Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2007
gepubliceerd op 30 mei 2007

Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011266
pub.
30/05/2007
prom.
30/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/30/2007011266/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De omzetting in het Belgisch recht van de Europese Richtlijn 2006/43/EG, goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad op 17 mei 2006, betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van de Richtlijn 84/253/EEG van de Raad die werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 9 juni 2006 (hierna « de Richtlijn ») heeft ertoe geleid U voor te stellen om de voorschriften betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren en van de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor georganiseerd door het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 te wijzigen.

Gezien het aantal voorgestelde wijzigingen werd een nieuw koninklijk besluit verkozen boven een aanpassing van de bestaande tekst.

In overeenstemming met de Richtlijn, zal het toelatingsexamen in de toekomst betrekking hebben op 19 vakken.

De tekst voorziet in de oprichting van een Examencommissie. De Examencommissie heeft als taak de vragen voor het toelatingsexamen voor te bereiden, de toelatingsexamens te verbeteren en deze examens te delibereren.

De bepalingen betreffende de vermindering van de stage die aan verschillende categorieën van mensen met professionele ervaring verleend kan worden, werden aangepast conform de Richtlijn.

De regels betreffende de stage in een Lidstaat of in een derde land werden herzien in het kader van de omzetting van de Richtlijn.

Ten slotte werd de samenstelling van de jury van het bekwaamheids examen herzien teneinde de aanwezigheid van personen extern aan het beroep te verstevigen.

Er worden nieuwe bevoegdheden aan de Stagecommissie toevertrouwd.

Sommige zijn helemaal nieuw, andere kennen een reglementair karakter toe aan een bestaande situatie.

Bepaalde bevoegdheden specifiek verbonden aan het verloop van de stage werden overgedragen van de Raad naar de Stagecommissie. Het betreft : - de toelating tot de stage (art. 8, 1°); - het vastleggen van een minimumbezoldiging voor de stagiair (art. 19, § 1); - het vastleggen van de aanvangsdatum van de stage (art. 20); - de vermindering van de stageduur (art. 23).

Toelichting artikel per artikel HOOFDSTUK I. - Definities Artikel 1 Dit artikel herneemt de definities gebruikt in het koninklijk besluit. HOOFDSTUK II. - De stage in het algemeen Artikel 2 Dit artikel bepaalt het doel van de stage, met name de voorbereiding van de kandidaten op het beroep van bedrijfsrevisor.

De hoedanigheid van de stagemeester, bedrijfsrevisor natuurlijke persoon of bedrijfsrevisorenkantoor, wordt beoordeeld op de aanvangsdatum van de stage. Voordien werd er geen precisering voorzien. De hoedanigheid van de stagemeester wordt beoordeeld met verwijzing naar de goedkeuringsvoorwaarden vastgelegd door de Stagecommissie.

Artikel 3 De stage duurt minstens drie jaar.

In overeenstemming met artikel 10 van de Richtlijn wordt de stage die in een andere Lidstaat kan volbracht worden, gebracht op twee derde van de stageduur. De in België uitgevoerde stage is minstens één derde van de stageduur (in plaats van de huidige twee derden).

De Richtlijn laat toe dat minstens twee derde van de praktische opleiding bij een wettelijke auditor van de jaarrekeningen of bij een erkend kantoor in een Lidstaat verloopt. Het besluit weerhoudt niet de oplossing om de stagiair de mogelijkheid te bieden om één derde van de stage bij een persoon uit te voeren die niet de hoedanigheid van wettelijke auditor van de jaarrekeningen heeft. Het geheel van de stage moet uitgevoerd worden bij een wettelijke auditor van de jaarrekeningen. HOOFDSTUK III. - De Stagecommissie Artikel 4 Het aantal leden van de Stagecommissie wordt op tien gebracht. De Raad benoemt vier van haar leden om in de Stagecommissie te zetelen. De zes andere leden, niet-leden van de Raad, moeten de hoedanigheid hebben of gehad hebben van bedrijfsrevisor.

Het maximum aantal personen die de hoedanigheid van bedrijfsrevisor gehad hebben is drie.

De duur van het mandaat in de Stagecommissie wordt verduidelijkt; het betreft een mandaat van drie jaar en is hernieuwbaar.

De voorzitter van de Stagecommissie is één van de vier leden benoemd door de Raad. Dit verleent soepelheid aan de organisatie van de werkzaamheden van de Stagecommissie in vergelijking met de vroegere situatie waar het voorzitterschap van de Stagecommissie opgelegd werd aan de Voorzitter of de Ondervoorzitter van het Instituut.

Er wordt een regel voorzien in geval van afwezigheid van de voorzitter van de Stagecommissie. Het aanwezige raadslid met de meeste anciënniteit op het openbaar register zit de vergadering voor.

Artikel 5 Dit artikel bepaalt de functioneringsregels van de Stagecommissie.

Artikel 6 Het aanwezigheidsquorum wordt vastgelegd op vijf leden. Het stemmingsquorum wordt vastgelegd volgens de meerderheidsregel.

Voor zover het aantal leden van de Stagecommissie een even aantal is, wordt een precisering aan de deliberatieregels van de Stagecommissie aangebracht.

Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter van de Stagecommissie doorslaggevend.

Artikel 7 Er worden notulen van de werkzaamheden van de Stagecommissie opgesteld.

De notulen worden door ten minste twee leden getekend en niet meer noodzakelijk door de voorzitter van de Stagecommissie en twee leden, zoals dit vroeger het geval was.

Artikel 8 De bevoegdheden van de Stagecommissie worden uitgebreid. Dit laat de Stagecommissie toe om efficiënter te functioneren en om de Raad te ontlasten van een reeks van beslissingen aangaande materies die door de Stagecommissie beheerd worden.

De Stagecommissie is verantwoordelijk voor het bijhouden van de lijst van de stagiairs en zal beoordelen of deze lijst al dan niet een openbaar karakter moet hebben.

De beslissingsbevoegdheid van de Stagecommissie wordt uitgebreid in het geval van verandering van stagemeester en van herneming van de stage. Dit werd niet als dusdanig vermeld in de vroegere tekst.

De Stagecommissie is bevoegd om de toelating tot de eed van de kandidaten aan de Raad voor te stellen in de mate dat de kandidaat geslaagd is voor het bekwaamheidsexamen, voldaan heeft aan de eisen van de stage en geen voorwerp uitmaakt van een tuchtprocedure.

De Stagecommissie is bevoegd om alle inlichtingen die zij nuttig acht met betrekking tot een stagiair of een stagemeester die zij in het kader van haar werkzaamheden heeft ingewonnen mee te delen aan de Raad van het Instituut.

De Stagecommissie is bevoegd om te beslissen over de administratieve schrapping van de stagiairs die hun stage hebben opgeschort voor een periode van meer dan vijf jaar. Deze bevoegdheid werd in het verleden aan de Raad van het Instituut toevertrouwd.

De tuchtrechtspraak met betrekking tot de stagiairs wordt door artikel 76 van de wet georganiseerd.

De door een kandidaat gevraagde vrijstellingen worden, overeenkomstig artikel 14, § 3, toegekend door de Stagecommissie.

Artikel 9 Dit artikel bepaalt de middelen waarover de Stagecommissie beschikt teneinde zijn opdrachten te vervullen.

Naar aanleiding van de bemerking van de Raad van State, werd de mogelijkheid die geboden werd aan de Stagecommissie om te beslissen een administratieve boete op te leggen aan de stagiair of de stagemeester volgens de door de Raad van het Instituut vastgelegde principes geschrapt.

Artikel 10 Dit artikel voorziet in de bepaling inzake transparantie en communicatie van de activiteiten van de Stagecommissie. HOOFDSTUK IV. - De Examencommissie Artikel 11 Dit artikel voorziet in een Examencommissie.

Teneinde de academische bevoegdheden inzake het toelatingsexamen aan derden uit te besteden wordt er een Examencommissie opgericht. Deze heeft tot doel zich aan te passen aan de principes van toepassing bij het Instituut der Accountants en Belastingconsulenten. De Examencommissie is samengesteld uit personen die de voor het toelatingsexamen voorziene vakken doceren. Deze personen worden door de Stagecommissie benoemd. De Examencommissie is samengesteld uit minstens tien leden en bepaalt haar huishoudelijk reglement. Tenminste de helft van haar leden heeft niet de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.

De Examencommissie is belast met de voorbereiding van de examenvragen voor het toelatingsexamen, de verbetering van het toelatingsexamen evenals de deliberatie van het toelatingsexamen. De resultaten van de deliberaties van de Examencommissie worden uiterlijk twee maanden na de datum van het examen aan de Stagecommissie overgemaakt.

De Stagecommissie zal de administratieve en logistieke organisatie van het toelatingsexamen blijven waarborgen (cf. artikel 8, 7°). HOOFDSTUK V. - Toelating tot de stage Artikel 12 De toelating tot de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren is voorbehouden aan houders van een master diploma zoals bepaald in de decreten betreffende het onderwijs van de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap. Deze bepaling is conform met de nieuwe bepalingen op het gebied van academische titels.

Er werd rekening gehouden met de evoluties op Europees niveau in het kader van de Bologna-akkoorden en met de omzetting van deze in de Belgische juridische omgeving. De verwijzing naar diploma's van universitair niveau, namelijk het master niveau, verwijst naar de voorwaarden gesteld door het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten en door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Zowel de Belgische als de buitenlandse diploma's worden in artikel 12 opgenomen.

Artikel 13 Dit artikel betreft de organisatie van het toelatingsexamen dat één maal per jaar plaatsvindt.

Het bedrag van de bijdrage aan het toelatingsexamen wordt jaarlijks door de Stagecommissie vastgelegd.

In antwoord op de bemerking van de Raad van State, werd § 3 geschrapt.

In overeenstemming met artikel 8 van de Richtlijn is het aantal vakken van het toelatingsexamen 19; dit artikel somt ze op.

In antwoord op de bemerking van de Raad van State, worden de vakken bedoeld in artikel 8.2 van de richtlijn opgenomen in een afzonderlijk lid. De toetsing heeft betrekking op deze vakgebieden voor zover deze voor de wettelijke controle van jaarrekeningen van belang zijn.

Artikel 14 Het toekennen van vrijstellingen voor het toelatingsexamen wordt uitgebreid naar houders van een diploma of getuigschrift aanvullend op een master diploma. Deze bepaling heeft als doel de kandidaten die houder zijn van een gespecialiseerd en aanvullend diploma de mogelijkheid te bieden om vrijstellingen te bekomen voor het toelatingsexamen. Het toekennen van vrijstellingen voor het toelatingsexamen wordt door de Stagecommissie bepaald, na advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, volgens de vereiste van het aantal studiepunten ECTS besteed aan een vakgebied.

Voor de houders van een diploma dat enkel in uren wordt uitgedrukt, wordt de beoordeling van de vrijstelling bepaald op basis van de criteria uitgedrukt in uren in plaats van de criteria uitgedrukt in ECTS. Het vak moet op het diploma of op het getuigschrift vermeld zijn.

De vakken die op een getuigschrift aanvullend op een master diploma vermeld staan, kunnen door de Stagecommissie eveneens het voorwerp uitmaken van een vrijstelling voor het toelatingsexamen.

De door een kandidaat gevraagde vrijstellingen worden toegekend door de Stagecommissie.

Artikel 15 Dit artikel stelt de toelatingsvoorwaarden tot de stage vast. HOOFDSTUK VI. - De stageovereenkomst Artikel 16 Dit artikel bepaalt dat de stageovereenkomst door de Stagecommissie moet worden goedgekeurd.

Het derde exemplaar van de stageovereenkomst wordt door de Stagecommissie bewaard voor zover zij overgaat tot de goedkeuring van de stageovereenkomst.

In het geval dat een bedrijfsrevisorenkantoor één van de partijen is van de stageovereenkomst, dient deze een natuurlijke persoon aan te wijzen die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald door artikel 2, § 2 van dit besluit. Deze bepaling wil vermijden dat beroep doen op een bedrijfsrevisorenkantoor toelaat om aan de gestelde eisen voor de stagemeester natuurlijke persoon te ontsnappen.

Artikel 17 De bepalingen van artikel 17 betreffende de stageovereenkomst zijn niet volledig. De partijen mogen immers, voor zover dit niet tegenstrijdig is met andere wettelijke en reglementaire bepalingen, andere bepalingen in de stageovereenkomst voorzien.

Artikel 18 Dit artikel bepaalt in welke omstandigheden de stageovereenkomst getekend mag worden wat het sociaal statuut betreft.

Er wordt verduidelijkt dat de arbeidsovereenkomst met de stagemeester of met het bedrijfsrevisorenkantoor, waarin de stagemeester werkzaam is, moet afgesloten worden. Dit strekt ertoe te vermijden dat de arbeidsovereenkomst door een derde partij wordt getekend die niet de hoedanigheid heeft van bedrijfsrevisor. De stageovereenkomst moet conform zijn aan de voorschriften voorzien in de arbeidsovereenkomst of in de overeenkomst van zelfstandige dienstverlening. De arbeidsovereenkomst of de overeenkomst van zelfstandige dienstverlening wordt aan de Stagecommissie bezorgd, evenals de aanhangsels afgesloten gedurende de overeenkomst.

Een onderscheiden systeem voor de twee types van sociale overeenkomsten dient niet te worden voorzien.

Artikel 19 De stagemeester verbindt er zich toe om aan zijn stagiair een vergoeding te betalen die minstens gelijk is aan de minimumvergoeding bepaald door de Stagecommissie.

De stagemeester neemt de kosten voor zijn rekening die betrekking hebben op de vorming van de stagiair, namelijk de stageseminaries en examens in het kader van een normaal verloop van de stage. Deze maatregel geeft de stagiairs de materiële mogelijkheid de nuttige activiteiten in het kader van hun vorming te volgen. HOOFDSTUK VII. - Verloop van de stage Artikel 20 De bepaling van de aanvangsdatum van de stage wordt aan de Stagecommissie toevertrouwd.

Artikel 21 De stage moet op jaarbasis tenminste 1000 uren aan revisorale opdrachten bevatten.

Artikel 21 verduidelijkt dat de 1000 stage-uren enerzijds jaarlijks moeten worden verwezenlijkt en anderzijds revisorale opdrachten betreffen waarvan de aard door de Stagecommissie wordt vastgelegd.

Deze bepaling heeft als doel zich te vergewissen van het feit dat de uitgevoerde stage materies betreft die leiden naar de kennis van het beroep van bedrijfsrevisor.

Artikel 22 De mogelijkheid om de stage te verlengen werd voorzien in de mate dat de Stagecommissie niet over voldoende relevante en adequate informatie beschikt (bijvoorbeeld : een correct ingevuld stagedagboek) om het goede verloop van de stage te beoordelen.

De verlenging van de stage wordt vastgelegd op maximum drie jaar. De redenen van de verlengingen worden uitgebreid.

De stageduur kan aldus drie jaar, plus maximum drie jaar verlenging, plus een periode van maximum vijf jaar voor het afleggen van het bekwaamheidsexamen, te weten hoogstens 11 jaar, bedragen.

Artikel 23 De bevoegdheid om over een vermindering van de stage te beslissen wordt aan de Stagecommissie toevertrouwd.

In overeenstemming met artikel 11 van de Richtlijn, kan de beroepservaring, al dan niet aangevuld door een praktische opleiding, gevaloriseerd worden in het kader van de stage van bedrijfsrevisor.

De personen die beschikken over een ervaring van minstens vijftien jaar op financieel, juridisch en boekhoudkundig vlak, ongeacht het diploma waarvan deze personen houder zijn (artikel 23, § 1, b)) kunnen een vermindering van de duur van de stage bekomen (artikel 23, § 1).

De personen die gedurende zeven jaar beroepsactiviteiten op het vlak van de wettelijke controle van de jaarrekeningen hebben uitgeoefend (artikel 23, § 1, a)), moeten niettemin, overeenkomstig artikel 11 van de Richtlijn, een stage afleggen.

Naar aanleiding van de bemerking van de Raad van State, wordt de vrijstelling voor het toelatingsexamen, die systematisch toegekend werd aan personen die vijftien of zeven jaar ervaring hebben, opgeheven, overeenkomstig artikel 11 van de Richtlijn. Deze personen kunnen niettemin van de vrijstellingen genieten, overeenkomstig het algemene regime, onder andere als ze een universitair diploma of een door de Staat als gelijkwaardig erkend diploma hebben.

Paragraaf 2 zet artikel 12 van de Richtlijn om.

De praktijkopleiding verworven in een ander Instituut, zoals bijvoorbeeld de stage van externe accountant of belastingconsulent uitgeoefend bij het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten kan eveneens in aanmerking worden genomen voor het berekenen van de duur van zeven of vijftien jaar.

De stagiairs externe accountants of externe accountants die houder zijn van een master diploma (artikel 23, § 1, c)) en de personen die hun stage gedeeltelijk of volledig in een Lidstaat van de Europese Unie of een derde land hebben uitgeoefend (artikel 23, § 1, d)) blijven onderworpen aan de voorwaarden inzake het diploma, het toelatingsexamen en kunnen vrijstellingen bekomen.

De stage kan tot nul herleid worden. Een stageverkorting, zelfs een totale, betekent geen vrijstelling voor het afleggen van het bekwaamheidsexamen zoals voorzien in artikelen 32 tot 35.

Artikel 24 Dit artikel betreft de mogelijkheid om de stage op te schorten.

De stage wordt opgeschort op gemotiveerd verzoek van de partijen of wanneer de stagiair gedurende meer dan een maand verhinderd is om zijn stage te volbrengen. De stage wordt eveneens opgeschort in geval van een tuchtrechtelijke schorsing van de stagemeester.

De beslissing van de Stagecommissie bepaalt de duur en de datum van de opschorting van de stage.

Om de rechtszekerheid te verbeteren wordt er bepaald dat de geschorste stagiair niet onderworpen is aan de stageverplichtingen.

Artikel 25 De mogelijkheid om van stagemeester te veranderen wordt voorzien. HOOFDSTUK VIII. - Rechten en plichten van de stagiair en van de stagemeester Afdeling 1. - Rechten en plichten van de stagiair

Artikel 26 Dit artikel voorziet dat de stagiair zich enerzijds aan de instructies van de stagemeester en anderzijds aan de richtlijnen van de Stagecommissie onderwerpt. Deze bepaling laat de Stagecommissie toe zich ervan te vergewissen dat de stagiair zijn stage volbrengt volgens de eisen gesteld door het Instituut.

Artikel 27 Artikel 27 verduidelijkt dat het stagedagboek bijgehouden wordt overeenkomstig de door de Stagecommissie vastgelegde voorschriften.

De reglementaire tekst herneemt geen detail van de vermeldingen die in het stagedagboek moeten voorkomen. Deze moeten door de Stagecommissie worden bepaald teneinde zich aan de evoluties van het beroep aan te passen.

Artikel 28 De stagiair moet niet enkel de regels inzake plichtenleer, maar ook de regels betreffende het huishoudelijk reglement van het Instituut, op dezelfde manier naleven als deze van toepassing zijn op de bedrijfsrevisoren. Afdeling 2. - Rechten en plichten van de stagemeester

Artikel 29 De stagemeester is verantwoordelijk voor de opleiding van de stagiair.

Teneinde zich ervan te vergewissen dat deze tot een goed einde wordt gebracht, is de opleiding beperkt tot drie stagiairs tegelijkertijd.

De stagemeester die een tuchtstraf krijgt van meer dan één maand kan gedurende de periode van opschorting geen stagiairs opleiden.

Artikel 30 Er wordt onderstreept dat de stagemeester zich moet houden aan de voorschriften van de Stagecommissie.

Artikel 31 Een stagedagboek moet jaarlijks opgesteld worden. De organisatie inzake controle van dit document wordt aan de beoordeling van de partijen overgelaten. HOOFDSTUK IX. - Het bekwaamheidsexamen Artikel 32 Er wordt in een algemene terminologie voorzien om de inhoud van het bekwaamheidsexamen te beschrijven. Het bekwaamheidsexamen beoogt na te gaan of de stagiair bekwaam is om, in de naleving van de wetten en de deontologische regels, het beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen en niet enkel de verworven theoretische kennis, vereist om de wettelijke controle van de jaarrekeningen, in de praktijk toe te passen.

De toelatingsvoorschriften tot het bekwaamheidsexamen worden herzien.

De toegang tot het bekwaamheidsexamen is bestemd voor de stagiairs die aan de verplichtingen van de stage hebben voldaan, in plaats van, zoals vroeger, een automatische toelating in de zes laatste maanden van de stage, met name na twee en een half jaar stage.

De praktijk heeft aangetoond dat de organisatie van twee examenzittijden ruimschoots voldoende is.

Artikel 33 Het examen mag in één van de drie Belgische landstalen afgelegd worden.

De jury van het bekwaamheidsexamen is samengesteld uit drie leden die de hoedanigheid van bedrijfsrevisor of van erebedrijfsrevisor hebben, waarvan maximum één lid erebedrijfsrevisor is, een professor van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van universitair niveau en één persoon die het beroep van bedrijfsrevisor niet uitoefent.

De duur van de mandaten is drie jaar.

De professor van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van universitair niveau draagt niet gelijktijdig de titel van bedrijfsrevisor. Hij doceert één van de 19 vakken van het toelatingsexamen. De term « professor » wordt geïnterpreteerd in de zin van de wet op de pensioenen van de universiteitsprofessoren.

De professor van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van universitair niveau oefent de functie uit van voorzitter van de jury.

Artikel 34 Het examen bevat twee delen : een schriftelijke en een mondelinge proef.

De inhoud van de schriftelijke proef wordt door de Stagecommissie bepaald.

De mondelinge proef behelst het geheel van nuttige materies voor de uitoefening van het beroep.

Artikel 35 De kandidaat beschikt over vijf kansen om het examen af te leggen binnen een periode van vijf jaar.

De periode van vijf jaar begint vanaf de deliberatie waarbij de stagiair tot het bekwaamheidsexamen wordt toegelaten. De stagiair is vrij om uit de tien examenzittijden de vijf examenzittijden, waaraan hij wenst deel te nemen, uit te kiezen. HOOFDSTUK X. - Toelating tot de eed en einde van de stage Artikel 36 Deze bepaling maakt een onderscheid tussen de toelating tot de eed en het einde van de stage.

De stage eindigt door de beslissing van de Raad om de stagiair toe te laten tot de eed, of door het ontslag van de stagiair, of door de schrapping van de stagiair, of door de gecumuleerde vervaltermijnen van de stageduur en de duur van de verlenging van de stage evenals het afleggen van het bekwaamheidsexamen.

Voor zover een stagiair niet werd toegelaten tot de eed blijft hij onderworpen aan de verplichtingen van de stage, met name het invullen van zijn stagedagboek.

De toelating tot de eed wordt verleend aan de stagiair die (i) geslaagd is voor het bekwaamheidsexamen (ii) aan de stageverplichtingen heeft voldaan en (iii) geen voorwerp heeft uitgemaakt van een tuchtprocedure.

Deze voorwaarden zijn cumulatief. HOOFDSTUK XI. - Erkenning van de bekwaamheden gelijkwaardig met die van bedrijfsrevisor in het buitenland Artikel 37 De vrijstelling van de in het buitenland gekwalificeerde beroepsbeoefenaars betreft het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheids examen voorzien in artikelen 32 tot 35 van dit besluit.

Artikel 37, §§ 1 en 3, werd herschreven overeenkomstig de opmerking van de Raad van State.

In antwoord op de bemerking van de Raad van State, dient te worden onderstreept dat artikel 37, § 2 de bepalingen herneemt van het vroegere artikel 40, lid 2 van het koninklijk besluit betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren en in overeenstemming is met artikel 44 van de Audit Richtlijn van 17 mei 2006.

De buitenlandse kandidaten moeten blijk geven van hun adequate kennis van de in België van kracht zijnde wetten en reglementeringen, voorzover deze voor de wettelijke controles van jaarrekeningen in België relevant zijn. De tekst herneemt de terminologie uit artikel 14 van de Richtlijn, naar aanleiding van de bemerking van de Raad van State.

Worden geacht een gelijkwaardige bekwaamheid met die van bedrijfsrevisor te bezitten, de personen die, conform de wet van kracht in de Lidstaat, erkend zijn voor de wettelijke controle van de jaarrekeningen van vennootschappen, voor zover de wettelijke en reglementaire voorwaarden voor de toegang tot het beroep in dat land overeenstemmen met deze voorzien in dit besluit voor wat de theoretische kennis en de beroepsbekwaamheid betreft. HOOFDSTUK XII. - Diverse en opheffingsbepalingen Artikel 38 Het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren wordt op 31 augustus 2007 opgeheven, met uitzondering van artikel 15 dat van toepassing blijft tot 31 december 2007.

De datum van inwerkingtreding is vastgelegd op 31 augustus 2007.

De artikelen 11 en 13, § 2 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2008.

Voor de vakken van het toelatingsexamen wordt er een latere datum van inwerkingtreding voorzien, teneinde de onderwijsinstellingen toe te laten, in voorkomend geval, hun programma te herzien.

Een latere datum van inwerkingtreding is eveneens voorzien voor de oprichting van de Examencommissie waarvan de samenstelling en de werking gebonden zijn aan de vakken onderwezen door de universiteiten en de economische hogescholen van het lange type.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, inzonderheid de artikelen 27, 28, § 1, en 29;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen van 13 februari 2007;

Gelet op het advies van het Instituut der Bedrijfsrevisoren van 9 februari 2007;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de regeling inzake de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor, zoals bepaald in de wet van 22 juli 1953, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (hierna het koninklijk besluit van 21 april 2007 genoemd);

Overwegende dat de wetgever door de artikelen 102 en 103 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, de Koning gemachtigd heeft om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de Richtlijn 2006/43/EG zo snel mogelijk om te zetten. Dat het koninklijk besluit van 21 april 2007 daartoe uiterlijk op 31 augustus 2007 in werking treedt;

Gelet op de nakende ontbinding van de Kamers en het feit dat de Regering zich vanaf dan beperkt tot de voorzichtige zaken;

Overwegende dat de regeling met betrekking tot de toegang tot het beroep zo snel mogelijk dient te worden bekendgemaakt. Dat het Instituut van de Bedrijfsrevisoren tijdig alle noodzakelijke maatregelen moet kunnen treffen met het oog op de organisatie van de toegang tot het beroep waaronder de installatie van de Stagecommissie en de voorbereiding van de programma's. Dat tevens de kandidaten onverwijld dienen geïnformeerd te worden over de voorwaarden tot toegang om hen tijdig de noodzakelijke maatregelen voor de voorbereiding van hun opleiding te laten treffen. Dat ook de onderwijsinstellingen tijdig moeten geïnformeerd worden om hen toe te laten vóór 31 augustus 2007 de voorbereidende maatregelen te nemen met betrekking tot de organisatie van het onderwijs voor het komende academiejaar en de samenstelling van lesprogramma's;

Gelet op het advies 42.830/1 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.§ 1. De definities opgenomen in artikel 2 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor zijn van overeenkomstige toepassing. § 2. Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor;2° het huishoudelijk reglement : het huishoudelijk reglement van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren;3° de algemene vergadering : de algemene vergadering van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, zoals voorzien in artikel 19 van de wet. HOOFDSTUK II. - De stage in het algemeen

Art. 2.§ 1. De stage heeft tot doel de kandidaten tot het beroep van bedrijfsrevisor voor te bereiden door te voorzien in hun vorming met betrekking tot de beroepspraktijk en de plichtenleer. § 2. De stage wordt verricht onder het toezicht van de Stagecommissie bij een stagemeester, bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die of bedrijfsrevisorenkantoor dat, op het ogenblik van de aanvang van de stage, minstens vijf jaar op het openbaar register is ingeschreven en beantwoordt aan de door de Stagecommissie gestelde voorwaarden.

Art. 3.§ 1. Onverminderd artikel 27 van de wet, duurt de stage minstens drie jaar. § 2. De stage wordt voor ten minste twee derde in een Lidstaat van de Europese Unie, waarvan één derde in België, volbracht.

De Stagecommissie waakt erover dat de activiteit van de stagiair, tijdens de stageperiode buiten België, op doeltreffende wijze wordt gevolgd door de stagemeester in samenwerking met een persoon die in dat land een hoedanigheid heeft die als gelijkwaardig is erkend met deze van bedrijfsrevisor. HOOFDSTUK III. - De Stagecommissie

Art. 4.§ 1. Overeenkomstig artikel 28, § 1 van de wet wordt in de schoot van het Instituut een commissie opgericht die belast is met de organisatie van de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor. Deze commissie wordt de Stagecommissie genoemd. § 2. De Stagecommissie telt tien effectieve leden. Op de eerste vergadering die volgt op de jaarlijkse algemene vergadering, duidt de Raad vier van zijn leden aan en zes natuurlijke personen, die niet in de Raad zetelen, die bedrijfsrevisor zijn of zijn geweest, om deel uit te maken van de Stagecommissie. Het aantal personen dat bedrijfsrevisor is geweest, is beperkt tot drie.

De leden van de Stagecommissie worden benoemd voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar.

De voorzitter wordt door de Raad aangeduid onder de vier leden van de Stagecommissie die in de Raad zetelen. § 3. De Stagecommissie is derwijze samengesteld dat zij de aanvragen van de kandidaten kan onderzoeken die zich in één van de landstalen uitdrukken. § 4. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt de vergadering voorgezeten door het aanwezige raadslid met de meeste anciënniteit op het openbaar register.

Art. 5.§ 1. De Stagecommissie vergadert op de schriftelijke uitnodiging van haar voorzitter, ten minste om de twee maanden. De oproeping vermeldt de agenda van de vergadering en is vergezeld van de vereiste documenten. § 2. Op verzoek van de Raad vergadert de Stagecommissie binnen vijftien dagen nadat de Raad haar daarom heeft verzocht.

Art. 6.De Stagecommissie kan slechts geldig beraadslagen wanneer tenminste vijf leden aanwezig zijn.

De beslissingen van de Stagecommissie worden bij eenvoudige meerderheid van stemmen genomen.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de Stagecommissie doorslaggevend.

Art. 7.De beraadslagingen van de Stagecommissie worden opgenomen in notulen. Na door de Stagecommissie te zijn goedgekeurd, worden de notulen ondertekend door de voorzitter van de Stagecommissie en minstens één lid die de vergadering heeft bijgewoond. Zij worden ten zetel van het Instituut bewaard en een afschrift ervan wordt bij uittreksel door de voorzitter van de Stagecommissie aan de verzoeker en aan de leden van de Stagecommissie bezorgd.

Art. 8.De Stagecommissie organiseert en beheert de stage, met name : 1° keurt de stageovereenkomsten en de toelating tot de stage goed;2° houdt toezicht op het goed volbrengen van de stage zowel wat de stagiair als de stagemeester betreft;3° dient de Raad, ambtshalve of op diens vraag, van advies over alle kwesties betreffende de stage en de stagiairs;4° stelt de lijst der stagiairs op en houdt deze bij;5° onderzoekt de stagedagboeken;6° regelt en leidt de aan de stagiairs opgelegde vakoefeningen;7° organiseert het toelatingsexamen en het bekwaamheidsexamen;8° volgt de opleiding gegeven door de stagemeester en geeft de nodige richtlijnen indien zij de verstrekte opleiding onvoldoende vindt;9° kan de stagiairs die niet zijn geslaagd voor het bekwaamheidsexamen, bijkomende taken opleggen ter vervolmaking van hun praktijkopleiding;10° beslist, in de gevallen bepaald in dit besluit, over de verlenging of de verkorting van de stageduur, de opschorting van de stage, de verandering van stagemeester en de herneming van de stage.Behoudens andersluidende bepaling kan tegen die beslissingen beroep worden ingesteld bij de Raad; 11° beslist over de vrijstellingen voor het toelatingsexamen;12° stelt aan de Raad de toelating tot de eed voor volgens de modaliteiten voorzien in artikel 36, § 1;13° treedt bemiddelend op in geschillen tussen stagemeesters en stagiairs;14° kan aan de Raad alle inlichtingen meedelen die zij nuttig acht met betrekking tot een stagemeester of een stagiair en die zij in het kader van haar werkzaamheden heeft ingewonnen;15° beslist over de administratieve schrapping van de stagiairs die hun stage hebben opgeschort voor een periode van meer dan vijf jaar.

Art. 9.De Stagecommissie beschikt in de uitoefening van haar opdracht over de ruimste middelen van toezicht en onderzoek; zij kan alle nuttige inlichtingen inwinnen, de stagiairs en de stagemeesters verzoeken om voor haar te verschijnen en zich alle bescheiden doen voorleggen.

Zij kan haar bevoegdheid van toezicht en onderzoek aan één van haar leden overdragen.

Art. 10.De Stagecommissie brengt jaarlijks verslag uit bij de Raad over haar werkzaamheden. Zij formuleert de opmerkingen en voorstellen die zij nuttig acht.

De Raad overhandigt ieder jaar aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen een verslag over de activiteiten van de Stagecommissie en over de vormingsactiviteiten die door het Instituut ten behoeve van de stagiairs werden georganiseerd. HOOFDSTUK IV. - De Examencommissie

Art. 11.§ 1. Een Examencommissie wordt opgericht.

De Examencommissie is samengesteld uit personen die de voor het toelatingsexamen voorziene vakken doceren aan een universiteit of aan een instelling van het hoger onderwijs van het lange type. Onder hen mag tenminste de helft niet beschikken over de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.

De leden van de Examencommissie worden door de Stagecommissie benoemd.

De Examencommissie is samengesteld uit minstens tien leden. De Examencommissie bepaalt haar huishoudelijk reglement dat door de Stagecommissie wordt goedgekeurd. § 2. De Examencommissie is belast met het opstellen van de vragen, de verbetering van het toelatingsexamen, evenals met de deliberatie van deze examens.

Zij bezorgt de resultaten van de deliberaties aan de Stagecommissie uiterlijk twee maanden na de datum van het examen. HOOFDSTUK V. - Toelating tot de stage

Art. 12.Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 28, § 1 van de wet, dienen de kandidaten om tot de stage te worden toegelaten, houder te zijn van een masterdiploma overeenkomstig het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten of overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Art. 13.§ 1. De Stagecommissie organiseert eens per jaar het toelatingsexamen bedoeld in artikel 28, § 1, 2° van de wet.

Tot het examen worden toegelaten de personen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de wet en in dit besluit. § 2. Het toelatingsexamen heeft betrekking op volgende vakken : 1° algemene theorie en de beginselen van de boekhouding;2° wettelijke voorschriften en normen voor de opstelling van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen;3° internationale standaarden voor jaarrekeningen;4° financiële analyse;5° analytische en beleidsboekhouding;6° risicomanagement en interne beheersing;7° controleleer en beroepsvaardigheden;8° wettelijke voorschriften en gedrags- en beroepsnormen betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en de daarmee belaste wettelijke auditors;9° internationale controlestandaarden;10° beroepsethiek en onafhankelijkheid; Het toelatingsexamen heeft ook betrekking op volgende vakken, voorzover deze voor de wettelijke controle van jaarrekeningen van belang zijn : 1° vennootschapsrecht en corporate governance;2° faillissementsrecht en soortgelijke procedures;3° belastingrecht;4° burgerlijk en handelsrecht;5° socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht;6° informatietechnologieën en informaticasystemen;7° algemene, financiële en bedrijfseconomie;8° wiskunde en statistiek;9° grondbeginselen van financieel bedrijfsbeheer.

Art. 14.§ 1. De personen die houder zijn van een diploma, bedoeld in artikel 12, en van aanvullende getuigschriften, worden door de Stagecommissie vrijgesteld van het toelatingsexamen over de theoretische kennis van de vakgebieden die uitdrukkelijk vermeld staan op hun diploma of getuigschrift uitgereikt door de instellingen beoogd in het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten of in het decreet van de Vlaamse Regering van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en voor zover aan de in de volgende paragraaf bepaalde voorwaarden werd voldaan. § 2. De vrijstelling wordt verleend per vakgebied op voorwaarde dat de aan het vakgebied bestede aantal studiepunten ECTS tenminste overeenstemmen met het aantal studiepunten ECTS die voor dit vakgebied door de Raad, na advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, voldoende worden geacht in het kader van de eisen gesteld voor het beroep van bedrijfsrevisor.

Voor de houders van een diploma enkel uitgedrukt in uren, worden de voorwaarden uitgedrukt in ECTS in het vorige lid begrepen in uren. § 3. De door een kandidaat gevraagde vrijstellingen worden toegekend door de Stagecommisise overeenkomstig de principes bedoeld in de eerste en tweede paragraaf van dit artikel.

Art. 15.Het verzoek om tot de stage toegelaten te worden is slechts ontvankelijk, indien de kandidaat geslaagd is in de proef voorzien in artikel 13 of de in de artikel 14 bedoelde vrijstellingen heeft bekomen. HOOFDSTUK VI. - De stageovereenkomst

Art. 16.§ 1. De stageovereenkomst wordt ter goedkeuring aan de Stagecommissie voorgelegd. Zij wordt, in drie exemplaren behoorlijk ondertekend door de partijen, gevoegd bij het verzoek om tot de stage toegelaten te worden. § 2. De stageovereenkomst mag ondertekend worden in naam van een bedrijfsrevisorenkantoor, op voorwaarde dat deze een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon aanwijst die aan de in artikel 2, tweede paragraaf van dit besluit bepaalde voorwaarden voldoet en die de verantwoordelijkheid in de hoedanigheid van stagemeester draagt. § 3. Na goedkeuring van de overeenkomst wordt een exemplaar aan de stagiair en aan de stagemeester toegezonden. Het derde exemplaar wordt door de Stagecommissie bewaard.

Art. 17.§ 1. De stageovereenkomst behelst met name : 1° de verbintenis van de partijen om zich te schikken naar het stagereglement en zich te gedragen naar de onderrichtingen en richtlijnen die door het Instituut worden verstrekt;2° de verbintenis van de stagemeester om in de opleiding van de stagiair te voorzien door hem te betrekken bij een voldoende aantal controlewerkzaamheden die hem in staat stellen de vereiste beroepservaring op te doen;3° de verbintenis van de stagiair om zich met loyauteit aan de stage te wijden en de beroepsbelangen van de stagemeester tijdens de stage niet te schaden. § 2. De stageovereenkomst mag de verbintenis voor de stagiair bevatten om gedurende drie jaar die volgen op het einde van de stageovereenkomst geen contact op te nemen met de cliëntèle van de stagemeester zonder diens schriftelijke toestemming.

Art. 18.§ 1. De stage wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een overeenkomst van zelfstandige dienstverlening afgesloten met de stagemeester of met het bedrijfsrevisorenkantoor waarin de stagemeester werkzaam is. § 2. De stageovereenkomst is ondergeschikt aan de arbeidsovereenkomst of aan de overeenkomst van zelfstandige dienstverlening.

Behoudens andersluidende overeenkomst tussen de partijen wordt de arbeidsovereenkomst of de overeenkomst van zelfstandige dienstverlening, gesloten vóór de toelating tot de stage, voortgezet tijdens de stage. De arbeidsovereenkomst of de overeenkomst van zelfstandige dienstverlening wordt gelijktijdig met de stageovereenkomst aan de Stagecommissie bezorgd. Tijdens de stage worden de aanhangsels van de overeenkomst, zodra ondertekend, aan de Stagecommissie meegedeeld.

Art. 19.§ 1. De stagemeester verbindt zich ertoe een bezoldiging niet lager dan de minima vastgelegd door de Stagecommissie te betalen. § 2. De stagemeester verbindt zich ertoe de kosten die betrekking hebben op de stageseminaries en examens in het kader van het gewone verloop van de stage, voor zijn rekening te nemen. HOOFDSTUK VII. - Verloop van de stage

Art. 20.De stage vangt aan op de door de Stagecommissie vastgestelde datum.

Art. 21.De stage bedraagt jaarlijks ten minste duizend uren revisorale opdrachten waarvan de aard door de Stagecommissie wordt vastgelegd.

Art. 22.Wanneer de Stagecommissie de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of wanneer zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie om het goede verloop van de stage te beoordelen, kan zij de duur van de stage meermaals verlengen voor een totale periode van maximaal drie jaar.

Art. 23.§ 1. De Stagecommissie kan tot de stage toelaten en een vermindering van de duur van de stage toestaan aan die personen waarvan zij vaststelt dat : a) zij gedurende zeven jaar beroepsactiviteiten hebben uitgeoefend op het vlak van de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen;b) zij een ervaring van vijftien jaar hebben opgedaan op financieel, juridisch en boekhoudvlak.c) zij de hoedanigheid hebben van hetzij stagiair accountant, hetzij accountant en dat zij houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 12 van dit besluit;d) zij hun stage gedeeltelijk of volledig volbracht hebben in een Lidstaat van de Europese Unie of in een derde land onder voorbehoud van het naleven van artikel 5 van de wet. § 2. Voor de beoordeling van de duur van de beroepswerkzaamheden van zeven en vijftien jaar bedoeld in de eerste paragraaf, houdt de Stagecommissie rekening met studies bekrachtigd door een diploma erkend door de Staat voor een duur van theoretische opleidingen die niet korter mogen zijn dan één jaar en die niet voor meer dan vier jaar in mindering mogen worden gebracht van de voornoemde duur van zeven en vijftien jaar.

De duur van de beroepswerkzaamheden en de praktijkopleiding mag niet korter zijn dan de duur van de theoretische opleiding en van de praktijkopleiding vereist krachtens dit besluit. § 3. De beslissing tot vermindering van de stage, bedoeld in de eerste paragraaf, is onderworpen aan de volgende voorwaarden : a) de indiening van een gemotiveerd verslag gevoegd bij het verzoek van de kandidaat;b) het horen van de kandidaat door twee leden van de Stagecommissie.

Art. 24.§ 1. De Stagecommissie beslist over de opschorting van de stage op gemotiveerd verzoek van één van de partijen betrokken bij de stageovereenkomst. § 2. De uitvoering van de stage wordt geschorst wanneer de stagiair gedurende meer dan een maand verhinderd is om zijn stage te volbrengen. Hetzelfde geldt in geval van tuchtrechtelijke schorsing van de stagemeester.

Op verzoek van de stagiair of van de stagemeester, kan de Stagecommissie de stage opschorten. Het verzoek tot opschorting van de stage dient te worden gericht aan de Stagecommissie overeenkomstig de door haar vastgelegde voorwaarden. § 3. De Stagecommissie legt de datum van aanvang van de opschorting van de stage vast, evenals de duur van de opschorting van de stage. § 4. De opschorting of de opeenvolgende opschortingen van de stage mogen niet meer dan vijf jaar bedragen. Indien deze termijn overschreden wordt, beveelt de Stagecommissie de schrapping van de stagiair. § 5. De stagiair waarvan de stage werd opgeschort, is niet meer onderworpen aan de stageverplichtingen.

Art. 25.De stagiair kan van stagemeester veranderen, onder de door de Stagecommissie vastgelegde voorwaarden. HOOFDSTUK VIII. - Rechten en plichten van de stagiair en van de stagemeester Afdeling 1. - Rechten en plichten van de stagiair

Art. 26.§ 1. De stagiair volbrengt nauwgezet de opdrachten en het werk waarmee de stagemeester hem belast en volgt diens instructies en richtlijnen op. § 2. De stagiair zorgt ervoor dat de eisen van de Stagecommissie nageleefd worden.

Art. 27.De stagiair houdt, overeenkomstig de door de Stagecommissie vastgelegde voorschriften, een stagedagboek bij dat een overzicht geeft van de werkzaamheden die hij heeft verricht of waaraan hij heeft deelgenomen. Het stagedagboek wordt bijgehouden met inachtneming van de nodige discretie.

Art. 28.§ 1. De stagiair onderwerpt zich aan de beslissingen van de Raad en van de Stagecommissie. Hij leeft de regels inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren en van het huishoudelijk reglement van het Instituut na. § 2. De Stagecommissie kan, omwille van bijzondere omstandigheden, individuele afwijkingen toestaan op de door of krachtens de wet bepaalde regels betreffende de onverenigbaarheden. Afdeling 2. - Rechten en plichten van de stagemeester

Art. 29.De stagemeester mag niet meer dan drie stagiairs tegelijk opleiden. Hij staat in voor de goede uitvoering van de te vervullen voorschriften inzake de stage.

De stagemeester die een schorsing van meer dan een maand als tuchtstraf opgelegd krijgt, mag tijdens de schorsingsperiode geen stagiairs opleiden.

Art. 30.De stagemeester zorgt, overeenkomstig de voorschriften van de Stagecommissie, voor de goede deontologische vorming en beroepsopleiding van de stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk toe dat binnen het kader van het beroep valt en begeleidt hem bij de uitvoering ervan.

Art. 31.De stagemeester houdt toezicht op het bijhouden van het stagedagboek en tekent er zijn opmerkingen in aan.

De stagiair en de stagemeester ondertekenen het stagedagboek na de opmerkingen, die de stagemeester erin heeft opgetekend, te hebben besproken. HOOFDSTUK IX. - Het bekwaamheidsexamen

Art. 32.§ 1. Het bekwaamheidsexamen strekt ertoe de bekwaamheid van de stagiair om het beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen, te toetsen. § 2. De Stagecommissie laat de stagiairs die voldaan hebben aan de stageverplichtingen, toe tot het bekwaamheidsexamen. § 3. Ieder jaar worden twee sessies van het bekwaamheidsexamen ingericht door de Stagecommissie.

Art. 33.§ 1. De bekwaamheid van de kandidaat om het beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen wordt beoordeeld door een jury, samengesteld uit één of meerdere Nederlandstalige, Franstalige dan wel Duitstalige kamers al naar gelang de door de kandidaat gekozen landstaal. § 2. Elke kamer bestaat uit vijf leden, namelijk : a) een voorzitter, professor van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van universitair niveau, die één van de vakken voorzien in artikel 13, § 2 doceert en die het beroep van bedrijfsrevisor niet uitoefent;b) drie bedrijfsrevisoren of erebedrijfsrevisoren, waaronder hoogstens één erebedrijfsrevisor;c) één persoon die het beroep van bedrijfsrevisor niet uitoefent, gekozen omwille van zijn bijzondere bekendheid met het economisch en sociaal leven. § 3. De voorzitter en de leden van elke kamer worden voor drie jaar benoemd door de Raad. De Raad duidt tevens plaatsvervangende leden aan.

Art. 34.§ 1. Het bekwaamheidsexamen omvat een mondelinge en een schriftelijke proef.

De inhoud van de schriftelijke proef wordt bepaald door de Stagecommissie.

De mondelinge proef omvat de toelichting van de schriftelijke proef, alsmede een ondervraging over de beroepspraktijk, de opdrachten, de verantwoordelijkheden en de plichtenleer van de bedrijfsrevisor. § 2. De jury beoordeelt niet alleen de vakbekwaamheid van de kandidaat, maar ook zijn inzicht in de behoeften van de gebruikers van revisorale verslagen en zijn geschiktheid ten aanzien van de verantwoordelijkheden van een bedrijfsrevisor in het maatschappelijk verkeer.

Art. 35.§ 1. De met redenen omklede beslissing van de jury wordt aan de Stagecommissie meegedeeld.

De beslissing van de jury kan een aanbeveling behelzen, gericht aan de Stagecommissie, om de kandidaat bijkomende werkzaamheden op te leggen. § 2. De kandidaat kan het bekwaamheidsexamen vijf maal afleggen binnen een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de deliberatie waarbij de stagiair tot het bekwaamheidsexamen wordt toegelaten. HOOFDSTUK X. - Toelating tot de eed en beëindiging van de stage

Art. 36.§ 1. De Stagecommissie stelt aan de Raad voor om de stagiair, die aan de volgende voorwaarden voldoet, tot de eedaflegging toe te laten : 1° geslaagd zijn voor het bekwaamheidsexamen;2° voldaan hebben aan de stageverplichtingen;3° niet het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure. § 2. De stage eindigt door : 1° de beslissing van de Raad om de stagiair toe te laten tot de eedaflegging;2° het ontslag van de stagiair;3° de schrapping van de stagiair;4° het verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 3, § 1, 22 en 35, § 2 van dit besluit. HOOFDSTUK XI. - Erkenning van de bekwaamheden gelijkwaardig met die van bedrijfsrevisor in het buitenland

Art. 37.§ 1. De personen die in een Lidstaat van de Europese Unie een hoedanigheid bezitten die gelijkwaardig is met die van bedrijfsrevisor, zijn vrijgesteld van het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen. § 2. Onverminderd de naleving van internationale verdragen waarbij België partij is, kan de Raad, in geval van wederkerigheid, personen die in een andere dan een Lidstaat van de Europese Unie een gelijkwaardige hoedanigheid bezitten, eveneens van het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen vrijstellen. § 3. In de gevallen bedoeld in de eerste en tweede paragraaf van onderhavig artikel organiseert de Raad een examen met de bedoeling zich ervan te vergewissen dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven van een adequate kennis van de in België van kracht zijnde wetten en reglementeringen, voorzover deze voor de wettelijke controles van jaarrekeningen in België relevant zijn. HOOFDSTUK XII. - Diverse en opheffingsbepalingen

Art. 38.§ 1. Het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren wordt op 31 augustus 2007 opgeheven, met uitzondering van artikel 15 dat van toepassing blijft tot 31 december 2007. § 2. Onderhavig besluit treedt in werking op 31 augustus 2007, met uitzondering van de artikelen 11 en 13, § 2, die in werking treden op 1 januari 2008.

Art. 39.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^