Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 november 2018
gepubliceerd op 12 december 2018

Koninklijk besluit tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2018032394
pub.
12/12/2018
prom.
28/11/2018
ELI
eli/besluit/2018/11/28/2018032394/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2018. - Koninklijk besluit tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999016119 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen sluiten betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, artikel 45, gewijzigd bij de wet van 25 februari 2013 en artikel 45/1, ingevoegd bij de wet van 25 februari 2013 en gewijzigd door de wetten van 10 april 2014 en 3 september 2017 alsook artikel 45/2,van de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999016119 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen sluiten, zoals ingevoegd bij de wet van 25 februari 2013;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen van 11 september 2018;

Gelet op advies 64.410/1 van de Raad van State gegeven op 6 november 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Samenstelling van de Nationale Raad en van de Kamers Afdeling 1. - De Nationale Raad

Artikel 1.De Nationale Raad bestaat uit negen werkende en zes plaatsvervangende Nederlandstalige leden en uit negen werkende en zes Franstalige plaatsvervangende leden.

Art. 2.De leden van de Nationale Raad worden verkozen door alle natuurlijke personen die op het tableau van de beoefenaars ingeschreven zijn en die niet geschorst zijn.

Een lid behoort voor de verkiezingen tot de Nederlandstalige of Franstalige taalgroep in functie van de taalrol waaronder hij ingeschreven is op het tableau van de leden natuurlijke personen.

Art. 3.De leden van de Nationale Raad worden verkozen onder de kandidaten die onafgebroken sedert ten minste drie jaar voorafgaand aan de datum van de verkiezingen zijn ingeschreven op het tableau van de beoefenaars en die geen tuchtstraf hebben opgelopen, tenzij zij in ere werden hersteld.

Art. 4.De Nederlandstalige leden worden verkozen door en uit de leden van de Nederlandstalige taalgroep en de Franstalige leden worden verkozen door en uit de leden van de Franstalige taalgroep.

Art. 5.§ 1. De mandaten in de Nationale Raad eindigen: 1° door het verstrijken van de termijn;2° door het overlijden van de beoefenaar;3° door de schrapping van het tableau van de beoefenaars, door ontslag of door vervallenverklaring;4° door afzetting door de Nationale Raad wanneer het lid op vier achtereenvolgende vergaderingen van de Nationale Raad afwezig is zonder opgave van reden en na tot een verklaring voor zijn afwezigheid te zijn aangemaand door de Voorzitter van de Nationale Raad.Het lid wordt met een tweederde meerderheid van de stemmen afgezet; de stemming is geheim.

Is van rechtswege van zijn mandaat vervallen, het lid van de Nationale Raad dat in laatste aanleg een tuchtstraf oploopt. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1, worden de werkende leden opgevolgd door de plaatsvervangende leden, in dalende volgorde van de stemmen die zij behaalden. Zij voleindigen het mandaat van hun voorganger.

In geval van gelijkheid van stemmen wordt voorrang gegeven aan diegene die volgens de orde van inschrijving op het tableau de grootste anciënniteit heeft en bij gelijke anciënniteit aan de oudste.

Is er geen plaatsvervangend lid meer, dan kan een gedeeltelijke verkiezing worden gehouden. § 3. Ten minste één derde van de Nederlandstalige werkende leden van de Nationale Raad alsook minstens één derde van de Franstalige werkende leden van de Nationale Raad wordt bij het verstrijken van elke ambtstermijn vervangen. Indien nodig worden de herkozen werkende leden vervangen door plaatsvervangende leden, in dalende volgorde van de behaalde stemmen. Hun vervanging blijft voortduren tot er, door het openvallen van mandaten van werkende leden en de opvolging door plaatsvervangende leden, een voldoende aantal niet-uittredende werkende leden is.

In geval van gelijkheid van stemmen wordt voorrang gegeven aan diegene die is ingeschreven op het tableau van de externe beroepsbeoefenaars en dit tot minstens twee derde van de werkende leden van de taalgroep bestaat uit externe beroepsbeoefenaars en vervolgens aan diegene die volgens de orde van inschrijving op het tableau de grootste anciënniteit heeft en bij gelijke anciënniteit aan de oudste.

Ten hoogste twee derden van de Nederlandstalige werkende leden en ten hoogste twee derden van de Franstalige werkende leden van de Nationale Raad mogen van hetzelfde geslacht zijn. Deze regel geldt slechts voor zover er voldoende werkende en plaatsvervangende leden werden verkozen om dit quorum in te vullen. De invulling gebeurt conform § 3 eerste en tweede lid van dit artikel.

Er bestaat een onverenigbaarheid tussen het mandaat van lid van de Nationale Raad en dat van lid van een Uitvoerende Kamer of van een Kamer van Beroep. Afdeling 2. - De Uitvoerende Kamers en de Kamers van Beroep

Art. 6.§ 1. Elke Uitvoerende Kamer bestaat uit een voorzitter, diens plaatsvervanger en drie werkende leden. Er worden ook zes plaatsvervangende leden verkozen. § 2. Elke Kamer van Beroep bestaat uit een voorzitter, diens plaatsvervanger en twee werkende leden. Er worden ook zes plaatsvervangende leden verkozen. § 3. Op verzoek van de Nationale Raad kan de Koning het aantal plaatsvervangende voorzitters en plaatsvervangende leden van de Uitvoerende Kamers en van de kamers van Beroep verhogen.

Als bijkomende plaatsvervangende leden worden aangewezen, in dalende volgorde, de personen die bij de laatste verkiezingen gerangschikt werden na de plaatsvervangende leden. § 4. Is er geen plaatsvervangend lid meer, dan kan een gedeeltelijke verkiezing worden gehouden.

Art. 7.§ 1. Met uitzondering van de voorzitters van de Uitvoerende Kamers en de Kamers van Beroep en hun plaatsvervangers, benoemd zoals bepaald in artikel 45/1, § 11, van de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999016119 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen sluiten betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (hierna "de wet"), worden de leden van de Kamers verkozen door de personen en volgens de regels vermeld in de artikelen 2 tot en met 4. § 2. De in de Kamers uitgeoefende mandaten eindigen: 1° door het verstrijken van de termijn;2° door het overlijden van de beoefenaar;3° door de schrapping van het tableau van de beoefenaars, door ontslag of door vervallenverklaring;4° door afzetting door de betreffende Kamer wanneer het lid afwezig is op vier achtereenvolgende vergaderingen van deze Kamer zonder opgave van reden en na tot een verklaring voor zijn afwezigheid te zijn aangemaand door de Voorzitter van de betreffende Kamer.Het lid wordt met een tweederde meerderheid van de stemmen afgezet; de stemming is geheim.

Is van rechtswege van zijn mandaat vervallen, het lid van een Kamer dat in laatste aanleg een tuchtstraf oploopt. § 3. In de gevallen bedoeld in § 2 worden de werkende leden opgevolgd door de plaatsvervangende leden, in dalende volgorde van de stemmen die zij behaalden. Zij voleindigen het mandaat van hun voorganger.

In geval van gelijkheid van stemmen wordt voorrang gegeven aan diegene die volgens de orde van inschrijving op het tableau de grootste anciënniteit heeft en bij gelijke anciënniteit aan de oudste.

Is er geen plaatsvervangend lid meer, dan kan een gedeeltelijke verkiezing worden gehouden.

Art. 8.Ten minste één derde van de werkende leden van elke Uitvoerende Kamer wordt bij het verstrijken van elke ambtstermijn vervangen. Indien nodig worden de herkozen werkende leden vervangen door plaatsvervangende leden, in dalende volgorde van de verkregen stemmen. Hun vervanging blijft voortduren tot er, door het openvallen van mandaten van werkende leden en de opvolging door plaatsvervangende leden, een voldoende aantal niet-uittredende werkende leden is.

In geval van gelijkheid van stemmen wordt voorrang gegeven aan diegene die volgens de orde van inschrijving op het tableau de grootste anciënniteit heeften bij gelijke anciënniteit aan de oudste.

Er bestaat onverenigbaarheid tussen het mandaat van lid van de Uitvoerende Kamer en dat van lid van de Kamer van Beroep. HOOFDSTUK 2. - Organisatie van de verkiezingen Afdeling 1. - Inleidende bepalingen

Art. 9.Het bureau, samengesteld zoals bepaald in artikel 32 en bijgestaan door de secretarissen van de Kamers, organiseert de kiesverrichtingen zonder dat wordt geraakt aan de bevoegdheden die uitdrukkelijk zijn toegekend aan de voorzitter van de Nationale Raad.

Art. 10.De verrichtingen vinden plaatsop de zetel van het Beroepsinstituut.

Alle leden van het Beroepsinstituut die op het tableau van de beoefenaars zijn ingeschreven, mogen ze bijwonen.

Art. 11.De verkiezingen vinden plaats tussen de negentigste en de zestigste dag voor het verstrijken van het mandaat van de leden van de Nationale Raad of van de Kamers, op de dag en het uur vastgesteld door de voorzitter van de Nationale Raad. Afdeling 2. - De kandidaturen

Art. 12.Ten minste twee maanden vóór de voor de verkiezingen vastgestelde datum laat de voorzitter van de Nationale Raad de aankondiging ervan bekendmaken in het Belgisch Staatsblad.

Hij stelt, per omzendbrief, al de leden die op het tableau van de beoefenaars zijn ingeschreven, in kennis van de voor de verkiezingen vastgestelde datum en uur en hij bepaalt de uiterste datum voor het in ontvangst nemen van de kandidaturen.

Art. 13.Om ontvankelijk te zijn, moeten de kandidaturen, ondersteund door meer dan vijf kiezers behorend tot dezelfde taalgroep als de kandidaat, bij de voorzitter van de Nationale Raad toekomen ten minste één maand vóór de voor de verkiezingen vastgestelde datum.

De kandidaturen worden aan de voorzitter van de Nationale Raad toegezonden bij aangetekende zending of worden hem afgegeven tegen ontvangstbewijs.

Wanneer de kandidatuur wordt ingediend door een gevolmachtigde, is die laatste in het bezit van een volmacht van de kandidaat.

Art. 14.Om geldig te worden voorgedragen, moet de kandidaat aan de voorwaarden tot verkiesbaarheid voldoen op de voor de verkiezingen vastgestelde datum.

Art. 15.De kandidaturen geven duidelijk aan waarover het gaat. Zij vermelden de naam, de voornamen en de woonplaats van de kandidaat. Zij worden ondertekend door hem en door de kiezers die hem voordragen.

Een kandidatuur kan niet tegelijk gesteld worden voor een mandaat van lid van de Nationale Raad en een mandaat van lid van een Kamer noch voor beide Kamers.

Art. 16.Indien het aantal regelmatig voorgedragen kandidaturen kleiner is dan het aantal te verkiezen leden, vult de voorzitter van de Nationale Raad de lijst van de kandidaten aan door beroep te doen op de leden die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden bepaald in artikelen 2 tot en met 4 of in artikel 7 § 1 en die gekozen worden onder de beoefenaars met de grootste anciënniteit, die op het tableau zijn ingeschreven en die geen deel uitmaken van de Nationale Raad of van een Kamer, naargelang het geval. Bij gelijke anciënniteit wordt voorrang gegeven aan de oudste die de wettelijke pensioenleeftijd niet heeft bereikt op de datum van de verkiezingen. Afdeling 3. - De stemming

Art. 17.Ten minste vijftien dagen vóór de verkiezing zendt de voorzitter van de Nationale Raad het stembriefje bij brief aan iedere kiezer. Het vermeldt het voorwerp van de verkiezing, de naam van de kandidaten en hun aantal. Deze worden op het stembriefje gerangschikt volgens alfabetische volgorde.

Elk stembriefje wordt op de keerzijde bekleed met het zegel van de Nationale Raad en wordt rechthoekig in vieren gevouwen, met de stempel langs buiten.

De kiezers die hun stembriefje niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn mochten hebben ontvangen, halen dit uiterlijk vijf dagen vóór de verkiezing af op de zetel van de Nationale Raad.

Art. 18.Elk stembriefje wordt in een eerste omslag gestoken, die wordt opengelaten en waarop vermeld staat: Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten . . . . .

Verkiezingen van .................. . . . . . .........

Voorwerp: ......... . . . . . .............................

Een tweede omslag, eveneens opengelaten, wordt bij de zending gevoegd en vermeldt het adres van de voorzitter van de Nationale Raad, op de zetel van het Beroepsinstituut, alsmede het woord "afzender". Onder dat woord moet de kiezer zijn naam, voornamen en woonplaats leesbaar aangeven zodat zijn identiteit met zekerheid kan worden vastgesteld.

Dit alles wordt in een derde omslag gesloten, voorzien van het adres van de kiezer en meeondertekend door de voorzitter van de Nationale Raad of de secretaris van de Nationale Raad.

De stembriefjes en de omslagen waarin zij moeten worden gestoken, worden voorzien door het Beroepsinstituut.

Art. 19.De kiezer brengt op het stembriefje zijn stem uit voor ten hoogste zoveel kandidaten als er werkende en plaatsvervangende leden te verkiezen zijn in elk betrokken orgaan. Hij steekt het stembriefje, vooraf rechthoekig in vieren gevouwen met de stempel langs buiten, opnieuw in de eerste omslag. Hij sluit die omslag en steekt hem in de omslag met het adres van de voorzitter van de Nationale Raad op de zetel van het Beroepsinstituut. Op die laatste omslag plaatst hij zijn naam en daaronder zijn handtekening.

Deze bepaling wordt vermeld op het stembriefje of wordt uitgelegd in de onderrichtingen die de brief met het stembriefje vergezellen.

Art. 20.De omslagen waarin het stembriefje zit, worden afgegeven op of verstuurd naar de zetel van het Beroepsinstituut.

Art. 21.De omslag waarin het stembriefje zit, moet, op straffe van onontvankelijkheid, vóór het uur van sluiting van de stemming toekomen op de zetel van het Beroepsinstituut, zowel wanneer die per post wordt verzonden als wanneer hij door een bode wordt gebracht of door de kiezer zelf wordt afgegeven.

Art. 22.De naam van elk kiezend lid wordt, in de volgorde van de ontvangst van de stembriefjes, door de aangewezen secretaris of onder zijn controle aangestipt op de lijst die gediend heeft voor het versturen van de stembriefjes.

Op de dag en het uur vastgesteld voor de verkiezing overhandigt de voorzitter van de Nationale Raad de ontvangen omslagen aan het bureau.

De buitenste omslagen worden vervolgens geopend en de binnenste, waarin de stembriefjes zitten, worden ongeopend in een stembus gestoken.

Wanneer alle stembriefjes in de stembus werden gedeponeerd, worden de buitenste omslagen onmiddellijk vernietigd en worden de stemmen opgenomen. Afdeling 4. - De stemopneming

Art. 23.De omslagen waarin de stembriefjes zitten, worden uit de stembus genomen en vervolgens geopend.

De stembriefjes worden er uitgehaald, zij worden geteld en hun aantal wordt in het proces-verbaal van de stemming vermeld.

Indien een omslag verschillende stembriefjes bevat, worden die als ongeldig beschouwd.

Art. 24.Het bureau duidt meerdere niet-kandidaat leden aan om de stembriefjes een voor een hardop voor te lezen. De stemmen worden door de secretarissen of onder hun controle genoteerd.

Art. 25.Zijn ongeldig, de blanco stembriefjes, de stembriefjes waarop de kiezer voor meer kandidaten heeft gestemd dan er zetels te begeven zijn, de stembriefjes die een aanwijzing bevatten waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd, de stembriefjes die niet van het zegel van het Beroepsinstituut zijn voorzien of die niet in vieren zijn gevouwen.

De ongeldige stembriefjes worden bij het proces-verbaal gevoegd en worden van het totaal aantal stembriefjes afgetrokken om het aantal geldige stemmen te bepalen.

Art. 26.De stemprocedure bepaald in de artikelen 17 tot en met 25 mag elektronisch georganiseerd worden op voorwaarde dat die procedure dezelfde controleerbare waarborgen biedt zoals voorzien in voormelde artikelen.

Art. 27.Tot beloop van het aantal te begeven mandaten worden de kandidaten die in elk kiescollege het grootste aantal stemmen hebben bekomen, verkozen tot werkend lid.

Overeenkomstig artikel 45/1 van de wet moeten ten minste twee derde van de Nederlandstalige werkende leden en ten minste twee derde van de Franstalige werkende leden van de Nationale Raad externe beroepsbeoefenaars zijn. Zo nodig worden de verkozen interne beroepsbeoefenaars, in dalende volgorde van de behaalde stemmen, vervangen door verkozen externe beroepsbeoefenaars. Hun vervanging blijft voortduren tot er een voldoende aantal werkende leden is die zijn ingeschreven op het tableau van de externe beroepsbeoefenaars.

De volgende kandidaten worden verkozen tot plaatsvervangend lid.

Wanneer verschillende kandidaten hetzelfde aantal stemmen behalen, wordt de voorkeur gegeven aan degene die volgens de orde van inschrijving op het tableau de grootste anciënniteit heeft en, bij gelijke anciënniteit, aan de oudste.

Art. 28.De uitslag van de stemming wordt onmiddellijk bekendgemaakt door de voorzitter van de Nationale Raad.

De lijst van de werkende en de plaatsvervangende verkozen leden, met vermelding van hun erkenningsnummer bij het beroepsinstituut, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad tijdens de maand die volgt op de stemopneming.

Art. 29.Het proces-verbaal van de stemming wordt in tweevoud opgemaakt. Onmiddellijk na het einde van de verrichtingen wordt één van de exemplaren naar gelang van het geval verzonden naar de Nationale Raad of naar de betrokken Kamer. Het andere wordt neergelegd in het archief van het Beroepsinstituut, samen met de aangestipte kiezerslijst en alle stembriefjes die werden samengebracht in twee gesloten, verzegelde en met het zegel van de Nationale Raad beklede pakketten. Eén pakket bevat de geldige stembriefjes, het andere de ongeldige. Afdeling 5. - Verkiezing van de voorzitter, de ondervoorzitter en de

penningmeester

Art. 30.Ten vroegste acht dagen na de publicatie van de verkiezingsresultaten in het Belgisch Staatsblad en, behoudens beroep ingesteld tegen de verkiezingsuitslag van de Nationale Raad bij de Raad van State, ten minste acht dagen vóór het verstrijken van het mandaat van het uittredend bureau, vergadert de nieuwe Nationale Raad op initiatief en onder voorzitterschap van de uittredende voorzitter van de Nationale Raad.

In geval van verwerping van het beroep ingediend bij de Raad van State, komt de nieuwe Nationale Raad samen op initiatief en onder het voorzitterschap van de uittredende voorzitter van de Nationale Raad binnen de vijftien dagen na de publicatie van het arrest.

Art. 31.Tijdens deze vergadering kiest de Nationale Raad onder zijn werkende leden een voorzitter, een ondervoorzitter en een penningmeester. Niemand mag meer dan twee mandaten als lid van het bureau uitoefenen.

De voorzitter behoort, voor de duur van het mandaat van de leden van de Nationale Raad, beurtelings tot de Nederlandstalige en de Franstalige taalgroep. De ondervoorzitter behoort tot een andere taalgroep dan de voorzitter.

De stemming is geheim. Op straffe van nietigheid mag op de stembrief slechts voor één kandidaat worden gekozen per te begeven mandaat. De kandidaat met de meeste stemmen wordt verkozen voor het te begeven mandaat. Bij staking van stemmen wordt een tweede stemronde georganiseerd waaraan enkel de kandidaten deelnemen die het grootste aantal stemmen behaalden tijdens de vorige stemronde.

Bij staking van stemmen in de tweede stemronde wordt voorrang verleend in de volgende orde: 1° aan de oudste kandidaat die de leeftijd van zestig jaar niet heeft bereikt;2° aan de jongste kandidaat van de kandidaten die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt. HOOFDSTUK 3. - Regels inzake werking Afdeling 1. - Het bureau

Art. 32.Het bureau van het Beroepsinstituut bestaat uit de voorzitter, de ondervoorzitter en de penningmeester van de Nationale Raad.

Art. 33.Het bureau is belast met het dagelijks beheer van het Beroepsinstituut. Dit omvat het afhandelen van de lopende zaken, het toezicht op het financieel beheer van het Beroepsinstituut, het voorbereiden van de vergaderingen van de Nationale Raad, het aanwerven en het leiden van het personeel en alle andere door de Nationale Raad bepaalde opdrachten, met uitzondering evenwel van de door of krachtens de wet uitdrukkelijk aan de Nationale Raad toevertrouwde opdrachten.

Het neemt alle maatregelen die nodig zijn ter voorbereiding alsook ter uitvoering van de beslissingen van de Nationale Raad en het stelt de agenda van de vergaderingen op.

Het bureau kan worden bijeengeroepen op verzoek van de Regeringscommissaris.

Art. 34.De voorzitter leidt de werkzaamheden van de Nationale Raad en van het bureau. Onverminderd artikel 36van dit besluit worden alle stukken die van die organen uitgaan en alle stukken die betrekking hebben op het dagelijks beheer van het Beroepsinstituut door de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekend of, bij afwezigheid van één van beiden, door de voorzitter of de ondervoorzitter en door de penningmeester.

Art. 35.De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid; in dat geval vervult hij alle taken die op de voorzitter rusten.

Art. 36.De penningmeester is de bewaarder van alle roerende goederen van het Beroepsinstituut. Hij zorgt voor het innen van de bijdragen en van alle aan het Beroepsinstituut verschuldigde sommen en geeft er kwijting van. Hij stelt de ontwerpen van jaarrekening op alsook het ontwerp van begroting. Op het einde van elk trimester legt hij aan de Nationale Raad een overzicht voor van de financiële toestand, samen met een staat van de uitvoering van de begroting.

De betalingen worden ondertekend door de penningmeester en de voorzitter. In geval van afwezigheid van de penningmeester worden zij ondertekend door de voorzitter en de ondervoorzitter.

De penningmeester oefent de in dit artikel bedoelde taken uit onder de verantwoordelijkheid van het bureau. Afdeling 2. - De Nationale Raad

Art. 37.De Nationale Raad vergadert ten minste viermaal per jaar.

Hij vergadert op bijeenroeping door de voorzitter, op eigen initiatief, op aanvraag van één derde van de leden van de Nationale Raad of op verzoek van de Regeringscommissaris.

Wanneer de Nationale Raad vergadert op aanvraag van één derde van de leden of op verzoek van de Regeringscommissaris, roept de voorzitter de Raad samen, uiterlijk binnen de dertig dagen vanaf de aanvraag.

De oproeping wordt ten minste acht dagen vóór de vergadering toegezonden aan de leden en de Regeringscommissaris en dit per brief of per e-mail.

De plaatsvervangende leden hebben zitting ingeval de werkende leden afwezig of verhinderd zijn. Zij worden opgeroepen in dalende volgorde van de behaalde stemmen.

In geval van gelijkheid van stemmen wordt voorrang gegeven aan diegene die volgens de orde van inschrijving op het tableau de grootste anciënniteit heeft en, bij gelijke anciënniteit aan de oudste.

Art. 38.De Nationale Raad beraadslaagt slechts op geldige wijze onder het voorzitterschap van de voorzitter of de ondervoorzitter. Er moeten minstens zes leden van elke taalgroep aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de voorzitter of de ondervoorzitter. De regeringscommissaris moet rechtsgeldig opgeroepen zijn.

Wordt het vereiste quorum niet bereikt, dan wordt de Nationale Raad samengeroepen opeen latere datum.

Hij beraadslaagt dan alleen geldig indien ten minste vier leden van elke taalgroep aanwezig zijn.

De quorums bedoeld in dit artikel, moeten enkel bereikt worden bij de aanvang van de vergadering.

Art. 39.De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden. Blanco of ongeldige stemmen worden niet meegerekend om de meerderheid te bepalen.

Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, die van de ondervoorzitter.

Art. 40.De Nationale Raad beraadslaagt met gesloten deuren. De besprekingen en de notulen zijn vertrouwelijk. De inhoud van de beraadslagingen is altijd geheim. De notulen of de uittreksels ervan mogen aan de leden van het Beroepsinstituut of aan derden enkel worden meegedeeld door de Voorzitter, nadat de Nationale Raad zijn instemming heeft betuigd. De beslissingen en de informatie dienaangaande mogen daarentegen verspreid worden door het bureau, behoudens indien die als vertrouwelijk worden aangemerkt in de notulen.

Art. 41.§ 1. Ten laatste in de loop van het laatste trimester van het jaar legt het bureau het begrotingsontwerp voor het volgende werkjaar ter goedkeuring voor aan de Nationale Raad.

Uiterlijk twee weken na de goedkeuring van het begrotingsontwerp door de Nationale Raad, maakt die het ontwerp over aan de minister die de middenstand onder zijn bevoegdheid heeft.

De minister beschikt over een termijn van dertig dagen na ontvangst van het ontwerp om hetzij het ontwerp goed te keuren, hetzij zijn opmerkingen over te maken aan de Nationale Raad. Bij afwezigheid van beslissing binnen deze termijn, is het ontwerp goedgekeurd. De Nationale Raad beschikt over een termijn van dertig dagen na ontvangst van de opmerkingen van de minister om het begrotingsontwerp aan te passen. Indien de Nationale Raad geen gevolg geeft aan de opmerkingen van de minister, kan deze laatste een begroting opleggen.

De Nationale Raad kan in de loop van het werkjaar altijd een wijziging van de goedgekeurde ontwerpbegroting voorstellen aan de minister indien de verrekening van de inkomsten en uitgaven dit vereisen.

De Nationale Raad voegt bij het begrotingsontwerp dat hij aan de minister toestuurt, een voorstel tot benoeming van twee commissarissen, één Nederlandstalige en één Franstalige, beiden leden van het Beroepsinstituut. De commissarissen worden benoemd voor een periode van twee jaar. Zij worden belast met het nazicht van de overeenstemming van de verrekening van de inkomsten en uitgaven met het goedgekeurde begrotingsontwerp. Zij moeten lid zijn van het Beroepsinstituut maar mogen geen lid zijn van de Nationale Raad of van de Kamers, noch door enig orgaan van het Beroepsinstituut met een opdracht worden belast.

Bij het trimestrieel onderzoek van de rekeningen door de Nationale Raad bedoeld in artikel 36 leggen de commissarissen een verslag neer over hun onderzoek van de rekeningen. § 2. Tijdens het eerste trimester van het jaar legt het bureau de jaarrekening van de ontvangsten en uitgaven van het afgelopen werkjaar ter goedkeuring voor aan de Nationale Raad.

De Nationale Raad wijst voor een termijn van twee jaar, die kan worden vernieuwd, een bedrijfsrevisor aan die belast is met de controle van de financiële toestand en van de jaarrekeningen.

Hij stuurt jaarlijks een verslag van de controle aan de Nationale Raad en aan de minister die de middenstand onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 42.Uiterlijk op 30 juni van elk jaar stelt de Nationale Raad een verslag op over de activiteiten van het Beroepsinstituut tijdens het afgelopen jaar.

Art. 43.§ 1. Voor de leden van het bureau van de Nationale Raad wordt de zitpenning voor een halve dag prestatie van minimum drie uur vastgelegd op 283 euro, met een maximum van 6.800 euro per maand voor de voorzitter, 5.670 euro per maand voor de ondervoorzitter en 4.535 euro per maand voor de penningmeester. Zij kunnen geen andere vergoedingen of zitpenningen ontvangen vanwege het Beroepsinstituut. § 2. Voor de werkende en plaatsvervangende leden van de Nationale Raad, alsook voor alle leden of derden waarop het Beroepsinstituut beroep zou doen in het kader van een commissie, een werkgroep of enige andere opdracht namens het Beroepsinstituut, wordt de zitpenning voor een halve dag prestatie van minimum drie uur, vastgelegd op 170 euro met een maximum van 1.700 euro per maand. Zij kunnen geen andere vergoedingen of zitpenningen ontvangen vanwege het Beroepsinstituut. § 3. Voor de voorzitters van de Uitvoerende Kamers, de Kamers van Beroep en de rechtskundig assessoren bij de Uitvoerende Kamers alsook hun plaatsvervangers, wordt de zitpenning voor een halve dag prestatie van minimum drie uur vastgelegd op 283 euro. Zij kunnen geen andere vergoedingen of zitpenningen ontvangen vanwege het Beroepsinstituut. § 4. Voor de werkende en plaatsvervangende leden van de Uitvoerende Kamers en de Kamers van Beroep wordt de zitpenning voor een halve dag prestatie van minimum drie uur vastgelegd op 170 euro. Zij kunnen geen andere vergoedingen of zitpenningen ontvangen vanwege het Beroepsinstituut. § 5. Naast bovenvermelde zitpenningen ontvangen de hierboven personen vermeld in §§ 1 tot en met 4 een terugbetaling van hun werkelijk afgelegde verplaatsingskosten in opdracht van het Beroepsinstituut en dit volgens de terugbetalingstarieven die gelden voor de federale ambtenaren. § 6. De in dit artikel bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan de consumptieprijsindex en worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari. De indexering zal voor de eerste maal gebeuren op 1 januari van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit besluit met als referentie-index de consumptieprijsindex van de maand voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 44.De notulen worden meegedeeld aan de regeringscommissaris. Die kan bovendien ter plaatse kennis nemen van alle beslissingen en documenten van de Nationale Raad en van het bureau. Hij ontvangt alle informatie en alle documenten die hem in staat stellen zijn opdrachten te vervullen. Afdeling 3. - Aan de Kamers gemeenschappelijke bepalingen

Art. 45.§ 1. De secretaris roept de werkende leden van de betrokken Kamer(-s) op voor de vastgestelde zitting.

De plaatsvervangende leden hebben zitting ingeval de werkende leden afwezig of verhinderd zijn. Zij worden door de secretaris opgeroepen in dalende volgorde van de behaalde stemmen. § 2. De voorzitter leidt de zittingen, hij opent ze en heft ze op, verleent en ontneemt het woord en sluit de besprekingen en de beraadslagingen af.

De voorzitter kan een werkend of plaatsvervangend lid van de Kamer aanwijzen als verslaggever om de objectieve elementen van het dossier te onderzoeken.

De voorzitter stelt een termijn vast binnen dewelke het verslag moet worden toegevoegd aan het dossier. Van zodra de verslaggever zijn onderzoek beëindigd heeft, licht hij de voorzitter hierover in. De verslaggever kan worden gehoord door de Kamer. Hij neemt niet deel aan de beraadslagingen.

De Kamer kan alle betrokken personen en getuigen evenals de klagers horen en alle nodige onderzoeksmaatregelen treffen. § 3. De oproeping door de secretaris tot verschijning in administratieve zaken wordt gericht aan de betrokken persoon, bij aangetekende zending, ten minste tien dagen vóór de datum van de vergadering.

In tuchtzaken wordt de oproepingstermijn op ten minste dertig dagen gebracht.

Tijdens de oproepingstermijnen wordt het dossier ter beschikking van de opgeroepen personen gehouden.

Deze raadpleging geschiedt ter plaatse, in aanwezigheid en na afspraak met de secretaris of zijn plaatsvervanger en dit op de openingsdagen en -uren van het secretariaat van de Kamer of Kamers.

De opgeroepen personen kunnen een elektronische kopie van het dossier krijgen. De aanvraag gebeurt bij de secretaris en dit ten minste drie werkdagen vóór de zitting.

In tuchtzaken is het dossier niet toegankelijk voor de klager. Deze is geen partij in de zaak. § 4. De opgeroepen personen kunnen zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een advocaat of door één of meer leden van het Beroepsinstituut die voldoen aan de voorwaarden om voor de Kamers te worden verkozen. Wanneer zij niet vertegenwoordigd worden door een advocaat, dient het mandaat schriftelijk te zijn.

De Kamers kunnen de persoonlijke verschijning bevelen. § 5. De zittingen van de Kamers zijn openbaar, behoudens in de gevallen zoals voorzien door artikel 148 van de Grondwet en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, of wanneer de opgeroepen persoon, geheel vrijwillig en ondubbelzinnig, afstand doet van de openbaarheid van de debatten.

Art. 46.§ 1. De beslissingen worden met redenen omkleed en vermelden: 1° de volledige identiteit van de opgeroepen personen en, in voorkomend geval, die van de persoon die hen vertegenwoordigt of bijstaat;2° de datum van oproeping van de voormelde personen, alsmede hun eventuele aanwezigheid;3° de naam en de voornaam van de leden van de Kamer die hebben deelgenomen aan de beraadslaging;4° de datum van uitspraak. § 2. De beslissingen van de Kamer worden door de secretaris aan de betrokken personen ter kennis gebracht binnen vijftien dagen na de uitspraak.

De klager, die geen partij is in tuchtzaken, kan bij beslissing van de Kamer op de hoogte gebracht worden van het beschikkend gedeelte van de beslissing betreffende zijn klacht van zodra de beslissing kracht van gewijsde heeft.

Elke bevestigende beslissing aangaande een aanvraag tot inschrijving, ontslag of toelating om het beroep occasioneel uit te oefenen, wordt per gewone brief of via e-mail ter kennis gebracht van de betrokkene.

In alle andere aangelegenheden gebeurt de kennisgeving per aangetekende zending. § 3. De oproepingen en kennisgevingen geschieden aan de woonplaats of bij gebreke van een woonplaats, aan de verblijfplaats en voor een rechtspersoon aan de maatschappelijke zetel of bij gebrek eraan de bedrijfszetel.

De artikelen 32 tot en met 47 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.

Art. 47.Elke opgeroepen persoon voor een Uitvoerende Kamer, de verenigde Uitvoerende Kamers of voor een Kamer van Beroep of de verenigde Kamers van Beroep heeft het recht de wraking van een lid van deze Kamer te vragen, overeenkomstig de artikelen 828 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 48.De beoordeling van een wrakingsverzoek tegen een lid van een Uitvoerende Kamer of van de verenigde Uitvoerende Kamers wordt opgedragen aan respectievelijk de Kamer van Beroep of de verenigde Kamers van Beroep. De beoordeling van een wrakingsverzoek tegen een lid van een Kamer van Beroep of van de verenigde Kamers van Beroep wordt opgedragen aan het Hof van cassatie. De procedure verloopt zoals bepaald in artikel 838 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 49.§ 1. De definitieve uitspraken van schorsing of schrapping worden door de secretaris van de betrokken Kamer of Kamers aangegeven bij de procureur-generaal bij het bevoegde Hof van beroep. § 2 De Kamers publiceren op de website van het Instituut een overzicht van hun tuchtrechtspraak via geanonimiseerde uittreksels van de beslissingen die kracht van gewijsde hebben. De Voorzitters van de Kamers bepalen welke beslissingen als dusdanig moeten bekendgemaakt worden. Afdeling 4. - De Uitvoerende Kamers

Art. 50.De Uitvoerende Kamers beraadslagen slechts op geldige wijze indien de voorzitter of zijn plaatsvervanger en minstens twee werkende of plaatsvervangende leden aanwezig zijn.

De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter of van zijn plaatsvervanger.

De rechtskundig assessor wordt uitgenodigd. Hij neemt niet deel aan de beraadslagingen.

Onderafdeling 1. - Administratieve procedures

Art. 51.§ 1. Elke aanvraag met betrekking tot een inschrijving, een ontslag of een toelating om het beroep occasioneel uit te oefenen wordt bij aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs toegezonden aan de voorzitter van de bevoegde Uitvoerende Kamer.

Elke bevestigende beslissing betreffende één van deze aanvragen wordt ter kennis gebracht binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het volledig aanvraagdossier en, indien van toepassing, van de betaling van de dossierkosten.

Geen enkele aanvraag mag worden verworpen zonder dat de aanvrager wordt gehoord of opgeroepen. § 2. Voor elke andere administratieve procedure schrijft de secretaris het dossier in op de rol van de Kamer.

Geen enkele weglating of weigering mag worden uitgesproken zonder dat de betrokkene werd gehoord of opgeroepen.

Onderafdeling 2. - Tuchtprocedure

Art. 52.De rechtskundig assessor, ingelicht over een tekortkoming of bij wie een tuchtklacht aanhangig is gemaakt betreffende een persoon ingeschreven op het tableau of op de lijst van stagiairs of betreffende diegene die toestemming heeft gekregen om het beroep occasioneel uit te oefenen, schrijft de zaak onder een volgnummer in in een daartoe aangelegd register.

Hij kan een werkend of plaatsvervangend lid van de Uitvoerende Kamer aanwijzen om de zaak te onderzoeken en hem dienaangaande verslag uit te brengen. Hij stelt de termijn vast binnen dewelke dit verslag moet worden voorgelegd. Nadat de rechtskundig assessor de informatie die hij noodzakelijk acht heeft ontvangen of zich heeft laten bezorgen, oordeelt hij over de opportuniteit van de tuchtrechtelijke vervolging.

Hij kan de zaak verwijzen naar de Uitvoerende Kamer indien hij van oordeel is dat de feiten een deontologische inbreuk inhouden en zwaarwichtig genoeg zijn. In het tegenovergestelde geval klasseert hij het dossier zonder gevolg. Wanneer hij het dossier zonder gevolg klasseert, brengt hij zowel de klager als de betrokken beroepsbeoefenaar op de hoogte van zijn beslissing.

Art. 53.De rechtskundig assessor belast onder zijn controle de secretaris om de personen bedoeld in artikel 52, op te roepen. De klagende partijen worden ingelicht over de zittingsdatum.

De oproeping tot verschijning omvat de uiteenzetting van de ten laste gelegde feiten en de plaats, dag en uur van de zitting.

De rechtskundig assessor wordt gehoord. Hij neemt niet deel aan de beraadslaging.

Art. 54.Op straffe van nietigheid vermeldt de kennisgeving van de beslissing de mogelijkheid, de nadere regels en termijnen inzake beroep.

Onderafdeling 3. - Procedures inzake erelonen

Art. 55.§ 1. Bij een betwisting inzake erelonen kunnen de Uitvoerende Kamers, conform de voorschriften van de wet, hetzij overgaan tot een arbitrage, hetzij een advies geven. § 2. De arbitrage viseert de betwistingen van erelonen tussen een extern lid van het Beroepsinstituut en zijn cliënt.

Een aanvraag tot arbitrage wordt per gewone brief of e-mail toegezonden aan de voorzitter van de bevoegde Uitvoerende Kamer. De aanvraag wordt gedocumenteerd en bevat met name een kopie van de ereloonnota waarover de betwisting bestaat.

Na ontvangst van de aanvraag worden alle betrokken partijen door de secretaris ingelicht over het verloop van de tegensprekelijke procedure en van het definitief karakter van een arbitrale uitspraak.

De betrokken partijen worden verzocht om elk hun uitdrukkelijk schriftelijk akkoord dienaangaande binnen de vijftiendagen per gewone brief of e-mail over te maken aan de secretaris van de Uitvoerende Kamer.

Bij gebreke aan schriftelijk akkoord van elk van de partijen binnen deze termijn, informeert de secretaris hen per gewone brief of e-mail dat de aanvraag tot arbitrage als niet bestaande wordt beschouwd.

Ingeval van een schriftelijk akkoord van elke partij, legt de secretaris de aanvraag voor aan de voorzitter van de Uitvoerende Kamer die een procedurekalender opmaakt en de nadere regels voor het uitwisselen van de argumenten van de partijen regelt.

De arbitrale uitspraak wordt in laatste aanleg gewezen. In de relaties tussen de partijen heeft de uitspraak dezelfde uitwerking als een rechterlijke beslissing De arbitrale uitspraak wordt opgemaakt in evenveel exemplaren als er partijen zijn en daarnaast nog een exemplaar voor het Beroepsinstituut.

Nadat de arbitrale uitspraak gedaan is, wordt door de secretaris een exemplaar daarvan aan iedere partij meegedeeld en wordt een exemplaar bewaard op de zetel van het Beroepsinstituut. § 3. Het advies van de Kamer betreffende de berekening van de erelonen kan gegeven worden: 1° hetzij op vraag van de rechtbanken en hoven;2° hetzij op vraag van een lid of stagiair ingeval van geschil tussen op het tableau van de leden of op de lijst van de stagiairs ingeschreven externe beroepsbeoefenaars. In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt de aanvraag tot advies per gewone brief of e-mail gericht aan de voorzitter van de Uitvoerende Kamer.

De kennisgeving van het advies aan rechtbanken of hoven gebeurt per gewone brief of e-mail aan de griffie van desbetreffende rechtbank of hof.

Wanneer het een adviesverzoek betreft inzake een geschil tussen op het tableau of op de lijst van de stagiairs ingeschreven externe beroepsbeoefenaars, wordt dit advies betekend op de woonplaats of de maatschappelijke zetel of aan de bedrijfszetel van de betrokken externe beroepsbeoefenaars. Afdeling 5. - De Kamers van Beroep

Onderafdeling 1. - Werking

Art. 56.De Kamers van Beroep beraadslagen slechts op geldige wijze indien de voorzitter of zijn plaatsvervanger en twee werkende of plaatsvervangende leden aanwezig zijn. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.

Art. 57.Het beroep, ondertekend door degene die het instelt, wordt aan de secretaris van de Kamer van Beroep toegezonden bij aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs.

Het moet worden ingesteld binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing van de Uitvoerende Kamer.

Het bewijs van de datum van indiening van het beroep wordt geleverd door de datum van het postmerk.

Het beroep heeft schorsende kracht.

Art. 58.§ 1. Dadelijk na ontvangst van het beroep schrijft de secretaris het in een daartoe aangelegd register in onder een volgnummer en vraagt aan de secretaris van de Uitvoerende Kamer of de Stagecommissie het dossier te bezorgen. § 2. De voorzitter van de Kamer van Beroep legt de datum vast waarop de aan de Kamer van Beroep voorgelegde zaken zullen worden onderzocht.

Art. 59.§ 1. De beslissingen in tuchtzaken worden bij verstek genomen ten aanzien van de partij die, na opgeroepen te zijn geweest, noch haar middelen schriftelijk heeft uiteengezet, noch ter zitting is verschenen of werd vertegenwoordigd. § 2. De bij verstek genomen beslissingen in tuchtzaken zijn vatbaar voor verzet.

Dit verzet wordt gedaan bij aangetekende zending, ten laatste verzonden op de dertigste dag na die waarop de beslissing werd ter kennis gebracht.

De verzetdoende partij die een tweede maal verstek laat gaan, kan niet andermaal verzet doen.

Art. 60.De Kamer van Beroep neemt kennis van de gehele zaak.

Onderafdeling 2. - Verval van tuchtstraffen en eerherstel

Art. 61.§ 1. Alle minder zware tuchtstraffen dan de schorsing worden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de definitieve beslissing waarbij een tuchtstraf wordt uitgesproken, uitgewist, op voorwaarde dat het lid in die tussentijd geen schorsing noch enigerlei nieuwe tuchtstraf opgelopen heeft. § 2. Ieder lid van het Beroepsinstituut dat één of meer tuchtstraffen heeft opgelopen die niet zijn uitgewist bij toepassing van § 1, kan bij de Kamer van Beroep een aanvraag tot eerherstel indienen.

Deze aanvraag is slechts ontvankelijk op voorwaarde dat: 1° een termijn van vijf jaar is verstreken sedert de datum van de definitieve beslissing waarbij de laatste tuchtstraf is uitgesproken;2° betrokkene strafrechtelijk eerherstel heeft gekregen indien hij een tuchtstraf heeft opgelopen voor een feit dat aanleiding heeft gegeven tot een strafrechtelijke veroordeling;3° een termijn van twee jaar is verstreken sedert de beslissing van de Kamer van Beroep is uitgesproken, ingeval deze een vorige aanvraag tot eerherstel heeft afgewezen. § 3. De toepassing van het bepaalde in § 1 alsook de beslissing tot verlening van eerherstel stelt voor de toekomst alle gevolgen buiten werking van de tuchtstraffen waarop deze bepaling of deze beslissing toepassing vindt. § 4. Met uitzondering van artikel 57, tweede en vierde lid, zijn de artikelen 45 tot en met 49 en 56 tot en met 60 van dit besluit, zoals toegepast in tuchtzaken, van toepassing bij de behandeling van een aanvraag tot eerherstel zoals voorzien in § 2. Afdeling 6. - De verenigde Kamers

Art. 62.De verenigde Uitvoerende Kamers bestaan uit de twee voorzitters of hun plaatsvervangers en de drie leden van elke Uitvoerende Kamer. Zij beraadslagen slechts geldig in aanwezigheid van hun twee voorzitters of hun plaatsvervangers en ten minste twee leden van elke taalgroep en op voorwaarde dat er evenveel leden van elke Kamer aanwezig zijn.

De verenigde Kamers van beroep bestaan uit de twee voorzitters of hun plaatsvervangers en uit twee leden van elke taalgroep.

De oudste voorzitter in jaren of, bij gebreke, de plaatsvervanger, neemt het voorzitterschap van de verenigde Kamers waar; indien hij afwezig of verhinderd is, wordt de opdracht waargenomen door een werkend of plaatsvervangend voorzitter van de andere Kamer. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

Bovendien volgen de verenigde Uitvoerende Kamers en de verenigde Kamers van Beroep dezelfde procedureregels als de Kamers die ze samenstellen. Afdeling 7. - Aan de Nationale Raad en de Kamers gemene bepalingen

Art. 63.De Nationale Raad, de Uitvoerende Kamers en de Kamers van Beroep houden zitting in de lokalen van het Beroepsinstituut.

Op verzoek van de voorzitter van een Uitvoerende Kamer of van een Kamer van Beroep, kan het bureau van de Nationale Raad aan deze Kamer toestaan elders zitting te houden, eventueel buiten de agglomeratie Brussel.

Art. 64.Voor de Nationale Raad, elke Uitvoerende Kamer en Kamer van Beroep, alsmede voor de verenigde Kamers wijst de Nationale Raad een secretaris en één of meer plaatsvervangende secretarissen aan onder de personeelsleden van het Beroepsinstituut.

De secretarissen wonen de beraadslagingen bij en notuleren de beslissingen; ze stellen de notulen van de vergaderingen op en ondertekenen ze samen met de voorzitter. HOOFDSTUK 4. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 65.De in dit besluit vermelde termijnen worden berekend overeenkomstig de artikelen 48 tot 57 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 66.Het eerste mandaat van de leden van de Nationale Raad van het Beroepsinstituut ving aan op de dag van de eerste vergadering van de Nationale Raad. Het eerste mandaat van de leden van de Kamers van het Beroepsinstituut ving aan op de dag van de installatie van het Beroepsinstituut.

Art. 67.De minister bevoegd voor Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 november 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, D. DUCARME

^