gepubliceerd op 20 januari 2021
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd
1 DECEMBER 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 december 2020.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2019 Arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd (Overeenkomst geregistreerd op 5 maart 2020 onder het nummer 157467/CO/102.06) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, de witzandexploitaties uitgezonderd.
Met "werklieden" worden : de arbeiders en arbeidsters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Lonen
Art. 2.De minimum uurlonen van de werklieden worden vanaf 1 december 2018 op basis van een wekelijkse arbeidsduur van 40 uren als volgt vastgesteld :
EUR
Categorie I, handlangers
15,6174
Categorie IA, handlangers
15,8115
Categorie II, geoefenden
16,0072
Categorie III, vaklieden
16,3942
Categorie IV, ploegbazen
16,7857
Vanaf 1 juli 2019 worden deze minimumlonen, alsook alle reële uurlonen, verhoogd met 19 eurocent.
Vanaf 1 juli 2019 wordt het minimumuurloon voor jobstudenten vastgesteld op 13,0000 EUR. Dit barema kan enkel toegepast worden op jobstudenten werkzaam in de schoolvakanties. De jobstudenten mogen niet tewerkgesteld worden in periodes van tijdelijke werkloosheid. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 3.De in artikel 2 vastgestelde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.De in artikel 2 vastgestelde lonen stemmen overeen met het indexcijfer 107,69 (basis 2013).
Telkens wanneer het vorig indexcijfer met 2 pct. stijgt of daalt, worden de laatst uitbetaalde lonen met 2 pct. verhoogd of verlaagd.
De indexcijfers die een loonsverhoging tot gevolg hebben zijn als volgt vastgesteld : 105,58 - 107,69 - 109,84 - 112,04.
De loonsverlaging die uit een daling van het indexcijfer voortvloeit wordt slechts toegepast, wanneer het indexcijfer daalt met een halve schijf beneden de volgende waarde : 102,50 - 104,55 - 106,64 - 108,77.
Art. 5.De loonswijzigingen voortvloeiend uit de toepassing van artikel 4 gaan in de eerste dag van de maand volgend op die waarvan het indexcijfer aanleiding geeft tot aanpassing van de lonen. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremie
Art. 6.Er wordt vanaf 1 januari 1993, in de ondernemingen waar men in ploegen werkt, een ploegenpremie toegekend berekend op het minimum uurloon van categorie I van : - 4 pct. voor de morgenploeg; - 5,5 pct. voor de namiddagploeg; - 10 pct. voor de nachtploeg.
Alleen het werk dat niet aanvangt tussen 7 en 9 uur geldt als ploegwerk, tenzij een andere arbeidsregeling ingevolge bepaalde omstandigheden wordt toegepast op verzoek van de werklieden. Indien de arbeidsprestaties vóór 7 uur aanvangen en aanleiding geven tot betaling van een supplement voor overwerk is er evenmin aanleiding tot betaling van de ploegenpremie. HOOFDSTUK V. - Zaterdagwerk
Art. 7.Voor het werk op zaterdag ontvangen de werklieden een bijkomende premie die gelijk is aan een derde van het basisuurloon per uur prestatie. HOOFDSTUK VI. - Eindejaarspremie
Art. 8.Uiterlijk op 25 december van het lopende jaar wordt een eindejaarspremie uitbetaald volgens de volgende modaliteiten : a) De referteperiode loopt van 1 december van het voorgaand jaar tot 30 november van het lopende jaar;b) Elke gewerkte en/of begonnen maand tijdens de referteperiode geeft recht op 1/12de van een maandloon.Iemand die de hele referteperiode in dienst was heeft dus recht op een maand loon. Het in aanmerking genomen loon is dat van december van het lopende jaar; c) Bij overlijden van de werklieden wordt de proportionele eindejaarspremie uitbetaald aan de rechtverkrijgenden;d) Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd tijdens de referteperiode, wordt de verschuldigde proportionele eindejaarspremie betaald samen met de eindafrekening;e) In geval van langdurige ziekte : - indien de werknemer meer dan 75 dagen effectief gewerkt heeft, heeft hij recht op de volledige eindejaarspremie; - indien hij minder dan 75 dagen effectief gewerkt heeft, ontvangt hij 1/12de per effectief begonnen maand.
Art. 9.Eventuele klachten betreffende de toepassing van artikel 8 kunnen op verzoek van de betrokken partijen voorgelegd worden aan het bevoegd paritair comité, dat als verzoeningscomité zetelt. HOOFDSTUK VII. - Anciënniteitsverlof
Art. 10.Aan alle werklieden die tien jaar anciënniteit hebben in een of meerdere ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven die in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, zal één dag anciënniteitsverlof toegekend worden.
Voor de betrokkenen die 15 jaar anciënniteit hebben wordt dit twee dagen.
Voor de betrokkenen die 20 jaar anciënniteit hebben wordt dit drie dagen.
Voor de betrokkenen die 25 jaar anciënniteit hebben wordt dit vier dagen.
Voor de betrokkenen die 30 jaar anciënniteit hebben wordt dit vijf dagen.
Voor de betrokkenen die 35 jaar anciënniteit hebben wordt dit zes dagen. HOOFDSTUK VIII. - Dienstjarenpremie
Art. 11.De werklieden die in de loop van het dienstjaar vijf jaren dienst tellen, in een of meerdere ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven die in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant hebben recht op een dienstjarenpremie van 47,30 EUR. Dit bedrag wordt vanaf het zesde dienstjaar verhoogd met 9,50 EUR per bijkomend dienstjaar, inclusief interim periode, zo deze op een ononderbroken periode slaat.
De arbeider die in de loop van het kalenderjaar om eender welke reden uit dienst treedt, heeft per gepresteerde maand recht op 1/12de van de dienstjarenpremie.
Wat de arbeiders betreft die tijdens de eerste helft van het dienstjaar uit dienst zijn getreden geeft bovenstaande regeling onmiddellijk aanleiding tot uitbetaling.
De betaling van deze dienstjarenpremie geschiedt samen met de afrekening van het loon voor de maand juli van het lopende dienstjaar. HOOFDSTUK IX. - Vakbondspremie
Art. 12.De werklieden, die de hierna vastgestelde voorwaarden vervullen, ontvangen vanaf de betaling in 2019 een vakbondspremie van 145 EUR per jaar.
De werklieden die genieten van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, die de hierna vastgestelde voorwaarden vervullen, ontvangen vanaf de betalingen 2019 en 2020, een vakbondspremie van 87 EUR per jaar.
Er is een engagement van de partijen om een automatische aanpassing naar omhoog van de vakbondspremie indien het door de wetgever toegelaten wordt.
Hebben recht op de vakbondspremie, de werklieden die gedurende het betrokken jaar ingeschreven zijn geweest in het personeelsregister van een in artikel 1 bedoelde onderneming, evenals de bruggepensioneerden, en die tezelfdertijd lid zijn geweest van een van de interprofessionele werknemersorganisaties, die op nationaal vlak verbonden zijn.
De rechthebbenden die aan deze voorwaarden niet voldoen gedurende het gehele jaar, ontvangen één twaalfde van de vakbondspremie per maand tijdens dewelke zij voldoen aan voornoemde voorwaarden.
Art. 13.De werkgevers overhandigen aan de rechthebbenden één A4 document waarop zij vermelden : a) de naam en het adres van de onderneming;b) de naam en het adres van de betrokken rechthebbende;c) het aantal in aanmerking te nemen maanden gedurende het jaar. Tezelfdertijd stort de werkgever een bedrag gelijk aan de in artikel 12 vastgestelde premie per in het personeelsregister ingeschreven werkman en per bruggepensioneerde aan het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven" (rekening nr. 001-1862473-52), Mgr. Broekxplein 6 te 3500 Hasselt.
De rechthebbenden overhandigen het document aan hun vakbond.
De vakbond vermeldt op de hem overhandigde documenten de duur van het lidmaatschap van het betrokken lid bij de vakbond gedurende het dienstjaar en betaalt de premie aan de rechthebbende.
De vakbond zendt een afrekening met vermelding van naam, rijksregisternummer en bedrag aan het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven".
Na ontvangst maakt het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven" aan de vakorganisaties de afrekening van de te storten bedragen. HOOFDSTUK X. - Bestaanszekerheid
Art. 14.De werklieden hebben recht op een bestaanszekerheidsuitkering van 17,31 EUR per dag wanneer ze door de werkgever tijdelijk werkloos worden gesteld.
Vanaf 1 juli 2019 bedraagt deze uitkering 18,19 EUR. In geval van werkloosheid wegens slecht weer, wordt voormeld bedrag verhoogd met 20,19 EUR per dag. Vanaf 1 juli 2019 bedraagt deze uitkering 20,58 EUR. De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering gebeurt op de normale dagen van de loonbetaling.
Art. 15.In geval van tijdelijke werkloosheid zal de invoering van een beurtregeling besproken worden op het vlak van de onderneming. HOOFDSTUK XI. - Werkzekerheid binnen de sector
Art. 16.Ingeval tot ontslag om economische reden moet worden overgegaan zal voorafgaandelijk op bedrijfsvlak met de vakbondsafvaardigingen worden onderhandeld.
Zo deze procedure wordt toegepast, wordt uiteindelijk de beslissing van de werkgever als geldig aanvaard.
Zo deze procedure niet wordt toegepast, wordt het verzoeningscomité van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant samengeroepen. Bij het in gebreke stellen van de werkgever wordt als sanctie een mogelijke verdubbeling van de opzegperiode vooropgesteld. HOOFDSTUK XII. - Vervoerskosten
Art. 17.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 van 23 april 2019 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/10 van 28 mei 2019, ontvangen de werklieden, vanaf 1 juli 2019, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag zoals opgenomen in de tabel als bijlage.
De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XIII. - Kernactiviteit in onderaanneming
Art. 18.De kernactiviteit moet bij voorkeur uitgeoefend worden door personeel eigen aan het bedrijf.
Zo de noodzaak zich voordoet derden in te schakelen, wordt dit voorafgaandelijk en gemotiveerd gemeld aan de vakbondsafvaardigingen of, bij ontstentenis, aan de ondertekenende vakorganisaties. HOOFDSTUK XIV. - Maaltijdcheques
Art. 19.Vanaf 2010 worden er maaltijdcheques toegekend aan de werknemers.
Vanaf 1 januari 2016 bedraagt de nominale waarde 6,50 EUR/dag, waarvan 1,09 EUR/dag ten laste is van de werknemer.
Vanaf 1 juli 2019 bedraagt de nominale waarde 7,00 EUR/dag, waarvan 1,09 EUR/dag ten laste is van de werknemer.
Het aantal maaltijdcheques wordt berekend volgends de alternatieve berekening bepaald in artikel 19 bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (Belgisch Staatsblad van 5 december 1969), zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 februari 2009 (Belgisch Staatsblad van 12 maart 2009) en het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 (Belgisch Staatsblad van 23 november 2010). HOOFDSTUK XV. - Veiligheidsvoorschriften en re-integratie van langdurige zieken
Art. 20.In een werkgroep van het paritair subcomité zal een aanbeveling worden uitgewerkt omtrent specifieke veiligheidsvoorschriften, in het bijzonder voor werknemers die alleen tewerkgesteld worden op de arbeidsplaats.
Tevens zal deze werkgroep op sectoraal vlak het thema "re-integratie" uitwerken. De financiering van een re-integratieproject zal via het sociaal fonds overeengekomen worden, waardoor er overkoepelend gewerkt kan worden tussen de diverse bedrijven. Concreet kan er een pool gecreëerd worden. Hierdoor wordt kennisdeling en co-verantwoordelijkheid tussen de sociale partners geoptimaliseerd waardoor meer mogelijkheden gecreëerd worden.
De sociale partners komen overeen om voorafgaand overleg te organiseren in het geval van de re-integratie van zieke medewerkers.
In de ondernemingen met werknemersvertegenwoordiging, wordt er voorafgaandelijk overleg gepleegd met de syndicale vertegenwoordigers.
In de ondernemingen zonder werknemersvertegenwoordiging wordt er voorafgaandelijk overleg gepleegd met de regionale syndicale vertegenwoordigers van de sector.
In dit kader komen de sociale partners overeen dat de re-integratieprocedure voor zieke medewerkers niet op initiatief van de werkgever opgestart zal worden.
Voor 31 december 2020 zal de werkgroep verslag uitbrengen aan het paritair subcomité. HOOFDSTUK XVI. - Oprichting van een tweede pijler
Art. 21.Er wordt een sociaal sectorale tweede pijler opgericht.
Er wordt een sectorale minimumbasis vastgesteld : - vanaf 2015 : 125 EUR van de werkgever + 125 EUR van het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven"; - vanaf 2020 : het volledige bedrag is ten laste van het sociaal fonds.
De administratiekosten worden opgenomen door het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven".
Daarentegen zal het "Sociaal Fonds voor de grind- en zandgroeven" het beheer van het solidariteitsluik op zich nemen. HOOFDSTUK XVII. - Harmonisering statuten
Art. 22.De sociale partners maken een gezamenlijk schrijven aan de Minister van Werk met het verzoek tot oprichting van een nieuw gemeenschappelijk paritair comité voor alle werknemers werkzaam in de ondernemingen ressorterend onder het huidige Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant. HOOFDSTUK XVIII. - Geldigheid
Art. 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang vanaf 1 januari 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2020.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 december 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/2020 pub. 24/12/2020 numac 2020204598 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig schorst (1) sluiten.
De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grind- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd
Afstand (km)/Distance (km)
Dagbedragen/Montants journaliers (EUR)
0-3
2,38
4
2,60
5
2,82
6
2,99
7
3,17
8
3,34
9
3,52
10
3,70
11
3,89
12
4,07
13
4,25
14
4,42
15
4,60
16
4,77
17
4,95
18
5,15
19
5,32
20
5,50
21
5,72
22
5,83
23
6,05
24
6,27
25
6,38
26
6,60
27
6,71
28
6,93
29
7,15
30
7,26
31-33
7,59
34-36
8,03
37-39
8,47
40-42
8,91
43-45
9,35
46-48
9,79
49-51
10,23
52-54
10,56
55-57
10,89
58-60
11,22
61-65
11,66
66-70
12,10
71-75
12,54
76-80
13,20
81-85
13,64
86-90
14,30
91-95
14,74
96-100
15,18
101-105
15,84
106-110
16,28
111-115
16,72
116-120
17,38
121-125
17,82
126-130
18,48
131-135
18,92
136-140
19,36
141-145
20,02
146-150
20,68
Gezien om te worden gevoegd bij het
koninklijk besluit van 1 december 2020Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
01/12/2020
pub.
24/12/2020
numac
2020204598
bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig schorst (1)
sluiten.
De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE