gepubliceerd op 30 mei 2007
Koninklijk besluit betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en het openbaar register
30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en het openbaar register
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen heeft tot doel om bepalingen inzake de erkenning van bedrijfsrevisoren en de ledenlijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren aan te passen in het kader van de omzetting van de bepalingen van de Europese Richtlijn 2006/43/EG, goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad op 17 mei 2006, betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, die werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 9 juni 2006 (hierna « de Richtlijn »).
Gezien het groot aantal voorgestelde wijzigingen werd een nieuw koninklijk besluit verkozen boven een aanpassing van de bestaande tekst.
De tekst is ingedeeld in vijf hoofdstukken die hierna achtereenvolgens worden besproken. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities Het eerste hoofdstuk (artikel 1) omschrijft het toepassingsgebied, met name de bedrijfsrevisoren en stagiairs alsook de voor de toepassing van het besluit gehanteerde definities.
Zoals dit in de Richtlijn het geval is, wordt ook in dit besluit het belangrijk onderscheid gemaakt tussen de hiernavolgende natuurlijke personen en rechtspersonen of entiteiten met om het even welke rechtsvorm: - enerzijds, de beroepsbeoefenaars die in een land buiten de Europese Unie door een bevoegde autoriteit zijn toegelaten om daar wettelijke controles uit te voeren, die respectievelijk aangeduid worden als « auditors van derde landen » en « auditorganisaties van derde landen »; en - anderzijds, de beroepsbeoefenaars die in een lidstaat van de Europese Unie door een bevoegde autoriteit zijn toegelaten en ingeschreven om daar wettelijke controles uit te voeren, die respectievelijk aangeduid worden als « wettelijke auditors » en « auditkantoren ».
Verder wordt er voor gekozen om de in België door het Instituut van de Bedrijfsrevisoren in het publiek register ingeschreven wettelijke auditors en auditkantoren, respectievelijk aan te duiden als « de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen » en de « bedrijfsrevisorenkantoren », terwijl beiden gezamenlijk worden aangeduid als zijnde « de bedrijfsrevisoren ».
Beroepsbeoefenaars die in een andere Lidstaat van de Europese Unie zijn toegelaten en aldaar ingeschreven, kunnen zich overeenkomstig artikel 3 van de Richtlijn ook in België, onder bepaalde voorwaarden, laten inschrijven om in België wettelijke controles van jaarrekeningen uit te voeren.
Europese beroepsbeoefenaars die niet zijn ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren worden in dit besluit respectievelijk aangeduid als « wettelijke auditors » (voor natuurlijke personen) en « auditkantoren » (voor rechtspersonen of entiteiten met om het even welke rechtsvorm).
HOOFDSTUK II. - Erkenning van de bedrijfsrevisoren De Richtlijn en de wet van 22 juli 1953 In overweging 8 van de Richtlijn wordt gesteld: « Ter bescherming van derden dienen alle toegelaten wettelijke auditors en auditkantoren te worden ingeschreven in een register dat toegankelijk is voor het publiek en dat alle essentiële gegevens over wettelijke auditors en auditkantoren bevat. ».
Verder bepaalt artikel 15, lid 2 van de Richtlijn: « De lidstaten zien erop toe dat elke wettelijke auditor en elk auditkantoor aan de hand van een individueel nummer in het openbaar register is geïdentificeerd. De registratiegegevens worden in elektronische vorm in het register opgeslagen, en zijn langs elektronische weg toegankelijk voor het publiek. ».
Wat de inschrijving van auditors en auditorganisaties van derde landen betreft, stelt artikel 45, lid 1 van de Richtlijn: « De bevoegde autoriteiten van een lidstaat gaan over tot registerinschrijving conform de artikelen 15 tot en met 17 van elke auditor en auditorganisatie van een derde land die een controleverklaring aflevert betreffende de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een vennootschap die haar statutaire zetel buiten de Gemeenschap heeft en waarvan de effecten in die lidstaat zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG, behalve indien het bedrijf alleen een emmittent is van effecten die in een lidstaat zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2004/109/EG, met een nominale waarde per eenheid van ten minste 50 000 EUR of, in het geval van effecten die in een andere munteenheid luiden, op de dag van uitgifte equivalent aan ten minste 50 000 EUR. ».
Overeenkomstig de artikels 16, lid 2 en 17, lid 2 van de Richtlijn worden auditors van derde landen, alsook auditorganisaties van derde landen ingeschreven in het openbaar register, doch duidelijk als zodanig vermeld en niet als respectievelijk wettelijke auditors of auditkantoren.
Verder bepaalt artikel 15, lid 4 van de Richtlijn: « De lidstaten zien erop toe dat het openbaar register uiterlijk op 29 juni 2009 volledig operationeel is. ».
Het nieuwe artikel 10 van de wet van 22 juli 1953 bepaalt ten aanzien van het openbaar register: « § 1. De Raad houdt een openbaar register bij waarin de bedrijfsrevisoren worden geregistreerd.
De auditors en de auditorganisaties van derde landen die overeenkomstig artikel 7, § 2 zijn geregistreerd, worden in die hoedanigheid afzonderlijk in het openbaar register vermeld. § 2. De registratiegegevens worden in elektronische vorm in het register opgeslagen. Eenieder kan deze te allen tijde op de website van het Instituut consulteren. § 3. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke persoon en elk bedrijfsrevisorenkantoor worden door een individueel nummer in het openbaar register geïdentificeerd. § 4. Het openbaar register bevat de naam en het adres van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de registratie, het toezicht, de kwaliteitscontrole, de sancties, en het publiek toezicht. § 5. De modaliteiten inzake actualisering en toegang tot het openbaar register worden door de Koning bepaald. » Algemeen Het tweede hoofdstuk inzake de erkenning wordt onderverdeeld in twee afdelingen, namelijk: - Afdeling 1 : Wettelijke auditors en auditkantoren in de Europese Unie - Afdeling 2 : Auditors of auditorganisaties van derde landen Afdeling 1
Wettelijke auditors en auditkantoren in de Europese Unie Onderafdeling 1. - Natuurlijke personen Afdeling 1 handelt over de procedure van inschrijving in het openbaar
register van een natuurlijke persoon en een rechtspersoon of entiteit met om het even welke rechtsvorm die de door de wet en de reglementen vastgestelde voorwaarden vervult, de vermelding van de gegevens die het openbaar register omtrent voormelde natuurlijke personen en rechtspersonen of entiteiten dient te bevatten, het bijwerken van het openbaar register, het bijhouden van een register van de stagiairs onder verantwoordelijkheid van de Stagecommissie en het dossier op naam van de bedrijfsrevisoren (artikelen 2 tot 12).
Artikel 2 betreft de aanvraag tot toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor en de inschrijving in het openbaar register van de natuurlijke personen die daarom verzoeken.
Onderafdeling 2. - Rechtspersonen of entiteiten met om het even welke rechtsvorm Artikel 3 bevat het aan de artikelen 16 en 17 van de Richtlijn aangepaste artikel 15 van het koninklijk besluit van 15 mei 1985 tot uitvoering van de overgangsbepalingen in de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren, ingevoegd door de wet van 21 februari 1985. Het koninklijk besluit van 15 mei 1985 werd opgeheven. Voormeld artikel 15 gaf een omschrijving van de elementen die het dossier bij de vraag tot toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor door een bedrijfsrevisorenkantoor dient te bevatten.
Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen Artikelen 4 en 5 handelen over de behandeling door de Raad van de aanvragen tot toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.
Gelet op de opmerking van de Raad van State in hun advies 42.880/1 van 24 april 2007 werd het vorige artikel 5 betreffende de registratie van de periode van verbod om revisorale opdrachten uit te oefenen geschrapt. Afdeling 2. - Auditors of auditorganisaties van derde landen
In het licht van de gelijkwaardigheid van wettelijke auditors in de Europese Unie is het koninklijk besluit van 14 februari 1989 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning van de hoedanigheid van lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen bedoeld in artikel 4ter van de wet van 22 juli 1953 tot oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren niet langer van toepassing op wettelijke auditors die onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen.
De terminologie van het koninklijk besluit van 14 februari 1989 werd afgestemd op de aanpassingen van de wet van 22 juli 1953 in het licht van de omzetting van de Richtlijn.
Het volledige koninklijk besluit van 14 februari 1989 is opgenomen in de artikelen 6 en 7 van onderhavig besluit, evenals in het artikel 7 van de wet. HOOFDSTUK III. - Het openbaar register Afdeling 1. - Bedrijfsrevisoren natuurlijke personen
Artikel 9 neemt de gegevens over, die het openbaar register overeenkomstig artikel 16 van de Richtlijn ten minste moet bevatten met betrekking tot de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen. Hierbij wordt « wettelijk auditor » vervangen door de term « bedrijfsrevisor natuurlijke persoon ». Enkele gegevens die in België gebruikelijk zijn, zoals gekozen taalgroep en jaar van eedaflegging worden toegevoegd. Afdeling 2. - Bedrijfsrevisorenkantoren
Zo worden in artikel 10 eveneens de gegevens overgenomen die overeenkomstig artikel 17 van de Richtlijn het openbaar register ten minste moet bevatten met betrekking tot de bedrijfsrevisorenkantoren.
Hierbij worden de term « wettelijk auditor » vervangen door « bedrijfsrevisor natuurlijke persoon » en de term « auditkantoor » door « bedrijfsrevisorenkantoor ». Zoals gebruikelijk in België, wordt het jaar van inschrijving in het openbaar register toegevoegd. Verder werden ook, als bijkomende te verstrekken identificatie-informatie toegevoegd: het ondernemingsnummer en het nummer van vestigingseenheid bij de Kruispuntbank van Ondernemingen voor elke vestiging in België.
Onder « voornaamste contactpersoon » (artikel 10, § 1, 3°) wordt verstaan de bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die binnen de entiteit de verantwoordelijkheid draagt voor de organisatie van de controleactiviteiten.
In voorkomend geval zal (artikel 10, § 1, 8°) worden vermeld, het lidmaatschap van een netwerk en de lijst van de namen en adressen van de daartoe behorende kantoren in België en zijn verbonden entiteiten, of de vermelding waar deze gegevens toegankelijk zijn voor het publiek. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
In artikel 11 wordt de actualisering van de openbare registergegevens uitgewerkt. Het openbaar register wordt bijgehouden, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, onder de vorm van een database die toegankelijk is via een website, die voor elke bedrijfsrevisor de datum aangeeft waarop deze de laatste maal werd geactualiseerd. Op de bedrijfsrevisoren rust de verplichting om het Instituut zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van elke wijziging. Vanaf het moment dat de mogelijkheid bestaat om op elektronische wijze de gegevens te verstrekken en te actualiseren, kan de ondertekening gebeuren door middel van een elektronische handtekening, waarvan de modaliteiten door de Raad worden bepaald.
Artikel 14 heeft betrekking op het bijhouden van het individuele dossier betreffende de bedrijfsrevisor en de erin op te nemen gegevens.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State, dient er het volgende verduidelijkt te worden.
Het dossier dient hoofdzakelijk als basis voor het identificeren van de bedrijfsrevisoren in het openbaar register; dit resulteert uit artikel 15 van Richtlijn 2006/43/EG; de rechtsgrond is artikel 10 van de wet van 1953.
In bijkomende orde worden de gegevens in dit dossier gebruikt voor het toezicht op de uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor; dit resulteert uit artikel 30 van voormelde Richtlijn; de rechtsgrond is artikel 32 van de wet van 1953.
Het dossier dient de bevestiging te bevatten dat er jaarlijks een transparantieverslag is opgesteld; dit resulteert uit artikel 40 van voormelde Richtlijn; de rechtsgrond is artikel 15 van de wet van 1953.
Dit dossier dient ook de mededeling te bevatten van gerechtelijke, tucht- en administratieve procedures waarvan de bedrijfsrevisor in de uitoefening van zijn beroep het voorwerp is; dit resulteert uit artikel 30 van voormelde Richtlijn; de rechtsgrond is artikel 41 van de wet van 1953.
Artikel 15 stelt dat de bedrijfsrevisoren spontaan alle wijzigingen moeten mededelen in de gegevens waarover het Instituut moet beschikken en stipuleert dat de Raad de modaliteiten bepaalt volgens dewelke het de bedrijfsrevisoren kan worden toegelaten, of verplicht, om zelf de databanken te actualiseren middels een op afstand beveiligde toegang. HOOFDSTUK IV. - Het verlies van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor Het vierde hoofdstuk behandelt de schorsing wanneer het algemeen belang het vereist (zoals voorgesteld door de Raad van State in zijn advies), het ontslag, de herinschrijving in het openbaar register, alsook de bedrijfsrevisorenkantoren in vereffening (artikelen 16 tot 20).
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen Het laatste hoofdstuk (artikelen 21 tot 26) is o.m. gewijd aan de overgangsbepalingen die gepaard gaan met de opheffing van de « tijdelijke weglating uit de ledenlijst » en het statuut van de verhinderde bedrijfsrevisoren, alsook de overschrijving van de bedrijfsrevisoren ingeschreven op de « ledenlijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren » op datum van 31 augustus 200 7. Deze bedrijfsrevisoren worden toegestaan hun overdracht te verzoeken van de « ledenlijst van het Instituut der bedrijfsrevisoren » naar het « openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren » (artikel 22).
De natuurlijke personen waaraan de Raad, voor de bekendmaking van dit besluit, op hun persoonlijk verzoek de procedure van de tijdelijke weglating uit de ledenlijst toegestaan heeft, alsook zij die het statuut van verhinderde bedrijfsrevisor hebben aangenomen oordelend dat de uitoefening van hun politiek mandaat de uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor in het gedrang kon brengen, dienen vóór 31 december 2007 hetzij aan de Raad te kennen geven dat zij opnieuw in staat zijn om de verplichtingen van de bedrijfsrevisoren na te komen, hetzij hun ontslag aanbieden als bedrijfsrevisor. Indien zij bij het verstrijken van de termijn hebben nagelaten om de Raad van het Instituut hun keuze kenbaar te maken worden zij geacht ontslag te nemen en verliezen zij, op deze datum, de hoedanigheid van bedrijfsrevisor zonder mogelijkheid van verhaal.
Artikel 22 geeft gestalte aan artikel 51 van de Richtlijn dat stelt: « Wettelijke auditors en auditkantoren die overeenkomstig Richtlijn 84/253/EEG door de bevoegde autoriteiten zijn toegelaten vóór de inwerkingtreding van de in artikel 53, lid 1, bedoelde bepalingen, worden beschouwd als zijnde toegelaten overeenkomstig deze richtlijn. ».
De Raad neemt de nodige maatregelen inzake de overdracht van de « ledenlijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren » naar het openbaar register, zoals bedoeld in de artikelen 9 tot 11.
Teneinde de bevestiging van de wens tot overschrijving van de « ledenlijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren » in het nieuwe openbaar register eenvormig en gestructureerd te laten verlopen, zal de Raad de bedrijfsrevisoren de nodige formulieren, al dan niet elektronisch invulbaar, ter beschikking stellen. Deze zullen hen toelaten de gegevens bij te werken die in het openbaar register voor de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen (artikel 9) en voor de bedrijfsrevisorenkantoren (artikel 10) moeten worden bekendgemaakt.
Op alle bedrijfsrevisoren rust de verplichting tot actualisering - zoals bedoeld in artikel 15 van dit besluit - van de voor overschrijving in het openbaar register verstrekte registergegevens.
Krachtens artikel 23, neemt de Raad de nodige maatregelen voor de samenstelling en de actualisering van de dossiers en inlichtingen, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15.
Artikel 24, paragraaf 1 bepaalt dat het koninklijk besluit van 20 april 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt opgeheven.
Artikel 24, paragraaf 2, stelt dat het koninklijk besluit van 14 februari 1989 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning van de hoedanigheid van lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen bedoeld in artikel 4ter van de wet van 22 juli 1953 tot oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt opgeheven.
Overeenkomstig artikel 25 treedt het koninklijk besluit in werking op 31 augustus 2007.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Economie, M. VERWILGHEN
30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en het openbaar register ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, inzonderheid op de artikelen 5, 6 en 10;
Gelet op het advies van de Raad van het Instituut der Bedrijfsrevisoren van 9 februari 2007;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen van 13 februari 2007;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheden dat de wetgever door de artikelen 102 en 103 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, de Koning gemachtigd heeft om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad zo snel mogelijk om te zetten;
Dat het koninklijk besluit van 21 april 2007 daartoe uiterlijk op 31 augustus 2007 in werking treedt.
Dat de wet van 22 juli 1953, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 april 2007 voorziet dat per 31 augustus 2007 bedrijfsrevisoren bijkomende informatie moeten indienen met het oog op de inschrijving in het openbaar register en dat de Procureur-generaal de mogelijkheid heeft om tegen de beslissing tot inschrijving beroep in te stellen bij de Commissie van Beroep;
Dat het koninklijk besluit van 21 april 2007 aan kandidaat-revisoren, in België en personen met een gelijkwaardige hoedanigheid in andere landen die zich wensen in te schrijven in België, oplegt om dit te doen onder nieuwe voorwaarden, in het bijzonder wat betreft het dossier dat zij moeten indienen. Dat het derhalve noodzakelijk is dat deze kandidaat-revisoren zo snel mogelijk beschikken over de noodzakelijke informatie om dit dossier tijdig voor te bereiden en samen te stellen, zodat zij per 31 augustus 2007 van dit recht ten volle kunnen gebruik maken;
Dat de nieuwe inschrijvingsprocedure eveneens noodzaakt dat het Instituut de nodige voorbereidende maatregelen treft. Dat o.m. wat betreft het openbaar register haar informaticasysteem (hardware en databasebeheer) tijdig moet aangepast worden aan de nieuwe vereisten van het koninklijk besluit van 21 april 2007. Dat hiervoor zeer dringend de nodige opdrachten ten aanzien van informaticadienstverleners dienen te worden gedefinieerd en de passende overeenkomsten moeten onderhandeld worden. Dat dergelijke aanpassingswerken meerdere maanden in beslag nemen;
Gelet op de nakende ontbinding van de Kamers en het feit dat de Regering zich vanaf dan beperkt tot de voorzichtige zaken.
Gelet op het advies 42880/1 van de Raad van State, gegeven op 24 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de bedrijfsrevisoren en de stagiairs. § 2. De definities opgenomen in artikel 2 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor zijn van overeenkomstige toepassing. § 3. Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder: 1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor;2° het openbaar register: het register bedoeld in artikel 10 van de wet;3° het Instituut: het Instituut van de Bedrijfsrevisoren;4° de Raad : de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren; HOOFDSTUK II. --Erkenning van de bedrijfsrevisoren Afdeling 1. - Wettelijke auditors en auditkantoren in de Europese Unie
Onderafdeling 1. - Natuurlijke personen
Art. 2.Ieder natuurlijk persoon, die de voorwaarden door de wet en de reglementen gesteld, vervult, kan door middel van een ondertekend en aan het Instituut gericht schrijven verzoeken om toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.
Bij deze aanvraag is een dossier gevoegd met de stukken vereist om de toelatingsvoorwaarden te beoordelen, alsook overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het Instituut nodig zijn in het belang van de beoordeling van de aanvraag. De relevante stukken in het bezit van het Instituut, in voorkomend geval in het kader van de stageprocedure, worden bij het dossier gevoegd.
De voorzitter van de Raad laat de voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel, in voorkomend geval, het Hof van Beroep te Luik, een uittreksel van het besluit van toelating tot de eedaflegging geworden.
De kandidaat-bedrijfsrevisor legt zijn eed af op de dag en het uur bepaald door de voorzitter van het bevoegde Hof.
De hoofdgriffier van de rechtbank brengt het Instituut op de hoogte van de gedane eedafleggingen en levert aan elke betrokkene een uittreksel van het proces-verbaal van de zitting af.
Op de voorlegging van een uittreksel van het proces-verbaal van de eedaflegging, wordt de bedrijfsrevisor met ingang van de dag van zijn eedaflegging ingeschreven in het openbaar register.
Onderafdeling 2. - Rechtspersonen of entiteiten met om het even welke rechtsvorm
Art. 3.§ 1. Iedere rechtspersoon of entiteit met om het even welke rechtsvorm die de door de wet en de reglementen vastgestelde voorwaarden vervult, kan door middel van een ondertekend en aan het Instituut gericht schrijven verzoeken om toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.
De aanvraag tot toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, ingediend ter uitvoering van artikel 6 van de wet, moet worden gericht aan het Instituut.
Bij deze aanvraag is een dossier gevoegd met de stukken vereist om de toelatingsvoorwaarden te beoordelen. § 2. Het dossier moet het volgende bevatten: 1° de statuten of, in voorkomend geval, een gelijkwaardige overeenkomst van de rechtspersoon of entiteit;2° de jaarrekening van de rechtspersoon of entiteit over de laatste vijf boekjaren of sedert haar oprichting zo sindsdien nog geen vijf jaren zijn verlopen;3° de benaming, de rechtsvorm, het ondernemingsnummer en het adres van de zetel en, in voorkomend geval, het internetadres van de website, het adres van elke vestiging in België met zijn nummer van vestigingseenheid bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, elke andere inschrijving als auditkantoor bij de bevoegde autoriteiten van andere Lidstaten van de Europese Unie of België en als auditorganisatie in derde landen, met inbegrip van de na(a)m(en) van de registratieautoriteit(en) en, in voorkomend geval, het/de registratienummer(s) en het netwerk waartoe de rechtspersoon of entiteit behoort;4° de naam en het registratienummer van alle bedrijfsrevisoren natuurlijke personen die bij het bedrijfsrevisorenkantoor werkzaam zijn of die als vennoot of anderszins aan het kantoor verbonden zijn, dit in voorkomend geval per vestiging in België;5° de naam, en het kantooradres van alle eigenaars en aandeelhouders;6° de naam en de adres- en contactgegevens van de bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die binnen de entiteit de verantwoordelijkheid draagt voor de organisatie van de controlewerkzaamheden;7° de naam en het kantooradres van alle leden van het leidinggevende of het bestuursorgaan;8° de omschrijving van de activiteiten en de verantwoording of beslissing dat de activiteiten betrekking hebben, of zullen hebben in geval van toelating, op de uitoefening van revisorale opdrachten bedoeld in artikel 4 van de wet en de uitoefening van activiteiten verenigbaar met de hoedanigheid van bedrijfsrevisor;9° het bewijs van naleving van de voorwaarden opgelegd aan de rechtspersoon of entiteit, aan haar bestuursorgaan, alsook aan haar eigenaars en haar aandeelhouders door artikel 6 van de wet;10° een nauwkeurige omschrijving van de organisatie en de werking van de rechtspersoon of entiteit, de werkmethodes en interne systemen voor kwaliteitscontrole die zij heeft opgezet;11° alle gegevens die toelaten na te gaan of de bepalingen van de artikelen 13 en 14 van de wet worden in acht genomen;12° de overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het Instituut nodig zijn in het belang van de beoordeling van de aanvraag. § 3. De Raad mag van de rechtspersoon of entiteit eisen dat zij haar dossier vervolledigt door voorlegging van alle stukken of gegevens die nodig zijn om zich over de toelatingsaanvraag te kunnen uitspreken.
Hij kan beslissen om de vertegenwoordigers van de rechtspersoon of entiteit te horen op dag en uur die hij vaststelt. § 4. De rechtspersoon of entiteit wordt als bedrijfsrevisorenkantoor ingeschreven in het openbaar register met ingang van de dag waarop de gunstige beslissing door de Raad werd genomen.
Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 4.De Raad doet over de in artikelen 2 en 3 bedoelde aanvragen uitspraak, uiterlijk drie maanden nadat de aanvrager alle vereiste stukken ter beschikking heeft gesteld.
Art. 5.Wanneer de Raad vaststelt dat de verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden vereist voor de inschrijving in het openbaar register, betekent hij hem zijn gemotiveerde beslissing. De belanghebbende beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf deze betekening om beroep in te dienen bij de Commissie van Beroep. De artikelen 64 en 68, eerste paragraaf van de wet zijn van toepassing. Afdeling 2. - Auditors of auditorganisaties van derde landen
Onderafdeling 1. - Natuurlijke personen
Art. 6.Ter staving van zijn verzoek deelt de natuurlijke persoon, overeenkomstig artikel 7, §1 van de wet, aan de Raad van het Instituut de volgende bescheiden mee, onverminderd artikel 2: 1° een uittreksel uit de geboorteakte en een attest van nationaliteit;2° een attest afgegeven door de bevoegde overheid van de betrokken Staat, waarin wordt gecertificeerd dat de persoon in die Staat gemachtigd is om de wettelijke controle op de financiële staten van ondernemingen uit te voeren en, wanneer het betrokken verdrag erin is voorzien, een voor echt verklaarde kopie van zijn diploma;3° een attest betreffende de professionele eerbaarheid, afgegeven door een bevoegd ambtenaar van de Staat waarin hij gemachtigd is de wettelijke controle op de financiële staten van ondernemingen uit te voeren.Wanneer de afgifte van een zodanig attest in de betrokken Staat niet is geregeld, doet de betrokkene, vóór de eedaflegging, aan het Hof van Beroep van Brussel of van Luik, een schriftelijke verklaring geworden waarin hij bevestigt te voldoen aan de voorwaarde vermeld in artikel 7, § 1, 4° van de wet.
Onderafdeling 2. - Entiteiten, andere dan een natuurlijke persoon, naar het recht van derde landen
Art. 7.Ter staving van zijn verzoek deelt de entiteit, andere dan een natuurlijke persoon, naar het recht van derde landen, overeenkomstig artikel 7, § 2 van de wet, aan de Raad van het Instituut de volgende bescheiden en gegevens mee, onverminderd artikel 3 : 1° de statuten van de rechtspersoon, de identiteit van zijn vennoten, zaakvoerders of bestuurders en de laatste jaarrekening;2° een attest afgegeven door de bevoegde overheid van de betrokken Staat, waarin wordt gecertificeerd dat de entiteit evenals zijn vennoten, zaakvoerders en bestuurders, in die Staat gemachtigd zijn om de wettelijke controle op de financiële staten van ondernemingen uit te voeren;3° de naam van de vennoten, bestuurders of zaakvoerders die de hoedanigheid van bedrijfsrevisor hebben en die gewoonlijk hun beroepsactiviteit in België uitoefenen;4° de nauwkeurige omschrijving van zijn bedrijf en het bewijs of de beslissing dat dit bedrijf beperkt is, of, ingeval van toelating, beperkt zal zijn tot het uitoefenen van werkzaamheden die verenigbaar zijn met de hoedanigheid van bedrijfsrevisor;5° de nauwkeurige omschrijving van de organisatie en de werking van de Belgische vestiging van de entiteit, andere dan natuurlijke persoon, naar het recht van derde landen, de medewerkers op wie hij kan rekenen, zijn werkmethodes en de interne systemen voor kwaliteitscontrole;6° een stuk ondertekend door het bevoegde orgaan van de entiteit, andere dan natuurlijke persoon, naar het recht van derde landen, waarbij de verbintenissen, opgesomd in artikel 7, § 2, 6°, 7° en 8° van de wet worden bevestigd. Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 8.De natuurlijke personen of entiteiten, andere dan natuurlijke persoon, naar het recht van derde landen, die bij toepassing van dit besluit de hoedanigheid van bedrijfsrevisor hebben verkregen en in hun land de professionele hoedanigheid verliezen waarop ze zich beroepen hebben bij hun verzoek tot toekenning van het hoedanigheid van bedrijfsrevisor, kunnen, op beslissing van de Raad van het Instituut, hun hoedanigheid van bedrijfsrevisor in België behouden, wanneer is aangetoond dat zij hun professionele hoedanigheid in het buitenland om andere dan disciplinaire redenen hebben verloren. HOOFDSTUK III. - Het openbaar register Afdeling 1. - Bedrijfsrevisoren natuurlijke personen
Art. 9.§ 1. Het openbaar register, voorzien in artikel 10 van de wet, bevat tenminste de volgende gegevens omtrent de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen: 1° naam, woonplaats, gekozen taalgroep, Nederlands of Frans, jaar van de eedaflegging en registratienummer;2° in voorkomend geval, naam, vestigingsadres, internetadres en registratienummer van de bedrijfsrevisorenkantoren waarbij de betrokken bedrijfsrevisor natuurlijke persoon werkzaam is of waaraan hij als vennoot of anderszins verbonden is;3° elke andere inschrijving als wettelijke auditor bij de bevoegde autoriteiten van andere Lidstaten van de Europese Unie en als auditor in derde landen, met inbegrip van de na(a)m(en) van de registratieautoriteit(en) en, in voorkomend geval, het/de registratienummer(s). § 2. Auditors van derde landen die overeenkomstig artikel 7, § 4 van de wet worden ingeschreven, worden in het register duidelijk als zodanig vermeld en niet als bedrijfsrevisoren natuurlijke personen. Afdeling 2. - Bedrijfsrevisorenkantoren
Art. 10.§ 1. Het openbaar register bevat ten minste de volgende gegevens omtrent de bedrijfsrevisorenkantoren: 1° registratienummer, jaar van inschrijving, naam, adres van de zetel en ondernemingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;2° rechtsvorm;3° contactgegevens, voornaamste contactpersoon en, in voorkomend geval, internetadres van de website;4° adres van elke vestiging in België met zijn nummer van vestigingseenheid bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;5° naam en registratienummer van alle bedrijfsrevisoren natuurlijke personen die bij het bedrijfsrevisorenkantoor werkzaam zijn of die als vennoot of anderszins aan het kantoor verbonden zijn;6° naam en kantooradres van alle eigenaars en aandeelhouders;7° naam en kantooradres van alle leden van het leidinggevende of bestuursorgaan;8° in voorkomend geval, het lidmaatschap van een netwerk en de lijst van de namen en adressen van de daartoe behorende kantoren en zijn verbonden entiteiten, of vermelding van de plaats waar deze gegevens toegankelijk zijn voor het publiek;9° elke andere inschrijving als auditkantoor bij de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en als auditorganisatie in derde landen, met inbegrip van de na(a)m(en) van de met de registratie belaste autoriteit(en) en in voorkomend geval het/ de registratienummer(s). § 2. Auditorganisaties van derde landen die overeenkomstig artikel 7, § 4 van de wet worden ingeschreven, worden in het register duidelijk als zodanig vermeld en niet als bedrijfsrevisorenkantoren. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 11.§ 1. Het openbaar register wordt bijgehouden, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, onder de vorm van een database die toegankelijk is via een website, die voor elke bedrijfsrevisor de datum aangeeft van de laatste actualisering. § 2. De bedrijfsrevisoren dienen het Instituut zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van elke wijziging in de gegevens die in het openbaar register zijn opgenomen. Het register wordt zo spoedig mogelijk na de kennisgeving geactualiseerd. Zij dienen de verstrekte gegevens te ondertekenen. Vanaf het moment dat de mogelijkheid bestaat voor de bedrijfsrevisoren om op elektronische wijze de gegevens te verstrekken en te actualiseren, kan de ondertekening gebeuren door middel van een elektronische handtekening, waarvan de modaliteiten door de Raad worden bepaald. § 3. De Raad kan de modaliteiten bepalen volgens dewelke het openbaar register in zijn geheel of deels kan worden toegezonden onder de vorm van een uitprint aan om het even wie hem wenst te bekomen.
Art. 12.De lijst van de stagiairs wordt bijgehouden onder de verantwoordelijkheid van de Stagecommissie.
Art. 13.De Raad kan beslissen dat de website, zoals bedoeld in artikel 11, § 1 andere informatie bevat waarin derden geïnteresseerd kunnen zijn, zoals onder meer een elektronisch adres.
Art. 14.§ 1. Het Instituut opent een dossier op naam van de bedrijfsrevisoren. Het dossier bevat de bescheiden die bij de vraag om toegelaten te worden tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor werden overgemaakt.
De bedrijfsrevisor deelt spontaan aan de Raad de volgende informatie mee, die aan het dossier wordt toegevoegd: a) de akten en bekendmakingen, die de wijzigingen in het openbaar register desgevallend staven;b) de procedures bedoeld in artikel 41 van de wet;c) de melding of al dan niet wordt opgetreden in organisaties van openbaar belang;d) elke inschrijving bij bevoegde Belgische autoriteiten. § 2. Het dossier van elke natuurlijke persoon ingeschreven in het openbaar register vermeldt: het registratienummer, de datum van registratie, zijn naam, zijn voornamen, zijn plaats en datum van geboorte, zijn nationaliteit, zijn gekozen taalgroep, Frans of Nederlands. § 3. Het dossier van elk bedrijfsrevisorenkantoor ingeschreven in het openbaar register vermeldt: het registratienummer, de datum van registratie, de maatschappelijke benaming op het moment van registratie, de rechtsvorm op het moment van inschrijving, de datum van oprichting en het ondernemingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Naast de in § 1 bedoelde inlichtingen, bevat het dossier van elk bedrijfsrevisorenkantoor: 1° zijn statuten of, in voorkomend geval, een gelijkwaardige overeenkomst;2° de lijst van de verbonden entiteiten van het bedrijfsrevisorenkantoor;3° in voorkomend geval, de bevestigingen met betrekking tot de naleving van artikel 15 van de wet;4° de lijst van de bedrijfsrevisorenkantoren, auditkantoren en auditorganisaties van derde landen waarin het kantoor aandelen of deelbewijzen bezit. § 4. De Raad kan daarenboven aan de bedrijfsrevisoren alle andere nuttige gegevens in toepassing van artikel 32 van de wet opvragen of verzoeken deze uit eigen initiatief mee te delen, met het oog op de toevoeging ervan aan het dossier.
Art. 15.De bedrijfsrevisoren delen het Instituut binnen de maand spontaan alle wijzigingen mee aangebracht in de gegevens bedoeld in artikelen 9, 10, 13 en 14.
Wat de gegevens bedoeld in artikel 14, § 4 betreft, heeft de taak van actualisering ten laste van de bedrijfsrevisoren enkel betrekking op de gegevens die door de bedrijfsrevisoren werden meegedeeld op vraag van de Raad.
De Raad bepaalt de modaliteiten volgens dewelke het de bedrijfsrevisoren kan worden toegelaten, of verplicht, om zelf de databanken van het Instituut te actualiseren via een beveiligde toegang op afstand.
Wat de procedures bedoeld in artikel 41 van de wet betreft, heeft de verplichting tot mededeling betrekking op de inleiding van een procedure, evenals op alle beslissingen die in het kader van deze procedure door de geadieerde rechtsmachten of overheden zijn genomen. HOOFDSTUK IV. - Het verlies van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor
Art. 16.De bedrijfsrevisor, die ten gevolge van een veroordeling of andere maatregel of omstandigheid in de onmogelijkheid verkeert zijn beroep uit te oefenen, kan, wanneer het algemeen belang het vereist, door de Raad voor de duur van de onmogelijkheid worden geschorst.
Art. 17.De bedrijfsrevisor, die ontslag neemt, verliest de hoedanigheid van bedrijfsrevisor met ingang van de dag waarop de Raad de bedrijfsrevisor ervan in kennis stelt dat zijn ontslag werd aanvaard.
Om geldig te zijn, moet het ontslag bij de Raad worden ingediend en de verklaring bevatten dat de ontslagnemende bedrijfsrevisor alle opdrachten, waarmee hij als bedrijfsrevisor werd belast, tot een goed einde heeft gebracht of aan een andere bedrijfsrevisor heeft toevertrouwd, evenals de verklaring dat hij geen mandaat of functie bedoeld in artikel 133, § 3 van het Wetboek van vennootschappen heeft aanvaard. De Raad neemt, uiterlijk drie maanden na het toezenden van de brief, een beslissing over de aanvaarding of de weigering van het ontslag.
Het bedrijfsrevisorenkantoor dat ontslag neemt, zal het bewijs leveren dat de statuten, of in voorkomend geval de gelijkwaardige overeenkomst, niet langer verwijst naar de uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor.
De Raad kan het ontslag weigeren, indien er aanwijzingen zijn dat de verklaringen, bedoeld in de vorige alinea, vals zouden zijn.
Art. 18.§ 1. Onverminderd de gevolgen van een schrapping om tuchtredenen, kan iedere ontslagnemende bedrijfsrevisor natuurlijke persoon, de Raad om zijn herinschrijving in het openbaar register verzoeken, op voorwaarde dat hij de in artikelen 5, 1° tot 3° en 13 van de wet voorgeschreven voorwaarden vervult op de datum van aanvraag en voldaan heeft aan de verplichtingen inzake permanente vorming. § 2. Het verzoek wordt gericht aan de Raad, samen met een dossier waaruit blijkt dat de voorwaarden vereist voor het bekomen van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor verenigd zijn. Het dossier moet een curriculum vitae bevatten waarin de beroepsactiviteiten van de kandidaat-bedrijfsrevisor sinds zijn ontslag worden opgenomen evenals een nota waaruit blijkt dat hij zijn vorming op permanente wijze heeft voortgezet. § 3. Wanneer het verzoek wordt gedaan nadat meer dan vijf jaar zijn verstreken sinds het ontslag, moet de verzoeker daarenboven een proef afleggen, ingericht in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor. Deze proef wordt toevertrouwd aan een jury, samengesteld uit twee leden van de Raad en door hem aangeduid.
Art. 19.Het bedrijfsrevisorenkantoor dat de hoedanigheid van bedrijfsrevisor heeft verloren om andere redenen dan tuchtrechtelijke kan op ieder moment om herinschrijving in het openbaar register verzoeken overeenkomstig artikel 3.
Art. 20.De bedrijfsrevisorenkantoren in vereffening kunnen slechts gedurende één jaar in het openbaar register ingeschreven blijven, te rekenen vanaf de datum van hun ontbinding. Zij worden van rechtswege doorgehaald in het openbaar register bij het verstrijken van deze periode. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 21.§ 1. De tijdelijke weglating uit de ledenlijst toegekend door de Raad aan bedrijfsrevisoren natuurlijke personen in uitvoering van artikel 5, § 5 van het koninklijk besluit van 20 april 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 maart 2000 en de verhindering wegens uitoefening van een politiek mandaat overeenkomstig artikel 5, § 6 van voormeld besluit vervallen van rechtswege ten laatste op 31 december 2007. § 2. De bedrijfsrevisoren natuurlijke personen die de tijdelijke weglating uit de ledenlijst of de verhindering wegens uitoefening van een politiek mandaat genieten moeten vóór 31 december 2007, hetzij aan de Raad mededelen dat zij opnieuw in staat zijn om de verplichtingen van de bedrijfsrevisoren na te komen, hetzij hun ontslag aanbieden met naleving van artikel 19 van onderhavig besluit. § 3. Indien bij het verstrijken van de in het voorgaande lid vermelde datum de bedrijfsrevisor heeft nagelaten aan de Raad te melden hoe hij zijn tijdelijke weglating uit de ledenlijst of de verhindering wegens uitoefening van een politiek mandaat wenst te beëindigen, wordt hij geacht ontslag te nemen en wordt hij bijgevolg doorgehaald in het openbaar register.
Art. 22.§ 1. De bedrijfsrevisoren ingeschreven op de « ledenlijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren » op datum van 31 augustus 2007 worden beschouwd als zijnde toegelaten tot overdracht naar het « openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren ». § 2. De Raad neemt de nodige maatregelen voor de overdracht van gegevens uit de « ledenlijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren » naar het openbaar register, zoals bedoeld in de artikelen 9 tot 11, binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 23.De Raad neemt de nodige maatregelen voor de samenstelling en de actualisering van de dossiers, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15.
Art. 24.§ 1. Het koninklijk besluit van 20 april 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 maart 2000, wordt opgeheven. § 2. Het koninklijk besluit van 14 februari 1989 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning van de hoedanigheid van lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen bedoeld in artikel 4ter van de wet van 22 juli 1953 tot oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt opgeheven.
Art. 25.Dit besluit treedt in werking op 31 augustus 2007.
Art. 26.Onze Minister van Economie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN