gepubliceerd op 16 november 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het halftijds brugpensioen
24 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het halftijds brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielverzorging;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het halftijds brugpensioen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 september 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 17 november 1993, Belgisch Staatsblad van 4 december 1993.
Bijlage Paritair Comité voor de textielverzorging Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2005 Halftijds brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 27 juli 2005 onder het nummer 75820/CO/110) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de textielverzorging evenals op de werklieden en werksters die ze tewerkstellen.
Onder "voltijdse arbeidsregeling" moet worden verstaan : de arbeidsregeling zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2005 betreffende de arbeidsduur en de verdeling van de arbeidsduur.
Art. 2.De aanvullende vergoeding ingesteld in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 (koninklijk besluit van 17 november 1993), gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, wordt toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werknemers en werkneemsters op voorwaarde dat zij op het ogenblik van de vermindering van hun arbeidsprestaties aan de leeftijdsvoorwaarde voldoen in bepaald is op 56 jaar in de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2007.
Art. 3.Om van dit regime van halftijds brugpensioen te genieten moeten de werklieden en werksters aan de volgende voorwaarden voldoen : - 25 jaar loondienst kunnen rechtvaardigen; - de werkloosheidsuitkering genieten waarin de reglementering inzake werkloosheidsverzekering voor deze categorie van werknemers voorziet; - gedurende ten minste 5 jaar - desgevallend middels onderbroken periodes - voltijds tewerkgesteld geweest zijn in de sector; - tijdens de 12 maanden, te rekenen van datum tot datum, die onmiddellijk voorafgaan aan de vermindering van hun arbeidsprestaties, bij dezelfde onderneming gewerkt hebben in een voltijdse arbeidsregeling, zoals bepaald in artikel 1 van deze overeenkomst; - het aantal arbeidsuren van de deeltijdse arbeidsregeling moet na vermindering per arbeidscyclus gemiddeld gelijk zijn aan de helft van het aantal arbeidsuren van een normale voltijdse arbeidsregeling in de onderneming.
Art. 4.Bedrag van de aanvullende vergoeding : de aanvullende vergoeding wordt berekend zoals bepaald in artikel 5 tot en met artikel 10 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993.
Art. 5.Voor de berekening van de netto refertebezoldiging zal desgevallend rekening worden gehouden met de baremieke verschillen ten opzichte van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimum inkomen overeenkomstig de modaliteiten van collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2001.
Art. 6.Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt ten laste genomen door het "Gemeenschappelijk Fonds" voor de sociale vooruitgang in de sector van de textielverzorging.
Art. 7.Overgang naar het voltijds brugpensioen De betrokken werknemer of werkneemster heeft recht op de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, in het kader van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2003 inzake het brugpensioen, indien hij op de datum van de eerst vergoede werkloosheidsdag de leeftijd van het voltijds brugpensioen heeft bereikt.
Indien hij/zij op dat ogenblik de leeftijd van het voltijds brugpensioen niet heeft bereikt, kan de opzegging pas ingaan op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens dewelke hij/zij die leeftijd heeft bereikt.
Art. 8.In geval de werknemer/werkneemster de bepalingen van artikel 7 kan genieten, wordt de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, berekend alsof de werknemer/werkneemster zijn arbeidsprestaties niet heeft verminderd.
Daartoe wordt het brutoloon dat de werknemer(ster) voor zijn halftijdse prestaties ontvangt vermenigvuldigd met twee. Er wordt bovendien rekening gehouden met de premies, de loontoeslagen en de ploegentoeslag die de werknemer in zijn vroegere voltijdse betrekking genoot.
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2005 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2007.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 september 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN