Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 januari 2006
gepubliceerd op 29 maart 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de deeltijdse werkweek

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006200194
pub.
29/03/2006
prom.
27/01/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de deeltijdse werkweek (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de warenhuizen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de deeltijdse werkweek.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 januari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de warenhuizen Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2005 Deeltijdse arbeid (Overeenkomst geregistreerd op 1 augustus 2005 onder het nummer 75868/CO/312) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de warenhuizen. HOOFDSTUK II. - Overeengekomen arbeidsduur

Art. 2.De wekelijkse arbeidsduur van de deeltijdse werknemers wordt vastgesteld in de arbeidsovereenkomst.

De minimum contractuele arbeidsduur van de deeltijdse werknemers bedraagt achttien uur per week.

In geval van tijdskrediet kan de wekelijkse arbeidsduur 17,5 uur bedragen.

De arbeidsduur is gespreid over ten hoogste vijf dagen per week, met een minimum van drie uur per dag, zonder onderbroken uurrooster.

Vanaf 1 januari 2000, hebben alle deeltijdse werknemers met een arbeidsovereenkomst voor ten hoogste 24 uur per week op hun schriftelijk verzoek het recht om hun prestaties te spreiden over vier dagen per week.

Art. 3.Op 1 januari 2001 blijft de duur van de prestaties van de deeltijdse werknemers ongewijzigd. De arbeidsduurvermindering die dan is voorzien voor de voltijdse werknemers resulteert voor de deeltijdse werknemers in een proportionele loonsverhoging van 2,857 pct.

Art. 4.§ 1. Bij afwijking van artikel 2, alinea 2, mag de onderneming deeltijdse werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur tewerkstellen voor een wekelijkse arbeidsduur van een derde tijd of van acht uur, aan de hierna vermelde voorwaarden.

De arbeidsprestaties van de werknemers met arbeidsovereenkomst van een derde tijd of met arbeidsovereenkomst van acht uur per week, zullen gespreid worden over de vrijdag, zaterdag en de vooravonden van feestdagen in de regeling twee dagen per week : - ofwel 2 x 6 u.; - ofwel 1 x 8 u. en 1 x 4 u. voor een derde tijd; - ofwel 1 x 8 u.; - ofwel 2 x 4 u. voor de 8 u.

De arbeidsprestaties van de werknemers van een derde tijd zullen ook kunnen plaatsvinden op woensdagnamiddag over twee dagen per week, hetzij vrijdag en woensdag, hetzij zaterdag en woensdag, mits akkoord van de syndicale afvaardiging. § 2. Het aantal uren van de arbeidsovereenkomsten een derde tijd en van acht uur is gecumuleerd vastgesteld voor elke zetel op 3 pct. ten hoogste van het volume van de contractuele uren voor onbepaalde duur. § 3. De bepalingen van de voorgaande alinea's worden toegepast als volgt : a) op de werknemers van acht uur per week in dienst op 31 oktober 1990 Behalve wanneer zij hun arbeidsovereenkomst niet wensen verhoogd te zien tot 1/3 tijd per week, zullen de werknemers in dienst op 31 oktober 1990 een arbeidsovereenkomst van 1/3 tijd voorgesteld krijgen waarvan de arbeidsregeling hierboven is bepaald. De werknemers die hun arbeidsovereenkomst wensen te behouden op 8 uur per week, zullen een arbeidsovereenkomst van 8 uur per week voorgesteld krijgen dat beantwoordt aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 22 maart 1990 en waarvan de arbeidsregeling hierboven is bepaald. b) voor de werknemers aangeworven met ingang van 1 november 1990 De onderneming zal bij de aanwerving de keuze voorstellen tussen een arbeidsovereenkomst van 8 uur per week en een arbeidsovereenkomst van 1/3 tijd.

Art. 5.De mogelijkheden om in afwijking van artikel 11bis van de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), werknemers tewerk te stellen in een deeltijdse arbeidsovereenkomst met een arbeidsduur die lager ligt dan een derde van een voltijdse betrekking, kunnen worden uitgebreid door een collectieve arbeidsovereenkomst op het niveau van het bedrijf.

Art. 6.Mits zij vooraf akkoord gaan, mogen de deeltijdse werknemers bijkomende arbeidsuren verrichten boven de wekelijkse arbeidsduur vastgesteld in hun arbeidsovereenkomst.

Indien de onderneming voorziet dat de wekelijkse arbeidsduur vastgesteld in de arbeidsovereenkomst gedurende meer dan vier opeenvolgende dagen zal overschreden worden, dient het akkoord van de vakbondsafvaardiging gevraagd te worden.

Wanneer de arbeidsduur in de loop van een periode van zes opeenvolgende maanden herhaaldelijk overschreden wordt, kan de betrokken werknemer vragen dat de in zijn arbeidsovereenkomst vastgestelde arbeidsduur zou worden aangepast aan het gemiddelde van zijn wekelijkse prestaties tijdens deze periode van zes maanden. Het gemiddelde van de prestaties van de maanden juli en augustus wordt gelijkgesteld met dat van de vier andere maanden van de halfjaarlijkse periode.

Deze aanpassing gebeurt na een voorafgaand gesprek met de aanvrager.

Zo de werknemer dit wil, mag de aanpassing niet beneden het gemiddelde liggen van het aantal uren dat gedurende de periode van zes maanden werkelijk werd verricht.

De bijkomende uren die het gevolg zijn van prestaties, hetzij in verband met de opening van een nieuwe zetel, hetzij in verband met de heropening van een zetel of een gedeelte van een zetel na verbouwing, worden niet in aanmerking genomen voor de aanpassing van de arbeidsovereenkomst in de zin van de bepalingen van lid 2 en 3 van dit artikel. HOOFDSTUK III. - Individueel recht op verhoging van de arbeidsduur 3.1. Individueel recht op verhoging van de arbeidsduur na 18 maanden

Art. 7.§ 1. Vanaf 1 oktober 2005 hebben de deeltijdse werknemers met een anciënniteit van 18 maanden in de onderneming en met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur van 18 of 19 uur per week, die hiervoor een schriftelijke aanvraag doen, een individueel recht tot verhoging van de overeengekomen arbeidsduur tot 20 uur per week, in een variabel uurrooster. 3.2. Individueel recht op verhoging van de arbeidsduur na 3 jaar § 2. Vanaf 1 januari 2006 hebben de deeltijdse werknemers met een anciënniteit van drie jaar in de onderneming en met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur van 20 uur of 21 uur per week, die zijn tewerkgesteld in winkels of vestigingen met 12 werknemers of meer en die hiertoe een schriftelijke aanvraag doen, een individueel recht tot verhoging van de overeengekomen arbeidsduur tot 22 uur per week, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten zoals gedefinieerd in die hierna volgende leden. 1) In het kader van een flexibel arbeidsregime : Werknemers die gebruik maken van het recht op verhoging van hun arbeidsduur tot 22u, zullen tewerkgesteld worden in een arbeidsregime, waarin deze arbeidsduur gemiddeld op jaarbasis wordt vastgesteld. In dit regime gelden variabele uurroosters met een schommelingsmarge ten opzichte van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 22 u. van : - maximum twee uren of, met akkoord van de werknemer, vier uren naar boven toe en - maximum twee uren naar beneden toe.

De arbeidsprestaties worden dus geleverd door middel van uurroosters van minimum 20 u. en maximum 24 u. of, met akkoord van de werknemer, maximum 26 u.

Deze maatregelen doen geen afbreuk aan bestaande flexibiliteitsakkoorden op ondernemingsvlak. 2) Mededeling van de uurroosters : De mededeling van de uurroosters die zijn opgesteld in het kader van dit artikel, moet gebeuren zoals dit voor alle andere uurroosters in de onderneming het geval is.3) De werknemers die worden tewerkgesteld in een in deze paragraaf beschreven flexibel arbeidsregime, worden bij volledige tewerkstelling een constant maandelijks salaris uitbetaald op basis van een wekelijkse arbeidsduur van 22 u.4) Geen cumul met verhogingsrecht uit artikel 7, § 1, van deze collectieve arbeidsovereenkomst : Tussen de uitoefening van het recht voorzien in artikel 7, § 1, van deze collectieve arbeidsovereen-komst en de uitoefening van het recht voorzien in artikel 7, § 2, van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dient minstens 18 maanden verstreken te zijn. 3.3. Uitzondering § 3. De bepalingen van de eerste alinea zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die daartoe op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is. HOOFDSTUK IV. - Voorrang voor voltijdse tewerkstelling

Art. 8.Wanneer de onderneming de indienstneming van een voltijdse tewerkgestelde werknemer overweegt, wordt voorrang gegeven aan een deeltijds tewerkgestelde werknemer, voorzover deze zich kandidaat stelt, de vereiste kwalificatie bezit en de vooropgestelde arbeidstijdregeling aanvaardt.

Art. 9.De werknemers die op verzoek van de directie een deeltijdse betrekking hebben aanvaard en die vallen onder de toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1986 tot wijziging van de artikelen 124, 156, 160 en 160bis van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en de werkloosheid, hebben de mogelijkheid hun voltijdse betrekking te hervatten. HOOFDSTUK V. - Feestdagen

Art. 10.Voor de toepassing van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen en van het Koninklijk uitvoeringsbesluit van 18 april 1974 op de deeltijdse werknemers, moeten de volgende modaliteiten in acht worden genomen : 1. Feestdag valt in de eerste zes dagen van de week a) voor het personeel met een vaste arbeidstijdregeling (dit wil zeggen de werknemers wiens arbeidsdagen of gedeelten van arbeidsdagen door de partijen werden vastgesteld) : - voor zover de feestdag samenvalt met een gewone activiteitsdag van de werknemer, heeft hij recht op rust van diezelfde dag enerzijds, en op de betaling van het normale loon voor deze niet gewerkte dag anderzijds, krachtens de beginselen van de wet van 4 januari 1974; - de vaststelling van het loon geschiedt overeenkomstig artikel 2, 4de lid, van het koninklijk besluit van 18 april 1974, namelijk in verhouding tot de arbeidsuren die normaal tijdens de feestdag zouden verricht zijn indien het een werkdag was geweest. b) voor het personeel met een variabele arbeidstijdregeling (dit wil zeggen de werknemer wiens arbeidsdagen of gedeelten van arbeidsdagen van week tot week of van maand tot maand kunnen veranderen) : - in dit geval, ongeacht of de feestdag al dan niet samenvalt met een gewone activiteitsdag van de werknemer, heeft hij recht op rust (indien hij op die feestdag moest werken) of op een compensatie (indien hij op die feestdag normaal niet moest werken) die overeenkomt met het gemiddelde van zijn prestaties tijdens de drie voorgaande maanden; - de compensatie geschiedt hetzij op een gewone activiteitsdag door proportionele vervanging, hetzij door deze op te nemen in de jaarlijkse vakantie, volgens het algemene reglement dat in de onderneming van kracht is. 2. De feestdag valt samen met een zondag - wanneer een feestdag samenvalt met een zondag, heeft de werknemer, voor wie het niet om een gewone activiteitsdag gaat, recht op een compensatie naar rata van de prestaties tijdens de drie voorgaande maanden; - de compensatie geschiedt, hetzij op een gewone activiteitsdag door proportionele vervanging, hetzij door deze op te nemen in de jaarlijkse vakantie, volgens het algemeen reglement dat in de onderneming van kracht is. HOOFDSTUK VI. - Variabele deeltijdse arbeidsovereenkomsten

Art. 11.§ 1. De deeltijdse arbeidsovereenkomsten bedoeld in alinea 3 van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978, ingelast bij artikel 182, 1°, van de wet van 22 december 1989, mogen in een onderneming slechts worden ingevoerd krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968. De bepalingen van deze overeenkomsten zullen automatisch ingelast worden in de arbeidsreglementen van de onderneming. § 2. Deze overeenkomsten moeten ten minste beantwoorden aan volgende voorwaarden : - Ze moeten voorzien in een wekelijkse contractuele arbeidsduur van gemiddeld minimum 24 uur. - De wekelijkse arbeidsduur wordt vastgesteld in een cyclus van 1 jaar per kalenderjaar. - De wekelijkse arbeidsduur wordt gespreid over ten hoogste vijf dagen per week, zonder onderbroken uurrooster. - De uurroosters die overeenstemmen met de in de cyclus voorziene wekelijkse arbeidsduur worden meegedeeld drie weken op voorhand voor de vierde week. § 3. Er kan worden afgeweken van de bepalingen voor voorgaande alinea's bij ondernemingsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 12.De collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003 betreffende de deeltijdse arbeid wordt opgeheven op 1 oktober 2005.

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2005. Ze is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de warenhuizen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^