gepubliceerd op 24 oktober 2003
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (1)
26 AUGUSTUS 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (P.C. 142.01) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het Koninklijk besluit van 12 november 1974 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;
Gelet op het voorstel van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er aanleiding toe bestaat zonder uitstel de opzeggingstermijnen te wijzigen in het belang van de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen die een belangrijke anciënniteit tellen en om sociale redenen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Art. 2.In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd, vastgesteld op : - vijf weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die minder dan vijf jaren ononderbroken in dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - zes weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan tien jaren ononderbroken in dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - acht weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en drie weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren ononderbroken in dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - twaalf weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en drie weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren ononderbroken in dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven; - zestien weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en vier weken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die ten minste twintig jaren ononderbroken in dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Art. 3.In geval van opzegging met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 4.Het koninklijk besluit van 12 november 1974 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen wordt opgeheven.
Art. 5.De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 26 augustus 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.