Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 juni 2003
gepubliceerd op 17 september 2003

Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000612
pub.
17/09/2003
prom.
29/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/29/2003000612/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.

De rechtsgrond van het ontworpen besluit wordt gevormd, wat de toegang tot de informatiegegevens betreft, door artikel 5, tweede lid, a), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en wat het gebruik van het identificatienummer betreft, door artikel 8 van dezelfde wet.

De Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel, afgekort M.I.V.B., werd opgericht onder de vorm van een publiekrechtelijke vereniging door de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 november 1990 betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Haar maatschappelijk doel bestaat erin, krachtens artikel 1 van deze ordonnantie, te voldoen aan de noden van haar cliënteel in de meest gunstige economische en sociale omstandigheden voor de gemeenschap.

Zij kan derhalve gekwalificeerd worden als zijnde een instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen nut vervult in de zin van artikel 5, tweede lid, a), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Op 21 december 2001 heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering beslist tot de invoering van het gratis openbaar vervoer, vanaf 1 juli 2002, voor de personen van 65 jaar of ouder die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen.

Overwegende dat bijna honderdzestigduizend personen van 65 jaar of ouder die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen, mogelijke begunstigden zijn van de maatregel voor gratis openbaar vervoer vanaf de datum bepaald door de Brusselse regering, met name 1 juli 2002, zou dit ontegensprekelijk leiden tot grootschalige filevorming aan de vijf verdeelpunten van de M.I.V.B. Rekening houdend met de leeftijd en met de gezondheid van deze bevolkingscategorie is het nuttig dat de M.I.V.B. zou beschikken over de identificatiegegevens van het Rijksregister ten behoeve van deze bevolkingscategorie, teneinde klantgericht op te treden en aldus het imago van het openbaar vervoer te verbeteren door de wachttijden drastisch te verminderen en vergissingen te vermijden.

De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister is dus voor de betrokken directie Cliëntenstrategie van de M.I.V.B. noodzakelijk voor het nazien, het permanent opzoeken en de actualisatie van de gegevens van de rechthebbende burgers - die 65 jaar zijn of ouder - van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het gebruik van het Rijksregisternummer is eveneens nuttig omdat het de mogelijkheid biedt vergissingen omtrent personen te voorkomen en de juiste naam en voornaam, adres, geboortedatum en overlijdensdatum na te gaan van alle personen, die recht hebben op een gratis vervoerbewijs, zoals bepaald door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Het identificatienummer vergemakkelijkt tevens de uitwisseling van informatiegegevens met andere overheidsinstellingen die gemachtigd zijn het Rijksregisternummer te gebruiken.

De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister is eveneens onontbeerlijk teneinde aan alle inwoners van 65 jaar of ouder van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een brief te kunnen sturen waarbij een klantenkaart, evenals een gratis vervoersbewijs bijgevoegd worden.

Deze brief zal met name vermelden dat de M.I.V.B. de gegevens van de bestemmelingen verkregen heeft via het Rijksregister, dat de bestemmelingen mogen weigeren in de toekomst nog persoonlijke briefwisseling te ontvangen en dat zij eveneens het gratis vervoersbewijs mogen weigeren door het terug te sturen.

Indien de M.I.V.B. overweegt een beroep te doen op een onderaannemer voor het drukken van de brieven, klantenkaarten en vervoersbewijzen, evenals voor het versturen van deze documenten, zal zij, samen met haar onderaannemer, een overeenkomst ondertekenen ter bepaling van met name de verplichtingen van de onderaannemer en de veiligheidsmaatregelen die door de onderaannemer zullen worden aangenomen, teneinde de verspreiding van de door de M.I.V.B. aan hem meegedeelde informatiegegevens te vermijden.

Er dient eveneens gepreciseerd te worden dat het vervoersbewijs een magneetkaart van ISO-formaat zal zijn waarop de naam en voornaam, de geboortedatum en de uiterste geldigheidsdatum van de klantenkaart vermeld worden, alsook het klantennummer in het M.I.V.B.-bestand en de bijhorende streepjescode. Op het document zal de klant ook een identiteitsfoto van zichzelf kunnen aanbrengen.

Deze magneetkaart zal het mogelijk maken het vertrekpunt, het tijdstip en de door de gebruiker van het openbaar vervoer gekozen lijn te kennen, waardoor de M.I.V.B. haar voertuig- en personeelsaanbod kan aanpassen naargelang van de behoeften van haar cliënteel.

Te voorlopigen en uitzonderlijken titel en gedurende een overgangsperiode van maximum zes maanden vanaf 1 juli 2002, kunnen de rechthebbenden van 65 jaar en ouder het openbaar vervoer gratis gebruiken op vertoon van de identiteitskaart. Zodra de gegevens van het Rijksregister beschikbaar zijn, zal de M.I.V.B. een brief richten aan deze categorie van klanten en hun het gebruik en de voordelen van de klantenkaart en van het vervoersbewijs uitleggen.

De toegang wordt gevraagd voor de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornaam), 2° (geboortedatum), 3° (geslacht), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (datum van overlijden) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Deze informatiegegevens zijn noodzakelijk om na te gaan of de betrokken personen voldoen aan de voorwaarden om een gratis vervoersbewijs te kunnen genieten.

Er werd rekening gehouden met artikel 11 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 en artikel 4, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Zo wordt er verwezen naar de wet van 8 december 1992 in de aanhef van het besluit, en in het bijzonder naar artikel 4, § 1 ervan, dat betrekking heeft op de naleving van het finaliteitprincipe.

Er wordt bepaald dat de lijst van de personeelsleden die gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister, zal worden opgesteld en ter beschikking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal worden gehouden.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zou willen dat deze lijst haar niet meer periodiek wordt bezorgd, maar eenvoudigweg ter hare beschikking gehouden wordt en voortdurend geactualiseerd wordt. De Raad van State denkt evenwel dat deze wens enkel zou kunnen worden ingewilligd op voorwaarde dat alle koninklijke besluiten waarbij de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister toegekend wordt, in die zin gewijzigd worden.

De Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer heeft haar advies uitgebracht op 14 oktober 2002.

De Raad van State heeft zijn advies uitgebracht op 15 mei 2003.

Zowel in dit ontwerp van koninklijk besluit als in het ontwerp van verslag aan de Koning, werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en van de Raad van State.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

ADVIES NR. 41/2002 VAN 14 OKTOBER 2002 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid;

Gelet op het verzoek om advies van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 19 september 2002, ontvangen door de Commissie op 20 september 2002;

Gelet op het verslag van Mevr. N. Lepoivre, Brengt op 14 oktober 2002 het volgende advies uit : I. Onderwerp van het verzoek om advies : De Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft beslist om vanaf 1 juli 2002 gratis openbaar vervoer in te richten voor personen die 65 jaar zijn of ouder en die in dit Gewest gedomicilieerd zijn. Teneinde deze personen te identificeren en hen een gratis abonnement te kunnen bezorgen, wenst de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer te Brussel (hierna genoemd de M.I.V.B.) toegang te hebben tot bepaalde informatiegegevens van het Rijksregister, alsook het identificatienummer van dit register te gebruiken.

II. Draagwijdte van het ontwerp van koninklijk besluit : 1. Het ontwerp van koninklijk besluit omvat 7 artikelen. 2.1. In artikel 1, derde lid, en in artikel 3 worden op beperkende wijze de personen bepaald die toegang hebben en het identificatienummer mogen gebruiken.

Het betreft de bestuurder - directeur-generaal van de M.I.V.B. en de personen die hij aanwijst om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5° en 6° (uitsluitend de datum van overlijden) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, alsook om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. 2.2. Om deze toegang tot het Rijksregister en om het gebruik van het nummer wordt verzocht teneinde : - de natuurlijke personen van 65 jaar of ouder, gedomicilieerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op te sporen teneinde hen een gratis vervoerbewijs te bezorgen voor het M.I.V.B.-net; - het gebruik van deze vervoerbewijzen te controleren; - deze gegevens bij te werken. 2.3. Artikel 2 voorziet erin dat de informatiegegevens van het Rijksregister enkel kunnen worden gebruikt voor de hierboven nader bepaalde doeleinden en dat zij niet aan derden mogen worden meegedeeld. 2.4. In de artikelen 2, 3, tweede lid, en in artikel 4 worden de voorwaarden voor zowel intern als extern gebruik van de gegevens van het Rijksregister, daaronder begrepen het identificatienummer nader bepaald. 2.5. Artikel 5 voorziet in de verplichting voor de personeelsleden van de M.I.V.B. die toegang hebben tot het Rijksregister om een verklaring te ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijk karakter van de ontvangen informatiegegevens van het Rijksregister te bewaren. 2.6. Op grond van artikel 6 moet jaarlijks de lijst van personen die toegang hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer mogen gebruiken, worden opgesteld en aan de Commissie worden bezorgd.

III. Voorafgaande opmerking : 3.1. De FOD Binnenlandse Zaken heeft op 26 maart 2002 om advies van de Commissie verzocht over een ontwerp van koninklijk besluit over hetzelfde onderwerp.

Uit gesprekken tussen een verantwoordelijke van de M.I.V.B. en de verslaggever van de Commissie is gebleken dat de bepalingen uit dit eerste ontwerp niet alle behoeften van de maatschappij omvatte.

Bovendien bevatte het verslag aan de Koning, gevoegd bij het eerste ontwerp van koninklijk besluit tal van onjuistheden en onduidelijkheden betreffende het gebruik dat de M.I.V.B. van de informatiegegevens in het Rijksregister wilde maken.

Op 19 september 2002 werden derhalve een nieuw ontwerp van koninklijk besluit en een nieuw verslag aan de Koning voor advies aan de Commissie voorgelegd.

Dit nieuwe ontwerp van koninklijk besluit voegt een gegeven van het Rijksregister toe waarvoor om toegang is verzocht. Het zorgt ook voor een uitbreiding van de taken waarvoor voor de tenuitvoerlegging om de toegang tot de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer van dit Register wordt verzocht. Het tweede lid van de artikelen 3 en 4 van het ontwerp van koninklijk besluit werd echter niet verbeterd teneinde rekening te houden met deze wijziging.

Het verslag aan de Koning ontwikkelt namelijk de modaliteiten voor de verdeling van de gratis klantenkaarten en vervoerbewijzen (magneetkaarten).

IV. Onderzoek van het verzoek : Toepasselijke wetgeving 4.1. Overeenkomstig de vaste rechtspraak van de Commissie moet de toegang van de bestuurder-directeur-generaal van de M.I.V.B. en van sommige personeelsleden tot bepaalde informatiegegevens van het Rijksregister, alsmede de machtiging om het identificatienummer ervan te gebruiken zowel in het kader van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna genoemd de wet van 8 augustus 1983) als in het kader van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens zoals gewijzigd bij de wet van 11 december 1998 (hierna genoemd de wet van 8 december 1992) worden onderzocht.

A . Wet van 8 augustus 1983 5.1. In de wet van 8 augustus 1983 worden de beperkingen inzake de personen en instellingen die kunnen worden gemachtigd het Rijksregister te raadplegen, bepaald.

Deze beperkingen hebben betrekking op de hoedanigheid van de instellingen en van de personen (zie in dat opzicht artikel 5 van voornoemde wet). 5.2. Aangezien het de wet van 8 augustus 1983 betreft, wordt om toegang verzocht op grond van artikel 5, tweede lid, a), alsook gevraagd om het identificatienummer op grond van artikel 8 van dezelfde wet te gebruiken. 5.3. De M.I.V.B. is een instelling naar Belgisch recht die, gelet op haar maatschappelijk doel, ontegensprekelijk een opdracht van algemeen nut vervult in de zin van artikel 5, tweede lid, a), van de wet van 8 augustus 1983.

Zij kan derhalve bij koninklijk besluit worden gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister alsook om het identificatienummer te gebruiken.

B . Wet van 8 december 1992 6.1. De informatiegegevens van het Rijksregister, daaronder begrepen het identificatienummer, zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, § 1, van deze wet. Krachtens artikel 4 van dezelfde wet kunnen zij derhalve niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden waarvoor zij zijn verzameld.

Voornoemde gegevens moeten bovendien nauwkeurig, toereikend, terzake dienend en niet overmatig zijn ten opzichte van deze doeleinden.

Zij mogen enkel worden bewaard gedurende de periode nodig voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij zijn verkregen. 6.2. De Commissie moet derhalve eveneens onderzoeken of de doeleinden waarvoor de directie van de M.I.V.B. om de toegang tot het Rijksregister verzoekt, "welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd" zijn en in geval van bevestigend antwoord of de informatiegegevens van het Rijksregister "toereikend, terzake dienend en niet overmatig zijn" ten opzichte van deze doeleinden. 6.3. Onderzoek van de doeleinden van het ontwerp van koninklijk besluit : 6.3.1. Om de toegang tot bepaalde gegevens van het Rijksregister, waaronder het identificatienummer, wordt verzocht om permanent de gegevens betreffende de natuurlijke personen van 65 jaar of ouder die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedomicilieerd zijn op te sporen, te controleren en bij te werken. 6.3.2. Verantwoording In het verslag aan de Koning is nader bepaald dat deze informatiegegevens nodig zijn om de inwoners die in aanmerking komen, op te sporen en vervolgens de persoonlijke klantenkaarten en vervoerbewijzen (magneetkaarten) te verdelen aan de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest teneinde hen de mogelijkheid te geven gratis gebruik te maken van het openbaar vervoer.

Zij bieden de M.I.V.B. tevens de mogelijkheid te weten welk gebruik deze categorie van personen van het openbaar vervoer maakt. 6.3.3. Standpunt van de Commissie Dit verzoek om toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister strekt ertoe tegemoet te komen aan de verplichtingen opgelegd door het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest d.d. 21 december 2001 om gratis openbaar vervoer toe te kennen aan de inwoners van dit Gewest die 65 jaar zijn of ouder.

Dit doeleinde is welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd. Het voldoet derhalve aan het finaliteitscriterium bepaald in artikel 4, § 1, 2° van de wet van 8 december 1992. 6.4. Onderzoek van het proportionaliteitsbeginsel 6.4.1. Overeenkomstig artikel 4, § 1, 3° en 4° van de wet van 8 december 1992 moet de Commissie eveneens onderzoeken of de gegevens van het Rijksregister waarvoor om toegang is verzocht, nauwkeurig zijn, toereikend, terzake dienend en niet overmatig ten opzichte van de doeleinden waarvoor zij zijn meegedeeld. 6.4.2. Gegevens waarvoor om toegang is verzocht De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit toegang verleent tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5° en 6° van de wet van 8 augustus 1983, alsook tot het identificatienummer. 6.4.2.1. Verantwoording In het verslag aan de Koning, gevoegd bij het ontwerp, is nader bepaald dat deze gegevens noodzakelijk zijn om de identiteit van een aanvrager van een gratis vervoerbewijs na te gaan. Zij werden eveneens gevraagd door de andere openbare vervoersmaatschappijen van de twee andere gewesten (De Lijn en T.E.C.). 6.4.2.2. Standpunt van de Commissie 6.4.2.2.1. Gevraagde gegevens De naam en de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de verblijfplaats, alsook de datum van het overlijden zijn noodzakelijke gegevens om na te gaan of de personen de voorwaarden vervullen om een gratis vervoerbewijs te ontvangen en te gebruiken.

Dankzij deze gegevens kan een persoon met zekerheid worden geïdentificeerd door gelijknamigheid te voorkomen. De Commissie heeft geen enkele opmerking inzake de draagwijdte van het verzoek om toegang.

Het is immers onbetwistbaar van openbaar nut dat een maatschappij belast met een voorgeschreven opdracht over de middelen beschikt om zich van de juistheid van de persoonsgegevens van de begunstigden van een gratis voordeel te vergewissen.

De Commissie vreest echter dat de formulering van het eerste lid van artikel 1 van het voorontwerp van koninklijk besluit voor verwarring zorgt en zelfs kan worden geïnterpreteerd alsof de M.I.V.B. gemachtigd wordt toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister betreffende alle personen die erin zijn opgenomen.

Teneinde deze klip te omzeilen dringt de Commissie erop aan dat in het eerste lid van artikel 1 nader wordt bepaald dat de toegang van de M.I.V.B. tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5° en 6° van de wet van 8 augustus 1983 uitsluitend beperkt is tot de informatiegegevens betreffende de personen van 65 jaar en ouder die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verblijven. Tenslotte merkt de Commissie op, in tegenstelling tot hetgeen impliciet nader is bepaald in het verslag aan de Koning, dat de Waalse Vervoermaatschappij (TEC) niet om de toegang tot de gegevens van het Rijksregister heeft verzocht en derhalve ook niet hiertoe gemachtigd werd.

Het verslag aan de Koning is op dit punt dus eveneens onjuist. 6.4.2.2.2. Modaliteiten voor de verdeling van de vervoerbewijzen In het verslag aan de Koning is diverse malen nader bepaald dat deze gegevens noodzakelijk zijn om bepaalde persoonsgegevens te controleren van personen die een gratis vervoerbewijs aanvragen.

Uit de verklaringen van de M.I.V.B. blijkt echter dat zij de bedoeling heeft ambtshalve naar alle inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 65 jaar of ouder een brief te sturen samen met een klantenkaart en een vervoerbewijs (m.n. een magneetkaart).

In deze brief vermeldt de M.I.V.B. inzonderheid 1° dat zij de personalia van de geadresseerde heeft verkregen via het Rijksregister; 2° dat de geadresseerden kunnen weigeren in de toekomst persoonsgebonden post te ontvangen van de M.I.V.B.; 3° dat de geadresseerden kunnen weigeren de klantenkaart en de eraan verbonden magneetkaart te ontvangen door deze terug te sturen. De Commissie betreurt dat de bewoordingen van het verslag aan de Koning niet altijd overeenstemmen met de wijze waarop de M.I.V.B. de verdeling van de klantenkaarten en vervoerbewijzen wenst te organiseren.

De Commissie dringt erop aan dat de M.I.V.B. de verdeling van de klantenkaarten en de vervoerbewijzen organiseert op zodanige wijze dat de persoonlijke levenssfeer van de begunstigden het minst wordt geschonden.

De bevoegde ambtenaar van de M.I.V.B. heeft de verslaggever ervan op de hoogte gebracht dat de maatschappij het drukken van haar brieven, klantenkaarten en vervoerbewijzen, alsook het versturen van al deze documenten wenst toe te vertrouwen aan een onderaannemer.

Voorzover nodig wijst de Commissie de M.I.V.B. erop dat zij het bepaalde in artikel 16 van de wet van 8 december 1992 in acht moet nemen, aangezien zij een beroep zal doen op een onderaannemer om al deze documenten te drukken. Tussen de M.I.V.B. en haar onderaannemer moet dus een overeenkomst worden gesloten. Daarin worden inzonderheid de verplichtingen van deze laatste bepaald alsook de veiligheidsmaatregelen die hij verplicht moet nemen om de verspreiding van de gegevens afkomstig van de M.I.V.B. te voorkomen.

Het zou in elk geval wenselijk zijn dat de formulering van het verslag aan de Koning wordt aangepast zodat de daadwerkelijke voorwaarden voor de levering van de klantenkaarten en de vervoerbewijzen worden vermeld. 6.4.2.2.4. Gegevens op de klantenkaart en het vervoerbewijs - Modaliteiten voor het gebruik van deze documenten Volgens het verslag aan de Koning wordt op de klantenkaart de naam, de voornaam, de geboortedatum, de datum van einde geldigheid van de kaart, het klantnummer volgens M.I.V.B.bestand alsook de daarmee verbandhoudende streepjescode vermeld. De klant kan zijn identiteitsfoto erop kleven.

Uit telefoongesprekken met de M.I.V.B. is gebleken dat de klant in werkelijkheid zijn foto erop moet kleven teneinde te voorkomen dat hij zijn identiteitskaart moet tonen als de controleurs wensen na te gaan of hij de houder is van de klantenkaart van de M.I.V.B. alsook om eventueel misbruik te voorkomen.

De Commissie heeft geen bezwaar aangaande de gegevens die voorkomen op de klantenkaart van de M.I.V.B..

Het vervoerbewijs heeft de vorm van een kaart met een magneetband. Het klantnummer van de M.I.V.B. wordt eveneens op dit document vermeld.

Zo kan de M.I.V.B. de geadresseerde de kaart terugbezorgen in geval van verlies of misbruik ervan. Bovendien kan de controleur bij twijfel over de gegrondheid van het gebruik ervan de overeenstemming nagaan van het vervoerbewijs met de klantenkaart.

Het klantnummer wordt op de magneetband niet gecodeerd, zelfs niet op onzichtbare wijze. Volgens de brief die de M.I.V.B. naar alle begunstigden van het gratis vervoer wenst te versturen, moeten zij hun vervoerbewijzen valideren in een automaat wanneer zij gebruik maken van het openbaar vervoer.

De M.I.V.B. wenst in deze eerste brief nader te bepalen dat de automaten geen enkel persoonsgegeven van de gebruiker registreren.

Volgens de verslaggever biedt de afstempeling van de magneetkaart de M.I.V.B. de mogelijkheid de lijn te kennen die de gebruiker van het openbaar vervoer heeft genomen, evenals het station, de datum en het uur van vertrek.

De magneetkaart bevat dus enkel niet-persoonsgebonden gegevens. Zij biedt de M.I.V.B. niet de mogelijkheid om de identiteit van zijn gebruiker te kennen.

De M.I.V.B. meent dat deze gegevens onontbeerlijk zijn om haar aanbod aan rijtuigen aan te passen aan de vraag, alsook in het kader van de toekenning van adequate subsidies.

De Commissie heeft geen bezwaar aangaande het gebruik dat de M.I.V.B. van de magneetkaart wil maken. 6.5. Duur van de toegang. 6.5.1. Impliciet wordt om de toegang tot de gegevens van het Rijksregister verzocht voor een onbeperkte duur. 6.5.2. Toch wordt in het verslag aan de Koning nader bepaald dat het « zal beperkt worden tot de tijdsspanne die nodig is voor de uitvoering van de taken, met name de uitreiking van gratis vervoerbewijzen... ».

De M.I.V.B. wil aan de hand van het Rijksregister haar bestand van inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest echter regelmatig bijwerken door inzonderheid de adresgegevens toe te voegen van inwoners die de leeftijd van 65 jaar bereiken, alsook van de nieuwe inwoners die 65 jaar zijn of ouder. Zij wil ook de overleden inwoners schrappen.

In het verslag aan de Koning is bepaald dat de duur van de toegang tot het Rijksregister beperkt is in de tijd. Deze bewering stemt niet overeen met artikel 1, eerste lid, van het ontwerp van koninklijk besluit, noch met de werkelijkheid. Dit moet derhalve worden geschrapt. 6.5.3. Op grond hiervan is de Commissie van oordeel dat een onbeperkte toegang in de tijd in het licht van de noodzaak voor de M.I.V.B. om regelmatig zijn klantenbestand bij te werken, redelijk is. Het voldoet derhalve aan het proportionaliteitsbeginsel. 7. Gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister 7.1. Zoals reeds is aangehaald, strekt artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit ertoe bepaalde personeelsleden van de M.I.V.B. te machtigen om toegang te hebben tot bepaalde gegevens van het Rijksregister en om het identificatienummer te gebruiken.

In het ontwerp van koninklijk besluit is in de artikelen 3, tweede lid, en 4, de draagwijdte van deze machtiging nader bepaald, te weten in hoofdzaak doeleinden voor intern beheer.

Artikel 4, tweede lid, beperkt het extern gebruik ervan tot de relaties met de houder van het identificatienummer van het Rijksregister of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsook met de openbare overheden en instellingen die zelf gemachtigd zijn het te gebruiken. 7.2. Verantwoording In het verslag aan de Koning wordt het belang om het identificatienummer te gebruiken, als volgt verantwoord : - 1° de noodzaak de aanvragers van een gratis vervoerbewijs op perfecte wijze te identificeren teneinde persoonsverwisselingen te voorkomen; - 2° om de uitwisseling van gegevens met andere voor het gebruik gemachtigde openbare overheden te vergemakkelijken.

Volgens de M.I.V.B. heeft zij dat nummer ook in de toekomst nodig voor de contacten die zij moet onderhouden met de vervoersmaatschappijen van de twee andere gewesten (De Lijn en TEC). 7.3. Standpunt van de Commissie De Commissie neemt ervan nota dat volgens het verslag aan de Koning het identificatienummer van het Rijksregister niet wordt vermeld op de klantenkaart of op het vervoerbewijs (magneetkaart) die aan de begunstigden van kosteloos vervoer worden gegeven.

In dat verband betreurt de Commissie dat het ontwerp van koninklijk besluit niet erin voorziet dat het identificatienummer niet mag worden aangebracht op documenten die worden bezorgd aan andere derden dan de personen vermeld in de artikelen 3, tweede lid, en 4 van het ontwerp van koninklijk besluit. Voor het overige merkt de Commissie op dat noch De Lijn, noch TEC machtiging hebben gekregen om het identificatiénummer van het Rijksregister te gebruiken.

V. Personen gemachtigd om toegang te hebben tot de gegevens van het rijksregister alsook om het identificatienummer ervan te gebruiken : A) Betreffende de personen : 8.1. Op grond van de artikelen 1, derde lid, en 3 van het ontwerp wordt de toegang tot de gegevens van het Rijksregister, daaronder begrepen het recht om het identificatienummer van het Rijksregister ervan te gebruiken, toegekend aan : - de bestuurder-directeur-generaal van de M.I.V.B., belast met het algemene beheer van de maatschappij; - de door hem aangewezen personen in zijn dienst, rekening houdend met de functies die zij uitoefenen en binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden. 8.2. Standpunt van de Commissie Het zeer beperkte aantal personen dat gemachtigd is om toegang te hebben tot het Rijksregister beantwoordt aan de bekommernis die de Commissie herhaaldelijk heeft geuit en ertoe strekt de risico's dat de informatiegegevens van het Rijksregister worden verspreid, te beperken. 8.3. Bovendien stelt de Commissie met genoegen vast dat de personen die toegang hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer ervan mogen gebruiken krachtens artikel 5 van het ontwerp verplicht zijn een verklaring te ondertekenen op grond waarvan zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijk karakter van de gegevens waartoe zij toegang hebben, te bewaren.

Betreffende het versturen van de lijst 8.4. Ondanks de opmerking die de Commissie in dit verband in tal van adviezen heeft gemaakt, voorziet het ontwerp erin dat de lijst van deze personen, met opgave van hun titel en hun functie, jaarlijks moet worden opgesteld en bezorgd aan de Commissie (artikel 6 van het ontwerp). 8.5. Standpunt van de Commissie De Commissie herhaalt derhalve haar wens dat de verantwoordelijken voor de verwerking van de gegevens uit het Rijksregister deze lijst regelmatig bijwerken en hem wijzigen telkens de omstandigheden dat verantwoorden.

Om administratieve redenen wenst zij echter niet dat deze lijst haar wordt opgestuurd, maar enkel tot haar beschikking wordt gehouden.

Om deze redenen, De Commissie, onder voorbehoud van voornoemde opmerkingen en inzonderheid betreffende de vereiste van een meer nauwkeurige formulering van de beperkingen voor de toegang tot bepaalde gegevens van het Rijksregister, brengt een gunstig advies uit over het ontwerp van koninklijk besluit.

Zij dringt echter erop aan dat de formulering van het verslag aan de Koning wordt aangepast, rekening houdend met de hierboven geformuleerde opmerkingen om de werkelijkhéid te weerspiegelen.

Voor de secretaris, wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur.

De voorzitter, P. Thomas.

Voor eensluidend verklaard afschrift : Voor de secretaris, wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur

ADVIES 34.653/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 24 december 2002 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel", heeft op 15 mei 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Wil het ontworpen koninklijk besluit in rechte aanvaardbaar blijven, dan moet het overeenkomstig artikel 19, § 3, eerste lid, van de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen ter ondertekening worden voorgelegd aan de Koning vóór de aanwijzing van de leden van het sectoraal comité van het Rijksregister, opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarna komt het de Koning immers niet meer toe zo een besluit goed te keuren.

Artikel 6 van het ontwerp behoort vooraf te worden aangepast, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en artikel 12, § 2, 1°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, zoals het is hersteld bij de voormelde wet van 25 maart 2003.

Aangezien de verplichting om een consulent inzake informatieveiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan te stellen rechtstreeks voortvloeit uit artikel 10 van de wet, zoals het is hersteld bij de voormelde wet van 25 maart 2003, is het daarentegen niet nodig het koninklijk besluit op dat punt aan te vullen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, Y. Kreins.

29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, a), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992, en op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, inzonderheid artikel 4, van toepassing is;

Overwegende dat de ordonnantie van 22 november 1990 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de organisatie van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij de ordonnantie van 19 juli 1996, van toepassing is;

Overwegende dat de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2001 houdende de invoering van het gratis openbaar vervoer voor inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die 65 jaar of ouder zijn, van toepassing is;

Gelet op het advies nr. 41/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 14 oktober 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 oktober 2002.

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies 34.653/2 van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Aan de directie Cliëntenstrategie van de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel, afgekort en nadien M.I.V.B., wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5° en 6° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, betreffende de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die 65 jaar of ouder zijn.

De in het eerste lid bedoelde toegang geldt voor het opzoeken, het nazicht en de actualisatie van de gegevens betreffende de gerechtigde natuurlijke personen die 65 jaar of ouder zijn en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen teneinde aan deze personen een gratis vervoersbewijs op het M.I.V.B.-net te kunnen geven, overeenkomstig : 1° de beslissing van 21 december 2001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, houdende de invoering van het gratis openbaar vervoer voor inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die 65 jaar of ouder zijn; 2° het beheerscontract 2001-2005, afgesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de M.I.V.B., inzonderheid artikel 6; 3° het koninklijk besluit van 15 september 1976 houdende reglement op de politie van personenvervoer per tram, premetro, metro en autobus;4° de ordonnantie van 22 november 1990 van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve met betrekking tot de organisatie van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan : 1° aan de bestuurder-directeur-generaal van de M.I.V.B.; 2° aan de personeelsleden van de directie Cliëntenstrategie van de M.I.V.B., die de onder 1° vermelde persoon binnen de dienst bij naam en schriftelijk aanwijst, rekening houdend met de functies die zij uitoefenen en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.

Art. 2.De in toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts gebruikt worden voor de in laatstgenoemd artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop de informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers; 2° de openbare overheden en instellingen die zelf aangewezen werden krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die aan hen kunnen worden meegedeeld krachtens hun aanwijzing en uitsluitend in het kader van de betrekkingen die zij voor de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden onderhouden met de M.I.V.B. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.Aan de in artikel 1, derde lid, bedoelde personeelsleden van de M.I.V.B. wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken De machtiging tot het gebruik van het identificatienummer is beperkt tot het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde taak.

Art. 4.Voor interne beheersdoeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria, die door de afdeling Verkoop en Secundaire Inkomsten van de directie Cliëntenstrategie van de M.I.V.B. worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taak.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden in de betrekkingen die noodzakelijk zijn voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde taak, met : 1° de houder van het nummer en zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken en die optreden in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. Het identificatienummer mag niet worden gereproduceerd op documenten die ter kennis van andere derden dan de in het vorige lid bedoelde personen kunnen worden gebracht. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 5.De personeelsleden van de M.I.V.B., bedoeld in artikel 1, derde lid, ondertekenen een verklaring waarbij zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijke karakter van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te respecteren.

Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden wordt, met vermelding van hun hoedanigheid en hun functie, opgesteld en wordt gehouden ter beschikking van de Commissie voor de Bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^