gepubliceerd op 07 november 2000
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 15 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen
22 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 15 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 4 januari 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 11 februari 2000;
Gelet op het protocol van 31 augustus 2000 van het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat dit besluit een maatregel bevat die ingaat op 1 januari 2000 en dat het bijgevolg van belang is dat de verschillende openbare machten en instellingen die de in voormelde wet van 5 april 1994 bedoelde bedragen dienen toe te passen, zo vlug mogelijk op de hoogte gebracht worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 4 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, gewijzigd bij de wet van 19 juni 1996 en de koninklijke besluiten van 7 februari 1997 en 24 april 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, 1° en 4°, wordt het bedrag "287 760" vervangen door het bedrag "293 515";2° in § 1, eerste lid, 2° en in § 2 wordt het bedrag "230 208" vervangen door het bedrag "234 812".
Art. 2.In artikel 7 van voormelde wet van 5 april 1994, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 februari 1997 en 24 april 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1° en 4°, wordt het bedrag "575 520" vervangen door het bedrag "587 030";2° in § 1, 2° en in § 2, wordt het bedrag "460 416" vervangen door het bedrag "469 624".
Art. 3.In artikel 9, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 februari 1997 en 24 april 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste streepje worden de bedragen "287 760", "575 520" en "143 880" respectievelijk vervangen door de bedragen "293 515", "587 030" en "146 758";2° in het tweede streepje worden de bedragen "230 208", "460 416" en "115 104" respectievelijk vervangen door de bedragen "234 812", "469 624" en "117 406".
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 5.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 september 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE