gepubliceerd op 06 december 1997
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters
30 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1996 Arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 25 april 1996 onder het nummer 41624/CO/128.06) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden, de werksters en op de huisarbeiders en -arbeidsters, hierna genoemd "werklieden" en op de werkgevers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels.
Wanneer de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst slechts van toepassing zijn op de "regelmatige huisarbeiders" wordt hiervan telkens melding gemaakt.
Onder "regelmatige huisarbeider" wordt verstaan, de huisarbeider die, tijdens de betrokken toepassingsperiode, een loon verdiende dat ten minste gelijk is aan 90 pct. van het referteloon van een fabrieksarbeider die is tewerkgesteld in dezelfde functieklasse als de belanghebbende. In het loon is noch de vergoeding voor het gebruik van eigen machine of materiaal, noch de vergoeding voor de levering van bijhorigheden begrepen.
Het in vorig lid bedoelde referteloon wordt vastgesteld door het conventioneel minimumuurloon te vermenigvuldigen met het hierna vastgestelde aantal uren, eventueel verminderd met het aantal uren verloren wegens ziekte, bevalling, militaire dienst, betaalde vakantie, ongeval van de belanghebbende, evenals met zijn gecontroleerde werkloosheidsdagen voor de in aanmerking genomen periode.
Dit aantal uren wordt voor vijf werkdagen per week op acht uur per dag vastgesteld. HOOFDSTUK II. - Classificatie van de functies en beloning
Art. 2.De minimumuurlonen van de werklieden worden op 1 januari 1996, voor een arbeidstijdregeling van 38 uren per week, als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld nieuwelingen vanaf 19 jaar : 2de vakjaar gedurende één jaar na 1 jaar : 3e vakjaar - halfgeschoolde na 2 jaar : 4e vakjaar - halfgeschoolde na 3 jaar : 5e vakjaar - geschoolde Stukwerk en huisarbeid.
Art. 3.Voor stukwerk uitgevoerd op de fabriek of thuis, is het loon van één uur arbeid ten minste gelijk aan het in het artikel 2 vastgestelde minimumuurloon, verhoogd met 10 pct.
Art. 4.De tarieven voor de huisarbeid worden in tijdseenheden uitgedrukt.
Aan de huisarbeiders wordt een sleuteltabel van omzetting van de tijden in geldsommen ter beschikking gesteld. Deze wordt eveneens aangeplakt in de werkplaatsen en plaatsen waar zij hun benodigdheden komen halen. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 5.De lonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1969, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het huiden- en lederbedrijf, betreffende de koppeling van de lonen en uitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in de ondernemingen welke ressorteren onder dit paritair comité, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 mei 1969, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 juli 1969, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1969, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 oktober 1969, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 november 1969. HOOFDSTUK IV. - Eindejaarspremie
Art. 6.De werklieden hebben, ten laste van hun werkgever, recht op een eindejaarspremie. Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33 pct. van het door de werklieden bij hun werkgever verdiende loon in de loop van elk dienstjaar dat gaat van 1 december van het voorgaande jaar tot 30 november van het lopende jaar.
Onder "verdiend loon" wordt verstaan het brutoloon dat door de werkman tijdens de referteperiode wordt verdiend, zoals bepaald bij de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, zonder evenwel de vergoedingen voor betaalde feestdagen, kort verzuim, gewaarborgd loon en vergoedingen voor bestaanszekerheid uit te stellen.
Art. 7.Vanaf 1982 wordt aan de werklieden en regelmatige huisarbeiders die ten minste twaalf maanden door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden een minimumbedrag gewaarborgd van 10 000 F. Dat minimumbedrag wordt verleend per twaalfde voor iedere maand of gedeelte van maand aanwezigheid in de onderneming, met dien verstande dat de hierna vermelde afwezigheden met aanwezigheden worden gelijkgesteld ten belope van maximum : a) gedeeltelijke of toevallige onvrijwillige werkloosheid : de totaliteit;b) ziekte en/of ongeval : twee maanden;c) zwangerschap en bevalling met of zonder ziekte en/of ongeval : drie maanden.
Art. 8.De eindejaarspremie wordt betaald tussen 15 en 31 december van het jaar waarop de premie betrekking heeft.
Wanneer evenwel de arbeidsovereenkomst in de loop van het jaar wordt verbroken, dan geschiedt de betaling tegelijkertijd met de laatste uitbetaling van het loon.
Art. 9.Voor de gewesten en ondernemingen waar, in verband met de eindejaarspremie, gunstiger toepassingsmodaliteiten bestaan, blijven deze laatste behouden. HOOFDSTUK V. - Werkgereedschap
Art. 10.De werkgever moet alle werkgereedschappen gratis ter beschikking stellen van de werklieden, zonder onderscheid van leeftijd.
Aan de huisarbeiders die eigen materieel gebruiken, wordt buiten hun loon, een behoorlijke vergoeding toegekend. HOOFDSTUK VI. - Huisarbeid, opzeggingstermijn
Art. 11.De bepalingen vervat in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de regelmatige huisarbeiders evenals op hun werkgevers.
Art. 12.Indien de arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde tijd wordt gesloten, heeft elke partij het recht ze te doen eindigen door opzegging aan de andere.
Dit recht kan slechts worden uitgeoefend met inachtneming van een opzeggingstermijn. De termijn van opzegging gaat in de maandag welke volgt op de week waarin ze werd betekend. Op straffe van nietigheid geschiedt de opzegging door overhandiging aan de andere partij van een geschrift met vermelding van de aanvang en de duur van de opzeggingstermijn. De handtekening van deze partij op het dubbel van dit geschrift geldt enkel als bewijs van ontvangst van de betekening.
De betekening kan ook geschieden, ofwel bij een ter post aangetekende brief welke uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, ofwel bij deurwaardersexploot.
Art. 13.De opzeggingstermijn is vastgesteld op achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en op veertien dagen wanneer zij van de huisarbeider uitgaat.
Deze termijnen worden verdubbeld voor de huisarbeiders die ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven gedurende ten minste twintig jaar.
Zij moeten worden berekend volgens de verworven anciënniteit op het ogenblik dat de opzeggingstermijn ingaat.
Art. 14.Zijn nietig, alle bedingen waarbij de door de werkgever in acht te nemen opzeggingstermijn wordt ingekort of waarbij de door de huisarbeider na te leven termijn wordt verlengd.
Nochtans wanneer het huisarbeiders betreft die minder dan zes maanden ononderbroken dienst bij dezelfde onderneming tellen, mag de overeenkomst van de beschikkingen van het voorgaand artikel afwijken, zonder dat de door de werkgever in acht te nemen termijn korter mag zijn dan zeven dagen. De door de huisarbeider na te leven duur van de opzeggingstermijn mag de helft van de opzeggingstermijn overeengekomen voor de opzegging gedaan door de werkgever niet overtreffen.
Art. 15.Indien de overeenkomst zonder tijdsbepaling is gesloten, dan is de partij welke de verbintenis verbreekt zonder gegronde reden en zonder voldoende inachtneming van de opzeggingstermijn of voor het verstrijken daarvan, gehouden aan de andere partij een vergoeding te betalen gelijk aan het loon dat overeenkomt met de duur van de opzeggingstermijn, of met het nog te lopen gedeelte van deze termijn.
Is nietig, elke bepaling welke in geval van verbreking van de verbintenis door de werkgever voorziet in een lagere vergoeding. HOOFDSTUK VII. - Kort verzuim
Art. 16.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 juli 1970, 22 juli 1970, 18 november 1975, 16 januari 1978, 12 augustus 1981, 8 juni 1984, 27 februari 1989 en 7 februari 1991, worden de volgende voordelen met behoud van het normaal loon toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 17.Voor de toepassing van artikel 16, nrs 2, 3, 6, 9 en 10, wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettelijk of gewettigd kind.
Art. 18.Voor de toepassing van artikel 16, nrs. 7 en 8, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgenote van de werkman gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de werkman.
Art. 19.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt gelijkgesteld met de echtgenoot of de echtgenote van de werklieden : de met de werklieden op een duurzame wijze samenwonende persoon op voorwaarde dat zulks gestaafd wordt aan de hand van een officieel document. HOOFDSTUK VIII. - Vakbondsverlof
Art. 20.De werkgevers staan aan de werklieden, die door de werknemersorganisaties welke in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels zijn vertegenwoordigd als vakbondsafgevaardigden worden beschouwd, een vakbondsverlof toe ten einde deel te nemen aan vakbondsvergaderingen.
Art. 21.De werkgevers moeten geen loon betalen voor de vakbondsverlofdagen. Deze dagen worden evenwel beschouwd als gelijkgesteld met werkelijk gewerkte dagen en als dusdanig aangegeven bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
Art. 22.De vakbondsverlofdagen mogen voor de goede organisatie van het werk geen onoverkomelijke hinderpaal uitmaken. Gebeurlijke betwistingen zullen worden geregeld in gemeen akkoord met de vakbondsafvaardiging of met de betrokken werknemersorganisatie. HOOFDSTUK IX. - Anciënniteitsverlofdagen
Art. 23.De anciënniteitsverlofdagen worden als volgt vastgesteld : - vanaf 5 tot en met 9 jaren dienst in de bedrijfstak : 1 dag; - vanaf 10 tot en met 14 jaren dienst in de bedrijfstak : 2 dagen; - vanaf 15 tot en met 19 jaren dienst in de bedrijfstak : 3 dagen; - vanaf 20 jaren en meer dienst in de bedrijfstak : maximum 4 dagen.
De toepassingsmodaliteiten van de in dit hoofdstuk bepaalde anciënniteitsverlofdagen worden vastgesteld op het vlak van de onderneming, rekening houdend met de specifieke bevoegdheden terzake van de ondernemingsraad, van de vakbondsafvaardiging of van de syndicale vertegenwoordiger. HOOFDSTUK X. - Carentiedag
Art. 24.De betaling van de carentiedag bij ziekte is ten laste van de werkgever. HOOFDSTUK XI. - Geldigheid
Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1996 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door één van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, mits voorafgaandelijk overleg met de betrokken partijen, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels.
De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt gestuurd. De opzeggingstermijn mag evenwel ten vroegste een aanvang nemen op 1 oktober 1996.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 mei 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld