gepubliceerd op 15 oktober 2019
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen
29 SEPTEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het voorgestelde besluit strekt er ten eerste toe de bepalingen omvat in de wet van 8 juni 2017 tot omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt, uit te voeren.
Ten tweede strekt het ertoe de verwijzingen naar de boekhoudregels uit het oude Wetboek van vennootschappen en zijn uitvoeringsbesluit van 30 januari 2001 te actualiseren, naar aanleiding van de goedkeuring van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluit van 29 april 2019.
Ten derde strekt het ertoe de boekhoudkundige reglementering toepasselijk op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten aan te passen aan de vaststellingen die volgen uit de praktijk van de Controledienst van de beheersvennootschappen en van de beheersvennootschappen sinds de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen.
Daartoe wijzigt het voorgestelde besluit het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 om rekening te houden met de Europese principes inzake collectief beheer.
Vervolgens worden verschillende wijzigingen aangebracht om de verwijzingen te actualiseren naar de bepalingen betreffende het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluit, enerzijds, en het Wetboek van vennootschappen en zijn uitvoeringsbesluit, anderzijds, naar aanleiding van de goedkeuring van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Ten slotte worden andere wijzigingen aangebracht om de soms zware regels voor de beheersvennootschappen te verlichten. De doelstelling hiervan is om duidelijke, noodzakelijke informatie te verstrekken en een objectieve vergelijking tussen de actoren van de sector van het collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten mogelijk te maken.
Alvorens te beginnen met de artikelsgewijze bespreking van het uitvoeringsbesluit, moeten in de bepalingen in het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 een aantal preciseringen worden aangebracht. Deze preciseringen blijken, op grond van de praktijkervaring van de Controledienst, noodzakelijk te zijn teneinde alle actoren in de sector van het collectief beheer een homogene toepassing te garanderen.
Globalisatie van de financiële opbrengsten (artikel 3 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014) Tussen het moment waarop een beheersvennootschap auteursrechten en naburige rechten int en het moment waarop ze de geïnde rechten aan de rechthebbenden betaalt, genereren deze bedragen financiële opbrengsten. Het basisprincipe volgens hetwelk de auteursrechten toebehoren aan de auteurs, was al verankerd in artikel 1 van de auteurswet van 22 maart 1886 (BS 26 maart 1886) en werd vervolgens bevestigd door artikel 1 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (BS 27 juli 1994). Het is momenteel het voorwerp van artikel XI.165, § 1, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER).
Aangezien de rechten toebehoren aan de rechthebbenden, behoren ook de door die rechten gegenereerde financiële opbrengsten toe aan de rechthebbenden. De vermogensrechten, en bijgevolg de financiële opbrengsten gegenereerd door deze rechten, zijn evenwel overdraagbaar, zoals reeds werd aangegeven in artikel 3 van de voornoemde wet van 22 maart 1886, vervolgens in artikel 3 van de voornoemde wet van 30 juni 1994 en momenteel in artikel XI.167, § 1 WER. Het collectieve beheer van de auteursrechten en van de naburige rechten door de beheersvennootschappen berust echter niet op een overdracht van de rechten, maar op een overdracht van het beheer van de rechten, die soms als een fiduciaire overdracht of beheersmandaat wordt bestempeld. Zo bepaalt artikel I.16, § 1, 4° en 5°, WER dat de activiteit van collectief beheer erin bestaat "auteursrechten of naburige rechten te beheren namens meer dan één rechthebbende".
Dezelfde uitdrukking vindt men in artikel 3 van de richtlijn 2014/26/EU van 26 februari 2014 (PBEU, L 84/72, 20 maart 2014).
Bijgevolg blijven de rechten, in het kader van het collectief beheer, toebehoren aan de rechthebbenden. Dat bevestigde ook artikel 9 van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft (BS 23 december 2009), dat in de voornoemde wet van 30 juni 1994 een artikel 65ter, § 3 invoegde waarin stond: "De beheersvennootschap maakt een onderscheid tussen, enerzijds, het vermogen dat gevormd wordt door de rechten die geïnd en beheerd worden voor rekening van de houders van de door deze wet erkende rechten, en,anderzijds, haar eigen vermogen dat gevormd wordt door de vergoeding voor haar diensten van beheer en door de inkomsten van haar andere activiteiten of van haar eigen vermogen.". Die bepaling vermeldde niet uitdrukkelijk de door de rechten gegenereerde financiële opbrengsten. Dat laatstgenoemde element werd dan ook uitdrukkelijk vermeld in het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 tot uitvoering van die wet, waarvan artikel 3, § 1, 3° bepaalt dat de beheersvennootschap "een afscheiding [moet] verzekeren tussen, enerzijds, het vermogen dat gevormd wordt door de rechten die geïnd en beheerd worden voor rekening van de rechthebbenden dat ook de financiële opbrengsten omvat die voortvloeien uit hun beheer, en, anderzijds, haar eigen vermogen dat gevormd wordt door de vergoeding voor haar diensten van beheer en door de inkomsten van haar andere activiteiten of van haar eigen vermogen".
Vervolgens heeft de wet zelf bevestigd dat de financiële opbrengsten buiten het eigen vermogen van de beheersvennootschap blijven. De bepaling die momenteel het voornoemde oude artikel 65ter, § 3 van de eveneens voornoemde wet van 30 juni 1994 vervangt, namelijk artikel XI.248/9, § 2 WER, luidt immers als volgt: "De beheersvennootschap maakt een onderscheid tussen enerzijds het vermogen dat gevormd wordt door de rechten die geïnd en beheerd worden voor rekening van de houders van de door deze titel erkende rechten, alsook door alle ontvangsten voortvloeiend uit de investering van de inkomsten gevormd door de rechten, en anderzijds haar eigen vermogen dat gevormd wordt door de vergoeding voor haar diensten van beheer en door de inkomsten van haar andere activiteiten of van haar eigen vermogen." Die toevoeging betreffende de financiële opbrengsten vloeit voort uit de omzetting van artikel 11, lid 3, van de voornoemde richtlijn 2014/26/EU, dat de collectieve beheerorganisaties ertoe verplicht hun eigen vermogen te scheiden van het vermogen dat gevormd wordt door de rechten en de "inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten." Artikel 11, lid 4, van dezelfde richtlijn bepaalt ook dat: "het een collectieve beheerorganisatie niet [is] toegestaan om [...] inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten te gebruiken voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden", met evenwel de volgende afzwakking: "behalve wanneer het haar is toegelaten om haar beheerkosten in te houden [...] in overeenstemming met een besluit (genomen door de algemene vergadering)". Artikel XI.251 WER neemt de inhoud van artikel 11, lid 4, van de voornoemde richtlijn over in Belgisch recht.
Kosten die kunnen worden doorgerekend aan de rechthebbenden (artikel 8 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014) De gerecupereerde/doorgerekende kosten komen overeen met de door een beheersvennootschap gemaakte kosten die ze doorrekent aan een of meerdere rechthebbende(n) namens wie deze kosten werden gemaakt en die ze moet(en) dragen. Het betreft, met andere woorden, kosten waarbij degene die de kosten betaalt met degene die ze moet dragen afspreekt dat deze eerste de kosten in een latere fase aan laatstgenoemde zal doorrekenen.
Deze kosten worden aanvankelijk opgenomen in uitgavenrekeningen en daarna aan de derde-betrokkene doorgerekend.
Omwille van de naleving van de niet-compensatieregel, worden deze doorrekeningen niet overgeschreven naar de geactiveerde rekeningen bij de registratie van de kosten, maar vormen ze diverse bedrijfsopbrengsten (Belgische minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel 743 tot 749) in het gemeen boekhoudrecht.
Volgens de CBN (advies 105/2, Bull. Nr. 1, 1977, blz. 17) moeten kosten en inkomsten worden aangerekend en geboekt in de jaarrekening voor hun brutobedrag en is het niet toegelaten kosten onder te brengen op opbrengstenrekeningen of opbrengsten op kostenrekeningen. Daaruit volgt dat de tussenkomsten van derden in de kostensoorten van een onderneming niet kunnen worden geboekt in mindering van het bedrag van deze kosten. Dit geldt uiteraard niet wanneer een onderneming deze kosten zou dragen als lasthebber handelend voor rekening van een derde, zijnde haar lastgever. In dit geval worden deze kosten inderdaad uitsluitend beschouwd als kosten in hoofde van deze derde.
Het is dan aan hem om deze kosten als dusdanig en volgens hun aard in zijn eigen boekhouding op te nemen.
Deze gerecupereerde bedragen moeten door de beheersvennootschappen als opbrengsten geboekt worden (rekening 701) en zijn een bestanddeel van hun omzet (zie art. 20, 1° van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014).
Een voorbeeld dat herhaaldelijk wordt aangehaald in de loop van de werkzaamheden voor het opstellen van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 is het voorbeeld van de diverse bankkosten in verband met het beheer van de bedragen bestemd voor de rechthebbenden tussen de inning en de betaling ervan.
Er kan in verschillende situaties gebruik worden gemaakt van rekening 701: ? Wanneer de commissie ontvangen bij de inning niet voldoende is om de kosten van de werking van de beheersvennootschap te dekken, kan zij deze kosten op een ander moment bij de rechthebbenden recupereren en doorrekenen, bijvoorbeeld bij de verdeling, op voorwaarde dat ze (direct of indirect) verband houden met het beheer van de rechten en de beheersvennootschap haar ratio van werkingskosten niet kunstmatig via de registratie van deze opbrengsten verlaagt. ? Deze gevallen van doorrekening moeten echter altijd in lijn zijn met het beheer van rechten voor rekening van de rechthebbenden die de vennootschap rechtstreeks of via overeenkomsten voor wederzijdse vertegenwoordiging vertegenwoordigt. In het tegenovergestelde geval, bijvoorbeeld in geval van doorrekening van kosten voor prestaties geleverd voor rekening van andere beheersvennootschappen, worden deze opbrengsten geboekt op rekening 74. Dat zou eveneens het geval zijn voor specifieke diensten (juridische of andere) verleend aan een individuele rechthebbende.
Onderscheid tussen geïnde rechten en financiële opbrengsten (artikel 15 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014) De verdeling van de financiële opbrengsten aan de rechthebbenden levert praktische problemen op. Om de betrokken bedragen exact te verdelen, moet op het moment dat de rechthebbende wordt betaald immers worden berekend hoeveel tijd er is verstreken sinds de inning, welk deel van de geïnde bedragen moet worden afgetrokken om de beheerkosten en andere elementen te dekken (bijdrage aan het organieke fonds, bedragen bestemd voor sociale, culturele of educatieve doeleinden, vergoeding van de financiële instellingen om de betrokken activa te laten renderen) en welke inkomsten werden gegenereerd door de betrokken bedragen in de betreffende periode. De beheersvennootschappen die dat wensen, kunnen op die manier te werk gaan, maar ze kunnen ook een eenvoudigere methode gebruiken, namelijk globalisatie. Dat is waarin wordt voorzien in het Verslag aan de Koning van het voornoemde koninklijk besluit van 25 april 2014 (bespreking van artikel 16, BS 27 juni 2014, p. 48.251, voorlaatste en laatste paragraaf), waar staat: "Teneinde de [...] verwerking [...] beheersbaar te houden, kunnen de interesten per inningsjaar geglobaliseerd worden tot op het niveau van een inningsrubriek [...]".
Concreet zal deze globalisatie van de interesten betekenen dat op het einde van het boekjaar de beheersvennootschap de in de loop van het boekjaar gegenereerde interesten, in functie van de respectievelijke belangrijkheid van de betrokken inningsrubriek, kan toevoegen aan de inningsrubriek. Indien bijvoorbeeld bij een verdeling in een jaar van alle door een beheersvennootschap geïnde sommen blijkt dat 5 % van de inningen betrekking had op de reproductie van werken van grafische en beeldende kunst, dan mag 5 % van de interesten die dat jaar gegenereerd werden door de vennootschap aan de inningsrubriek inzake reproductie van werken van grafische en beeldende kunst worden toegewezen.
Sinds de inwerkingtreding van de voormelde wet van 8 juni 2017 bestaat er eveneens een alternatief voor de uitkering van de financiële opbrengsten aan de rechthebbenden met of zonder globalisatie. Voortaan staat artikel XI.251 WER toe om financiële opbrengsten aan te wenden voor de financiering van de werkingskosten, op voorwaarde dat dit voortvloeit uit een beslissing van de algemene vergadering.
Artikel 1 Artikel 1 van het voorgestelde besluit wijzigt het opschrift van deel I "Definities" van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen.
Deze wijziging strekt ertoe de invoeging van de in artikel 2 voorziene bepaling in deel I mogelijk te maken.
Artikel 2 Overeenkomstig het advies 66.491/2/V van de Raad van State wordt een nieuwe bepaling ingevoegd in het voornoemd koninklijk besluit van 25 april 2014, waarin wordt verduidelijkt dat er bepalingen in zijn opgenomen die de richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt gedeeltelijk in Belgisch recht omzetten.
De voornoemde richtlijn 2014/26/EU werd immers in Belgisch recht omgezet door de reeds vermelde wet van 8 juni 2017. Die bevat bepalingen waarvoor uitvoeringsmaatregelen moeten worden genomen, die met name vervat zijn in het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014. Dat besluit is al gedeeltelijk in overeenstemming met de richtlijn, zodat een volledige herziening niet nodig was.Zo moeten bijvoorbeeld de minimumvereisten betreffende de boekhoudkundige organisatie en interne controle van de beheersvennootschappen, vervat in de artikelen 2 tot 7 van voornoemd koninklijk besluit van 25 april 2014, niet aangepast worden.
Voor sommige bepalingen in de omzettingswet en de richtlijn is echter wel een gedeeltelijke aanpassing vereist van het voornoemde koninklijk besluit van 25 april 2014, teneinde de omzetting van bovengenoemde richtlijn 2014/26/EU te voltooien. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de informatie die de beheersvennootschap moet verschaffen aan de rechthebbenden, en die gewijzigd werd door artikel 17 van het ontworpen besluit, en voor de inhoud van het jaarlijks transparantieverslag dat door de beheersvennootschappen moet worden bekendgemaakt, en die gewijzigd werd door artikel 18 van het ontworpen besluit.
Aangezien het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 geen apart hoofdstuk bevat betreffende de omzetting van de richtlijn, wordt een nieuw artikel 1/1 waarin de gedeeltelijke omzetting van voormelde richtlijn 2014/26/EU wordt vermeld, ingevoegd in deel I van hetzelfde besluit. De titel van deel I wordt in dat opzicht aangepast door het vorige artikel.
Artikel 3 Artikel 3 van het voorgestelde besluit wijzigt het opschrift van Boek I van deel III "Bijzondere regels betreffende de boekhouding en de jaarrekeningen van de beheersvennootschappen" van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014.
Deze wijziging strekt ertoe de verwijzing naar de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van ondernemingen, die opgenomen is in boek III van het Wetboek van economisch recht, te actualiseren.
Artikel 4 Artikel 4 van het besluit brengt wijzigingen aan in artikel 8 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014.
Het eerste punt strekt ertoe de verwijzing naar de bijlage van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningstelsel, te actualiseren conform het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot III.95 van het Wetboek van economisch recht.
Het tweede punt heeft tot doel een samenhang tussen de terminologie van de voormelde wet van 8 juni 2017 (en van de richtlijn 2014/26/EU) en de terminologie van het uitvoeringsbesluit ervan te bewerkstelligen.
Wat het derde en vierde punt betreft, bleek het uit ervaring verstandiger om de boekhoudkundige verwerking van overschotten van commissies in overeenstemming te brengen met de boekhoudkundige verwerking van de creditnota's. Het gevolg daarvan is dat rekening 645 uit de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel, dat van toepassing is op de beheersvennootschappen, wordt weggelaten. De beheersvennootschappen die een commissieoverschot boekhoudkundig moeten verwerken, zullen dit dus doen via debet op rekening 700 Commissies op geïnde rechten.
Artikel 5 Artikel 5 brengt wijzigingen aan in artikel 9 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 om de verwijzing daarin naar het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningstelsel, te actualiseren conform het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot III.95 van het Wetboek van economisch recht.
Artikel 6 Artikel 6 van het besluit wijzigt het opschrift van Boek II van deel III "Bijzondere regels betreffende de boekhouding en de jaarrekeningen van de beheersvennootschappen" van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014.
Deze wijziging strekt ertoe de verwijzing naar het Wetboek van vennootschappen, nu Wetboek van vennootschappen en verenigingen, te actualiseren.
Artikel 7 Artikel 7 heeft tot doel de verwijzing naar het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van vennootschappen in artikel 10 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 te actualiseren, conform het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluit van 29 april 2019.
Artikel 8 Dit artikel heeft tot doel artikel 11 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014, dat handelt over de inhoud van de jaarrekening, op te heffen. Deze bepaling voorzag er onder meer in dat de toelichting bij de jaarrekening inlichtingen betreffende het kasstroomoverzicht bevat.
De inlichtingen die deze toelichting moet bevatten worden voortaan bepaald door artikel 3:1, § 1, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en door artikel 3:58, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
In de verplichting om in de toelichting inlichtingen betreffende het kasstroomoverzicht op te nemen, wordt voorzien door artikel 14 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 zoals gewijzigd door artikel 11 van dit besluit.
Artikel 9 Artikel 9 van het besluit wijzigt artikel 12 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 voor wat de boekhoudkundige verwerking van de commissie van de beheersvennootschap betreft.
Op grond van de praktijkervaring van de beheersvennootschappen blijkt het inderdaad nuttig om, via een wijziging van artikel 12 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014, te preciseren dat de door de beheersvennootschap ter vergoeding geïnde commissie ten laatste bij het afsluiten van het boekjaar waarop deze commissie betrekking heeft, moet worden geboekt.
Het principe op grond waarvan de commissie slechts kan worden geboekt voor zover de effectieve ontvangst van de factuur of van de uitnodiging tot betaling niet onzeker is, komt overeen met een algemeen principe van het Belgische boekhoudrecht inzake de realisatie (art. 3:11 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en NRC, advies 2012/17). De commissie kan verschillende vormen aannemen, waaronder bijvoorbeeld een heffing op de door de beheersvennootschappen ontvangen of betaalde bedragen.
Artikel 10 Artikel 10 van het besluit wijzigt artikel 13 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 door de verwijzingen naar het uitvoeringsbesluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen te actualiseren en dit conform het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluit van 29 april 2019.
Artikel 11 De wijzigingen voorgesteld in artikel 11 van het besluit zijn bedoeld om rekening te houden met de wijzigingen die door het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluit werden aangebracht. Het wijzigt enerzijds de verwijzingen naar het Wetboek en zijn uitvoeringsbesluit en voegt anderzijds informatie toe die de bijlage ("de toelichting") bij de jaarrekening voor de beheersvennootschappen moet bevatten.
In overeenstemming met de gangbare internationale financiële verslaggevingsnormen kunnen beheersvennootschappen de directe of indirecte methode gebruiken om het kasstroomoverzicht aan te vullen.
Bij de directe methode moeten alle ontvangsten en betalingen in de loop van het boekjaar worden geregistreerd, terwijl bij de indirecte methode de totalen aan het eind van het boekjaar als basis kunnen worden gebruikt voor de vergelijking.
Artikel 12 In eerste instantie heeft dit artikel tot doel de verwijzing naar het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen te actualiseren conform het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluit van 29 april 2019.
Daarnaast heeft dit artikel tot doel een samenhang tussen de terminologie van de voormelde wet van 8 juni 2017 (en de richtlijn 2014/26/EU) en de terminologie van het uitvoeringsbesluit ervan te bewerkstelligen.
Artikel 13 Artikel 13 van het besluit wijzigt artikel 16 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014, dat betrekking heeft op het specifieke schema van de resultatenrekening dat bestemd is voor de beheersvennootschappen.
Het eerste punt heeft tot doel de actualisering van de verwijzing naar het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van vennootschappen.
Het tweede punt beoogt de rechtzetting van een verwijzingsfout die in het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 was geslopen.
Er moet aan worden herinnerd dat de verwerking van de in de resultatenrekening vermelde bijdrage aan het organieke fonds een percentage van de ontvangsten van het boekjaar vertegenwoordigt, terwijl het in het kasstroomoverzicht vermelde bedrag het bedrag is dat vermeld staat op de factuur die de controledienst in de loop van het boekjaar heeft verstuurd.
Artikel 14 Dit artikel wijzigt artikel 17 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 waarbij een specifieke inhoud voor de toelichting bij de jaarrekening voor de sector van het collectieve beheer wordt vastgesteld.
Het eerste punt heeft tot doel de actualisering van de verwijzing naar het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van vennootschappen.
Het tweede punt strekt ertoe het schrappen van de bepaling onder 1° dat irrelevant is geworden sinds de goedkeuring van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluit, aangezien deze bepaling terug te vinden is in artikel 14 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014, zoals gewijzigd door artikel 11 van dit besluit.
Het derde punt heeft tot doel enerzijds om artikel 17 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 aan te passen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en, anderzijds een samenhang tussen de terminologie van de voormelde wet van 8 juni 2017 (en van de richtlijn 2014/26/EU) en de terminologie van het uitvoeringsbesluit ervan te bewerkstelligen.
Het vierde punt schrapt de bepaling onder 3°, weergegeven als staat XVIbis in de toelichting bij de jaarrekening. In de praktijk kon immers worden vastgesteld dat deze staat niet vereist was voor de controle die wordt uitgevoerd door de bevoegde dienst van de FOD Economie en deze dus achterhaald was geworden.
Het vijfde punt past het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 aan om rekening te houden met de wijzigingen die bij het uitvoeringsbesluit van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen in de toelichting bij de jaarrekening werden aangebracht.
Het zesde punt vervangt de tekst van de bepaling onder 4°, XXIII, I, a), I, om er verschillende wijzigingen aan te brengen.
Ten eerste wordt de vergoeding toegevoegd aan de totale bedragen die in het kasstroomoverzicht moeten worden vermeld. De ervaring heeft uitgewezen dat het vereiste van de in artikel 17, 4°, XXIII, I, c) bedoelde uitsplitsing van de vergoeding niet in verhouding stond tot de toegevoegde waarde van deze informatie voor de controle en de transparantie, en daarom wordt deze uitsplitsing bij dit besluit opgeheven. De loutere afschaffing van deze uitsplitsing zou als negatief effect hebben dat de Controledienst de informatie over het totaalbedrag wordt ontzegd. Om dit negatief effect te vermijden, wordt rubriek F gewijzigd zodat het totaalbedrag van de vergoeding opgenomen wordt in het kasstroomoverzicht. Dit is ook belangrijk in het kader van de tabel van artikel 23 die eveneens een uitsplitsing van de vergoeding per exploitatiewijze (in het jaarverslag) mogelijk maakt.
De rubriek "Andere geïnde sommen" vermeld onder letter F van artikel 17, 4°, XXIII, I, a) (vroeger artikel 17, 4°, C, I, a)) werd onder meer gebruikt om de vergoeding te vermelden. Die rubriek is nu opgesplitst in twee afzonderlijke rubrieken om enerzijds de vergoeding op te nemen (F.1) en anderzijds de residuele rol uit te oefenen voor de bedragen die onder geen enkele van de andere rubrieken (onder de letters A tot en met F.1 en G tot en met R) vallen (F.2).
Ten tweede wordt een nieuwe onderafdeling ingevoegd in de tabel van kasstroomoverzicht onder rubriek G om de controle op de naleving van de betaaltermijnen bedoeld in de artikelen XI.252, § 1, tweede lid en XI.260, § 3 WER, door de beheersvennootschappen mogelijk te maken en om het mogelijk te maken toe te zien op de naleving van de verplichting om de overschrijdingen van de termijnen in het jaarverslag te vermelden. Deze verplichting is voorzien in artikel XI.252, § 1, tweede lid, in fine, WER. De beheersvennootschappen worden verzocht informatie te verstrekken die beschikbaar is of die beschikbaar zou moeten zijn in het kader van de bovenvermelde bepalingen, alsook van artikel XI.269, § 1, 4°, WER dat voorschrijft dat de begunstigde moet worden ingelicht over de periode van gebruik waarop de betalingen die hij ontvangt betrekking hebben.
Ten derde wordt de rubrieknaam M inzake de roerende voorheffing op auteursrechten verduidelijkt om enige verwarring met een andere rubriek, gewijd aan de roerende voorheffing op financiële producten, te vermijden.
Het zevende punt past de terminologie van de tekst aan door de term "inningsjaar" te vervangen door "exploitatiejaar", om dichter bij de realiteit van de sector te blijven. Het is evenwel gepast om te preciseren dat deze aanpassing de werking van de beheersvennootschappen geenszins wijzigt, doch enkel wil verduidelijken wat effectief met deze rubriek beoogd wordt. Het exploitatiejaar is dus het referentiejaar, het jaar waarin de handeling heeft plaatsgevonden.
Ten slotte schaft het achtste punt een aantal uitsplitsingen af.
Artikel 17, 4°, XXIII, I, c), d), en f) vereiste immers uitsplitsingen per rubriek en per inningsjaar van de vergoeding van de beheersvennootschap [c)] en van de geïnde [d)] en betaalde [f)] financiële opbrengsten. De ervaring toonde aan dat de meerwaarde van deze uitsplitsingen voor de controle en de transparantie niet in verhouding stond tot de moeilijkheid om deze uitsplitsingen in te vullen. Bovendien zijn ze niet erg instructief aangezien ze werden ingevuld op basis van een proportionele verdeling (als rubriek X, Y% van de inningen vertegenwoordigt, wordt er Y% van de vergoeding, van de financiële opbrengsten, enz. aan toegewezen).
Artikelen 15 en 16 Deze artikelen hebben tot doel de actualisering van de verwijzingen naar het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van vennootschappen, conform het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluit van 29 april 2019.
Artikel 17 Artikel 17 van het voorgestelde besluit wijzigt artikel 22 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 met betrekking tot de informatie die de beheersvennootschap aan de rechthebbenden moet verstrekken.
Naar aanleiding van de omzetting van de richtlijn 2014/26/EU, wijzigde de voornoemde wet van 8 juni 2017 de lijst met informatie die de beheersvennootschap aan de rechthebbenden en aan de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de verdeling van de rechteninkomsten, moet verstrekken. Daartoe werd artikel XI.269 WER gewijzigd.
Artikel 22 werd dus dienovereenkomstig gewijzigd om de nadere regels betreffende de informatieverstrekking te bepalen en te voorzien in het verstrekken van bijkomende informatie. De aandacht moet worden gevestigd op de volgende elementen : - het begrip van "exploitatiejaar" verwijst naar het jaar waarin het ontstaansfeit plaatsvond; - het begrip van "exploitatiewijze" dat werd behouden om de uniformiteit van de terminologie van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 te waarborgen is synoniem van het begrip van "rechtencategorie" volgens de terminologie van artikel XI.269, § 1 WER dat de terminologie van de richtlijn 2014/26/EU herneemt; - het begrip "geïnd, verdeeld en betaald bedrag" heeft betrekking op drie verschillende bedragen, namelijk het totaal ontvangen, het totaal toegewezen en het totaal betaald bedrag, voor elke rechthebbende; - wanneer een beheersvennootschap voor een rechthebbende die een andere beheersvennootschap is, int, gaan de informatieverplichtingen ten aanzien van de rechthebbende niet verder dan wat nodig is om deze andere vennootschap in staat te stellen haar eigen informatieverplichtingen jegens de uiteindelijke rechthebbende na te komen; - ondanks de jaarlijkse informatie-eis in artikel XI.269, § 1 WER, spreekt het voorzich dat het niet nodig is om elk jaar de elementen die niet gewijzigd werden, zoals bijvoorbeeld de omvang, de duur en de beheersmodaliteiten, opnieuw mee te delen; - de eis tot vermelding van de toegepaste verdelingsregels betekent niet dat deze regels integraal moeten hernomen worden.
Artikel 18 Artikel 18 van het besluit voorziet in de vervanging van artikel 23 van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 om rekening te houden met artikel 22, § 2 en met de bijlage van de richtlijn 2014/26/EU die de financiële gegevens bevatten die in het jaarlijks transparantieverslag moeten worden verstrekt.
De aangebrachte wijzigingen bestaan hoofdzakelijk in een aanpassing van de vorige voorschriften aan de voorschriften van de richtlijn.
Voortaan zijn er twee types van gegevens die verplicht in het jaarverslag moeten worden bekendgemaakt: de eerste zijn van financiële aard en moeten per exploitatiewijze en/of per soort van gebruik worden uitgesplitst; de tweede zijn hoofdzakelijk toelichtend en generiek (ze betreffen het geheel van de beheeractiviteit van de vennootschap).
De informatie bedoeld in § 1 moet worden uitgesplitst per exploitatiewijze en per soort gebruik. De terminologie van dit besluit werd gedeeltelijk aangepast om ze conform de terminologie van de richtlijn te maken. Het is dus aangewezen dat de beheersvennootschappen zich baseren op de verschillende exploitatiewijzen van de matrix die in bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit van 25 april 2014 werd gevoegd, en gewijzigd wordt door dit besluit, die overeenkomen met de categorieën van rechten volgens de terminologie van de richtlijn. Wat de soorten gebruik betreft, is deze notie overgenomen van de richtlijn die geen definitie van de soorten gebruik geeft, maar wel enkele voorbeelden: omroep, uitzending online, openbare uitvoering. Deze soorten gebruik zijn dus gelinkt aan een exploitatiewijze van de matrix. Bij gebrek aan een definitie van de notie van "soorten gebruik" in de regelgeving, zullen de beheersvennootschappen de exploitatiewijzen onderverdelen in zoveel soorten gebruik als nodig is voor het beheer en de transparantie. In deze oefening van onderverdeling zal een dialoog met de Controledienst nuttig zijn om de samenhang tussen de praktijken van de verschillende vennootschappen te waarborgen.
Wat de te verschaffen informatie betreft, kan worden gepreciseerd dat de geïnde rechten en de financiële opbrengsten identiek zijn aan de informatie die de beheersvennootschappen tevoren moesten verschaffen.
Het betreft de bedragen die effectief voor een welbepaalde exploitatiewijze in de loop van het referentieboekjaar worden ontvangen.
Voorts betreffen de inhoudingen op de geïnde rechten de afhoudingen van de ontvangsten voor de financiering van de beheerkosten. Deze beheerkosten of werkingskosten kunnen gefinancierd worden met verschillende middelen: percentage afgehouden van de geïnde rechten of commissie, eigen financiële opbrengsten of afkomstig van het beheer van rechten, bijdragen van leden, facturering van specifieke diensten, andere producten, enz. De beheersvennootschap moet in deze rubriek enkel de bedragen aangeven die effectief op de geïnde rechten voor de betrokken exploitatiewijze worden ingehouden.
De rechten in afwachting van inning zijn de gefactureerde rechten voor de betrokken exploitatiewijze in de loop van het referentieboekjaar, maar die nog niet betaald zijn door de gebruikers op 31 december van dat boekjaar. Het betreft dus een informatie die refereert aan de schuldenpost, maar enkel wat de gefactureerde rechten in de loop van het referentiejaar betreft.
De verdeelde rechten zijn de rechten die werden verdeeld (toegewezen) in de loop van het referentiejaar en voor de betrokken exploitatiewijze, ongeacht het boekjaar waarin ze werden geïnd en ongeacht of de betaling al werd uitgevoerd.
De betaalde rechten refereren aan een kasstroomoverzicht aangezien voor de betrokken exploitatiewijze het bedrag van de betaalde rechten moet worden aangegeven, ongeacht het jaar van facturering of inning van de rechten.
De twee volgende informaties presenteren op gedetailleerde wijze twee posten van de schuld aan de rechthebbenden. De informatie moet worden uitgesplitst per exploitatiewijze net als in de toelichting bij de jaarrekening maar ook per inningsjaar. Anders gezegd, enerzijds moet informatie worden verschaft per exploitatiewijze over alle geïnde maar nog niet verdeelde rechten met aanduiding van het jaar waarin de sommen worden geïnd, en van het gedeelte voorbehouden rechten.
Anderzijds moet informatie verschaft worden per exploitatiewijze over alle bedragen die verdeeld maar in afwachting van betaling zijn, eveneens met precisering van het jaar waarin de sommen worden geïnd.
Het totaal van de niet-verdeelbare sommen refereert aan het totaalbedrag dat in de loop van het referentieboekjaar voor de betrokken exploitatiewijze werd vastgesteld.
Wat de werkingskosten betreft, maakt de tekst van de richtlijn duidelijk onderscheid tussen de kosten verbonden aan de diensten voor het beheer en de kosten verbonden aan andere diensten zoals sociale, culturele en educatieve diensten. Dat is de reden waarom de beheersvennootschappen enerzijds het totaal van de beheerkosten behorend bij de betrokken exploitatiewijze en, anderzijds, enkel de werkingskosten verbonden aan het beheer van de rechten voor diezelfde exploitatiewijze moeten aanduiden. Als de beheersvennootschap de exploitatiewijzen waarvoor dergelijke sociale, culturele en educatieve diensten worden gepresteerd, en de specifieke kosten hiervoor, kan identificeren, worden die eenvoudigweg toegevoegd aan de werkingskosten verbonden aan het beheer van de rechten om de `totale beheerkosten' voor de betrokken exploitatiewijze te vormen. Deze totale beheerkosten omvatten dus alle diensten die betrekking hebben op de betrokken exploitatiewijze.
Tot slot geeft de per exploitatiewijze aangegeven ratio de verhouding weer tussen de desbetreffende totale werkingskosten en de in de loop van het boekjaar geïnde rechten.
Artikel 19 Dit artikel heeft als doelstelling de vervanging van de matrix die de bijlage van het voormelde koninklijk besluit van 25 april 2014 vormt.
Er worden aan de matrix immers verschillende wijzigingen aangebracht om, enerzijds, rekening te houden met de ontwikkeling van de wetgeving en, anderzijds, met de praktijkervaring van de Controledienst.
Vooreerst moeten twee kolommen worden afgeschaft die in de praktijk niet gebruikt worden, te weten die over reclamewerken en de databanken.
Vervolgens wordt de kolom "Andere" omgedoopt tot "Onbepaald" om tegemoet te komen aan de problemen die de Controledienst in de praktijk ondervindt. Ervaring heeft immers aangetoond dat deze rubriek niet gebruikt werd voor andere werken of prestaties dan die welke bedoeld zijn in de matrix, maar wel voor situaties waarin de beheersvennootschap oordeelt dat meerdere categorieën van werken of prestaties van de matrix toepasselijk zijn. In sommige gevallen is het verantwoord dat inningen niet onder een bepaalde noemer worden geplaatst, maar niet in de huidige omvang (42% in 2017), met als gevolg dat de cijfers van de andere soorten werken of prestaties (die globaal met 42% onderschat worden) vertekend worden. Onbepaaldheid is niet aanvaardbaar op het moment dat de rechthebbende uitbetaald wordt, want de vennootschap moet weten wie zij uitbetaalt en waarom (onder meer om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel XI.269 WER).
Om een evenredig en billijk gebruik van deze kolom te garanderen, wordt ze omgedoopt tot "Onbepaald" en wordt ze beperkt tot informatie over de inningen; ze mag niet gebruikt worden voor de betalingen. Ook wordt bepaald dat de vennootschappen, die deze nieuwe categorie gebruiken, het gebruik ervan toelichten en motiveren in het raam van de jaarlijkse feedbacks van de Controledienst.
Deze striktere methode strookt met de verlichting van de uitsplitsingsvereisten (koninklijk besluit van 22 december 2017 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die ze moeten verschaffen): minder uitsplitsingen, maar uitsplitsingen die nauwgezet worden ingevuld.
Tot slot worden nieuwe rijen in de matrix ingevoerd om rekening te houden met de nieuwe exploitatiewijzen zoals de directe injectie, enz.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, W. BEKE
RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 66.491/2/V van 27 augustus 2019 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen' Op 31 juli 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, Armoedebestrijding, Gelijke Kansen en Personen met een beperking verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen'.
Het ontwerp is door de tweede vakantiekamer onderzocht op 27 augustus 2019. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Wanda VOGEL en Christine HOREVOETS, staatsraden, Christian BEHRENDT, assessor, en Béatrice DRAPIER, griffier. Het verslag is uitgebracht door Yves CHAUFFOUREAUX, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 augustus 2019.
Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. In het vijfde lid van de aanhef van het ontwerp wordt verwezen naar de vervulling van het voorafgaand vormvereiste van het overleg binnen het overlegcomité dat opgericht is bij artikel XI.282 van het Wetboek van economisch recht. In het dossier dat bij de adviesaanvraag gevoegd is, bevindt zich evenwel geen enkel stuk met betrekking tot dat overleg.
De steller van het ontwerp dient bijgevolg na te gaan of dit vormvereiste naar behoren vervuld is. 2. Het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit past in het kader van de omzetting van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 `betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt'. Om het voor de lezer, en in het bijzonder voor de rechter, mogelijk te maken dadelijk en ondubbelzinnig te weten dat deze of gene onderverdeling van het gewijzigde besluit strekt tot omzetting van een Europese richtlijn en dat die dan ook in het licht van die Europese richtlijn geïnterpreteerd dient te worden (1), dienen in het ontwerp één of meer als volgt luidende nieuwe artikelen ingevoegd te worden: "In hetzelfde besluit wordt een artikel ... ingevoegd, luidende: `Art. ... Dit boek (titel, hoofdstuk) voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne mark'".(2) De Voorzitter, Martine BAGUET De Griffier, Béatrice DRAPIER _______ Nota's (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 94.1, a). (2) Ibid., formule F 4-1-2-3.
29 SEPTEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van economisch recht, de artikelen XI.248/6, § 4, XI.248/9, § 3, tweede en derde lid, XI.248/11, eerste lid, XI.269, § 1, 8°, en XI.271, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2017;
Gelet op de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, artikel 32;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 juli 2019;
Gelet op het overleg binnen het overlegcomité, bepaald in de artikelen XI.248/6, XI.248/9, XI.248/11, XI.269 en XI.271, dat plaatsvond, schriftelijk tussen 13 februari en 6 mei 2018, op 18 december 2018, en schriftelijk tussen 29 mei en 19 juni 2019;
Gelet op advies 66.491/2/V van de Raad van State, gegeven op 27 augustus 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen, wordt het opschrift van deel I vervangen als volgt: "DEEL I. - Algemene bepalingen".
Art. 2.In deel I van hetzelfde besluit wordt een artikel 1/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 1/1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt.".
Art. 3.In deel III "Bijzondere regels betreffende de boekhouding en de jaarrekeningen van de beheersvennootschappen" van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van Boek I vervangen als volgt: "BOEK I. - Toevoegingen en aanpassingen aan de verplichtingen die voor de beheersvennootschappen voortvloeien uit de bepalingen vastgesteld bij toepassing van artikel III.84, zevende lid, van het Wetboek van economisch recht".
Art. 4.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden "bijgevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen" vervangen door de woorden "vermeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot III.95 van het Wetboek van economisch recht"; 2° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "niet toewijsbare rechten -" opgeheven ;3° in de bepaling onder 3°, a), worden de woorden "645 Terug te storten teveel aan commissies" opgeheven;4° in de bepaling onder 3°, a), worden de woorden rekeningen "646 tot 648 Diverse bedrijfskosten" vervangen door de woorden"645 tot 648 Diverse bedrijfskosten".
Art. 5.In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de woorden "Artikel 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningstelsel" vervangen door de woorden "Artikel 11, eerste lid, van het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot III.95 van het Wetboek van economisch recht".
Art. 6.In deel III "Bijzondere regels betreffende de boekhouding en de jaarrekeningen van de beheersvennootschappen" van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van Boek II vervangen als volgt: "BOEK II. - Toevoegingen en aanpassingen aan de verplichtingen die voor de beheersvennootschappen voortvloeien uit de bepalingen vastgesteld bij toepassing van artikel 3:1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen".
Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde besluit, worden de woorden "De hoofdstukken I en II van titel 1 van Boek II van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "De artikelen 3:1 tot 3:57 en 3:76 tot 3:79 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen".
Art. 8.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 9.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "
Art. 12.Voor de toepassing ervan door de beheersvennootschappen wordt artikel 3:11 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen aangevuld met een lid, luidende: "De commissie die door de beheersvennootschap geïnd wordt ter vergoeding van haar dienst van beheer, wordt ten vroegste geboekt op het ogenblik van het verzenden van de factuur of de uitnodiging tot betaling voor de exploitatie van het werk of van de prestatie van de rechthebbende en ten laatste bij het afsluiten van het boekjaar waarop deze commissie betrekking heeft, voor zover de effectieve ontvangst van de factuur of van de uitnodiging tot betaling niet onzeker is.".".
Art. 10.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Art.13. De artikelen 3:58, §§ 1, 4, 5 en 6, 3:59 tot 3:63, 3:80 tot 3:82 en 3:89 tot 3:91 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen zijn van toepassing op de beheersvennootschappen met inachtneming van de aanpassingen waarin deze titel voorziet.".
Art. 11.In artikel 14 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin, worden de woorden "het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen"; 2° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° artikel 3:58, § 1, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin: "Daarnaast bevat de bijlage de inlichtingen betreffende het kasstroomoverzicht."; 3° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "Artikel 83" vervangen door de woorden "artikel 3:59".
Art. 12.In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin, worden de woorden "artikel 88 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen";2° in de bepaling onder 2°, C, derde punt, worden de woorden "niet toewijsbare rechten -" opgeheven.
Art. 13.In artikel 16 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin, worden de woorden "artikel 89 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001" vervangen door de woorden "bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen";2° in de bepaling onder 5°, A, worden de woorden "rubriek IXbis E" vervangen door de woorden "rubriek IXbis D".
Art. 14.In artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden "Artikel 91 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "Artikel 3:82 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen";2° de bepaling onder 1° wordt opgeheven;3° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "A.Aanvullende gegevens, in" en "niet toewijsbare -" opgeheven"; 4° de bepaling onder 3° wordt opgeheven;5° in de bepaling onder 4°, worden de woorden "Een afdeling C.wordt toegevoegd luidend als volgt: "C. Kasstroomoverzicht"" vervangen door de woorden "Een staat XXIII. wordt toegevoegd luidend als volgt: "XXIII. Kasstroomoverzicht""; 6° de bepaling onder 4°, XXIII, I, a), I wordt vervangen als volgt: " I.Kasstroom voortvloeiend uit operationele activiteiten A. Geïnde rechten B. btw op A C. Bruto-rechten geïnd D. Geïnde financiële opbrengsten voortvloeiend uit de belegging van rechten E. Geïnde sommen voortvloeiend uit de belegging van sommen voor eigen rekening F.1. Vergoeding geïnd als beheersvennootschap ten laste van de rechthebbenden F.2. Andere geïnde sommen G.1. Rechten ontvangen krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst betaald binnen zes maanden na de ontvangst G.2. Rechten ontvangen krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst betaald meer dan zes maanden na de ontvangst G.3. Rechten die niet in het raam van een vertegenwoordigingsovereenkomst werden ontvangen, betaald binnen de eerste negen maanden van het boekjaar na de inning G.4. Rechten die niet in het raam van een vertegenwoordigingsovereenkomst werden ontvangen, betaald na de eerste negen maanden van het boekjaar na de inning H. Betaalde sommen voortvloeiend uit de belegging van rechten I. Sommen uitbetaald aan het personeel en voor hun rekening J. Betaalde sommen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden K. Bijdrage betaald aan het organiek fonds L. btw betaald op rechten en vergoedingen (commissies) M. Roerende voorheffing op de auteursrechten betaald voor rekening van de rechthebbenden N. Andere betaalde sommen O. Nettokasstroom voortvloeiend uit operationele activiteiten vóór belastingen en financiële kosten P. Betaalde rente en kosten Q. Betaalde resultaatbelastingen R. Nettokasstroom voorvloeiend uit operationele activiteiten"; 7° in de bepaling onder 4°, XXIII, I, b), worden de woorden "per inningsjaar" vervangen door de woorden "per exploitatiejaar";8° in de bepaling onder 4°, XXIII, I, worden de punten c), d) en f) opgeheven.
Art. 15.In de inleidende zin van artikel 19 van hetzelfde besluit, worden de woorden "In artikel 95 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "In artikel 3:89 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen".
Art. 16.In artikel 20 van hetzelfde besluit, worden de woorden "Artikel 96 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "Artikel 3:90 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen".
Art. 17.Artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2017, wordt vervangen als volgt: "
Art. 22.§ 1. De bijkomende informatie die de beheersvennootschap aan de rechthebbenden moet bekendmaken, zoals bedoeld in artikel XI.269, § 1, 8°, van het Wetboek van economisch recht is de volgende: 1° de uitsplitsing per exploitatiewijze en jaar van de bedragen bedoeld in artikel XI.269, § 1, 3° ; 2° voor wat de inningen in België betreft, de specificatie van het geïnde, verdeelde en betaalde totaalbedrag;3° voor wat de inningen in het buitenland betreft de specificatie van het geïnde, verdeelde en betaalde totaalbedrag;4° de verdelingsregels die werden toegepast;5° de identiteit van de debiteur indien het een stuk-inning betreft;6° de lijst van de aangegeven werken of prestaties;7° de omvang, de duur en de eventuele bijzondere modaliteiten per categorie van werken en van rechten, van de rechten die werden toevertrouwd aan het beheer door de beheersvennootschap. § 2. De informatie bedoeld in artikel XI.269 van het Wetboek van economisch recht wordt ter beschikking gesteld van de rechthebbenden ofwel door een mogelijkheid voor de rechthebbende van permanente online consultatie van zijn rekening, ofwel door middel van een overzicht dat elke rechthebbende elk kalenderjaar van de beheersvennootschap die zijn rechten beheert, ontvangt. De rechthebbende kan steeds vragen dat dit overzicht hem in papieren versie wordt toegezonden. De informatie bedoeld in paragraaf 1, 7°, wordt eveneens aan de rechthebbende meegedeeld op het moment van de toetreding.".
Art. 18.Artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2017, wordt vervangen als volgt: "
Art. 23.§ 1. De financiële informatie waarvan de bekendmaking in het jaarverslag van de beheersvennootschappen voorzien wordt door artikel XI.248/6, § 2, 8°, van het Wetboek van economisch recht, wordt voorgesteld aan de hand van een tabel opgesteld naar volgend model:
1.
Informations à fournir par mode d'exploitation et type d'utilisation
1.
Informatie te verstrekken per exploitatiewijze en type van gebruik
Droits perçus
Geïnde rechten
Déductions effectuées sur les droits perçus pour financer les frais de gestion
Inhoudingen op rechteninkomsten om de beheerkosten te financieren
Produits financiers encaissés provenant de la gestion des droits perçus
Ontvangen financiële opbrengsten voortvloeiend uit het beheer van geïnde rechten
Droits en attente de perception
Rechten in afwachting van inning
Droits perçus répartis
Verdeelde geïnde rechten
Droits payés
Betaalde rechten
Total des droits perçus non encore répartis :
Totaal van nog niet verdeelde geïnde rechten:
Année de perception
Droits non répartis réservés
Droits non répartis non réservés
Inningsjaar
Niet verdeelde voorbehouden rechten
Niet verdeelde niet voorbehouden rechten
Droits perçus répartis en attente de paiement, en indiquant l'exercice au cours duquel ces sommes ont été perçues
Verdeelde geïnde rechten in afwachting van betaling, met aanduiding van het boekjaar waarin deze sommen werden geïnd
Total des sommes non répartissables
Totaal van de niet-verdeelbare sommen
2.
Informations à fournir par mode d'exploitation
2.
Te verstrekken informatie per exploitatiewijze
Total des frais de gestion (y inclus les frais financiers)
Totaal van de beheerkosten (de financiële kosten inbegrepen)
Frais de fonctionnement et frais financiers uniquement liés à la gestion de droits
Werkingskosten en financiële kosten uitsluitend in verband met het beheer van rechten
Ratio frais de gestion/Droits perçus au cours de l'exercice
Ratio beheerkosten/Geïnde rechten in de loop van het boekjaar
§ 2. In hun jaarverslag, gepubliceerd op hun website, geven de beheersvennootschappen eveneens informatie over: 1° het gebruik van de financiële opbrengsten die voortvloeien uit het beheer van de geïnde rechten;2° de methode van toewijzing van de indirecte kosten aan de verschillende beheerde exploitatiewijzen;3° de werkingskosten en financiële kosten met betrekking tot andere diensten (zoals de sociale, culturele en educatieve diensten), met duidelijke aanduiding van de overeenstemmende bedragen;4° de aard van middelen gebruikt om de werkingskosten te dekken, met duidelijke aanduiding van de overeenstemmende bedragen;5° de frequentie van de betalingen aan de rechthebbenden; 6° het gebruik van de niet-verdeelbare sommen.".
Art. 19.In hetzelfde besluit wordt de bijlage vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.
Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
Art. 21.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 september 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, W. BEKE
Bijlage bij het koninklijk besluit van 29 september 2019 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen Bijlage bij het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de jaarrekeningen van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen BIJLAGE Matrix van inningsrubrieken
Rechten
Werken
Prestaties
Uitvoeringen
Vastleggingen
Onbepaald
Archi & TW
Literair
Geluid
Audiovisueel
Grafische Beeldende
Kunst & uitv vertoning
Geluid
Audiovisueel
Geluid
Audiovisueel
Exclusieve rechten
A Reproductie XI.165, XI.205, XI.209
B Adaptatie/ Vertaling XI.165
C Publieke mededeling XI.165, XI.205, XI.209
D Beschikbaarstelling XI.165, XI.205, XI.209
E Verhuring XI.165, XI.205, XI.209
F Uitlening /= educatief / cultureel XI.165, XI.205, XI.209
G Distributie XI.165, XI.205, XI.209
H Volgrecht XI.175-178
I Kabel XI.223-228
J Satelliet XI.220-222
K Opvoering XI.201-202
L Uitgave XI.195-200
M Jaarlijkse aanvullende vergoeding XI.210
N Directe injectie XI.226
Sui generis
O Databanken XI.306-309, XI.315
P Reproductie uitgevers XI.318/1-318/6
Wettelijke licenties
Q Reprografie XI.235-239
R Billijke vergoeding XI.212-214
S Leenrecht educatief / cultureel XI.243-245
T Thuiskopie XI.229-234
U Thuiskopie uitgevers XI.318/7-318/12
V Onderwijs & wetenschappelijk onderzoek XI.240-242
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 29 september 2019 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle, de boekhouding en de spaarrekeningen van de vennootschappen van het beheer van de auteursrechten en de naburige rechten alsook de informatie die zij moeten verschaffen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, W. BEKE