Brugse Magdalenagodshuis, een navolger van de Meesters van de Goudranken (Gold Scrolls groep). Miniaturen specifiek gemaakt voor een vrouwelijke religieuze opdrachtgever en met een uitgebreide iconografie zijn zeldzaam in het midden van de 15de eeuw.

Dit wijst op het prestigieuze status van de opdrachtgever Jaquemine van Osenbrugghe en de belangrijke sociale rol van het Magdalenagasthuis in de Brugse context (belang voor het collectieve geheugen). De hoge artistieke kwaliteit sluit aan bij de productie van de Meesters van de Goudranken. In de eerste helft van de 15de eeuw produceerde de Goudrankengroep talrijke verluchte handschriften voor zowel welgestelde leken als religieuze opdrachtgevers, bedoeld voor zowel de binnenlandse markt als de export. Opvallend is het contrast tussen de felgekleurde kleding van de figuren en hun bleke gezichten en handen. Mogelijk waren meerdere miniaturisten betrokken bij de productie van Missaal van het Magdalenagodshuis. De drie volbladminiaturen en de kleinere miniaturen in de marges verhalen op realistische wijze de verering van de heilige Magdalena, patroonheilige van het leprozerie en haar legende zoals beschreven door Jacobus de Voragine (bijzondere artistieke waarde); c) bewaarplaats: privébezit;d) eigendomssituatie: privébezit. 8° a) korte beschrijving: Geschiedenis van Tristan ("Histoire de Tristan"), 1470-1480, verlucht handschrift, 385 x 280 mm, 295 folio's, inv.nr. Hs 6;

Het handschrift opent met een frontispice (folio 3) die bestaat uit een grote miniatuur gevolgd door een versierde initiaal en randversiering.

De miniatuur, die wordt toegeschreven aan Loyset Liédet of één van zijn volgelingen, stelt stadia uit het leven van Sadoc en Chelinde voor in een versie van de legende van Tristan ontstaan omstreeks 1230-1235. Elementen van kleding, zoals het korte doublet en nog specifieker de puntige hennin suggereren een datering in het laatste kwart van de vijftiende eeuw. De rand is versierd met boterbloemen, viooltjes, aardbeien, bramen en acanthus, en met twee mannelijke figuren, een hond en een pauw; b) motivatie: de Histoire de Tristan heeft een zeldzame en uitzonderlijke artistieke waarde: de miniaturist Loyset Liédet behoorde tot de laatste van een generatie Vlaamse verluchters die bijna uitsluitend in opdracht van het Bourgondische hof werkten.Hij was werkzaam vanaf ca. 1454 tot na 1484. Als leerling van Simon Marmion was hij één van de meest bekende Vlaamse boekverluchters van de 15de eeuw, en zeker één van de meest productieve. Tussen 1454 en 1460 werkte hij in Hesdin waar hij 55 miniaturen vervaardigde voor La Fleur des Histoires van Jean Mansel, in opdracht van Filips de Goede. Hij werkte ook in opdracht voor Karel de Stoute.

Na 1467 was hij in Brugge lid van het Sint-Lucasgilde. Onderzoek in de archieven van Rijsel toont echter aan dat Liédet en zijn broer Huchon (of Husson) in 1483 en 1484 nog steeds in de archieven van die stad zijn opgenomen.

De Histoire de Tristan heeft een belangrijke gekende opdrachtgever: gecentreerd in de onderste marge is het wapenschild van Jacob II van Gistel, heer van Dudzele en Straten, geïdentificeerd (belang voor het collectieve geheugen); c) bewaarplaats: Gent, Universiteitsbibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 9° a) korte beschrijving: Jean Froissart, Chroniques, 2 volumes, 1475-1485, inv.nrs.

M15.5-M15.6;

De opdrachtgever van dit manuscript was Philippe de Hornes, heer van Gaesbeek (1421-1488). Als edelman van aanzien diende Philippe de Hornes aan het hof van de Bourgondische hertogen, zoals Filips de Goede en Karel de Stoute. Hij was een bibliofiel en in de inventaris van zijn bibliotheek in 1488 zijn de Chroniques beschreven: `Een ander ghescreven in parkamente overdect met taneten flueele ghefigureert gheintituleert aldus Cy commence le second volume des croniques maistre Jehan Froissard met latoenen vergulden sloten ende doppen Viere lb X s gr.' De kronieken beschrijven historische gebeurtenissen, met de nadruk op de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk, evenals andere politieke ontwikkelingen in Europa, onder andere de Europese oorlogen vanaf de troonsbestijging van Eduard II van Engeland (1307) tot de dood van Richard II (1400).;

Miniatuur volume 1r: volbladminiatuur met de hertog van Bourgondië en zijn leger te paard door de Meester van de Froissart. Het miniatuur heeft een rijke randversiering met acanthus, fruit en bloemen, grotesken en een wapenschild van de familie Montmorency.

Deze is geschilderd over die van Philippe de Hornes; een lichtblauwe initiaal op een donkerblauwe achtergrond met fijn patroon in goud en initialen en paragraaftekens in goud op een achtergrond van roze en blauw met patronen in wit. Miniatuur volume 2: volbladminiatuur met de voorstelling van Koning Ferdinand van Portugal, zijn hofhouding en de graaf van Cambridge die afscheid neemt, door de Brugse Meester van 1482; b) motivatie: de twee volumes van de Chroniques bewaard in het Museum Plantin-Moretus bevatten grote volblad miniaturen van een hoge artistieke kwaliteit uit de Bourgondische periode.Het miniatuur in Volume I is uitgevoerd door een miniaturist met de noodnaam "Meester van de Froissart". Deze verwijst naar een anonieme Vlaamse miniaturist, actief omstreeks 1470, die geassocieerd wordt met de verluchting van het werk van de kroniekschrijver Jean Froissart (Valenciennes, c. 1337-c. 1405). Het tweede deel van de Chroniques bevat een volblad miniatuur van de Brugse Meester van 1482, met de voorstelling van Koning Ferdinand van Portugal, zijn hofhouding en de graaf van Cambridge, die afscheid neemt. Manuscripten met miniaturen van deze twee Brugse meesters zijn uniek in Vlaanderen. De volumes zijn zeldzaam door hun grote formaat, de volbladversiering met historische taferelen, rijke randversiering met acanthusbladen, drôlerieën en de wapenschilden van de vroegere opdrachtgevers/eigenaars. Als vertegenwoordigers van de Bourgondische cultuur in Vlaanderen hebben ze een bijzondere ijkwaarde; c) bewaarplaats: Antwerpen, Museum Plantin-Moretus;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. 10° a) korte beschrijving: Breviarium Romanum van Nicolas Ruterius, 2 volumes, eind 15de eeuw, 198 x 140 mm, 348 folio's in deel 1 en 418 folio's in deel 2, oorspronkelijke band (begin 16de-eeuwse lederen boekband over houten platten met paneelstempeling) inv.nrs. ms. 8-9; miniaturen; randdecoratie; rode en blauwe initialen Fol. 13, deel I: Laatste Oordeel, Fol. 171v, deel I: Koning David in gebed, Fol. 304, deel I: feesteigen van de heiligen, Fol. 12, deel II: Verrijzenis, Fol. 118, deel II: Koning David (Beatus vir), Fol. 244, deel II: Annunciatie; b) motivatie: het Breviarium (Ms.8-9) is zeldzaam vanwege de opdrachtgever: Nicolaus Ruterius (1442-1509). Zijn wapenschild is te vinden in deel I op fol. 13 en in deel II op fol. 12. Na de dood van Ruterius belandde het Brevier in het College van Atrecht in Leuven. Nicolaus Ruterius was griffier van de Grote Raad in Mechelen en secretaris van Karel de Stoute. Na de dood van de hertog bekleedde hij verschillende functies in de Raad van Financiën en de Geheime Raad. Ruterius had ook diverse kerkelijke functies, waaronder proost van Haarlem en aartsdiaken van Brabant. Vanaf 1487 was hij proost van Leuven en daarmee kanselier van de universiteit. In 1501 werd hij benoemd tot bisschop van Atrecht en na zijn overlijden in 1509 werd hij begraven in de Sint-Pieterskerk in Leuven. Het Breviarium vertoont een hoge artistieke kwaliteit met randdecoratie in de Gent-Brugse stijl: bloemen, vogels en insecten op een gouden achtergrond. De term "Gents-Brugse stijl" verwijst naar een artistieke stroming uit de 15de eeuw in de steden Gent en Brugge. Deze stijl kenmerkt zich door een streven naar realisme en detail.

Kunstenaars legden zich toe op het nauwgezet vastleggen van verfijnde details in gezichten, kleding en achtergronden.

De miniaturen in de Gents-Brugse stijl onderscheiden zich door een rijk en levendig kleurenpalet. Kunstenaars gebruikten heldere kleuren en subtiele nuances om diepte en levendigheid aan hun afbeeldingen toe te voegen. Vaak waren de achtergronden van de miniaturen verfraaid met naturalistische landschappen, waarbij aandacht werd besteed aan het weergeven van natuurlijke elementen zoals bomen, bloemen en luchtperspectief. Een opvallend kenmerk van de Gents-Brugse stijl is het gebruik van goud voor achtergronden, randen en het accentueren van specifieke details.

Deze stijl werd aanzienlijk beïnvloed door de artistieke voorkeuren en patronage van het Bourgondische hof. Het wapenschild van Ruterius (van azuur met drie gouden wijnbladeren) is verwerkt in de marge van fol. 13 (deel I) en is bevestigd aan een riem. In de bas-de-page bevindt zijn devies "Equo animo" (of "Met gelijke gezindheid") zich tweemaal in een banderol. Op de bas-de-page verrijst een dode uit zijn graf, refererend aan de titel van de vespers op de eerste zondag van advent.

Fol. 12 vertoont dezelfde randdecoratie. Het handschrift werd waarschijnlijk voor 1501 vervaardigd, gezien het wapenschild van Ruterius geen bisschoppelijke attributen draagt. De verluchting wordt toegeschreven aan een navolger van de Meester van Maria van Bourgondië, een anonieme Vlaamse kunstenaar uit de late 15e eeuw, bekend vanwege zijn werk aan verluchte handschriften zoals het Gebedenboek van Maria van Bourgondië. Zijn stijl kenmerkte zich door verfijnd vakmanschap, gedetailleerde miniaturen en het gebruik van heldere kleuren (bijzondere artistieke waarde); c) bewaarplaats: privébezit;d) eigendomssituatie: privébezit. 11° a) korte beschrijving: Getijdenboek van Jehan Mandrin, 1490, 172 folio's, perkament, 115 x 77 mm, inv.nr. PM 0014/V; fol. 1r: Gebed tot de Drieëenheid; fol. 2r-14v: Kalender; fol. 15r-27v: Kleine getijden van de Heilige Geest; fol. 27v-39v: Kleine getijden van het Kruis; fol. 40r-52r: Kleine getijden van de Heilige Maagd; fol. 52r-66r: Dodenofficie, van de vespers tot de completen; fol. 66v-70r: Mariapenitenties; fol. 70r-76r: Boetepsalmen; fol. 76r-80r: Litanie; fol. 80v-82r: Mariagedachtenis; fol. 82r-92v: Uren van de Heilige Geest; fol. 92v-102v: Uren van het Kruis; fol. 102v-116r: Uren van de Heilige Maagd; fol. 116v-118r: Vijftien gebeden tot de Heilige Maagd; fol. 118r-136v: Getijden van Onze Lieve Vrouw van de Zeven Smarten; fol. 137r-139v: Het lijden van Christus; fol. 140r-146v: Het leven en de marteldood van de heilige Barbara; fol. 147r-149v: Gebeden tot de heilige Barbara; fol. 150r-159r: Gebeden tot de Heilige Geest; fol. 159v-160v: Gebeden tot het Kruis; fol. 161r-167v: Gebeden tot de Heilige Maagd; fol. 168r-170v: Gebeden voor het ontvangen van de genade van de Heilige Geest; fol. 171r-172v: Gebeden voor het ontvangen van de genade van het Kruis; b) motivatie: Het kleine handschriftje heeft een bijzondere artistieke waarde.De paginagrote miniaturen zijn gerelateerd aan het vroege werk in de jaren 1490 van de Meester van Jacobus IV van Schotland, vernoemd naar de miniaturen van de koning en zijn koningin in hun getijdenboek (Wenen, ÖNB, cod. 1897) en soms geïdentificeerd als Gerard Horenbout uit Gent. De miniaturen op fol. 57v, 64v en 99v zijn misschien zelfs van de hand van de Meester. De Meester hield van rijke, gevarieerde kleuren en gaf de voorkeur aan gebieden met patronen; krachtige penseelstreken vormen en texturen, waarbij ambitieus geposeerde paarden en kenmerkende, ietwat gedrongen figuren met nadrukkelijke jukbeenderen succesvol worden weergegeven.

De figuren vertonen vergelijkbare stijlelementen als die in een brevier met een kalendertabel gedateerd 1487, geïdentificeerd als het vroegste werk van de Meester, waar de apostelen en de Maagd van de Hemelvaart sterk lijken op die van de Mandrin Pinksteren (Manchester, John Rylands Library, Ms 39, fol. 119r). De setting van Pinksteren, fol. 64v, is een nauwe versie van die door de Meester in een getijdenboek in Wenen (ÖNB s.n. 2625, fol. 21v), maar de figuren van Mandrin lijken meer op de houding en rangschikking van de latere Pinksteren in het Rothschild-gebedenboek (Perth, Australië, Kerry Stokes Collection, fol. 32v).

Op fol. 99v vallen de Drie Doden agressief de Drie Levenden aan met een levendigheid die door de Meester zou worden ontwikkeld in de scènes onder de belangrijkste miniaturen voor het Dodenofficie in de Spinola-uren en het Grimani-breviarium (Los Angeles, J. Paul Getty Museum, Ms Ludwig IX 18, fol. 184v, en Venetië, Biblioteca Marciana, cod. Lat. 1, 99, fol. 499v). De strooiranden met wimpels zijn ook te zien in de boeken afgebeeld voor de Gentse patriciërs Lieven van Pottelsberghe en Livina van Steelant in de panelen te dateren rond 1510 en vaak toegeschreven aan Gerard Horenbout (Gent, Museum voor Schone Kunsten, 1932-A en 1937-A). De spelling PAEX voor PAX op fol. 28r duidt op een Nederlandstalige achtergrond. Specifieke patronen zijn herkenbaar in de gecompartimenteerde randen, met bloemen in majolicapotten rond de initiaal van de Aanbidding van de Wijzen, fol. 31r, en met schedels, fol. 68v, die verband houden met de randen van het begin van de jaren 1480 in de Uren van Engelbert van Nassau (Oxford, Bodleian Library, Mss Douce 219-220).

Werken van de Meester van Jacobus IV zijn zeldzaam en vertegenwoordigen de hoogste kwaliteit in de Vlaamse miniatuurschilderkunst. Hierdoor hebben ze een bijzondere artistieke ijkwaarde; c) bewaarplaats: privébezit;d) eigendomssituatie: privébezit. 12° a) korte beschrijving: Getijdenboek van Alexandre Petau, 1510-1520, getijdenboek, 108 folio's, prachtband, 220 x 145 mm, inv.nr. HS. 0234;

Miniaturen/initialen: De verluchting omvat een reeks dubbele miniaturen (fol. 4 tot 9 v) die de werken en gebruiken voor elke maand van de kalender en de dierenriem uitbeelden. Ze zijn gevat in een architecturale omlijsting in goudcamée. Op fol. 6 werden de Tweelingen bedekt met het wapen van Alexandre Petau. Verder zijn nog 56 miniaturen waarvan 6 volbladminiaturen, telkens op de versozijde, terwijl de rectozijde blanco bleef. Fol. 10v: de Schepping van Eva;

Fol. 22 v: de vier kardinale Deugden; Fol. 57v: Koning David belast Urias, de man van Bethsabé, met de dodelijke opdracht; Fol. 68v: Christus zittend op het Kruis, vóór de kruisiging; Fol. 7l v: De Verkondiging van het Evangelie door de Apostelen; Fol. 74 v: De rijke vrek en de arme Lazarus. De overige 5 miniaturen zijn in de tekst aangebracht, sommige bijna volledige schriftspiegel vullend; Fol. 11: Sint Jan op h t eiland Patmos; Fol. 12 v: Sint Matheus; Fol. 13: Sint Marcus; Fol. 14: De Judaskus; Fol. 19: De bewening van Christus; Fol. 20 v: De H. Maagd; Fol. 23: De boodschap des Engels; Fol. 28: Het bezoek van Maria aan haar nicht Elisahet; Fol. 34: De geboorte van Christus; Fol. 36: De verschijning van de Engel aan de herders; Fol. 38: De Drie Koningen hij de kribbe; Fol. 40: De opdracht van Jezus in de tempel; Fol. 42 De vlucht naar Egypte; Fol. 46: De kroning van Maria; Fol. 58: David en Bethsabé; Fol. 69: Christus aan het Kruis;

Fol. 72: De nederdaling van de H. Geest; Fol. 75: De opwekking van Lazarus; Fol. 96: De H. Drievuldigheid; Fol. 96v: Saint Michel; Fol. 97: Saint Jehan Baptiste; Fol. 97 v: S. Jehan Evangeliste; Fol. 97 v: S. Pierre S. Pol; Fol. 97v: Saint Jacques; Fol. 98 : Saint Estienne;

Fol. 98 v Sainct Laurens; Fol. 98 v: S. Christofle; Fol. 99 V; Saint Sebastien; Fol. 100: S. Nycolas; Fol. 100: S. Antoine; Fol. 100 v: Saint Glaude/sic/; Fol. 101: Sainte Anne; Fol.101: Sainte Magdalene;

Fol. 102: Sainte Katherine; Fol. 102: Sainte Marguerite; Fol. 102 v: Sainte Barbe; Fol. 103: Sainte Apoline.

Het Getijdenboek, vervaardigd door miniaturisten uit Parijs-Rouen aan het begin van de 16e eeuw, ontleent zijn naam aan de eigenaar Alexandre Petau (1568-1613), wiens wapenschild in het handschrift is opgenomen. Het getijdenboek kwam later in handen van de Gentse bibliofiel Charles Van Hulthem.

In 1816, nadat het bijna was verscheept naar Engeland met andere verluchte handschriften uit de Sint-Pietersabdij, werd het door tussenkomst van baron d'Houdetot, prefect van het Département de l'Escaut, teruggebracht naar Van Hulthem. Hij wees toen al op de prachtige verluchting van dit Getijdenboek in zijn beknopte lijst van handschriften als "Preces piae. Beau ms avec de belles miniatures sur vélin"; b) motivatie: het Getijdenboek van Alexandre Petau is een rijk geïllustreerd handschrift met een uitzonderlijke artistieke waarde.Het getuigt van de hoogwaardige kunst van verluchters in de Parijs-Rouen groep in het begin van de 16de eeuw. De miniaturist met de noodnaam Meester van de Triomfen van Petrarca was tussen 1499 en 1514 werkzaam was in Parijs en Rouen.

Deze kunstenaar werd voor het eerst geïdentificeerd door de Amerikaanse kunsthistoricus John Plummer aan de hand van verschillende getijdenboeken en specifiek één manuscript met de Triomfen van Petrarca (BNF, Fr.594). Ondanks de Rouenese connectie suggereert het grote aantal door hem geschilderde manuscripten dat hij deel uitmaakte van het atelier van de toonaangevende verluchter Jean Pichore. Zijn stijl wordt gekenmerkt door een bedachtzaam ritme in composities, in tegenstelling tot het levendigere ritme van Jean Pichore. Bovendien vertoont hij invloeden van Jean Poyet, wiens atelier hij mogelijk bezocht, met name in zijn gebruik van blauw en geel. Oorspronkelijk vervaardigd voor een onbekende adellijke opdrachtgever, belandde het in de 17de eeuw in handen van Alexandre Petau, die zijn wapenschild toevoegde aan het kalenderminiatuur van de tweelingen. In Vlaanderen is geen enkel ander manuscript van deze hoog kwalitatieve miniatuurkunst van de Parijs-Rouen-groep bewaard. Daardoor is het handschrift zeldzaam; c) bewaarplaats: Gent, Universiteitsbibliotheek;d) eigendomssituatie: overheidsbezit. Tegen dit besluit kan een beroep tot nietigverklaring of een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging worden ingediend bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verzoekschrift wordt ingediend, hetzij elektronisch via een beveiligde website van de Raad van State (http://eproadmin.raadvst-consetat.be/), of met een ter post aangetekende brief die wordt toegezonden aan de Raad van State (Wetenschapsstraat 33 te 1040 Brussel). Het verzoekschrift wordt ingediend binnen een termijn van zestig dagen nadat de beslissing werd betekend. Indien de beslissing niet betekend diende te worden, gaat de termijn in met de dag waarop de verzoeker er kennis van heeft gehad.


^