gepubliceerd op 15 februari 2001
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de werklieden van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap
26 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de werklieden van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het advies van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er dringend aanleiding toe bestaat de opzeggingstermijnen te wijzigen in het belang van de werklieden tewerkgesteld in de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 2.§ 1. Wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, hebben de werklieden recht op een opzeggingstermijn die gelijk is aan de helft van de minimum wettelijke opzeggingstermijn zoals die wordt bepaald voor bedienden met de overeenkomstige anciënniteit in de inrichting of de dienst, in toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Deze bepaling geldt niet voor werklieden die zes maanden of minder in dienst zijn van de inrichting of de dienst. § 2. De opzeggingstermijn bepaald in § 1 is niet van toepassing in geval het ontslag gegeven wordt door de werkgever in het kader van een brugpensioenregeling. In dat geval worden de opzeggingstermijnen bepaald in artikel 59, tweede lid van de wet van 3 juli 1978, toegepast.
Art. 3.De opzeggingen betekend vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven al hun gevolgen behouden.
Art. 4.Het koninklijk besluit van 13 september 1998 tot vaststelling van de opzeggingstermjnen voor de werklieden van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap wordt opgeheven.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 januari 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978; Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.