Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 16 augustus 2021

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2021020948
pub.
16/08/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 JULI 2021. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 juli 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2019 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg (Overeenkomst geregistreerd op 4 februari 2020 onder het nummer 156736/CO/116) Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders, hierna "de werknemers" genoemd, van de ondernemingen die gelegen zijn in de provincie Limburg en ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid uit hoofde van hun bedrijvigheid inzake verwerking van kunststoffen.

Met "werknemers" wordt verstaan: mannelijke en vrouwelijke werknemers.

Algemene bepaling

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet generlei afbreuk aan de algemene collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.

Werkzekerheid

Art. 3.Tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de werkgevers alles in het werk om ontslag wegens economische redenen te vermijden. Eventuele problemen in dit verband worden vooreerst opgevangen door het invoeren van een regeling gedeeltelijke werkloosheid, gedurende een bepaalde periode.

Deze periode wordt als volgt bepaald: - de werkgever deelt mee hoeveel arbeidsplaatsen bedreigd zijn; - deze mededeling gebeurt aan de vertegenwoordigers van de vakorganisaties; - de werkgever kan niet tot ontslag overgaan voordat een aantal dagen economische werkloosheid in de onderneming hebben plaatsgevonden. Dit aantal dagen is gelijk aan het aantal bedreigde arbeidsplaatsen vermenigvuldigd met 30.

Tijdens deze periode zullen de partijen de maatregelen onderzoeken die zouden kunnen genomen worden om de nadelen van deze ontslagen ten aanzien van de werknemers te milderen, bijvoorbeeld: stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, werkverdeling, tijdskrediet en loopbaanvermindering, wijze van toepassing van de wet betreffende tijdelijke arbeid en uitzendarbeid, vermindering van overuren.

Indien bij ontslagen om economische redenen de werkgever deze procedure niet volgt, wordt bij het ontslag een bijkomende vergoeding betaald gelijk aan tweemaal de wettelijke opzeggingsvergoeding.

Bij ontslag om economische redenen wordt er bovenop de uitgekeerde werkloosheidsvergoeding een aanvullende bestaanszekerheidvergoeding toegekend a rato van het verschil tussen de ontvangen werkloosheidsvergoeding en het nettoloon, en dit gedurende de duurtijd hierna, volgens het aantal dienstjaren in de onderneming: - van 5 tot 9 dienstjaren: 4 weken vanaf het einde van de opzeggingsperiode of van de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding; - van 10 tot 14 dienstjaren: 8 weken zoals hiervoor vermeld; - vanaf 15 dienstjaren: 12 weken zoals hiervoor vermeld.

Het recht op deze aanvullende werkloosheidsuitkering wordt behouden in geval van werkhervatting.

Koopkracht

Art. 4.Werkelijk betaalde basisuurlonen en minimum basisuurlonen § 1. Op 1 november 2019 worden de in de ondernemingen werkelijk betaalde basisuurlonen verhoogd met 0,15 EUR/bruto, uitgedrukt in het 40-urenstelsel.

In de ondernemingen waar de effectieve wekelijkse arbeidsduur van 40 uren daadwerkelijk per week verminderd is, met perequatie van het basisloon, wordt bovenstaande verhoging evenredig geperequateerd. § 2. De minimum basisuurlonen bedragen op 1 maart 2019 in het 40-urenstelsel: - personen die instaan voor het onderhoud en reinigen van lokalen alsmede deze die gelast zijn met het inpakken van producten: 12,6585 EUR/bruto; - andere functies: 13,3930 EUR/bruto.

Het referte-uurloon bedraagt op 1 maart 2019 in het 40-urenstelsel: 13,8200 EUR/bruto.

Als gevolg van de in § 1 vermelde verhoging op 1 november 2019 worden de bovenstaande minimum basisuurlonen eveneens verhoogd met 0,15 EUR/bruto. De minimum basisuurlonen bedragen hierdoor vanaf 1 november 2019 in het 40-urenstelsel: - personen die instaan voor het onderhoud en reinigen van lokalen alsmede deze die gelast zijn met het inpakken van producten: 12,8085 EUR/bruto; - andere functies: 13,5430 EUR/bruto.

Het referte-uurloon wordt op 1 november 2019 verhoogd met 0,15 EUR/bruto en bedraagt aldus vanaf die datum in het 40-urenstelsel: 13,9700 EUR/bruto. § 3. De uurlonen bepaald in de alinea's hierboven zijn gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

De vermelde bedragen stemmen overeen met het spilindexcijfer 106,36 op basis 2013 = 100. § 4. Eenmalige ecocheque Voor zover zij een volledige referteperiode gewerkt hebben, wordt aan voltijdse werknemers éénmalig 250 EUR toegekend onder de vorm van niet-recurrente ecocheques, volgens de toekenningsmodaliteiten van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 van de Nationale Arbeidsraad.

Indien de werknemer slechts een deel van de referteperiode heeft gewerkt, krijgt hij een pro rata in functie van deze gewerkte periode.

De prijs van elke ecocheque bedraagt 10 EUR. De referteperiode loopt van 1 december 2018 tot 30 november 2019.

Deeltijdse werknemers hebben recht op een pro rata in functie van hun tewerkstellingsbreuk.

In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst tijdens de referteperiode gebeurt de berekening van het aantal toe te kennen ecocheques op zijn minst rekening houdend met het aantal dagen waarvoor de betrokken werknemers loon hebben gekregen, hierbij worden de in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 opgenomen gelijkgestelde periodes aangevuld met anciënniteitsverlof en eventuele dagen van arbeidsduurvermindering, in rekening genomen.

De ecocheques worden uitbetaald in december 2019.

In toepassing van het reglement op het bijhouden van sociale documenten en de RSZ-reglementering zal de werkgever de vereiste gegevens in verband met de toegekende ecocheques vermelden op de individuele rekening van de werknemer en in de RSZ-aangifte.

De ecocheque zal een geldigheidsduur hebben van 24 maanden vanaf het ogenblik dat de elektronische ecocheque op de ecochequerekening wordt geplaatst en mag slechts worden aangewend voor de aankoop van producten en diensten met een ecologisch karakter die zijn opgenomen in de lijst van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98. Als de ecocheques voor het eerst aan de werknemer afgegeven worden, zal de werkgever hen een kopie bezorgen van deze lijst.

Het aantal ecocheques in een elektronische vorm en het brutobedrag ervan worden vermeld op de individuele rekening.

Vóór het gebruik van de ecocheques in een elektronische vorm kan de werknemer het saldo en de geldigheidsduur nagaan van de ecocheques die hem werden toegekend en die nog niet gebruikt werden.

De ecocheques in een elektronische vorm worden ter beschikking gesteld worden door een erkende uitgever.

De ecocheques kunnen geheel noch gedeeltelijk voor geld omgeruild worden.

Het gebruik van de ecocheques in een elektronische vorm brengt geen kosten voor de werknemer teweeg. In geval van diefstal of verlies is de werknemer ertoe gehouden zo spoedig mogelijk de werkgever en/of de erkende uitgever te informeren. Alle transacties uitgevoerd voor de aangifte van het verlies of diefstal zijn onherroepelijk, zonder mogelijkheid van beroep van de werknemer tegen de werkgever en/of de erkende vennootschap.

In de ondernemingen waar in 2019 reeds een ecocheque is toegekend en hierdoor het maximumbedrag van 250 EUR niet meer kan toegekend worden via ecocheque, wordt een gelijkwaardig eenmalig voordeel, desgevallend het saldo ervan, toegekend aan de betrokken werknemers.

Art. 5.Maaltijdcheques § 1. Vanaf 1 januari 2014 wordt, overeenkomstig de bepalingen opgenomen in artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, hierna koninklijk besluit van 28 november 1969 genoemd, aan de werknemers per effectief volledig gepresteerde dag, een maaltijdcheque toegekend met een minimale faciale waarde van 6,60 EUR per dag. De minimum werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque bedraagt 5,51 EUR per dag.

De werknemersbijdrage in de maaltijdcheque bedraagt 1,09 EUR per dag.

Vanaf 1 november 2019 wordt de effectieve werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques verhoogd met 0,50 EUR per dag.

Vanaf 1 november 2019 wordt hierdoor aan de werknemers per effectief gepresteerde dag een maaltijdcheque toegekend met een minimale faciale waarde van 7,10 EUR per dag. De minimum werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque bedraagt vanaf 1 november 2019 6,01 EUR per dag. De werknemersbijdrage in de maaltijdcheque bedraagt 1,09 EUR per dag.

Voor een deeltijds effectief gepresteerde dag wordt de werkgeversbijdrage geproratiseerd.

In de ondernemingen waar de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques op 31 oktober 2019: - reeds het maximum van 6,91 EUR per dag bedraagt; of - hoger is dan 6,41 EUR per dag, maar lager is dan 6,91 EUR per dag en waar de verhoging van 0,50 EUR dus niet volledig naar de verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques kan gaan, zal deze verhoging van de werkgeversbijdrage, of het saldo ervan vanaf 1 november 2019 omgezet worden in een verhoging van het effectieve basisuurloon. Deze verhoging is gelijk aan de verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, of het saldo ervan, gedeeld door 10 (in het 40-urenstelsel). § 2. De ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in het artikel 19bis, § 2, 2° van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betreffende de bepaling van het aantal maaltijdcheques door toepassing van de "alternatieve telling" kunnen, en wordt aanbevolen een systeem van "alternatieve telling" in te voeren of verder zetten overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in bovenstaand artikel 19bis, § 2, 2°. § 3. Voor de werknemers die permanent tewerkgesteld zijn in weekend- of overbruggingsploegen met een arbeidsprestatie van 12 uren per gewerkte dag bedraagt de werkgeversbijdrage per effectief volledig gepresteerde dag 5,91 EUR per dag vanaf 1 januari 2014. Zij ontvangen bovendien een brutopremie per effectief gepresteerde dag van 6,6150 EUR. De werkgeversbijdrage bedraagt sinds 1 oktober 2017 6,91 EUR per dag.

De brutopremie per effectief gepresteerde dag wordt per 1 november 2019 verhoogd van 6,8650 EUR naar 8,1150 EUR. In de ondernemingen waar de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques op 30 september 2017: - reeds het maximum van 6,91 EUR per dag bedraagt; of - hoger is dan 5,91 EUR per dag, maar lager is dan 6,91 EUR per dag en waar de verhoging van 1,00 EUR dus niet volledig naar de verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques kan gaan, zal deze verhoging van de werkgeversbijdrage, of het saldo ervan vanaf 1 oktober 2017 omgezet worden in een verhoging van het effectieve basisuurloon. Deze verhoging is gelijk aan de verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, of het saldo ervan, gedeeld door 10 (in het 40-urenstelsel).

Voor de werknemers die permanent tewerkgesteld zijn in weekend- of overbruggingsploegen in een onderneming en die gebruik maakt van § 2 van dit artikel wordt, conform de bepalingen van artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969, een regeling getroffen waardoor zij een totaalbedrag aan werkgeversbijdragen ontvangen gelijk aan het totaalbedrag van werkgeversbijdragen voor een gewone voltijdse prestatie. § 4. De maaltijdcheques worden elke maand gecrediteerd op de maaltijdchequerekening van de werknemer, in één of meerdere keren, afhankelijk van het aantal voorzienbare dagen gedurende welke de werknemer arbeidsprestaties zal verrichten.

Het aantal maaltijdcheques wordt geregulariseerd, uiterlijk in de loop van de maand volgend op het einde van het kwartaal waarop de maaltijdcheques betrekking hebben, zodat het aantal werkelijk toegekende maaltijdcheques in overeenstemming gebracht wordt met het aantal maaltijdcheques dat toegekend moet worden. § 5. De maaltijdcheques worden op naam van de werknemer afgeleverd.

Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende gegevens voorkomen op de individuele rekening van de werknemer, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van de sociale documenten. § 6. De elektronische maaltijdcheque heeft een geldigheidsduur van twaalf maanden, te rekenen vanaf het ogenblik dat de maaltijdcheque op de maaltijdchequerekening wordt geplaatst. § 7. Indien het systeem van maaltijdcheques wordt beëindigd, zal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque omgezet worden in een verhoging van het effectieve basisuurloon. Deze verhoging is gelijk aan de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque gedeeld door 10 (in het 40-urenstelsel).

Art. 6.Niet-recurrente resultaatsgebonden bonus (CAO 90) Er wordt voor de ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst een resultaatsgebonden bonus afgesloten.

De doelstelling waaraan de toekenning van deze niet-recurrente resultaatsgebonden bonus wordt gekoppeld is de profit van de onderneming binnen de referteperiode. De niet-recurrente bonus zal meer bepaald worden uitgekeerd op basis van de in het betrokken refertejaar door de onderneming behaalde profit en dit volgens onderstaande schaal:

Profit van de onderneming

Toegekend brutobedrag

Kleiner dan of gelijk aan 0 pct.

0 EUR

Groter dan 0 pct. en kleiner dan 2 pct.

100 EUR

Groter dan of gelijk aan 2 pct. en kleiner dan 5 pct.

150 EUR

Groter dan of gelijk aan 5 pct. en kleiner dan 7,5 pct.

200 EUR

Groter dan of gelijk aan 7,5 pct. en kleiner dan 10 pct.

250 EUR

Groter dan of gelijk aan 10 pct.

300 EUR


Vanaf 1 januari 2020 wordt bovenstaande schaal vervangen als volgt:

Profit van de onderneming

Toegekend brutobedrag

Kleiner dan of gelijk aan 0 pct.

0 EUR

Groter dan 0 pct. en kleiner dan 2 pct.

100 EUR

Groter dan of gelijk aan 2 pct. en kleiner dan 4 pct.

150 EUR

Groter dan of gelijk aan 4 pct. en kleiner dan 6 pct.

200 EUR

Groter dan of gelijk aan 6 pct. en kleiner dan 8 pct.

250 EUR

Groter dan of gelijk aan 8 pct. en kleiner dan 10 pct.

300 EUR

Groter dan of gelijk aan 10 pct.

350 EUR


De "profit" van de onderneming, voor de bepaling van de niet-recurrente resultaatsgebonden bonus, is de verhouding van de bedrijfswinst (code 9901 van de statutaire jaarrekening) ten opzichte van de omzet van de onderneming (code 70/74 van de jaarrekening) en dit uitgedrukt in een percentage. Met het begrip onderneming wordt de juridische entiteit bedoeld.

De verdere modaliteiten van deze niet-recurrente resultaatsgebonden bonus maken onderdeel uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan een bestaande niet-recurrente resultaatsgebonden bonus die werd afgesloten op ondernemingsvlak conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 90.

Premies voor werk in opeenvolgende ploegen

Art. 7.Premies voor morgen-, middag- en nachtploeg De premies voor werk in ploegen, enkel in opeenvolgende ploegen, bedragen op 1 maart 2019, 7 pct. van het referte-uurloon en voor de nachtploegen tot 22 pct. van het referte-uurloon zoals bepaald in artikel 4, hierboven.

Het hierboven vermelde referte-uurloon bedraagt op 1 maart 2019: 13,8200 EUR/bruto.

De berekening van de bedragen in euro gebeurt tot op de vijfde decimaal en alles vervalt wat na de vierde decimaal komt, zoals bepaald in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 februari 2014 betreffende de ploegenpremies, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.

De ploegenpremies bedragen op 1 maart 2019: - morgen- en middagploeg: 0,9674 EUR/bruto per uur; - nachtploeg: 3,0404 EUR/bruto per uur.

Vanaf 1 november 2019 bedraagt het hierboven vermelde referte-uurloon: 13,9700 EUR/bruto.

Hierdoor bedragen de ploegenpremies vanaf dat ogenblik: - morgen- en middagploeg: 0,9779 EUR/bruto per uur; - nachtploeg: 3,0734 EUR/bruto per uur.

De bedragen bepaald in de alinea's hierboven zijn gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De bedragen stemmen overeen met het spilindexcijfer 106,36 op basis 2013 = 100.

Bestaanszekerheid

Art. 8.Bestaanszekerheid bij gedeeltelijke werkloosheid De aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding, ten laste van de werkgever, in geval van gedeeltelijke werkloosheid ingevolge economische of technische redenen of ingevolge overmacht in hoofde van de onderneming, bedraagt één referte-uurloon (40 uur/week), zoals bepaald in artikel 4 hierboven verhoogd met 3,31 EUR/dag.

Deze bedragen worden uitbetaald tot uitputting van een "pool" per onderneming. Deze "pool" met het aantal uit te keren bestaanszekerheidsvergoedingen per onderneming wordt jaarlijks vastgesteld door het aantal in de onderneming ingeschreven werknemers op 1 januari van ieder kalenderjaar te vermenigvuldigen met 70 dagen.

Vanaf 1 november 2019 wordt voor het bepalen van het aantal uit te keren bestaanszekerheidsvergoedingen het aantal van 70 dagen verhoogd tot 75 dagen.

Het saldo van de "pool" kan niet worden overgedragen naar het volgende kalenderjaar.

Art. 9.Bestaanszekerheid bij ziekte of arbeidsongeval § 1. De aanvullende bestaanszekerheid, ten laste van de werkgever, in geval van ziekte of arbeidsongeval, en dit voor nieuwe ziekte of arbeidsongevalaangiftes ingaand vanaf 1 januari 2007, is slechts verschuldigd na de periode van 30 dagen gewaarborgd loon en is als volgt beperkt: - maximum 11 maanden per ziekteaangifte of arbeidsongevalaangifte.

De bedragen van de aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding zijn de volgende: - bij ziekte en zwangerschap: 70 pct. van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, - bij arbeidsongeval: 90 pct. van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque.

Voor deeltijdsen gelden deze vergoedingen pro rata hun arbeidsregime. § 2. De ondernemingen die op 31 december 2008 de bovenvermelde bestaanszekerheidsvergoedingen berekenden op basis van de minimale subsectorale werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, kunnen deze berekeningswijze, rekening houdend met de actuele minimale subsectorale werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque, verder zetten.

Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag

Art. 10.§ 1. Het recht op volgende stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt verlengd van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2021: - SWT vanaf 62 jaar, mits 40 jaar loopbaan (voor vrouwen respectievelijk 35 jaar loopbaan in 2019, 36 jaar in 2020 en 37 jaar in 2021); - SWT vanaf 59 jaar, mits 35 jaar loopbaan, mits zwaar beroep; - SWT vanaf 59 jaar, mits 33 jaar loopbaan, mits zwaar beroep (o.a. 20 jaar nacht). De partijen komen overeen dat de onderneming met betrekking tot dit stelsel van SWT expliciet toetreedt tot de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst; - SWT vanaf 59 jaar, mits 40 jaar loopbaan.

Deze paragraaf wordt afgesloten voor een bepaalde duur, lopende van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2021. § 2. Het recht op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar, mits 35 jaar loopbaan, ernstige lichamelijke problemen, wordt verlengd van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

Indien mogelijk en van zodra mogelijk zal deze paragraaf per collectieve arbeidsovereenkomst verlengd worden tot 30 juni 2021.

De procedures ter zake zijn deze die door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, voorzien zijn.

Art. 11.Het in de bovenstaande artikel 10 vermelde recht op een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag blijft behouden voor de duur van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, behoudens in die ondernemingen die een negatief resultaat kennen op de laatste 2 gepubliceerde jaarrekeningen voorafgaand aan de ingangsdatum van het stelsel van werkloosheid voor de betrokken werknemers.

In dat geval wordt er op bedrijfsniveau een omstandig overleg gepland met de syndicale afvaardiging, bij ontstentenis van deze laatste met de lokale vakbondssecretarissen omtrent het desgevallend toekennen van een stelsel van werkloosheid met bed rijfstoeslag.

Er is een negatief resultaat in de onderneming indien de profit kleiner of gelijk is aan 0. Voor de definitie van het begrip "profit" van de onderneming wordt verwezen naar hetgeen bepaald is in artikel 6, 3de alinea van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 12.Voor werknemers die aansluitend op een loopbaanvermindering tot een halftijdse betrekking of een 1/5 loopbaanvermindering, opgenomen in het kader van het stelsel van 1/5 loopbaanvermindering of halftijdse loopbaanonderbreking voor werknemers vanaf 50 jaar en ouder, zoals omschreven in artikelen 9 en 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis betreffende tijdskrediet of aansluitend op een landingsbaan onder de vorm van een vermindering tot een halftijdse betrekking of een 1/5 loopbaanvermindering, zoals omschreven in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103ter betreffende tijdskrediet, in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag stappen, wordt het brutoreferteloon voor de berekening van de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, onverminderd de modaliteiten bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, berekend op basis van voltijdse prestaties.

Art. 13.Het nettoreferteloon voor de berekening van de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, onverminderd de modaliteiten bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, wordt, voor voltijdse prestaties, verhoogd met 18 maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques.

Voor deeltijdse prestaties zal het nettoreferteloon verhoogd worden met een aantal maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque pro rata de gepresteerde arbeidsregeling.

Voor weekendwerkers zal het nettoreferteloon verhoogd worden met een bedrag gelijk aan 18 maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque van een werknemer met gewone voltijdse prestaties.

Art. 14.In overeenstemming met artikel 4bis, 4ter en 4quater van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 voorzien de werkgevers de doorbetaling van de aanvullende vergoeding in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in geval van werkhervatting.

De werknemers zullen hun (ex)werkgevers ook verwittigen van het feit dat ze het werk hervat hebben.

Arbeidsherverdelende maatregelen

Art. 15.Tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen § 1. In navolging van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 17 september 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het tijdskrediet en landingsbanen (registratienummer: 154420/CO/116) en voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst: - worden, overeenkomstig artikel 4, § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, voor de werknemers die 5 jaar anciënniteit bereikt hebben in de onderneming en die voldoen aan alle voorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103, de opnamevormen voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering uitgebreid tot 51 maanden voor de zorgmotieven (artikel 4, § 1, a° tot c° ) en 36 maanden voor het motief opleiding (artikel 4, § 2). - wordt, overeenkomstig artikel 8, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, voor de werknemers die voldoen aan alle voorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103, in afwijking van artikel 8, § 1, de leeftijd op 50 jaar gebracht voor de werknemers die hun voltijdse betrekking verminderen ten belope van één dag of twee halve dagen per week en die voorafgaand aan deze vermindering een beroepsloopbaan van tenminste 28 jaar hebben doorlopen. § 2. In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, gesloten in de Nationale Arbeidsraad worden de werknemers die in het kader van het tijdskrediet hun arbeidsprestaties volledig onderbreken niet aangerekend op de drempel als bepaald in artikel 16, § 1 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103. § 3. In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, worden de werknemers ouder dan 50 jaar die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking in het stelsel van halftijdse loopbaanonderbreking voor werknemers vanaf 50 jaar en ouder, zoals omschreven in artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis betreffende tijdskrediet en in een landingsbaan als bepaald in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 niet aangerekend op de drempel als bepaald in artikel 16, § 1 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103. § 4. Rekening houdend met de voorwaarden voorzien in de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen heeft de werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, vanaf 55 jaar recht op een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever, en dit ten vroegste vanaf 1 januari 2016, van 85,00 EUR/bruto per maand. Sinds 1 oktober 2017 bedraagt deze vergoeding 100,00 EUR/bruto per maand. Vanaf 1 november 2019 wordt de vergoeding verhoogd naar 110 EUR/bruto per maand.

Deze vergoeding wordt betaald tot op het ogenblik van het opnemen van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of indien geen stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt opgenomen, tot op het ogenblik van het opnemen van rustpensioen.

Werknemers die voldoen aan volgende cumulatieve voorwaarden: - Ze genieten van een landingsbaan waarbij de arbeidsprestaties verminderd worden tot een halftijdse betrekking, rekening houdend met de voorwaarden voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen; - Ze genieten van de bestaanszekerheidsvergoeding van 5,00 EUR/bruto per maand ten laste van de werkgever, als bepaald in artikel 17, § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2014 tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid Limburg afgesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, bovenop de onderbrekingsuitkering van de RVA; - Ze hebben de leeftijd van 55 jaar nog niet bereikt; blijven evenwel de bovenvermelde bestaanszekerheidsvergoeding van 75,00 EUR/bruto per maand ten laste van de werkgever verder ontvangen.

Deze bestaanszekerheidsvergoeding wordt in toepassing van bovenstaande alinea's 1 en 2 van onderhavige § 4 vanaf 1 november 2019 op 110 EUR/bruto per maand gebracht de maand volgend op de maand waarin de betrokken werknemer de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft en wordt betaald tot op het ogenblik van het opnemen van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of indien geen stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt opgenomen, tot op het ogenblik van het opnemen van rustpensioen. § 5. Rekening houdend met de voorwaarden voorzien in de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen hebben de werknemers die voldoen aan volgende cumulatieve voorwaarden: - de werknemer maakt gebruik van een landingsbaan onder de vorm van een 1/5de loopbaanvermindering ten belope van één dag per week of 2 halve dagen over dezelfde duur voor zover hij tewerkgesteld is in een arbeidsregeling gespreid over 5 dagen of meer; - de werknemer heeft minimum de leeftijd van 58 jaar bereikt; - de werknemer heeft voorheen in zijn loopbaan nooit gebruik gemaakt van een vorm van tijdskrediet, loopbaanvermindering of loopbaanonderbreking met uitzondering van thematische verloven, vanaf 1 oktober 2017 recht op een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever van 40,00 EUR/bruto per maand. Vanaf 1 november 2019 wordt deze vergoeding verhoogd tot 45 EUR/bruto per maand. Deze vergoeding wordt betaald tot op het ogenblik van het opnemen van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of indien geen stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt opgenomen, tot op het ogenblik van het opnemen van rustpensioen. § 6. De ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale afvaardiging wordt ingelicht over de beslissing van de werkgever om al dan niet tot vervanging over te gaan.

Art. 16.4/5de deeltijdse arbeid Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de mogelijkheid tot gewone deeltijdse arbeid in een 4/5de-regeling op voorwaarde dat het organiseerbaar is voorzien. Bij weigering zal de werkgever de redenen meedelen aan de syndicale delegatie.

Aanbevelingen met betrekking tot de arbeidsorganisatie

Art. 17.Uitzendarbeid Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst verbinden de werkgevers van de kunststofverwerkende nijverheid Limburg zich ertoe om het gebruik van dagcontracten in het kader van uitzendarbeid zoveel als mogelijk te beperken.

Art. 18.De terugroep Ingeval een werknemer tijdens een lopende periode van schorsing van de arbeidsovereenkomst in het kader van tijdelijke economische werkloosheid, door de werkgever wordt teruggeroepen om de arbeid te hervatten, zal de betrokken werknemer enkel verplicht zijn het werk in de vooropgestelde ploeg te hervatten indien de terugroep minstens 24 uren voor de aanvang van die ploeg is gebeurd.

De werkgevers verbinden er zich toe om in geval van een terugroep de betrokken werknemers enkel te contacteren tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

Inkomensgarantie bij wijziging arbeidsorganisatie

Art. 19.Inkomensgarantie bij wijziging arbeidsorganisatie In geval van een structurele wijziging van de arbeidsorganisatie op vraag van de werkgever (zoals bijvoorbeeld afbouw van een ploegensysteem, wegvallen van een functie,... ) die aanleiding geeft tot loonverlies voor de betrokken werknemer(s) geldt voor de betrokken werknemer(s) volgend systeem van trapsgewijze afbouw naar het lagere nieuwe loon: - gedurende de eerste maand van de wijziging van de arbeidsorganisatie: wordt een inkomensgarantievergoeding betaald gelijk aan 80 pct. van het verschil tussen het normaal ontvangen oude loon voor die periode en het nieuwe lagere loon van de betrokken werknemers; - gedurende de tweede maand van de wijziging van de arbeidsorganisatie: wordt een inkomensgarantievergoeding betaald gelijk aan 60 pct. van het verschil tussen het normaal ontvangen oude loon voor die periode en het nieuwe lagere loon van de betrokken werknemers; - gedurende de derde maand van de wijziging van de arbeidsorganisatie: wordt een inkomensgarantievergoeding betaald gelijk aan 40 pct. van het verschil tussen het normaal ontvangen oude loon voor die periode en het nieuwe lagere loon van de betrokken werknemers; - gedurende de vierde maand van de wijziging van de arbeidsorganisatie: wordt een inkomensgarantievergoeding betaald gelijk aan 20 pct. van het verschil tussen het normaal ontvangen oude loon voor die periode en het nieuwe lagere loon van de betrokken werknemers; - vanaf de vijfde maand van de wijziging van de arbeidsorganisatie wordt enkel het nieuwe lagere loon nog toegekend zonder enige inkomensgarantievergoeding.

Het begrip loon omvat het basisuurloon en de ploegenpremies. Deze regeling geldt voor structurele wijzigingen van de arbeidsorganisatie die worden doorgevoerd vanaf 1 januari 2014.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan de gunstigere regelingen die in ondernemingen bestaan.

Anciënniteitsverlof

Art. 20.Anciënniteitsverlof § 1. Het anciënniteitsverlof wordt als volgt bepaald: - na 4 jaren dienst : 1 dag maximum per kalenderjaar; - na 10 jaren dienst: 2 dagen maximum per kalenderjaar; - na 15 jaren dienst: 3 dagen maximum per kalenderjaar; - na 20 jaren dienst: 4 dagen maximum per kalenderjaar; - na 25 jaren dienst: 5 dagen maximum per kalenderjaar; - na 30 jaren dienst: 6 dagen maximum per kalenderjaar; - na 35 jaren dienst: 7 dagen maximum per kalenderjaar. § 2. De anciënniteitsdag kan ten vroegste opgenomen worden in de maand die volgt op de maand waarin de vereiste anciënniteit wordt bereikt, uitgezonderd de werknemers die de vereiste anciënniteit bereiken tijdens de maanden november of december. Deze laatsten kunnen de anciënniteitsdag opnemen vanaf de maand waarin ze de vereiste anciënniteit bereiken. De dag waarop de vereiste anciënniteit bereikt wordt, wordt beschouwd als het ijkpunt. § 3. Men kan enkel anciënniteitsverlof opnemen indien men in het betrokken kalenderjaar ook effectief prestaties levert. Het anciënniteitsverlof kan niet worden overgedragen naar een volgend kalenderjaar. § 4. Voor de werknemers die permanent tewerkgesteld zijn in weekend- of overbruggingsploegen gebeurt de toekenning van het aantal anciënniteitsdagen volgens het principe dat deze werknemers recht hebben op een gelijk aantal dagen dan een voltijdse werknemer in een drieploegenstelsel in de betrokken onderneming.

Voor de opname van deze anciënniteitsdagen is voor deze werknemers 1 anciënniteitsdag gelijk aan het product van het aantal effectief gepresteerde uren tijdens een normale arbeidsdag voor een voltijdse werknemer in een drieploegenstelsel in de betrokken onderneming, met een breuk, waarvan de noemer gelijk is aan het totaal aantal effectief gepresteerde uren tijdens een normale werkweek voor een voltijdse werknemer in een drieploegenstelsel in de betrokken onderneming en de teller gelijk is aan het totaal aantal effectief gepresteerde uren tijdens een normale weekend- of overbruggingsploeg in die onderneming. § 5. Vanaf 1 januari 2004 behoudt een werknemer die overgaat van een voltijds naar een deeltijds arbeidsregime het aantal anciënniteitsverlofdagen zoals hij die heeft opgebouwd in zijn voltijds arbeidsregime. De verdere opbouw van het aantal anciënniteitsverlofdagen als bepaald in dit artikel van deze collectieve arbeidsovereenkomst gebeurt rekening houdend met de tewerkstellingsbreuk op het ogenblik van de toekenning van de volgende anciënniteitsverlofdagen. § 6. Effect van tijdskrediet - thematisch verlof op het ijkpunt 1. Thematisch verlof - ijkpunt: geen enkel effect op het ijkpunt.Behalve indien er minstens 12 maanden voltijds thematisch verlof werd toegekend, dan worden alle volgende ijkpunten met deze afgesproken periode verschoven; - toekenning: in het geval van thematisch verlof zal de nieuw verworven anciënniteitsdag worden toegekend zonder rekening te houden met het arbeidsregime (tewerkstellingsbreuk) op het moment van het ijkpunt. 2. Tijdskrediet - ijkpunt: geen enkel effect op het ijkpunt.Behalve indien er minstens 12 maanden voltijds tijdskrediet was afgesproken dan worden de ijkpunten met deze afgesproken periode verschoven; - toekenning: de nieuw verworven anciënniteitsdag zal worden toegekend rekening houdend met het arbeidsregime (tewerkstellingsbreuk) op het moment van het ijkpunt. § 7. Eventuele betere regelingen op ondernemingsvlak blijven bestaan.

Art. 21.Verlof omwille van dwingende reden Het aantal dagen verlof om dwingende reden (art. 30bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 van 19 december 1989 houdende invoering van een verlof om dwingende redenen) bedraagt 15 dagen per kalenderjaar.

Deze dagen zijn onbetaalde dagen. De 5 bijkomende dagen verlof om dwingende reden worden gelijkgesteld in het kader van de berekening van de arbeidsduurverminderingsdagen (ADV-dagen) en de eindejaarspremie.

Mobiliteit

Art. 22.De tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers wordt als volgt bepaald: Voor wat betreft het gemeenschappelijk vervoer, wordt de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het gebruikte vervoerbewijs berekend op basis van de tabel met forfaitaire bedragen opgenomen in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, zoals bepaald in artikel 5, § 1 tot en met § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het vervoer van de arbeiders.

Voor wat betreft het gebruik van een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer, blijft de tussenkomst van de werkgever gekoppeld aan de vroegere tabel (vastgesteld in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Belgische Nationale Spoorwegmaatschappij ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden) vanaf de eerste kilometer van verplaatsing op basis van het gemiddelde van 70 pct. en aangepast op 1 februari van ieder jaar aan de nieuwe tarieven zoals bepaald in artikel 5, § 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid betreffende het vervoer van de arbeiders.

Het bekomen maandbedrag van de tussenkomst van de werkgever wordt gedeeld door 18. Het dan bekomen zogenoemd dagbedrag wordt vervolgens elke werkelijk gepresteerde arbeidsdag uitbetaald.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan de gunstigere regelingen die in ondernemingen bestaan.

Art. 23.De fietsvergoeding De fietsvergoeding bedraagt 0,23 EUR per km. Dit bedrag wordt vanaf 1 november 2019 opgetrokken naar 0,24 EUR per km.

De ondernemingen bepalen de concrete toepassingsmodaliteiten in samenwerking met de syndicale delegatie.

Verlenging van vorige overeenkomsten

Art. 24.Volgende bepalingen van vorige overeenkomsten worden voor de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst verlengd: - Arbeidsduur: artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993 (nr. 33169/CO/116) tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid Limburg; - Toeslag voor zaterdag in de morgenploeg: artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993 (nr. 33169/CO/116) tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid Limburg; - Eindejaarspremie: artikel 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993 (nr. 33169/CO/116) tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid Limburg; - Vervoerskosten: artikel 12, 2de alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993 (nr. 33169/CO/116) tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid Limburg.

Intentieverklaring welzijn

Art. 25.Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst nemen de werkgevers van de kunststofverwerkende nijverheid Limburg zich voor om in het kader van het welzijn van hun werknemers te onderzoeken in welke mate het wenselijk is om bijkomende fysieke onderzoeken voor werknemers te organiseren in hun onderneming.

Sociale vrede

Art. 26.De sociale vrede wordt gewaarborgd voor de ganse duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Geldigheidsduur

Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten voor een bepaalde duur van 2 jaar lopende van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020, met uitzondering van artikelen 10, § 1, 11, 12, 13 en 14 die gesloten zijn voor een bepaalde duur, gaande van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2021.

Met dien verstande dat indien mogelijk en van zodra mogelijk, het systeem van SWT voorzien in artikel 10, § 2 per collectieve arbeidsovereenkomst zal worden verlengd tot 30 juni 2021.

De artikelen 1, 5 en 6 worden gesloten voor onbepaalde duur. Zij kunnen door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden en dit ten vroegste vanaf 31 maart 2021. De poststempel geldt als bewijs.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst zal worden neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 07/07/2021 numac 2021021167 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 34 en 37 van de wet van 13 juni 2021 houdende maatregelen ter beheersing van de COVID-19-pandemie en andere dringende maatregelen in het domein van de gezondheidzorg type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021021326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de verdeling van bepaalde bevoegdheden met betrekking tot de mobiliteit type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 14/07/2021 numac 2021021377 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot vaststelling van het taalkader van de centrale diensten en de uitvoeringsdiensten waarvan de werkkring het ganse land bestrijkt van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, met uitzondering van de eerste en tweede trap van de hiërarchie van het Directoraat-generaal Scheepvaart type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 19/07/2021 numac 2021031778 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de modaliteiten van de toekenning van een eenmalige toelage aan de hulpverleningszones en de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp voor het aankopen van bijzonder materiaal, in het kader van het beheer van het Seveso-risico type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021432 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van de koninklijke besluiten tot uitvoering van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen sluiten.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

^