Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 september 2001
gepubliceerd op 07 december 2001

Koninklijk besluit waarbij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemachtigd wordt toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001123
pub.
07/12/2001
prom.
26/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/26/2001001123/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemachtigd wordt toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.

De rechtsgrond van dit besluit wordt gevormd, enerzijds, wat de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister betreft, door artikel 5, tweede lid, a), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en anderzijds, wat het gebruik van het identificatienummer van dit Register betreft, door artikel 8 van dezelfde wet.

Overeenkomstig artikel 1, eerste lid, van de op 19 juni 1997 gecoördineerde statuten van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, hieronder het Fonds genoemd, werd het Fonds opgericht in de vorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die haar activiteiten ontwikkelt in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en als doel heeft een woonplaats te verschaffen aan de gezinnen met een laag of middelgroot inkomen, hetzij door het toekennen van hypothecaire leningen tegen lage of zelfs zonder intrest, hetzij door het in erfpacht geven van goedkope woonplaatsen aan de armste gezinnen. Het gaat erom deze gezinnen de mogelijkheid te bieden in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest te wonen op plaatsen en in omstandigheden die overeenstemmen met hun behoeften en hun financiële middelen.

De bepalingen van de wetten en besluiten betreffende het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, alsook de titels I en IV van de Huisvestingscode, met uitzondering van de in artikel 97 bedoelde artikelen - deze bepalingen worden vermeld in de aanhef van het ontworpen besluit - werden toepasbaar gemaakt op het Fonds door artikel 115 van deze Code, dat hierin ingevoegd werd door de wet van 16 juni 1989.

De taken van algemeen belang van het Fonds worden voor een groot deel gesubsidieerd en gecontroleerd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (cf. wat dit betreft, het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest). Zij worden uitgevoerd overeenkomstig in het bijzonder de artikelen 38 en 101 van de voormelde Code, zoals gewijzigd, wat dit Gewest betreft, door de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 9 september 1993.

Het koninklijk besluit van 13 december 1983, dat eveneens vermeld wordt in de aanhef van het ontwerp van besluit, zoals gewijzigd, wat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreft, door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 10 juni 1993, bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van de hypothecaire leningen, alsook de voorwaarden betreffende de verhuur van woningen door het Fonds.

Op 2 oktober 1997 werd er een beheersovereenkomst opgesteld tussen het voormelde Gewest en het Fonds. Deze overeenkomst kadert enerzijds binnen de algemene doelstellingen van het huisvestingsbeleid, zoals opgenomen in het Regeerakkoord, ondertekend op 19 juni 1995, en anderzijds binnen de krachtlijnen van het huisvestingsbeleid, zoals vastgesteld in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 1995.

Inzake hypothecaire leningen wordt de tegemoetkoming van het Fonds gekenmerkt door het mechanisme van de degressieve interest dat in 1949 werd ingevoerd door de wet Brunfaut die het heeft gefinancierd en ontwikkeld. Dit mechanisme bestaat uit de vaststelling van de interestvoeten van de leningen op basis van de inkomens, enerzijds, en van het aantal kinderen, anderzijds.

Wat de huurhulp betreft, vertaalt de tegemoetkoming van het Fonds zich in de aankoop en de vernieuwing van gebouwen die bestemd zijn om weinig bemiddelde grote gezinnen die sociale begeleiding genieten te huisvesten.

Er dient eveneens benadrukt te worden dat de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting, aan het Fonds het beheer toevertrouwt van een systeem van bijstand (in de vorm van leningen of bankwaarborgen) aan personen die moeilijkheden ondervinden om de door hun verhuurder opgeëiste huurwaarborg te betalen, om hen in staat te stellen een degelijke woning te betrekken.

Krachtens de voormelde ordonnantie werd er op 10 december 1998 een overeenkomst gesloten tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Het blijkt derhalve dat de toegang tot de gegevens van het Rijksregister het beheerwerk van de voormelde sociale activiteiten van het Fonds aanzienlijk vergemakkelijkt.

Er werd bijzondere aandacht gewijd aan het onderzoek om vast te stellen of het nuttig is dat het betrokken Fonds beschikt over de negen gegevens van het Rijksregister. Het blijkt dat de gevraagde informatiegegevens noodzakelijk zijn opdat het Fonds zijn taken van algemeen belang kan vervullen.

In dit opzicht is het nodig te verduidelijken dat de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (alleen de geboortedatum), 3° (geslacht), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) van de voormelde wet van 8 augustus 1983, de minimale gegevens zijn die noodzakelijk zijn om een dossier met betrekking tot een natuurlijke persoon samen te stellen. Die gegevens maken het bestuurswerk gemakkelijk en verhogen de betrouwbaarheid van de informatie.

Er dient opgemerkt te worden dat de Raad van State, in zijn advies van 16 mei 2001, van mening is dat de informatiegegevens betreffende de geboorteplaats (2°) en de nationaliteit (4°) geen onmisbare gegevens vormen om een dossier op te stellen betreffende een natuurlijk persoon. De toegang tot deze gegevens is derhalve niet toegelaten.

De toegang tot de voormelde informatiegegevens en tot de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) is noodzakelijk om de ontvankelijkheid en de gepastheid van de aanvragen tot tussenkomst van het Fonds te onderzoeken, met name voor een correcte toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 december 1983 betreffende de aanwending, voor het Brusselse Gewest, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2, door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, zoals gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 10 juni 1993.

Uit het voormelde koninklijk besluit van 13 december 1983 blijkt immers dat de intresttarieven van de hypothecaire leningen en de terbeschikkingstelling van een woning als huurhulp met name bepaald worden op basis van de samenstelling van het gezin van de aanvrager.

De ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 16 juli 1998 en het uitvoeringsbesluit van 10 december 1998 voorzien eveneens in de toekenning van leningen op afbetaling met het oog op het vormen van een huurwaarborg op basis van de voormelde voorwaarden.

De voormelde informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn onontbeerlijk voor het opstellen van het jaarverslag dat bezorgd moet worden aan de bevoegde Minister, voorzien in artikel 18 van de overeenkomst die op 10 december 1998 gesloten werd tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Fonds, krachtens de voormelde ordonnantie van 16 juli 1998 in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. In dat verslag moeten een reeks vermeldingen staan, met name betreffende de samenstelling van het gezin en de huwelijksstaat van de lener.

Krachtens punt 3.1 van het beheerscontract dat op 2 oktober 1997 gesloten werd tussen het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en het Fonds moeten diezelfde gegevens opgenomen zijn in de jaarlijkse evaluatieverslagen van de activiteiten van het Fonds, die bezorgd moeten worden aan de Minister die bevoegd is voor huisvesting en aan de commissaris die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigt.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vond dat de toegang tot het informatiegegeven betreffende het beroep (7°) noch ter zake dienend is omdat dit gegeven geen criterium vormt voor de toekenning van de voordelen die het Fonds kan verlenen, noch toereikend is omdat die informatie niet strikt bijgewerkt wordt.

Wat de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen betreft die aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de bovenvermelde wet van 8 augustus 1983, zijn aangebracht (historiek van de gegevens), kan in de tijd worden teruggegaan voor een periode van vijf jaar, voor zover overeenkomstig artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, de huren van de huizen die verhuurd worden met huurbijstand en de interesten van de geleende sommen verjaren na vijf jaar.

Bovendien zou het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister het Fonds in staat stellen zijn regels inzake tegemoetkoming efficiënter toe te passen alsook zijn controle uit te oefenen op de situatie van de persoon waaraan ze overeenkomstig haar opdracht van algemeen belang steun verleent.

Het gebruik van het identificatienummer zou bovendien nuttig zijn voor het Fonds omdat het de risico's van vergissingen (bijvoorbeeld in geval van personen met dezelfde naam) vermindert en de uitwisseling van gegevens vergemakkelijkt met diensten die eveneens machtiging hebben verkregen dit nummer te gebruiken.

In naleving van de regels inzake de bescherming van de gegevens voorgeschreven bij artikel 11 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, verleent het ontworpen besluit de machtiging om toegang te hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken, enkel aan de Directeur-generaal van het Fonds en aan de personeelsleden die deze daartoe bij naam en schriftelijk aanwijst binnen zijn diensten wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. Hierbij werd niet alleen rekening gehouden met de specifieke behoeften en opdrachten van het Fonds, maar ook met het belang van de personen waarop die in deze gegevensbank geregistreerde informatiegegevens betrekking hebben en met het recht van deze personen op een gebruik van de gegevens dat verenigbaar is met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Een lijst van de personen die toegang hebben gekregen tot de informatiegegevens van het Rijksregister en werden gemachtigd om het identificatienummer ervan te gebruiken zal jaarlijks worden opgesteld door het Fonds en zal volgens dezelfde periodiciteit naar de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden gestuurd.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wenst dat de betrokken personeelsleden een schriftelijke verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen, te bewaren.

Er werd rekening gehouden met het bepaalde van artikel 11 van de wet van 8 augustus 1983 en van artikel 4, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Zo wordt er in de aanhef van het besluit verwezen naar die wet van 8 december 1992, en meer bepaald naar artikel 4, § 1, ervan dat betrekking heeft op de naleving van het finaliteitsprincipe en het principe van evenredigheid.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Advies nr. 23/1999 van 23 juli 1999 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer Ontwerp van koninklijk besluit waarbij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, c.v., gemachtigd wordt toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, lid 2, a, zoals gewijzigd door de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992, en artikel 8, zoals gewijzigd door de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 11 juni 1999, ontvangen op de Commissie op 14 juni 1999;

Gelet op het verslag, voorgesteld door de voorzitter, Brengt op 23 juli 1999 volgend advies uit : I. Onderwerp van de adviesaanvraag : Het ter advies aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit beoogt het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna het Fonds, toegang te verlenen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het te machtigen tot gebruik van het identificatienummer ervan.

De artikelen 1, eerste lid, en 3 van het ontwerp van koninklijk besluit omschrijven de taken waarvoor de toegang en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister gevraagd worden.

Artikel 2 vermeldt de grenzen waarbinnen de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer gebruikt zullen kunnen worden.

De artikelen 1, derde lid, en 3, eerste lid van het ontwerp van koninklijk besluit noemen de bevoegdheid of de wijze van aanwijzing van de natuurlijke personen, gemachtigd om toegang te hebben en het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.

Artikel 4 bepaalt dat de nominatieve lijst van de gebruikers jaarlijks wordt opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit naar de Commissie verstuurd.

II. Onderzoek van het ontwerp van koninklijk besluit : A. Algemene opmerkingen : Het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cf. artikel 1 van de gecoördineerde statuten).

Het heeft tot doel aan gezinnen met een laag of middelgroot inkomen de middelen te verschaffen, hetzij : - om een woning, welke hen uitsluitend of hoofdzakelijk tot woonplaats dient, te verwerven of te behouden; - om een degelijke woning in huur of in gebruik te nemen; - om hun woonvoorwaarden te verbeteren (cf. artikel 3 van de gecoördineerde statuten).

Het Fonds ontvangt geldmiddelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om die opdrachten te vervullen die door datzelfde Gewest gecontroleerd worden (cf. artikelen 38 en 101 van de Huisvestingscode van 10 december 1970, zoals gewijzigd bij de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 9 september 1993).

B. Toepasselijke wetgevingen : De problematiek van de toegang tot het Rijksregister moet zowel beschouwd worden in verhouding tot de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna : de wet van 8 augustus 1983) als tot die van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna : de wet van 8 december 1992). 1. Wet van 8 augustus 1983 : De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister wordt gevraagd op grond van artikel 5, tweede lid, a) van deze wet, waarin bepaald wordt dat, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Koning "bij in Ministerraad overlegd besluit : a) de toegang kan uitbreiden tot instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen".Deze instellingen moeten door de Koning nominatief aangewezen worden.

Het gebruik van het nummer van het Rijksregister wordt gevraagd overeenkomstig artikel 8 van dezelfde wet, waarin de Koning wordt toegestaan om "na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer", en bij in Ministerraad overlegd besluit, "de... en de instellingen bedoeld bij artikel 5 te machtigen om het identificatienummer te gebruiken binnen de grenzen en voor de doeleinden door Hem bepaald".

In de hoedanigheid van instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervult, kan het Fonds gemachtigd worden toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister en tot gebruik van het identificatienummer ervan, overeenkomstig de artikelen 5, tweede lid, a) en 8 van de wet van 8 augustus 1983.2. Wet van 8 december 1992 : De wet van 8 december 1992 formuleert de algemene beginselen inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en is van toepassing op alle databases die persoonsgegevens bevatten (cf.verslag van de Minister van Justitie, verslag MERCKX-VAN GOEY, Parl. St., 1991-92, nr. 413/12, p. 6).

De in het Rijksregister vervatte informatiegegevens, waaronder het identificatienummer, zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, § 5, van deze wet.

Zij kunnen derhalve slechts meegedeeld worden mits eerbiediging van het voorschrift van artikel 5 van deze wet, waarin wordt gesteld dat "persoonsgegevens [slechts] mogen worden verwerkt voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden en niet gebruikt [mogen] worden op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden; zij dienen, uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn". 3. Conclusie : De Commissie moet derhalve onderzoeken of de doeleinden, waarvoor het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang vraagt tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, "duidelijk omschreven en onwettig" zijn en, in geval van een bevestigend antwoord, of de informatiegegevens van het Rijksregister gegevens zijn die "toereikend, ter zake dienend en niet overmatig" zijn, uitgaande van deze doeleinden. C. Onderzoek van de doeleinden van het ontwerp van koninklijk besluit 1. Doeleinden : Het Fonds vraagt toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister voor het vervullen van de taken in verband met het verzamelen, verwerken en actualiseren van de gegevens betreffende de natuurlijke personen : 1° die een woning betrekken in het kader van de huurhulp van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of die zich kandidaat gesteld hebben voor een dergelijke bewoning;2° die bij dit Fonds een hypothecaire lening aanvragen of hebben bekomen voor de aankoop, renovatie of bouw van een woning;3° die bij dit Fonds een toelage voor de samenstelling van de huurwaarborg die vereist wordt door de verhuurder, vragen of verkregen hebben (cf.artikel 1, eerste lid van het ontwerp van koninklijk besluit).

Het Fonds wenst het identificatienummer te gebruiken voor interne doeleinden, als identificatiemiddel in zijn dossiers, bestanden en repertoria die bijgehouden zijn voor het vervullen van de hierboven opgesomde taken (cf. artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit). 2. Rechtvaardiging van het verzoek : Uit het verslag aan de Koning blijkt dat het Fonds verklaart dat de toegang tot de gegevens van het Rijksregister zijn beheerwerk van de bovenbedoelde, door het Fonds uitgevoerde sociale activiteiten, aanzienlijk zou vergemakkelijken.3. Standpunt van de Commissie : De Commissie meent dat de bovengenoemde doeleinden duidelijk omschreven en wettig zijn en derhalve beantwoorden aan het voorschrift van artikel 5 van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. III. Onderzoek van het proportionaliteitsbeginsel : Steeds overeenkomstig artikel 5 van de wet van 8 december 1992, dient de Commissie eveneens te onderzoeken of de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer "toereikend, terzake dienend en niet overmatig" zijn om de in artikel 1, eerste lid en 3, eerste lid omschreven opdrachten te vervullen.

De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit de toegang verleent tot alle, in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° van de wet van 8 augustus 1983 bepaalde gegevens.

Het verslag aan de Koning, toegevoegd aan het ontwerp van koninklijk besluit, rechtvaardigt op zeer bondige wijze het belang van het Fonds om toegang te hebben tot elk van de 9 gegevens van het Rijksregister, evenals het belang van het gebruik van het identificatienummer. De Commissie wenst dat dit belang uitvoeriger zou beschreven worden in het verslag aan de Koning, en dit voor elk gegeven.

In ieder geval is de Commissie van mening dat de toegang tot het gegeven "beroep" noch ter zake dienend, noch toereikend is. Dit gegeven is niet ter zake dienend omdat het geen criterium vormt voor de toekenning van de voordelen die het Fonds kan verlenen. Het is evenmin toereikend gezien het niet op nauwkeurige wijze bijgehouden wordt, hetgeen de Commissie reeds heeft kunnen vaststellen.

Het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vraagt kennis te krijgen van de opeenvolgende wijzigingen, aangebracht aan de 9, in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde gegevens, gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de raadpleging van het Rijksregister, voor zover, conform artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, de huren van de huizen die verhuurd worden met huurbijstand en de interesten van de geleende sommen verjaren na dit aantal jaren (cf. het verslag aan de Koning).

Uit de verklaringen in het ontwerp van verslag aan de Koning leidt de Commissie af dat het beginsel van de proportionaliteit tussen het streven naar het algemeen belang, enerzijds, en de toegelaten inmenging in het privé-leven van de natuurlijke personen, anderzijds, niet geschonden wordt door het gebruik van de gegevens van het Rijksregister voor de doeleinden die in de artikelen 1, eerste lid en 3, eerste lid van het ontwerp van koninklijk besluit vermeld zijn en omschreven worden door het verslag aan de Koning.

De toegang tot de gegevens van het Rijksregister zal het administratief werk van het Fonds vereenvoudigen, de betrouwbaarheid van de verzamelde informatiegegevens doen toenemen, bijdragen tot een snellere en efficiëntere verwerking van de dossiers en een regelmatige bijwerking van de bestanden mogelijk zou maken.

Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister zal het Fonds in staat stellen om zijn dossiers op meer rationele wijze te beheren en de materiële situatie van de personen, die zijn hulp genieten, efficiënter te controleren door, in het bijzonder bij het Ministerie van Financiën, hun inkomens na te gaan.

De Commissie besluit dat de motivering in het verslag aan de Koning, dat gaat bij het ontwerp van koninklijk besluit, de gevraagde machtiging rechtvaardigt, zowel wat de toegang als het gebruik van het identificatienummer betreft.

IV. Voorwaarden voor het gebruik van de gegevens van het Rijksregister en het identificatienummer : Het Fonds wenst de gegevens van het Rijksregister, waaronder het identificatienummer van het Rijksregister, te gebruiken : 1° voor zijn intern gebruik : voor de taken verbonden aan het interne beheer van de dossiers, bestanden en repertoria die het bijhoudt voor het vervullen van de taken bedoeld in artikel 1, eerste lid (cf.de artikelen 1, eerste lid, en 3, eerste en tweede lid). 2° in zijn betrekkingen met : - de houder of zijn wettelijke vertegenwoordiger; - de openbare overheden en instellingen die gemachtigd zijn toegang te hebben tot het Rijksregister, alsook tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister, en die optreden in het kader van de betrekkingen die het Fonds onderhoudt met deze laatsten, binnen de grenzen van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden (cf. artikel 2, tweede lid van het ontwerp van koninklijk besluit).

Het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt terecht dat het gebruik van de gegevens van het Register in de externe betrekkingen, namelijk in de betrekkingen met de andere openbare overheden en instellingen die zelf de machtiging hebben gekregen tot toegang tot het Rijksregister en tot gebruik van het nummer, moet kaderen binnen uitoefening van de wettelijke en reglementaire bevoegdheden van het Fonds enerzijds en van de overheden en instellingen anderzijds.

Zoals zij dat reeds in andere adviezen heeft gedaan, stelt de Commissie met genoegen vast dat beperkingen aangebracht zijn aan het gebruik van de gegevens, het identificatienummer van het Rijksregister inbegrepen, en dat de gegevens, behoudens de hierboven bepaalde uitzonderingen, niet aan derden mogen meegedeeld worden.

Evenzo verheugt ze zich over het verbod het nummer van het Rijksregister weer te geven op documenten die ter kennis gebracht kunnen worden aan andere derden (zie in die zin artikel 3, tweede lid van het ontwerp).

Zij heeft er bijgevolg geen bezwaar tegen dat de gegevens, met inbegrip van het identificatienummer van het Rijksregister, gebruikt worden door het Fonds, met naleving van de voorwaarden die door het ontwerp van koninklijk besluit limitatief zijn opgesomd.

V. Aanwijzing van de personen die gemachtigd zijn om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister en tot gebruik van het identificatienummer : De artikelen 1, derde lid en 3, eerste lid van het ontwerp van koninklijk besluit machtigen : 1° de Directeur-generaal van het Fonds;2° de personeelsleden van het Fonds die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door de Directeur-generaal, toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister en het identificatienummer te gebruiken. De Commissie stelt met tevredenheid vast dat enkel bepaalde personen, bij naam aangewezen, toegang zullen hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer zullen gebruiken. Aldus wordt tegemoet gekomen aan haar herhaaldelijk geuite bekommernis om de risico's op verspreiding en banalisering van de gegevens van het Rijksregister te beperken.

Zij heeft geen enkel bezwaar betreffende de wijze waarop de begunstigden van de machtiging tot raadpleging van het Rijksregister in het ontwerp zijn aangewezen.

De Commissie wenst niettemin dat de toekomstige gebruikers van het Rijksregister een document ondertekenen waarin de nadruk wordt gelegd op hun verplichting om de veiligheid en de vertrouwelijkheid ervan te verzekeren.

Zij stelt voor dat de lijst van gebruikers haar niet zou worden bezorgd, maar tot haar beschikking wordt gehouden.

Om deze redenen, brengt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, onder voorbehoud van de hierboven geformuleerde opmerkingen, een gunstig advies uit inzake de toegang tot de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De secretaris, B. Havelange.

De voorzitter, P. Thomas.

ADVIES 30.432/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 10 juli 2000 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemachtigd wordt toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken", heeft op 16 mei 2001 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Tweede tot zevende lid Het ontworpen besluit is uitgevaardigd met toepassing van de artikelen 5, tweede lid, b) en 8, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, zoals vermeld in het ontworpen eerste lid. Die bepalingen maken de enige rechtsgrond uit van de ontworpen tekst.

De leden 2 tot 7 bevatten de wettelijke voorwaarden waaronder de Koning in deze aangelegenheid kan optreden. De rechtsregels waarnaar die leden verwijzen worden reeds vermeld in het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het ontworpen besluit, met uitzondering van artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Het verslag aan de Koning behoort te worden aangevuld met deze verwijzing.

Aangezien in het verslag aan de Koning alle rechtsregels worden vermeld die de wettelijke voorwaarden uitmaken waaronder de Koning in die aangelegenheid kan optreden, is het niet noodzakelijk dat deze ook in de aanhef worden vermeld. Als die vermeldingen evenwel worden behouden, dienen ze te beginnen met het woord « Overwegende... » , en niet met de woorden "Gelet op... » , en wel op zodanige wijze dat de hogere regelingen voorafgaan aan de lagere en in chronologische volgorde.

Dispositief Artikel 2 In artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen wordt gesteld dat de Koning aan de openbare overheden toegang verleent tot het Rijksregister voor de informatie die zij krachtens een wet of decreet bevoegd zijn te kennen.

Voor het bepalen van de informatie die deze overheden bevoegd zijn te kennen, kan men ervan uitgaan dat zulk een bevoegdverklaring, als ze niet in uitdrukkelijke bewoordingen is gesteld, het gevolg kan zijn van de taken waarmee die overheden door of krachtens de wet of een decreet zijn belast.

Kan aldus worden aangenomen dat de omstandigheid dat een taak wordt opgedragen een indirecte bevoegdverklaring inhoudt om informatie te kennen, toch neemt dit niet weg dat de eerbiediging van het wettigheidsbeginsel de Regering ertoe verplicht om, wanneer zij zich voorneemt de toegang bepaald in artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 te verlenen, nauwgezet te controleren of het voor de openbare overheid in kwestie onontbeerlijk is elk van de informatiegegevens opgesomd in artikel 3 van die wet te kennen om haar taak te kunnen volbrengen en op voorhand nauwgezet te bepalen welke taken in aanmerking genomen kunnen worden.

Deze dubbele controle door de Regering, onder toezicht van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de afdeling wetgeving, is des te noodzakelijker daar de Raad van State niet alle feitelijke gegevens kent op basis waarvan hij zelf zulk een nauwgezette controle zou kunnen uitoefenen. Die controle behoort des te nauwgezetter te worden uitgeoefend daar artikel 22, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat : « ... ieder ... recht (heeft) op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. » In het verslag aan de Koning moet het resultaat van die controle op concrete wijze worden vermeld.

Volgens dat verslag aan de Koning : « ... is het nodig te verduidelijken dat de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) van de voormelde wet van 8 augustus 1983, de minimale gegevens zijn die noodzakelijk zijn om een dossier met betrekking tot een natuurlijke persoon samen te stellen. » (1).

Zo gepreciseerd, is de noodzaak om toegang te hebben tot die verschillende gegevens ten genoegen van recht gerechtvaardigd, behalve wat de nationaliteit en de geboorteplaats betreft (informatie genoemd onder 2° en 4°) : het aanleggen van een persoonlijk dossier impliceert immers niet in alle gevallen het onthullen van de nationaliteit en de geboorteplaats, temeer daar door het gebruik van het identificatienummer het aantal problemen inzake gelijknamigheid zal worden beperkt. (1) In de Nederlandse versie van het verslag aan de koning ontbreekt deze zin : "die ... gegevens".

Behalve indien in het verslag aan de Koning wordt aangetoond dat deze maatregelen zowel noodzakelijk zijn als bestaanbaar met de artikelen 10, 11, 23 en 191 van de Grondwet, is er bijgevolg geen grond voor dat de Koning toegang verleent tot bovenvermelde informatiegegevens voor het volbrengen van de taken die toekomen aan het Woningfonds van de gezinnen.

Artikel 4 De overlegging aan de Commissie van de lijst van gemachtigde personen moet verplicht worden gemaakt.

Men schrijve derhalve : «

Art. 4.De lijst van de overeenkomstig (...) (voorts zoals in het ontwerp) ... van hun functie, jaarlijks opgesteld en met dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. » Aldus worden de eenvormigheid van de verplichtingen die rusten op alle personen die toegang hebben tot het Rijksregister en, daarmee samenhangend, de eenvormigheid van de waarborgen die aan de geregistreerde personen worden geboden, gewaarborgd. Het periodieke overzenden van de lijsten van personen die toegang hebben tot het Rijksregister biedt het voordeel dat de Commissie hierdoor een eerste idee wordt gegeven van de ontwikkelingen in de bestuurlijke praktijk.

Wanneer de lijsten niet worden overgezonden, kan ze snel eventuele onregelmatigheden of nalatigheden opsporen en dienovereenkomstig optreden.

Indien de bedoeling van de Regering erin zou bestaan de procedure te vereenvoudigen, dan zouden die maatregelen tot vereenvoudiging gewettigd moeten worden en zouden ze moeten gelden voor alle soortgelijke gevallen, wat zou betekenen dat alle besluiten die tot nog toe terzake zijn uitgevaardigd opnieuw zouden moeten worden bekeken.

Artikel 5 Er wordt geen enkele rechtvaardiging verstrekt waarom behoort te worden afgeweken van de normale regels inzake de inwerkingtreding.

Artikel 5 van het ontwerp behoort derhalve te vervallen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy en P. Quertainmont, staatsraden;

F. Delperee en J. Kirkpatrick, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

26 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemachtigd wordt toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, a), gewijzigd bij de wet van 8 december 1992, en op artikel 8, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Overwegende de Huisvestingscode gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971 en gewijzigd, wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, bij de Ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 9 september 1993 houdende de wijziging voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting, inzonderheid op de artikelen 38, 101 en 115;

Overwegende de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 4, § 1, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998;

Overwegende het beheerscontract tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2 oktober 1997, met name punt 3.1.;

Overwegende de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting, inzonderheid op artikel 4;

Overwegende de Overeenkomst van 10 december 1998 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krachtens de voormelde ordonnantie van 16 juli 1997;

Overwegende het koninklijk besluit van 13 december 1983 betreffende de aanwending, voor het Brussels Gewest, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B 2, door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, gewijzigd, wat het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreft, door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 10 juni 1993, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op het advies nr 23/1999 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 23 juli 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 november 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (alleen de geboortedatum), 3°, 5°, 6°, 8° en 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor het vervullen van de taken in verband met het verzamelen, verwerken en actualiseren van de gegevens betreffende de natuurlijke personen : 1° die een woning betrekken in het kader van de huurhulp van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of die zich kandidaat gesteld hebben voor een dergelijke bewoning;2° die bij dit Fonds een hypothecaire lening aanvragen of hebben bekomen voor de aankoop, renovatie of bouw van een woning ;3° die bij dit Fonds een toelage voor de samenstelling van de huurwaarborg die vereist wordt door hun verhuurder, vragen of gekregen hebben. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens worden aangebracht, is beperkt tot een periode van vijf jaar die voorafgaat aan de mededeling ervan.

De in het eerste lid bedoelde toegang wordt voorbehouden : 1° aan de Directeur-generaal van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° aan de personeelsleden van het Fonds die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door de Directeur-generaal.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in het eerste lid van het genoemde artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Als derden worden niet beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden verstrekt krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, vermelde doeleinden onderhouden met het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.Voor interne doeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden door de personen bedoeld in artikel 1, derde lid, als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofstedelijk Gewest worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de taken noodzakelijk zijn, met : 1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben verkregen en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. Dit nummer mag niet aangebracht worden op documenten die ter kennis gebracht kunnen worden van andere derden dan de personen, overheden en instellingen bedoeld in het voorgaande lid. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 4.De lijst van de overeenkomstig de artikelen 1, derde lid, en 3, aangewezen personeelsleden van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt, met vermelding van hun functie, jaarlijks opgesteld en met dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De betrokken personeelsleden ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen te bewaren.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 september 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^