Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2004
gepubliceerd op 16 juni 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004012104
pub.
16/06/2004
prom.
25/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/25/2004012104/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2001 Nationaal akkoord 2001-2002 (Overeenkomst geregistreerd op 19 december 2001 onder het nummer 60365/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.

Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "arbeiders" verstaan : de werklieden en werksters.

Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "Vormelek" verstaan : Vormelek/Formelec. HOOFDSTUK II. - Kader

Art. 2.Voorwerp Deze overeenkomst is gesloten met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002, gesloten op 22 december 2000.

Dit nationaal akkoord wordt neergelegd op de Griffie van de Dienst van de Collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de collectieve arbeidsovereenkomsten.

De algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van dit nationaal akkoord wordt gevraagd. HOOFDSTUK III. - Inkomenszekerheid

Art. 3.Koopkracht Afdeling 1. - Verhoging van de effectieve lonen

- Op 1 augustus 2001 worden alle effectieve uurlonen verhoogd met 4,00 BEF (regime 38 uren/week); - Op 1 januari 2002 worden alle effectieve uurlonen verhoogd met 4,00 BEF (regime 38 uren/week); - Op 1 oktober 2002 worden alle effectieve uurlonen verhoogd met 5,00 BEF (regime 38 uren/week).

De collectieve arbeidsovereenkomst "uurlonen" van 18 oktober 1999 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur. Afdeling 2. - Verhoging van de minimumuurlonen

- Op 1 augustus 2001 worden alle minimumuurlonen (aan spanning 100) verhoogd met 4,00 BEF (regime 38 uren/week); - Op 1 januari 2002 worden alle minimumuurlonen (aan spanning 100) verhoogd met 4,00 BEF (regime 38 uren/week); - Op 1 oktober 2002 worden alle minimumuurlonen (aan spanning 100) verhoogd met 5,00 BEF (regime 38 uren/week).

De collectieve arbeidsovereenkomst "uurlonen" van 18 oktober 1999 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur. Afdeling 3. - Indexering

Conform artikel 9 en 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst "loonvorming" van 18 oktober 1999 worden op 1 mei 2001 en 1 mei 2002 de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen aangepast aan de reële index.

Art. 4.De vervoerskosten § 1. De ondertekenende partijen bevestigen dat vanaf 1 april 2001 - rekening houdend met het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000, rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst 19sexies en conform de collectieve arbeidsovereenkomst "vervoerskosten" van 18 oktober 1999 - hoofdstuk II - de tussenkomst van de onderneming in de vervoerskosten voor een arbeider die beroep doet op : - het vervoer per spoor; - of een overig vervoermiddel; wordt berekend op basis van het barema dat is opgenomen als bijlage van het koninklijk besluit dat getroffen wordt in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, voor het aantal kilometers dat overeenkomt met de afstand tussen de verblijfplaats van de werknemer en de onderneming.

Wanneer de prijs van het openbaar vervoer niet in verhouding staat tot de afstand of wanneer het een éénheidsprijs betreft en de afgelegde afstand niet kan worden nagegaan of niet het voorwerp kan uitmaken van een optelling, wordt de werkgeverstegemoetkoming vastgesteld op 60 pct. van de door de arbeider werkelijk betaalde totaalprijs. § 2. De maximumgrens van 150 kilometer zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst "vervoerskosten" van 18 oktober 1999 - hoofdstuk III, artikel 6, § 3, wordt vanaf 1 september 2001 opgetrokken tot 200 kilometer. § 3. Met ingang vanaf 1 september 2001 wordt in de collectieve arbeidsovereenkomst "vervoerskosten" van 18 oktober 1999, hoofdstuk III, een artikel 9bis toegevoegd aangaande de chauffeursvergoeding : "Als chauffeur wordt aanzien de arbeider die met een bedrijfsvoertuig minimum 3 medepassagiers vervoert. De chauffeur ontvangt bovenop het bedrag van de mobiliteitsvergoeding volgens kolom C een premie gelijk aan 20 pct. van dit bedrag. Gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing." § 4. De sociale partners engageren zich om op het ogenblik van de uitspraak van de Raad van State inzake de mobiliteitsvergoeding de bestaande mobiliteitsregeling te herzien, teneinde sociale en fiscale zekerheid te geven aan de werkgevers en arbeiders van de sector.

De collectieve arbeidsovereenkomst "vervoerskosten" van 18 oktober 1999 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.

Art. 5.Eindejaarspremie Artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst "eindejaarspremie - F.E.E./R.T.D." van 26 juni 1995 wordt als volgt aangepast voor onbepaalde duur : "Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden, wordt een eindejaarspremie toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden die op 30 november van het refertejaar in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven zijn."

Art. 6.Sectoraal pensioenfonds Met ingang van 1 januari 2002 wordt een bedrag gelijk aan 1 pct. van de brutobezoldigingen van de arbeiders besteed aan een sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders.

Mits een collectieve arbeidsovereenkomst of akkoord op ondernemingsvlak die reeds bestond voor 31 december 2000 kan de 1 pct. gebruikt worden voor de invoering of uitbreiding van het ondernemingsgebonden pensioenstelsel. Om hiervoor in aanmerking te komen moeten zowel de collectieve arbeidsovereenkomst als het reglement ter controle en goedkeuring worden voorgelegd aan het paritair subcomité voor 30 september 2001.

Het sectoraal pensioenstelsel zal uitgewerkt worden tegen 31 december 2002 zowel wat de financiering als wat de rechten van de arbeiders betreft en zal ter goedkeuring aan het paritair subcomité worden voorgelegd.

Binnen het fonds voor bestaanszekerheid zal in functie van de financiële reserves onderzocht worden in hoeverre arbeiders die hun getrouwheid bewijzen in de sector hiervoor binnen het kader van het pensioenstelsel extra kunnen beloond worden.

In uitvoering hiervan zal een collectieve arbeidsovereenkomst inzake het "sectoraal pensioenstelsel" worden uitgewerkt.

Art. 7.Fonds voor bestaanszekerheid § 1. Vanaf 1 januari 2002 (voor onbepaalde duur) wordt de aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid vastgesteld op 240 BEF per werkloosheidsuitkering en 120 BEF per halve werkloosheidsuitkering. § 2. Vanaf 1 januari 2002 (voor onbepaalde duur) hebben de schoolverlaters, die nog geen recht hebben op de werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering, tijdens hun wachtperiode recht op de aanvullende werkloosheidsvergoeding van 240 BEF bij tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie of tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen. § 3. Vanaf 1 januari 2002 (voor onbepaalde duur) wordt in geval van sluiting van de onderneming (< 20 werknemers) aan arbeiders van minstens 45 jaar en ouder met een anciënniteit van minstens 5 jaar in de onderneming een forfaitaire vergoeding betaald van 10 000 BEF. Deze 10 000 BEF wordt verhoogd met 500 BEF per jaar anciënniteit met een maximum van 33 000 BEF. Binnen het fonds voor bestaanszekerheid zal onderzocht worden hoe de meerkost van deze regeling wordt opgevangen, uitgaande van het principe dat deze forfaitaire vergoeding niet gefinancierd mag worden met de bijdragen betaald door de ondernemingen met minstens 20 werknemers.

De collectieve arbeidsovereenkomst inzake "statuten fonds voor bestaanszekerheid" van 18 oktober 1999 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.

Art. 8.Premie bij ongezond en gevaarlijk werk Partijen komen overeen dat het voorstel van collectieve arbeidsovereenkomst "ongezond en gevaarlijk werk" dat tijdens de onderhandelingen voor dit akkoord werd opgesteld, als basis dient voor verdere besprekingen. Deze besprekingen dienen afgerond te worden voor 31 december 2001 waarna de collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt vanaf 1 januari 2002.

Art. 9.Ploegenpremie Partijen komen overeen om een sectorale minimumregeling inzake ploegenarbeid in te voeren. Deze voorziet in een : Premie voor ploegenarbeid : Onverminderd gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak wordt het basisloon van de arbeiders die ploegenarbeid verrichten (vroege en late shift) verhoogd met 10 pct.

Onverminderd gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak is er sprake van ploegenarbeid wanneer de ploegen elkaar zonder onderbreking opvolgen of de ploegen niet aaneensluitend zijn maar hoogstens gedurende de helft van de normale dagtaak samenwerken.

Arbeiders die tewerkgesteld zijn in een ploegenregime staat het vrij om - in overleg met de bedrijfsleiding - met behoud van de ploegenpremie onderling van ploeg te wisselen.

Premie voor nachtarbeid : Onverminderd gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak wordt het basisloon van de arbeiders die nachtarbeid verrichten (tussen 20 u. en 6 u.) verhoogd met 20 pct.

In die zin zal een collectieve arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur opgesteld worden. HOOFDSTUK IV. - Werkzekerheid Afdeling 1. - Werkzekerheidsclausule

Art. 10.Werkzekerheidsclausule De collectieve arbeidsovereenkomst "werkzekerheid" van 18 oktober 1999 wordt voor onbepaalde duur verlengd en artikel 4 wordt als volgt aangepast : "Als "meervoudig ontslag" wordt beschouwd : een ontslag van ten minste 3 werklieden in ondernemingen met 29 werknemers en minder, van ten minste 5 werklieden in ondernemingen van 30 tot 59 werknemers, van ten minste 6 werklieden in ondernemingen van 60 tot 99 werknemers en van tenminste 8 pct. van de werklieden in ondernemingen met 100 werknemers en meer, dit alles in de loop van een periode van 60 kalenderdagen."

Art. 11.Sectorale tewerkstellingscel Binnen de bestaande Vormelek-werking zal een sectorale tewerkstellingscel worden ingevoerd. Deze cel dient zich in eerste instantie te richten op het afstemmen van vraag en aanbod in de sector (onder meer via een vacaturebank). In tweede instantie dient de wedertewerkstellingsbegeleiding van ontslagen arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.

Een paritaire werkgroep in de schoot van Vormelek zal dit binnen de duurtijd van het akkoord verder uitwerken. Hierbij zal er over gewaakt worden om misbruiken te voorkomen en overlapping met de overheidsdiensten (VDAB, Forem, Bruxelles Formation) te vermijden.

Art. 12.Contracten bepaalde duur, uitzendarbeid en onderaanneming § 1. Partijen herbevestigen de aanbevelingen opgenomen in het nationaal akkoord 1999-2000 van het Paritair Subcomité voor de elektriciens, met name de beperking van het beroep op contracten voor uitzendarbeid tot de gevallen voorzien in de wet van 24 juli 1987 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987) en de bestrijding van de praktijken van het zwartwerk.

Daarenboven verklaren partijen dat tewerkstelling in de sector bij voorkeur wordt ingevuld door contracten van onbepaalde duur.

Partijen herbevestigen de aanbeveling uit het nationaal akkoord 1999-2000 om in gemeenschappelijk overleg de beperking van de uitzendarbeid, de bestrijding van zwartwerk en de beperking van het aantal overuren in de ondernemingen te bespreken. In die zin zal een paritaire werkgroep worden opgericht die voor 31 december 2002 zijn conclusies zal voorleggen aan het paritair subcomité. § 2. Partijen verklaren zich akkoord de bepalingen inzake uitzendarbeid opgenomen in artikel 3.3., § 2 van het nationaal akkoord 1999-2000 en uitgewerkt in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake uitzendarbeid van 18 oktober 1999 naar toepassing toe te evalueren en desgevallend aan te passen voor de duurtijd van dit akkoord. Afdeling 2. - Toenadering statuut arbeiders - bedienden

Art. 13.Opzeggingstermijnen § 1. Rekening houdend met de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 gesloten in de Nationale Arbeidsraad en in toepassing van artikel 61 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) komen partijen overeen een koninklijk besluit aan te vragen dat ertoe strekt de opzegtermijnen, zoals deze bepaald worden in het koninklijk besluit van 26 april 2000 tot vaststelling van de opzegtermijnen voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens ressorteren, voor de arbeiders met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ressorteren onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst als volgt te wijzigen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In geval van opzeg met het oog op brugpensioen gelden de opzegtermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. § 2. Deze nieuwe bepalingen zullen in werking treden op de datum van het verschijnen van een koninklijk besluit terzake in het Belgisch Staatsblad. § 3. Partijen komen overeen dat de opzegtermijnen voor de arbeiders met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ressorteren onder het toepassingsgebied van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vanaf 28 mei 2001 tot de datum van het verschijnen van het nieuw koninklijk besluit waarvan sprake in § 2 als volgt worden vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In geval van opzeg met het oog op brugpensioen gelden de opzegtermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. HOOFDSTUK V. - Vorming en opleiding

Art. 14.Risicogroepen De ondertekenende partijen verklaren zich akkoord om, in uitvoering van dit artikel en rekening houdend met de onderhavige principes, in het Paritair Subcomité voor de elektriciens een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende vorming en opleiding voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2003, af te sluiten : § 1. In uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996), wordt de inning van 0,15 pct., voorzien in het nationaal akkoord 1999-2000 (artikel 6, § 1) en afgesloten voor onbepaalde duur, bevestigd. § 2. Rekening houdende met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekende van 45 jaar en ouder, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, migranten, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, deeltijdse leerplichtigen, laaggeschoolde arbeiders, arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologieën en arbeiders van 45 jaar en ouder.

Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken (conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel).

Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het fonds voor bestaanszekerheid, teneinde begeleidingsmaatregelen te onderzoeken. § 3. De ondertekenende partijen engageren zich om in het kader van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen te zoeken naar een paritair beheerd en kwalitatief alternerend opleidingssysteem. Daartoe zullen de reeds opgestarte onderhandelingen - om in het kader van de opleiding reeds opgestarte onderhandelingen - om in het kader van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen te zoeken naar een paritair beheerd en kwalitatief alternerend opleidingssysteem - in de mate van het mogelijke binnen de duurtijd van dit akkoord worden gefinaliseerd.

Beoogd wordt hierbij de finalisering van een samenwerkingsovereenkomst met het deeltijds onderwijs en met de bevoegde instanties inzake middenstandsleerlingwezen en dit in beide landsgedeelten. Voor de financiering van deze projecten wordt verwezen naar artikel 15, § 7. § 4. Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 2001 en 2002 bestemd voor het "Tewerkstellingsfonds". § 5. De sociale partners komen overeen dat rekening houdende met de inspanningen van de sector op het vlak van risicogroepen er op sectorvlak een aanvraag zal gericht worden tot opheffing van de verplichting tot aanwerving van arbeiders met een startbaanovereenkomst.

Art. 15.Recht op permanente vorming § 1. Daarenboven, zullen de inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers verder ondersteund worden door de inning van 0,60 pct. van de brutolonen, voorzien in het nationaal akkoord 1999-2000 (artikel 6, § 5) en afgesloten voor onbepaalde duur. § 2. De basisopdracht van Vormelek omvat : - het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - onderzoek van kwalificatie- en opleidingsnoden; - ontwikkeling van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven; - het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de werkzekerheid van arbeiders, meer specifiek zoals voorzien in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst "werkzekerheid" van 18 oktober 1999 en artikel 10 van dit akkoord. § 3. De ondertekenende partijen engageren zich om het actieterrein van Vormelek uit te breiden met de volgende initiatieven : - teneinde de bedrijfsleiders en de vakbondsafgevaardigden bij te staan bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de onderneming, zal Vormelek in dit verband een ondersteunende rol kunnen spelen; - teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen, wordt een betere afstemming en samenwerking tussen Vormelek en Cevora nagestreefd; - teneinde Vormelek in staat te stellen de haar bij collectieve arbeidsovereenkomst opgelegde verplichtingen en opdrachten na te komen, worden de nodige middelen voorzien. Vormelek krijgt daarnaast - ten experimentelen titel - de mogelijkheid om beperkte betalende activiteiten te ontwikkelen en bedrijven een globaal opleidingsaanbod te verstrekken, in zoverre dat de middelen die hiermee gegenereerd worden opnieuw in de permanente vorming geïnvesteerd worden. Deze initiatieven dienen zelfbedruipend te zijn en mogen de algemene lasten niet bezwaren teneinde de basisopdrachten van Vormelek niet in het gedrang te brengen; - voor de duurtijd van het akkoord zullen de afbouwmogelijkheden van het vormingskrediet worden vergroot door naast de erkende ook geregistreerde opleidingen te voorzien; - voor de geregistreerde opleidingen wordt geen opleidingspremie voorzien. § 4. Rekening houdend met het nationaal akkoord 1999-2000 van 30 juni 1999 en rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst "vorming en opleiding" van 30 juni 1999, wordt er per onderneming een collectief recht op vorming en opleiding opgebouwd à rato van twee uur per kwartaal per arbeider. Met dit vormingskrediet wordt de permanente vorming van de arbeiders verzekerd. Onder "permanente vorming" wordt verstaan : de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.

Het vormingskrediet wordt berekend op basis van het aantal arbeiders (contract onbepaalde of bepaalde duur) tijdens het eerste kwartaal van het voorgaande kalenderjaar.

Bijvoorbeeld : een bedrijf dat tijdens het 1e kwartaal 2000, 10 arbeiders tewerkstelde, beschikt in 2001 over een vormingskrediet van 80 uren.

Het vormingskrediet wordt verminderd à rato van het aantal door de arbeider of arbeiders gevolgde opleidingsuren. Hiertoe komen enkel door Vormelek erkende of geregistreerde opleidingen in aanmerking. Het saldo van het vormingskrediet is overdraagbaar naar het volgend kalenderjaar. Vormelek beheert het vormingskrediet. Het recht op een vormingspremie is beperkt in de tijd en wordt bepaald conform de beslissingen van de raad van bestuur van Vormelek.

Ieder jaar in de loop van het tweede kwartaal, meldt Vormelek aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair subcomité hun vormingskrediet.

De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplan waarvan sprake in § 5 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën arbeiders van de onderneming.

De opleidingssteun voor de erkende opleidingen kan eventueel gekoppeld worden aan het toekomstig naleven van de collectieve arbeidsovereenkomst-verplichtingen. Teneinde het naleven van de collectieve arbeidsovereenkomst-verplichtingen positief te stimuleren en de gestegen activiteiten van Vormelek tengevolge van het vergroten van de afbouwmogelijkheden van het vormingskrediet (erkende en geregistreerde opleidingen) te financieren, zal er een onderzoek gebeuren naar de beschikbare en noodzakelijke middelen voor Vormelek en een eventueel gebruik van reserves zoals voorzien in § 7.

Dezelfde opleidingssteun voor de erkende opleidingen geldt ook indien deze het vormingskrediet van het bedrijf overschrijden.

De toekenning van eventuele opleidingssteun wordt beslist conform de beslissingen van de raad van bestuur van Vormelek. § 5. Elke onderneming stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op.

Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel voorgelegd.

Ondernemingen van minder dan 35 werknemers kunnen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst "representatieve functie" van 18 oktober 1999 hun bedrijfsopleidingsplan opmaken conform de beslissingen van de raad van bestuur van Vormelek.

Het bedrijfsopleidingsplan wordt jaarlijks vóór 15 februari aan Vormelek overgemaakt, maar kan gewijzigd of aangevuld worden in de loop van het kalenderjaar.

Dit plan houdt rekening met de opleidingsnoden en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale erkenning of registratie en een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan (hoewel niet exclusief) in samenwerking met Vormelek.

De uitvoering van dit plan wordt eveneens gezamenlijk opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair subcomité.

Indien een opleidingsplan in erkende opleidingen voorziet, die gevolgd worden door een compentetietest in het kader van een certificering van arbeiders, zal de vakbondsafvaardiging (voorzover er een bestaat) door de werkgever voorafgaand geïnformeerd en geconsulteerd worden over de procedure. In geval van negatieve testresultaten van een opleiding die leidt tot certificering wordt een principe-recht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een eenmalige remediëringsopleiding aan te bieden met behoud van de bestaande voordelen. Vormelek zal deze remediëringsopleiding gratis aanbieden, indien het gaat om een door een Vormelek georganiseerde erkende opleiding. § 6. De formele criteria inzake geregistreerde opleidingen zoals ze werden uitgewerkt binnen de stuurgroep en bekrachtigd door de raad van bestuur van Vormelek worden deels uitgebreid en deels gewijzigd.

Geregistreerde opleidingen kunnen buiten de werktijd mits het naleven van volgende voorwaarden : - akkoord van de ondernemingsraad, de vakbondsafvaardiging, of het personeel (met mogelijk gebruik van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999 inzake de erkenning van de representatieve functie, die in die zin zal worden aangepast); - het aantal opleidingen buiten de arbeidstijd moet beperkt worden en zijn enkel mogelijk mits motivatie; - kennisgeving aan de stuurgroep van Vormelek; - opleidingen buiten de normale arbeidstijd dienen in principe te worden vergoed aan het normaal loon of dienen te worden gecompenseerd.

Gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing; - deze opleidingen mogen geen bijkomende kosten ten laste van de arbeiders met zich mee brengen. § 7. Voor de aanwending van de sommen bepaald in artikel 14, § 1 en artikel 15, § 1 in functie van de uitvoering van de opdrachten opgesomd in artikel 14 en §§ 2 tot en met 6 in dit artikel zal het fonds voor bestaanszekerheid de verdere uitvoeringsmodaliteiten bepalen. In het bijzonder zullen voor de opdrachten geformuleerd in §§ 4 tot en met 6 in dit artikel en artikel 11 vanuit het fonds voor bestaanszekerheid, bijkomende middelden worden vrijgemaakt. Een paritaire werkgroep binnen het fonds voor bestaanszekerheid zal de modaliteiten hiertoe uitwerken. HOOFDSTUK VI. - Arbeidstijd en flexibiliteit

Art. 16.Modalisering De ondernemingen kunnen in het geval van herstructurering of indien de arbeidsorganisatie kan versoepeld worden, via een collectieve arbeidsovereenkomst de tewerkstelling bevorderen door onder meer collectieve arbeidsduurvermindering toe te passen. Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de bestaande wettelijke en decretale aanmoedingspremies en de omzetting van de loonsverhogingen.

Art. 17.Flexibiliteit § 1. De collectieve arbeidsovereenkomst inzake de "flexibiliteit" van 18 oktober 1999 wordt verlengd met ingang vanaf 1 januari 2001 tot 30 juni 2003 en zal in die zin worden aangepast. § 2. De onderstaande bepalingen van artikel 10, § 2 van het nationaal akkoord 1999-2000 worden voor de duurtijd van het akkoord verlengd : In het kader van de nieuwe arbeidstijdstelsels, opgenomen in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42, nemen partijen akte van het feit dat na het tot stand komen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 er geen sectoraal akkoord is gemaakt, waardoor in de individuele bedrijven het wettelijk kader van toepassing is.

Vanaf 1 september 2001 en ten laatste voor het einde van dit akkoord, wordt een collectieve arbeidsovereenkomst opgemaakt die volgende procedure vastlegt : - in ondernemingen met een vakbondsafvaardiging moet een collectieve arbeidsovereenkomst worden afgesloten op ondernemingsvlak die ter kennisgeving wordt overgemaakt aan het paritair subcomité; - in ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging moet het ontwerp van akkoord of het resultaat van overleg tussen werkgever en werklieden ter goedkeuring worden overgemaakt aan het paritair subcomité.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst en de uitvoeringsmodaliteiten ervan in de ondernemingen zullen op het niveau van het paritair subcomité worden geëvalueerd vanaf 1 oktober 2002. Deze evaluatie kan aanleiding geven tot aanpassing en verdere sectorale uitwerking van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Loopbaanplanning

Art. 18.Tijdskrediet en loopbaanvermindering § 1. Het recht op halftijds en voltijds tijdskrediet dat conform de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 maximaal 1 jaar bedraagt kan op ondernemingsvlak in paritair overleg op maximum 5 jaar worden gebracht. Hiertoe wordt een model van collectieve arbeidsovereenkomst, die in uitvoering van dit artikel wordt uitgewerkt, gevoegd. § 2. Conform de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 bestaat er een onvoorwaardelijk recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering. Indien 5 pct. van de werknemers tegelijkertijd van dit recht wensen gebruik te maken moeten op ondernemingsvlak hieromtrent voorrangsregels worden afgesproken. Ondernemingen die bij ingang van dit akkoord reeds een gunstiger percentage hanteren, kunnen dit pct. behouden. § 3. In ondernemingen met minder dan 10 werknemers zijn de formules van tijdskrediet, 1/5 loopbaanvermindering en loopbaanverminderingen voor + 50-jarigen toegelaten mits individueel akkoord tussen werknemer en werkgever.

De collectieve arbeidsovereenkomst "loopbaanonderbreking" van 18 oktober 1999 wordt vanaf 1 januari 2002 voor onbepaalde duur aangepast in functie van de nieuwe wetgeving en met behoud van de hoofdstukken IV, V en VI.

Art. 19.Kort verzuim De uitbreiding van het vaderschapsverlof en adoptieverlof in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 wordt met ingang van 1 juli 2002 geïntegreerd in de bestaande regelingen inzake kort verzuim.

De collectieve arbeidsovereenkomst "kort verzuim" van 18 oktober 1999 zal vanaf 1 juli 2002 in die zin voor onbepaalde duur worden aangepast.

Art. 20.Eindeloopbaan § 1. In toepassing van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 zal voor de duur van het akkoord 2001-2002 de bestaande brugpensioenregeling, die een brugpensioenleeftijd vastlegt op 56 jaar mits 33 jaar beroepsloopbaan en in functie van 20 jaar ploegenarbeid met nachtprestaties, zoals bedoeld in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 49 van de Nationale Arbeidsraad, worden verlengd.

De collectieve arbeidsovereenkomst "brugpensioen ploegenarbeid" van 18 oktober 1999 wordt verlengd vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 en zal in die zin worden aangepast. § 2. het recht op halftijds brugpensioen vanaf 56 jaar, opgenomen in het nationaal akkoord 1999-2000 van 30 juni 1999 wordt verlengd vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002.

De collectieve arbeidsovereenkomst "halftijds brugpensioen" van 18 oktober 1999 wordt verlengd vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 en zal in die zin worden aangepast. § 3. Voor de duur van het akkoord 2001-2002 worden de aanbevelingen brugpensioen - procedure voorzien in artikel 5.2.4 van het nationaal akkoord 1999-2000 verlengd : Op vlak van brugpensioen bevelen de partijen in het kader van de arbeidsherverdelende maatregelen op ondernemingsvlak volgende procedure aan : ten laatste 2 maanden voor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokken arbeider uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Bij dit onderhoud kan de arbeider zich laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde. Bij dit onderhoud zullen zowel naar timing van het brugpensioen als naar opleiding van de vervanger van de bruggepensioneerde sluitende afspraken gemaakt worden. HOOFDSTUK VIII. - Inspraak en overleg

Art. 21.Representatieve functie § 1. Teneinde de toepassing te verbeteren wordt artikel 3, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst "erkenning van de representatieve functie" van 18 oktober 1999 in onderstaande zin aangepast : "De officiële zakagenda's van de representatieve vakorganisaties worden jaarlijks officieel overhandigd op het paritair subcomité en ter beschikking gesteld van de werkgeversorganisatie. Enkel de regionaal verantwoordelijken in deze agenda vermeld, hebben een representatieve functie in de bedrijven onder het toepassingsgebied." § 2. Teneinde de toepassing te verbeteren wordt artikel 3, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst "erkenning van de representatieve functie" van 18 oktober 1999 in onderstaande zin aangepast : "Het contract van de regionaal verantwoordelijke kan betrekking hebben op : - de arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden; - de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, de collectieve en individuele arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement; - informatieverstrekking aan de werknemers; - vorming en opleiding (bedrijfsopleidingsplannen)." De collectieve arbeidsovereenkomst "erkenning van de representatieve functie" van 18 oktober 1999 wordt vanaf 1 januari 2001 voor onbepaalde duur verlengd en rekening houdend met de elementen van § 1 en § 2 van dit artikel aangepast.

Art. 22.Aanpassen collectieve arbeidsovereenkomst "vakbondsafvaardiging" De collectieve arbeidsovereenkomst "statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 en minstens 35 werklieden" van 18 oktober 1999 wordt vanaf 1 januari 2003 voor onbepaalde duur verlengd en als volgt aangepast : § 1. De titel wordt gewijzigd als volgt : "Statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 en minstens 35 werknemers." § 2. Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt : "Deze overeenkomst, aangegaan in uitvoering van en overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het personeel der ondernemingen, op 24 mei en 30 juni 1971 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, regelt de oprichting en het statuut van de vakbondsafvaardiging van het werkliedenpersoneel in bedrijven met minder dan 50 en minstens 35 werknemers, maar met een minimum van 30 werklieden.". § 3. Er wordt een artikel 2bis als volgt toegevoegd : "Ondernemingen die op het ogenblik van de vernieuwing van de bestaande vakbondsafvaardiging dalen onder de drempel van 35 werknemers maar nog altijd 25 werklieden tellen, behouden deze vakbondsafvaardiging. In ondernemingen die op het ogenblik van de vernieuwing van de bestaande vakbondsafvaardiging dalen onder de drempel van 25 werklieden, behouden de vakbondsafgevaardigden uitsluitend hun bescherming tot aan de volgende sociale verkiezingen. Als "onderneming" wordt beschouwd : verschillende technische bedrijfseenheden die deel uitmaken van 1 juridische bedrijfseenheid en vice versa." HOOFDSTUK IX. - Sociale vrede en duurtijd akkoord

Art. 23.Sociale vrede Dit akkoord verzekert de sociale vrede in de sector tijdens heel de duur van het akkoord. Bijgevolg zal geen enkele eis van algemene of collectieve aard voorgelegd worden, noch op nationaal, noch op regionaal, noch op vlak van de individuele onderneming.

Art. 24.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002, met uitzondering van : - artikel 3 inzake koopkracht dat geldig is vanaf 1 januari 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 4, § 2 en § 3 inzake vervoerskosten dat geldig is vanaf 1 september 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 5 inzake eindejaarspremie dat geldig is vanaf 1 april 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 6 inzake sectoraal pensioenfonds dat geldig is vanaf 1 januari 2002 voor onbepaalde duur; - artikel 7 inzake fonds voor bestaanszekerheid die geldig zijn vanaf 1 juni 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 9 inzake ploegenpremie dat geldig is vanaf 1 april 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 10 inzake werkzekerheidsclausule dat geldig is vanaf 1 juli 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 13, § 1 en § 2 inzake opzegtermijnen dat geldig is vanaf het verschijnen van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad voor onbepaalde duur; - artikel 13, § 3 inzake opzegtermijnen dat geldig is vanaf 28 mei 2001 tot het verschijnen van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad ; - hoofdstuk V inzake vorming en opleiding dat geldig is vanaf 1 januari 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 14, § 1 inzake bijdrage voor risicogroepen dat geldig is voor onbepaalde duur; - artikel 15, § 1 inzake bijdrage voor permanente vorming dat geldig is voor onbepaalde duur; - artikel 17, § 1 inzake flexibiliteit dat geldig is van 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2003; - artikel 18 inzake tijdskrediet en loopbaanvermindering dat geldig is van 1 januari 2002 voor onbepaalde duur; - artikel 19 inzake kort verzuim dat geldig is van 1 juli 2002 voor onbepaalde duur; - artikel 21 inzake representatieve functie dat geldig is vanaf 1 januari 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 22 inzake statuut van de vakbondsafvaardigingen in ondernemingen met minder dan 50 werknemers dat geldig is vanaf 1 januari 2003 voor onbepaalde duur.

De artikels die van toepassing zijn voor onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens en aan de ondertekenende organisaties.

De artikels die van toepassing zijn op het fonds voor bestaanszekerheid voor onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens en aan de ondertekenende organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 Sectorale projecten 2001-2002 Functieclassificatie § 1. Voor 30 september 2001 wordt een paritaire werkgroep functieclassificatie opgericht. § 2. Bij elke vergadering worden nieuwe werkafspraken gemaakt en wordt een nieuwe datum vastgelegd.

Opstellen van een sectoraal preventieplan Voor 30 september 2002 zal een paritaire werkgroep een sectoraal model van preventieplan opstellen.

Omzetting euro In de loop van 2001 wordt een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten die alle gangbare bedragen, te vinden in alle collectieve arbeidsovereenkomst van de sector elektriciens, zal omzetten van Belgische franken naar euro.

Werkingsfaciliteiten verkozenen OR - CPBW Binnen de duurtijd van het akkoord zal een paritaire werkgroep onderzoeken hoe in functie van het gebruik en de beschikbare middelen in de onderneming de werkingsfaciliteiten (bijvoorbeeld computer, fax, internet) ter beschikking kunnen worden gesteld voor de verkozen werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk en voor de vakbondsafgevaardigden.

Antistressbeleid Binnen de duurtijd van het akkoord zal een paritaire werkgroep onderzoeken in hoeverre het wegvallen van de vervangingsplicht bij alle vormen van loopbaanonderbreking en -vermindering de werkdruk en stress verhoogt en zal hiertoe de nodige maatregelen uitwerken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^