gepubliceerd op 25 augustus 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende de tewerkstelling
23 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende de tewerkstelling (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende de tewerkstelling.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 Tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64941/CO/202) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit kleinhandel in voedingswaren (PC 202), met uitsluiting van het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven (PSC 202.01). HOOFDSTUK II. - Informatie over de werkgelegenheid en de productiviteit
Art. 2.Driemaandelijks worden globale inlichtingen betreffende de tewerkstelling op het niveau van het administratief personeel en het verkooppersoneel van groepen I en II, bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de functieclassificatie van 5 november 2002 (overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64903/CO/202), verstrekt aan hun respectieve syndicale afvaardiging.
De bedoelde inlichtingen zijn de volgende : 1. het aantal tewerkgestelden onderverdeeld in voltijdse en deeltijdse (met aanduiding van het gemiddelde van de minimale contractuele arbeidsprestaties);2. de personeelsbewegingen van de bedienden (in- en uitdiensttredingen), de uitdiensttredingen moeten worden onderverdeeld volgens de reden van vertrek.
Art. 3.De directie van de onderneming licht de betrokken syndicale afvaardiging in over de criteria en de berekeningswijzen van de productiviteit.
Deze inlichtingen kunnen worden overgemaakt aan de betrokken representatieve werknemersorganisaties.
De eventuele moeilijkheden kunnen worden onderzocht op het vlak van de onderneming door de directie, de betrokken syndicale afvaardiging en de secretarissen van de representatieve werknemersorganisaties. HOOFDSTUK III. - Mutatie van het personeel
Art. 4.Ingeval de verplaatsing tussen de woonplaats en de nieuwe arbeidsplaats meer dan één uur per openbaar vervoer duurt, zal een overplaatsing van een personeelslid slechts mogelijk zijn wanneer de vakbondsafvaardiging en de betrokkene zich akkoord verklaard hebben.
In de gevallen waarin de verplaatsing minder dan één uur duurt, zullen anderzijds de modaliteiten die op ondernemingsniveau zullen vastgesteld worden van toepassing zijn. Deze bepaling door de partijen te interpreteren en toe te passen met alle nodige soepelheid. HOOFDSTUK IV. - Ontslag en wederindienstneming
Art. 5.Zonder afbreuk te doen aan het principe van het werkgeversgezag en ten einde, naar gelang van de economische mogelijkheden van de ondernemingen, de stabiliteit van de arbeidskrachten te verzekeren, is het wenselijk dat de eventuele ontslagen geschieden met inachtneming van bepaalde billijkheidsregels.
Art. 6.In geval van afdanking na de proeftijd van een bediende die voor onbepaalde tijd is aangenomen, zal de syndicale afvaardiging gelijktijdig met het overhandigen van het ontslag worden ingelicht, indien het ontslag is gegeven wegens dringende reden.
Art. 7.Behoudens het geval waarin de bediende wordt betrapt op heterdaad, wanneer hij wordt verdacht van diefstal : - wanneer een vakbondsafgevaardigde aanwezig is, zal de verantwoordelijke in zijn aanwezigheid aan de verdachte persoon de keuze voorstellen zich al dan niet te laten bijstaan tijdens het gesprek; - wanneer er geen vakbondsafgevaardigde aanwezig is, probeert de verantwoordelijke er één telefonisch te contacteren om aan de verdachte persoon dezelfde keuze te kunnen voorstellen, indien mogelijk in aanwezigheid van twee getuigen.
Indien hij daarin niet slaagt, zal hij proberen een andere afgevaardigde te contacteren. Wanneer beide pogingen mislukken, maakt de verantwoordelijke daarvan schriftelijk gewag en laat hij mede ondertekenen door de verdachte bediende en door de aanwezige getuigen.
Indien de verdachte bediende weigert te ondertekenen, zal daarvan melding gemaakt worden door de verantwoordelijke.
Vervolgens gaat de verantwoordelijke over tot het verhoor van de verdachte bediende.
Wanneer deze procedure niet wordt nageleefd en de verdachte bediende desalniettemin wordt ontslagen wegens dringende reden, zal een bedrag ten belope van twaalfmaal het maandloon worden betaald.
Art. 8.De individuele afdankingen na de proeftijd, niet bedoeld in de andere artikelen van dit hoofdstuk, worden geval per geval bekeken in functie van divers en soms gezamenlijk feitenmateriaal. Bij dit onderzoek wordt rekening gehouden met de verantwoordelijkheden van de functie en de uitvoering van de taak door de werknemer.
De werknemer die ontslagen dreigt te worden, krijgt eerst een schriftelijke verwittiging van de directie van de onderneming, wat de betrokkene in staat stelt onmiddellijk de tussenkomst van de syndicale afvaardiging te vragen.
Indien de verwittiging geen resultaat oplevert, zal de afdanking van de werknemer slechts geschieden na voorafgaande verwittiging van de syndicale afvaardiging.
Ingeval de werkgever zich beroept op de beroepsonbekwaamheid, die onderzocht wordt op basis van onder meer verantwoordelijkheden, de functie en de uitvoering van het werk door de werknemer, moet de onderneming, indien de verwittiging geen resultaat oplevert, in de eerste plaats pogen om het peil en de beroepsbekwaamheden van de betrokken werknemer te verbeteren teneinde hem in zijn functie te behouden.
Vervolgens, indien deze maatregelen niet het verwachte resultaat opleveren hem, in overeenkomst met de wettelijke bepalingen, muteren naar een functie die meer aan zijn beroepsmogelijkheden beantwoordt en dit in het verkooppunt waar hij tewerkgesteld is of desnoods op een andere plaats van tewerkstelling.
In dit laatste geval zal de werknemer de aan de nieuwe functie inherente loon- en arbeidsvoorwaarden genieten. De bediende die verantwoordelijk is voor belangrijke tekorten in de kas en/of in de inventaris zal evenwel niet gemuteerd worden in dezelfde functie.
Indien de inspanningen van de onderneming niet tot een resultaat leiden, zal de afdanking van de werknemer slechts geschieden na voorafgaande verwittiging van de syndicale afvaardiging.
Wanneer een bediende ontslagen wordt omwille van beroepsonbekwaamheid en de in dit artikel vastgestelde procedure niet werd toegepast, zal een bijkomend bedrag gelijk aan driemaal het bruto- maandloon betaald worden boven op de opzegregeling.
In geval van afdanking zoals bedoeld in dit artikel en in artikel 6, zal de onderneming overgaan tot compenserende tewerkstelling.
Art. 9.Vóór de beëindiging van overeenkomst wegens overmacht in geval van definitieve fysische ongeschiktheid erkend door de arbeidsgeneesheer, zal de directie aan de bediende vragen, in aanwezigheid van een vakbondsafgevaardigde of van een vertegenwoordiger van een vakbond, of hij zich wenst te laten bijstaan om te onderzoeken of een mogelijkheid van herklassering bestaat.
Wanneer de bediende zich in de onmogelijkheid bevindt om zijn functie verder uit te oefenen wegens overmacht ten gevolge van definitieve fysieke beroepsongeschiktheid en indien geen enkele oplossing kon worden gevonden in het raam van de in vorig lid vastgestelde procedure, kan de bediende aanspraak maken op een aanpassingsuitkering van het "Sociaal Fonds voor de levensmiddelenbedrijven met talrijke bijhuizen".
Deze uitkering wordt betaald vanaf het vertrek van de bediende en beloopt 123,95 EUR per maand betaalbaar gedurende 24 maanden voor een voltijdse bediende; dit bedrag wordt pro rata temporis berekend voor een deeltijdse bediende.
Art. 10.Ongunstige economische omstandigheden of toestanden waarin technische aanpassingen zijn vereist, moeten worden opgelost zonder over te gaan tot collectief ontslag. Door middel van een nieuwe procedure zal naar mogelijkheden worden gezocht om personeel over te plaatsen, een regeling van prepensioen in te voeren, oplossingen te vinden voor de problemen van aanwerving.
In geval van ontslag wegens bijzondere economische omstandigheden, moet een order van voorrang in acht worden genomen waarin rekening wordt gehouden met de bevoegdheid, de verdienste, de specialisatie, de leeftijd, de anciënniteit en de gezinslasten.
Na alle mogelijkheden te hebben gezocht om de volledige tewerkstelling te behouden, neemt de onderneming welke toch is verplicht een vermindering van de tewerkstelling onder ogen te nemen wegens economische of technische redenen, binnen de ruimst mogelijke termijnen, alle nuttige maatregelen om de tewerkstelling van het personeel in dienst te waarborgen.
Daartoe moet : a) de aanwerving van nieuw personeel worden stopgezet voor alle diensten welke worden getroffen door de beperkingsmaatregelen;b) de aanwerving voor niet getroffen diensten worden beperkt door de uitdiensttredingen die natuurlijkerwijze voorkomen te compenseren door overplaatsingen van de ene dienst naar de andere, in de mate de kwalificatie, de bevoegdheid of de herscholing van het betrokken personeel zulks toelaten en door het personeel op de hoogte te brengen van de openstaande plaatsen;c) een tewerkstellingsbeleid worden voorzien en, eventueel, een herklasseringsplan in de onderneming door, indien nodig, één of meerdere opleidingscyclussen te organiseren om het personeel toe te laten over te gaan van de ene dienst naar de andere, eventueel moet zulks gebeuren in samenwerking met de diensten voor beroepsopleiding van de VDAB of van FOREm;d) eventueel en in akkoord met de belanghebbenden, worden onderhandeld over een mechanisme van vervroegd pensioen. Bij wederindienstneming wordt de voorrang aan de ontslagen werknemers verleend in omgekeerde volgorde als bij het ontslag.
Art. 11.De ondernemingen verbinden er zich toe zich te beraden met de representatieve werknemersorganisaties in geval van sluiting van onderneming zoals bepaald bij de wetgeving ter zake.
In geval van sluiting van filialen, wordt voorrang van herklassering in de onderneming verleend aan het personeel dat getroffen is door deze sluiting.
Indien deze herklassering niet mogelijk is, wordt een bijkomende vergoeding toegekend, gelijk aan één maandloon, zonder arbeidsprestatie. Deze vergoeding kan evenwel niet worden gecumuleerd met een eventuele vergoeding wegens sluiting van de onderneming. HOOFDSTUK V. - Studenten
Art. 12.Het tewerkstellen van studenten aan de verkoop ten belope van twee uren per dag is begrensd tot 10 pct. van het effectief tewerkgestelde personeel per verkooppunt en zal gebeuren met instemming van de representatieve afvaardiging van de werknemers.
Het is de ondernemingen niet meer toegelaten nieuwe studenten die aan de verkoop tewerkgesteld worden ten belope van twee uur per dag aan te werven.
Deze maatregel is niet van toepassing op de studenten tewerkgesteld tijdens de vakantieperiodes. HOOFDSTUK VI. - Voorafgaande informatie in geval van sluiting van onderneming
Art. 13.Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen beoogd in artikel 1 van de wet van 28 juni 1966 betreffende de vergoeding van werknemers ontslagen in geval van sluiting van onderneming (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1966).
Art. 14.In geval van sluiting van zijn onderneming of van een afdeling ervan, in de zin van artikel 2 van bovengenoemde wet, is de werkgever gehouden ten minste zes maanden vóór die sluiting daarvan op de hoogte te brengen : a) de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, de personeelsafvaardiging;b) alle bedienden tewerkgesteld in de onderneming, bij middel van aanplakking;c) de voorzitter van het paritair comité, die deze informatie onmiddellijk overmaakt aan de werkgeversorganisaties en aan de vakbonden die in het comité zijn vertegenwoordigd, evenals aan het "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers" ingesteld bij artikel 9 van bovengenoemde wet van 28 juni 1966.
Art. 15.Zodra de in artikel 14 bedoelde informatie is gegeven aan de voorzitter van het paritair comité, worden bepaalde leden van het comité, die in beperkt comité zijn afgevaardigd, belast met een onderzoek ten einde de plaatsing van de bedienden die in de onderneming zijn tewerkgesteld op het ogenblik van de informatie, te vergemakkelijken, ongeacht of zij al dan niet hun opzegging hebben ontvangen. Daarbij wordt een beroep gedaan op de medewerking van het gewestelijk bureau van de VDAB, van FOREm of van de BGDA. De plaatsing gebeurt in de eerste plaats met de medewerking van de werkgeversorganisaties, op regionaal vlak en in dezelfde bedrijfssector.
Daarna wordt ook gestreefd naar plaatsing in andere bedrijfssectoren die vestigingen hebben in dezelfde streek.
De gevallen waarvoor geen enkele oplossing is gevonden door het beperkt comité binnen de drie maanden na de sluiting van de onderneming, worden overgemaakt door het comité aan het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. HOOFDSTUK VII. - Invoering van nieuwe technologieën
Art. 16.De technologische vernieuwing is een noodzaak voor het voortbestaan van de ondernemingen en dus ook voor het waarborgen van de tewerkstelling. In het licht daarvan worden bij de invoering van nieuwe technologieën met een rechtstreekse invloed op de tewerkstelling of op de arbeidskwalificatie volgende principes in acht genomen.
Art. 17.Van zodra een dossier tot invoering van deze nieuwe technologieën klaar is, wordt de ondernemingsraad zowel van de aard als van de gevolgen ervan op de hoogte gebracht.
Vooraleer er een beslissing wordt genomen, wordt het comité voor preventie en bescherming op het werk op de hoogte gebracht en brengt het advies uit over de materies waarvoor het wettelijk bevoegd is.
Art. 18.Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden de situaties voortvloeiend uit de invoering van nieuwe technologieën benaderd zonder tot collectieve afdankingen over te gaan. Een eventuele vermindering van het aantal arbeidsplaatsen vindt slechts plaats wanneer alle andere middelen uitgeput zijn.
Art. 19.De door de invoering van nieuwe technologieën opgelegde kwalificaties zullen in de eerste plaats worden voorgesteld aan het personeel van de onderneming. De werkgevers verbinden er zich toe om te gepaste tijde de opleiding tot die nieuwe technologieën of, in voorkomend geval, de wederaanpassing aan een verschillende functie te verzekeren, en zulks in overleg met de ondernemingsraad. Het personeel verbindt er zich toe actief aan die omscholingen deel te nemen.
Art. 20.Voor het gebaremiseerd personeel dat actief maar zonder succes heeft deelgenomen aan die omscholingen, zal de herplaatsing bij voorrang gebeuren in een gelijkwaardige en beschikbare functie met behoud van het loonniveau.
Ingeval een herplaatsing in een gelijkwaardige functie onmogelijk is, zal zij gebeuren in een functie die niet meer dan één categorie lager zal mogen zijn.
In dat geval zal het verworven loon worden geblokkeerd (met uitzondering van de aanpassingen aan de index) tot het baremaloon voor de lagere functie het geblokkeerde loon inhaalt.
De bediende die een dekwalificatie heeft gekregen zal voorrang blijven hebben voor het bekomen van een functie die gelijkwaardig is aan de verloren functie. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 21.De collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 1990 betreffende de tewerkstelling wordt opgeheven.
Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden gegeven bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 juni 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX