Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 januari 2003
gepubliceerd op 21 februari 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000087
pub.
21/02/2003
prom.
31/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/31/2003000087/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 2, eerste lid, en op artikel 4, eerste lid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juli 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 5 augustus 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op advies 34.208/2 van de Raad van State, gegeven op 25 november 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat in de loop van de laatste jaren, België geconfronteerd is geweest met diverse crisissituaties (gekkekoeienziekte, dioxinecrisis, mond- en klauwzeer), catastrofen (overstromingen, zware ongevallen) of nog met bedreigingen van terroristische aanslagen (evenals meerdere loze miltvuur-alarmen) waardoor de nationale structuren van antwoord op deze situaties dienen versterkt te worden;

Overwegende dat de noodplanning voor de nucleaire risico's reeds het voorwerp uitmaakt van het koninklijk besluit van 27 september 1991 tot vaststelling van het noodplan voor nucleaire risico's voor het Belgische grondgebied;

Overwegende dat de coördinatie of het beheer van de noodsituaties op nationaal niveau voor alle types van risico's die niet nucleair zijn, de uitwerking vereisen van een algemeen noodplan dat betrekking heeft op alle betrokken departementen en een gepaste informatie aan de bevolking mogelijk maakt;

Overwegende dat dit algemeen noodplan moet kunnen worden uitgewerkt zodra de voorwaarden van een crisis-, ramp- of catastrofesituatie op nationaal niveau vervuld zijn;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, dat als bijlage bij dit besluit wordt bijgevoegd, wordt vastgesteld.

Art. 2.Onze Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 31 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage Noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen OPBOUW VAN HET PLAN : Voorwoord. - Verslag en kwetsbaarheidsdomeinen. - Antwoorden op nationaal en internationaal niveau. - Conclusie. 1. Inleiding. 1.1. Rechtsgrond. 1.2. Herinnering van de huidige structuur van de noodplanning voor de niet-nucleaire risico's - De fasering van de gebeurtenissen. 2. Definities - Doelstellingen van het plan.3. Situaties van beheer van nationale crisissen, niet bedoeld door een fase 4.4. Procedure van opstarting en uitwerking van de fase 4. 4.1. Gevallen waarin een fase 4 mag worden opgestart. 4.2. Vooralarm en alarm van fase 4. 4.3. Overheid bevoegd om een fase 4 op te starten. 4.4. Uitwerking van de fase 4 op het niveau van het federale departement van Binnenlandse Zaken. 1° Evaluatiecel.2° Beheerscel.3° Informatiecel.5. Crisiscoördinatie en -beheer op het niveau van elk van de betrokken federale departementen.6. Crisisbeheer op internationaal niveau.7. Nuttige gegevens.8. Specifieke luiken en oefeningen. Voorwoord VERSLAG EN KWETSBAARHEIDSDOMEINEN : Ter herinnering, het Belgisch grondgebied is onderhevig aan een bepaald aantal risico's die traditioneel als volgt worden geïnventariseerd : - de natuurrisico's van overstromingen en stormen; - de technologische risico's die met name voortvloeien uit een sterke concentratie van industriële activiteiten en een uiterst ontwikkeld transport- en communicatienetwerk.

Er bestaan des te meer risico's op noodsituaties, aangezien België kenmerken vertoont, zoals : - een hoge bevolkingsdichtheid, hoofdzakelijk in het noorden en in het centrum van het nationale grondgebied (Brussel, Antwerpen, Gent, Luik en Charleroi); - een aanwezigheid van gevoelige of strategische punten van primordiaal belang (NAVO, SHAPE, Europese Raad en Commissie); - een concentratie van vitale punten in de domeinen van : - de energieproductie en -distributie; - de levering van drinkwater; - het transport en de communicatie; - de voedselketen, enz.; - het bestaan van 5 nucleaire sites (1) en van 240 industrieën van het Seveso-type (2).

ANTWOORDEN OP NATIONAAL EN INTERNATIONAAL NIVEAU : Momenteel maken zowel de natuurlijke als de technologische risico's het voorwerp uit van een noodplanning die zich hoofdzakelijk op lokaal en provinciaal niveau situeert.

Enkel het nucleaire plan is van toepassing voor het hele grondgebied.

Dat plan wordt bepaald door een koninklijk besluit van 27 september 1991 (3).

Wat de principes van de noodplanning voor de niet-nucleaire risico's betreft, wordt hun filosofie beschreven in de belangrijke omzendbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 11 juli 1990 (4), die alle gepaste onderrichtingen terzake aan de bevoegde autoriteiten geeft.

De procedure van noodplanning, die door deze omzendbrief beschreven wordt, is opklimmend : - fasen 1 en 2 : coördinatie op lokaal niveau (algemene en specifieke gemeentelijke plannen, zoals de voorafgaandelijke interventieplannen), - fase 3 : coördinatie door de gouverneur op provinciaal niveau (Algemene en specifieke plannen, zoals de Seveso-plannen), - fase 4 : coördinatie door de Minister van Binnenlandse Zaken op nationaal niveau.

In geval van een nucleair of radiologisch ongeval, is de procedure evenwel omgekeerd en gebeurt de coördinatie van de operaties onmiddellijk op nationaal niveau, via het crisiscentrum, met de hulp van de gouverneurs en indien nodig, van de gemeentelijke autoriteiten (5).

In geval van een ongeval, ramp of catastrofe met betrekking tot meerdere provincies, dient er, in principe, overgegaan te worden van een provinciale coördinatie van fase 3 naar een nationale coördinatie van fase 4 (6).

Hetzelfde geldt in geval van crisissituaties die een onmiddellijk gevolg hebben voor bepaalde federale diensten of die een gepaste informatie aan de hele bevolking vereisen, zelfs als de gemeentelijke en provinciale coördinatieniveau's van fase 1, 2 of 3 niet voorafgaandelijk werden opgestart (7).

Dergelijke situaties die een onmiddellijke algemene coördinatie op nationaal niveau vereisen hebben zich gedurende de laatste jaren verschillende keren voorgedaan : de dioxinecrisis, de crisis inzake de varkenspest, mond- en klauwzeer, dreigend gevaar voor besmetting door anthrax, enz.

De procedures die het mogelijk maken de coördinatie op nationaal niveau te activeren in andere contexten dan die van het nationale noodplan voor nucleaire risico's, dienen derhalve officieel te worden gemaakt.

De aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten en de nieuwe dimensie die sindsdien werd aangenomen inzake het dreigend gevaar voor grote terroristische aanslagen, hebben aangetoond dat dergelijke coördinatieprocedures van de hulpoperaties op nationaal niveau absoluut noodzakelijk zijn, zoals reeds op vlak van de Europese Unie werd duidelijk gemaakt.

Naar aanleiding van deze gebeurtenis hebben de vergadering van de Directeurs-generaal van de Civiele Bescherming op 11 en 12 oktober 2001 te Knokke en de workshop van Florival van 17 en 19 december 2001, als bedoeling gehad binnen de Europese Unie het antwoord te bestuderen dat de autoriteiten van de Civiele Bescherming moeten geven in geval van grote terroristische aanslagen op het grondgebied van de Unie of daarbuiten.

Deze ontmoetingen hebben tot 2 conclusies geleid : - enerzijds moet de strijd tegen dit type van gebeurtenis eerst en vooral op nationaal niveau georganiseerd worden; - anderzijds kunnen informatieuitwisselingen en, indien nodig, wederzijds hulp en een coördinatie op internationaal niveau en meer in het bijzonder op het niveau van de Europese Unie, nuttig en zelfs noodzakelijk blijken.

Het federale Ministerie van Volksgezondheid heeft, met de hulp van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering, nu al een procedure voor nationale coördinatie op zijn niveau ontwikkeld voor de gevallen van opzettelijk gebruik van biologische of toxische bestanddelen voor terroristische doeleinden, namelijk het « Biotoxplan Volksgezondheid ».

Dit plan moet evenwel beschouwd worden als een specifieke (of interne) procedure van dit departement.

Op het niveau van de Europese Unie is een samenwerking terzake vanaf nu mogelijk, dankzij het « Communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming » (8), waarvan de uitwerking gedeeltelijk vervroegd werd naar 1 november 2001, meer bepaald ten gevolge van de gebeurtenissen van 11 september.

Dit Mechanisme stelt met name een Centrum voor Follow-up en Informatie in, dat op de hoogte moet worden gebracht van en geïnformeerd moet worden over elke grote interventie van de Civiele Bescherming, uitgevoerd door de hulpdiensten van de lid-Staten.

Er dient opgemerkt te worden dat het voormelde Mechanisme geen afbreuk doet aan de toepassing van de bilaterale overeenkomsten van wederzijdse hulp die België gesloten heeft met de aangrenzende Staten.

Eveneens naar aanleiding van de terroristische aanslagen van 11 september 2001, heeft de Noord-Atlantische Raad een actieplan binnen de NAVO opgesteld. Dat is erop gericht de civiele sector beter voor te bereiden om het hoofd te bieden aan de risico's op aanslagen tegen de bevolking door middel van chemische, biologische, radiologische en in mindere mate, nucleaire (9) stoffen.

CONCLUSIE : Teneinde een globalere doelstelling van bescherming van de bevolking tegen alle types van risico's die haar kunnen beïnvloeden, beter in te vullen en om het probleem van gebrek aan algemeen noodplan op nationaal niveau, zoals hierboven vermeld, op te lossen, is het noodzakelijk een noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, of van een noodplan van fase 4 op te stellen. 1. Inleiding. 1.1. Rechtsgrond.

Krachtens de artikelen 4 tot 8 van de wet van 31 december 1963, behoren de aangelegenheden van Civiele Bescherming uitsluitend tot de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken.

Deze bevoegdheid omvat met name de organisatie van de middelen en het aannemen van de maatregelen die voor het hele nationale grondgebied nodig zijn voor de Civiele Bescherming.

De Minister van Binnenlandse zaken coördineert de voorbereiding en de toepassing van deze maatregelen zowel bij de verschillende ministeriële departementen als bij de openbare lichamen.

Daarom wordt het geheel van de richtlijnen betreffende de noodplanning, aangenomen bij koninklijke besluiten, ministeriële besluiten en ministeriële omzendbrieven, op zijn initiatief genomen en door hem (mede)ondertekend : cf. het koninklijk besluit van 27 september 1991 tot vaststelling van het noodplan voor nucleaire risico's voor het Belgische grondgebied; het koninklijk besluit van 19 juni 1990 tot vaststelling van de wijze van opmaken van rampenplannen voor hulpverlening betreffende de Seveso-risico's; de ministeriële omzendbrief van 11 juli 1990 in verband met de rampenplannen voor hulpverlening (voor alle types van risico's en voor de Seveso-ondernemingen). 1.2. Herinnering van de huidige structuur van de noodplanning voor de niet-nucleaire risico's - De fasering van de gebeurtenissen In het algemeen bepalen de noodplannen voor de niet-nucleaire risico's de grote lijnen van de actie die moet worden ondernomen in geval van ramp, catastrofe of zwaar schadegeval.

Zij hebben als belangrijkste doelstelling de coördinatie voorbereiden van de hulpverlening door de bevoegde autoriteiten, namelijk de burgemeesters, de gouverneurs en de Minister van Binnenlandse Zaken, zodanig dat alle beschikbare en inzetbare middelen qua mankracht en materieel op de meest efficiënte manier kunnen worden aangewend, met het oog op de bescherming van de mens en zijn omgeving in geval van rampspoedige gebeurtenis, catastrofe of schadegeval, of in geval van dreigend gevaar voor dergelijke gebeurtenissen.

Het gaat dus om procedures of instrumenten van beheer van de crisissen, veroorzaakt door bovenvermelde gebeurtenissen, die erop gericht zijn de autoriteiten en de verantwoordelijken van de betrokken diensten te helpen om de meest geschikte beslissingen te nemen die de noodsituaties waarmee ze geconfronteerd worden, vereisen.

Naar gelang van de omvang van de gebeurtenis, haar geografische uitgestrektheid, het aantal slachtoffers, de te verwachten gevolgen voor de mens en de omgeving en de aan te wenden middelen, onderscheidt men vier fasen van noodplanning wat de niet-nucleaire risico's betreft : - fase 1 : beperkte actie en coördinatie op gemeentelijk niveau; - fase 2 : versterkingsfase en coördinatie door de burgemeester; - fase 3 : coördinatie door de provinciegouverneur; - fase 4 : nationale coördinatie door de Minister van Binnenlandse Zaken.

De gemeentelijke en provinciale plannen (algemene en specifieke) vermelden bovendien de verdeling van de taken die door de verschillende betrokken diensten moeten worden vervuld en die kunnen worden gegroepeerd in vijf functionele disciplines : - de hulpoperaties; - de geneeskundige en sanitaire hulpverlening (10); - de politie over de geteisterde of bedreigde plaatsen (11) (de gerechtelijke onderzoeksdiensten inbegrepen); - diverse werken, bijstand en logistiek; - de informatie aan de bevolking. 2. Definities - Doelstellingen van het plan. Dit noodplan heeft als doelstelling het organiseren van een antwoordstructuur op de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie en/of een beheer op federaal niveau vereisen (12). Daartoe stelt het een algemene procedure van nationaal vooralarm en van coördinatie van de hulpoperaties van de zogenaamde fase 4 op.

Ongeacht of het gaat om een evolutief of plots proces van opstarting van fase 4 van coördinatie van de hulpverlening, maakt het voormelde plan het met name mogelijk in te staan voor : - het nemen van een gegronde beslissing over de evaluatie van de situatie; - de coördinatie van de aan te wenden middelen; - de informatie van de bevolking; - de contacten met het buitenland, evenals met de Europese instanties en internationale organisaties (13). 3. Situaties van beheer van nationale crisissen, niet bedoeld door een fase 4. Zonder dat een nationaal vooralarm of een nationaal alarm gedecreteerd zijn dat strekt tot de uitwerking van dit plan en, indien nodig, tot de opstarting van een fase 4 van crisiscoördinatie of -beheer op nationaal niveau, kan het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering - afgekort het CGCCR - zijn steun aanbieden aan een federale Minister, die binnen zijn bevoegdheden geconfronteerd wordt met een noodsituatie (14).

Wat bovendien de nucleaire en radiologische risico's betreft, blijft de specifieke procedure van activering van de nationale coördinatie vastgesteld door het nationale noodplan voor nucleaire risico's van 1990, zoals hierboven vermeld. 4. Procedure van opstarting en uitwerking van de fase 4. 4.1. Gevallen waarin een fase 4 mag worden opgestart.

Zoals uitgelegd in het voorwoord, heeft de recente actualiteit aangetoond dat de noodzaak om een fase 4 van coördinatie van de hulpverlening op te starten - en die dus overeenstemt met het op zich nemen van het beheer van een crisissituatie op nationaal niveau - kan voorkomen : - ofwel op evolutieve of progressieve wijze, met stijging in kracht van de betrokken middelen (met overgang van fase 3 naar 4) (15); - ofwel op plotse of onmiddellijke wijze.

Men kan overwegen dat er voldaan zal zijn aan de voorwaarden voor het opstarten van fase 4 vanaf het moment dat een crisissituatie één of meerdere van de volgende kenmerken vertoont : - twee of meerdere provincies of het hele nationale grondgebied zijn betrokken; - de aan te wenden middelen overschrijden de middelen waarover een provinciegouverneur beschikt in het kader van zijn coördinatieopdracht; - bedreiging van of aanwezigheid van talrijke slachtoffers (gewonden, doden); - plots voorkomen van of dreigend gevaar voor grote invloeden op de omgeving of de voedselketen; - inbreuken of dreigend gevaar voor inbreuken op de vitale belangen van de natie of op de essentiële behoeften van de bevolking; - noodzaak tot inwerkingstelling en coördinatie van verschillende ministeriële departementen of federale instellingen; - noodzaak tot een algemene informatie aan de bevolking.

Indien dergelijke situaties zich voordoen, zal een nationaal alarm, eventueel voorafgegaan door een vooralarmstadium, moeten worden geactiveerd, ten einde het huidige plan op te starten en, indien nodig, te komen tot de officiële opstarting van een fase 4 van coördinatie van hulpoperaties en van crisisbeheer. 4.2. Vooralarm en alarm van fase 4.

Het vooralarm van fase 4 stemt overeen met een noodsituatie of met gebeurtenissen die waarschijnlijk het voorwerp zullen zijn van een coördinatie van fase 4, maar die, in hun aanvangsstadium, geen coördinatie of beheer op nationaal vlak vereisen. Hun evolutie is echter zodanig dat er reden kan zijn om een alarm van fase 4 te overwegen, een alarm dat de activering van het huidig noodplan toestaat.

Dit vooralarmstadium stemt overeen met een waakzaamheid- en wachtfase (of een stand-by-fase) van de leden van de beheers- of coördinatiecellen en -comités, op alle betrokken niveaus, naargelang de toestand : nationaal, provinciaal, lokaal.

Dit betekent dat deze personen moeten worden verwittigd bij een mogelijke terugroeping in functie. Het CGCCR zal zich hiermee belasten met betrekking tot de contactpunten van de coördinatie- en beheerscellen van de provincies en de andere betrokken federale departementen.

Het alarm van fase 4, stemt, wat dit betreft, overeen met de uitwerking van het huidig plan, d.w.z. met de oproep van de personen die in aanmerking komen om deel uit te maken van de evaluatie-, beheers- en informatiecellen, aangehaald in punt 4.3. 4.3. Overheid bevoegd om de fase 4 op te starten.

Het vooralarm, evenals het alarm, dat strekt tot de uitwerking van dit noodplan en eventueel tot de opstarting van de fase 4 van coördinatie of beheer op nationaal niveau, worden gedecreteerd door de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde. Het is eveneens laatstgenoemde die, eventueel, beslist om tot fase 4 over te gaan.

Het nationale vooralarm en alarm worden opgestart op basis van de informatie verzameld in het CGCCR dankzij de informatienetwerken en -kanalen waarover het beschikt.

Wanneer de gebeurtenis die aanleiding kan geven tot het opstarten van fase 4, haar oorsprong vindt in een door een ander departement beheerde sector, kan de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde het nationale noodplan opstarten wanneer een bevoegde minister (of zijn gemachtigde) erom vraagt of op eigen initiatief. In dit laatste geval, behalve wanneer het om een uiterst dringende situatie gaat, overlegt de Minister van Binnenlandse Zaken eerst met de bevoegde minister (of zijn gemachtigde). 4.4. Uitwerking van de fase 4 op het niveau van het federale departement van Binnenlandse Zaken.

Door het opstarten van het nationale alarm of het alarm van de fase 4 van coördinatie of beheer van crisissituaties worden er binnen het CGCCR (16) drie organen geactiveerd, die de uitwerking van de nationale coördinatie zullen verzekeren : een evaluatiecel, een beheerscel en een informatiecel.

Deze cellen zullen respectievelijk instaan voor het mogelijk maken van de evaluatie van de situatie, het nemen van beslissingen en de informatie aan het publiek. 1° De evaluatiecel wordt samengesteld uit de bevoegde specialisten en wetenschappers van alle departementen of diensten die betrokken zijn bij het beheer en de analyse van de gebeurtenis.Deze cel brengt verslag uit bij de beheerscel.

Het voorzitterschap zal waargenomen worden door de vertegenwoordiger van het meest betrokken departement. Hij zal aangewezen worden door de beheerscel. 2° De beheerscel wordt gevormd door de federale ministers betrokken bij het beheer van de gebeurtenis, of door hun vertegenwoordigers, en wordt voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken, of zijn afgevaardigde, die, indien nodig, de officiële opstarting van de fase 4 van hulpcoördinatie en crisisbeheer decreteert. Deze cel neemt elke nuttige maatregel die vereist wordt door de ernst van de situatie.

Indien nodig, kan zij beslissen de follow-up van de situatie toe te vertrouwen aan een specifiek departement.

De beheerscel zal met name beslissen over de gepastheid om een specifieke cel belast met de evaluatie van de socio-economische gevolgen van de crisissituatie samen te brengen. Deze cel zal moeten instaan voor de analyse van deze gevolgen en voor elk nuttig voorstel terzake.

In de meerderheid van de gevallen zal de beheerscel samengesteld zijn uit de ministers verantwoordelijk voor Volksgezondheid (met inbegrip van de bevoegdheden betreffende de landbouw), Mobiliteit (Vervoer en Communicatie), Economische Zaken en Landsverdediging.

Indien nodig, zal zij aangevuld worden met : - de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie; - de betrokken ministers van de gewesten (en van de gemeenschappen); - elke andere betrokken minister. 3° De informatiecel zal de door de beheerscel genomen beslissingen verspreiden ten einde de bevolking hierover te informeren.Zij zal daartoe de media contacteren, met name de openbare radio- en televisiezenders.

Deze informatie bevat met name : - een verspreiding op regelmatige uren van berichten betreffende de noodtoestand, de evolutie ervan en de door de beheerscel genomen beslissingen; - een gepast systeem van antwoorden op de vragen van de bevolking.

Deze cel bestaat uit de communicatieverantwoordelijken van de betrokken federale departementen. Haar woordvoerder wordt aangewezen door de beheerscel.

Zij wordt bijgestaan door diverse medewerkers van het CGCCR. Haar werkmethodes worden bepaald door het CGCCR. 5. Crisiscoördinatie en -beheer op het niveau van elk van de betrokken federale departementen. In elke federale overheidsdienst wordt een cel voor crisiscoördinatie en -beheer belast met de coördinatie inzake noodplanning (d.w.z. de voorbereiding van de te overwegen maatregelen) en crisisbeheer.

De planning omvat zowel de nationale (catastrofen, rampen) als de internationale crisissen, binnen de eigen bevoegdheden van elke federale dienst. 6. Crisisbeheer op internationaal niveau. De communicaties en notificaties van crisissituaties, catastrofen of rampen, afkomstig van het buitenland of naar derde Staten toe, evenals de aanvragen tot bijstand terzake, die ter kennis van het CGCCR worden gebracht, moeten worden uitgevoerd : - via de waarschuwingscircuits eigen aan de aanwezige situatietypes; - via het Crisiscentrum van Buitenlandse Zaken; - via het Follow-up- en Informatiecentrum van het communautaire Mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van de civiele bescherming. 7. Nuttige gegevens. De betrokken federale departementen en diensten delen de gegevens, noodzakelijk voor het samenbrengen van de onder punt 4.3. vermelde cellen mee aan het CGCCR binnen de twee maanden na de inwerkingtreding van deze bepalingen, evenals de gegevens van de onder punt 5. vermelde cellen. Zij bezorgen eveneens de bijwerkingen van deze gegevens minstens één keer per jaar aan het Crisiscentrum. 8. Specifieke luiken en oefeningen. De bepalingen van dit plan kunnen worden aangevuld door specifieke luiken naar gelang van de aard van de crisissituaties of overwogen risico's.

Het zal bovendien het voorwerp uitmaken van een jaarlijkse toepassingsoefening. Indien het plan werd opgestart door een reële situatie, kan de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde beslissen om de jaarlijkse toepassingsoefening niet te organiseren.

Het departement van Binnenlandse Zaken is belast met de coördinatie van de opstelling van de specifieke luiken, evenals met de organisatie van de oefeningen, in overleg met de andere betrokken departementen en diensten.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 31 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE _______ Nota's (1) Namelijk de 2 kerncentrales van Doel en van Tihange, met in totaal 7 reactoren, het Nucleair Onderzoekscentrum te Mol, de opslag- en herverwerkingssite van Belgonucleaire en van Belgoprocess te Dessel en het « Institut des Radio-éléments » te Fleurus.(2) België telt momenteel 134 grote Seveso-vestigingen en 104 kleine Seveso-vestigingen, volgens de classificatie van de nieuwe Europese richtlijn Seveso-bis.Ze zijn allemaal onderworpen aan verplichtingen van specifieke notificaties, maar enkel de grote vestigingen zijn onderworpen aan een verplichting van externe noodplanning. 30 grote en 11 kleine Seveso-vestigingen liggen in het havengebied van Antwerpen. (3) Belgisch Staatsblad van 21 januari 1992.(4) In verband met rampenplannen voor hulpverlening, evenals in verband met de uitvoering van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (Belgisch Staatsblad van 10 maart 1987).(5) Cf.het koninklijk besluit van 27 september 1991 tot vaststelling van het noodplan voor nucleaire risico's. (6) In dat opzicht bevestigt de voornoemde omzendbrief van 11 juli 1990 enkel de bepalingen van artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de civiele bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen (Belgisch Staatsblad van 24 juli 1971).(7) Dit behoort tot de bevoegdheid van algemene coördinatie van de Minister van Binnenlandse Zaken, krachtens artikel 4 van de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming.(8) Beschikking van de Raad van 23 oktober 2001, PB L 297/7 van 15 november 2001.(9) Dit actieplan omvat vier belangrijke domeinen waarin werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd om zoveel mogelijk voordeel te halen uit de bijdrage die de nationale en collectieve capaciteiten kunnen leveren. Deze vier domeinen zijn : - de samenwerking tussen de civiele en militaire autoriteiten; - de coördinatie van de civiele transportmiddelen; - een inventaris van de nationale capaciteiten, die de Geallieerden en de Partners eventueel vrijwillig ter beschikking zullen willen stellen om een land dat het slachtoffer is van een aanval te helpen; - de medische behandeling van de slachtoffers.

Alle activiteiten moeten geleid worden in coördinatie met de Raad van het Euro-Atlantisch Partnerschap. (10) Waarvan de organisatie geregeld wordt door de wet van 8 juli 1964 op de dringende geneeskundige hulpverlening.(11) Wat de ongevallen betreffende de openbare orde betreft, volgt de bepaling van de verantwoordelijke administratieve politieautoriteit, zoals vastgelegd door de reglementering (nieuwe gemeentewet, provinciewet, wet op het Politieambt), een eigen logica, die geen beroep doet op het begrip « fase ».Een incident betreffende de openbare orde kan echter het opstarten van één van de hierboven beschreven fasen van noodplanning veroorzaken. (12) Het gaat natuurlijk om crisisgebeurtenissen en -situaties, verschillend van nucleaire of radiologische ongevallen, die moeten worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van het onder verwijzing 5 vermelde nationale noodplan voor nucleaire risico's.(13) Met name in het kader van de overeenkomsten van wederzijdse hulp in geval van zware ongevallen gesloten met de buurlanden, in het kader van het Europese mechanisme van hulp aan de coördinatie van de hulpverlening, vermeld in het voorwoord (cf.verwijzing 2) en in het kader van diverse andere verdragen die België gesloten heeft en die verplichtingen vastleggen om grote of grensoverschrijdende ongevallen bekend te maken. (14) Het CGCCR verzekert immers een opdracht van algemene permanentie 24 u./24 voor de federale regering en is dus belast met het voortdurend doorzenden van de inlichtingen die het ontvangt naar de personen aangewezen door de betrokken departementen. Het stelt een permanente infrastructuur van crisisbeheer ter beschikking van de federale ministers - cfr. koninklijk besluit van 18 april 1988, tot oprichting van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering, gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 mei 1990 (Belgisch Staatsblad van 4 mei 1988 en 1 juni 1990). (15) De mogelijkheid tot een evolutieve overgang van fase 2 naar fase 3 en van fase 3 naar fase 4 rechtvaardigt bovendien de verplichting van verwittiging en informatie, opgelegd aan de burgemeesters ten opzichte van de gouverneurs en van de gouverneurs ten opzichte van de Minister van Binnenlandse Zaken, inzake het opstarten van deze respectieve fasen (cfr.artikel 3 van het reeds onder verwijzing 6 vermelde koninklijk besluit van 23 juni 1971). (16) in het kader van zijn opdracht van algemene permanentie, bedoeld in verwijzing 14.

^