Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 september 1998
gepubliceerd op 13 november 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de eindejaarspremie

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012748
pub.
13/11/1998
prom.
22/09/1998
ELI
eli/besluit/1998/09/22/1998012748/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de eindejaarspremie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de eindejaarspremie.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 september 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 45017/CO/119)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de handel in voedingswaren.

Art. 2.§ 1. Er wordt een eindejaarspremie toegekend aan de werklieden en werksters die minstens zes maanden ononderbroken dienst hebben in de onderneming en die : 1° hetzij in dienst zijn op 31 december van het jaar;2° hetzij door hun werkgever worden afgedankt in de loop van het jaar behalve om dringende reden;3° hetzij de onderneming verlaten wegens één van volgende redenen : brugpensioen, pensioen, invaliditeit, einde van een stage zoals bedoeld in het koninklijk besluit nr.230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van de jongeren in het arbeidsproces, einde van een contract van bepaalde duur, zware fout van de werkgever of overmacht. § 2. Een eindejaarspremie wordt eveneens toegekend aan de werklieden en werksters die niet voldoen aan de in vorige paragraaf vastgestelde voorwaarden, maar : - die tenminste 3 jaar anciënniteit hebben in de onderneming en de onderneming vrijwillig verlaten in de loop van het jaar; - die tenminste 6 maand anciënniteit hebben, niet noodzakelijk ononderbroken, in een onderneming die de gewoonte heeft een beroep te doen op werknemers voor seizoenactiviteiten, en dat in het betrokken jaar; - die in dienst zijn getreden van de onderneming in de loop van het jaar en dat binnen de 4 maand die volgen op het einde van hun studies.

Art. 3.Het bedrag van de premie wordt vastgesteld : 1° voor de werklieden en werksters die het hele jaar tewerkgesteld waren : op hun normaal maandloon (173,33 x het uurloon op basis 40 uur per week, 169 x het uurloon op basis 39 uur per week en 164,66 x het uurloon op basis van 38 uur per week);2° voor de andere werklieden en werksters op één twaalfde van de voornoemde eindejaarspremie per volledige maand dienst.Onder een maand wordt verstaan een ononderbroken periode van dertig kalenderdagen (29 of 28 in februari).

Art. 4.Het bedrag van de premie vastgesteld in artikel 3 stemt overeen met voltijdse prestaties. Voor de deeltijds tewerkgestelde werklieden en werksters wordt het bedrag van de premie vastgesteld naar rata van het aantal gewerkte uren.

Art. 5.De premies waarvan sprake in de artikelen 2 en 3 zijn niet automatisch verschuldigd in de ondernemingen waar gelijkaardige voordelen in de loop van het jaar effectief betaald, deze bedragen reeds bereiken of overschrijden.

Art. 6.De berekening van het bedrag van de premies, voorzien in de artikelen 2 en 3 geschiedt op basis van het normale loon op het ogenblik van de uitbetaling.

Art. 7.De eindejaarspremie wordt betaald : 1° voor de werklieden en werksters in dienst op 31 december : in de tweede helft van de maand december, behoudens afwijking paritair toegestaan op het vlak van de onderneming;2° voor de andere werklieden en werksters : op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten.

Art. 8.Het bedrag van de in artikel 3 vastgestelde eindejaarspremie wordt herleid ten belope van de afwezigheden in de loop van het jaar, die niet beschouwd worden als gelijkgestelde afwezigheden, zoals die bepaald worden in bijlage opgenomen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 9.Ingevolge een overeenkomst in de onderneming met de afgevaardigden van de meest representatieve arbeidersorganisatie of organisaties, mag de eindejaarspremie omgezet worden in andere voordelen die een gelijkwaardige compensatie verzekeren.

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 maart 1999.

Op 1 april van elk jaar wordt zij stilzwijgend verlengd voor een periode van één jaar, behoudens opzegging door één der partijen uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst, bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, die de leden hiervan inlicht.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 september 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 betreffende de eindejaarspremie Gepresteerde en gelijkgestelde dagen Onder gepresteerde dagen dient te worden verstaan : 1. De dagen of gedeelten van dagen die werkelijk aan arbeid worden besteed. 2. De dagen of gedeelten van dagen die niet gepresteerd worden doch waarvoor de werkgever verplicht is een loon uit te betalen (bij voorbeeld : gewaarborgd weekloon, betaalde feestdagen, dagen van klein verlet, enz...). 3. De dagen gedurende dewelke niet gewerkt wordt omwille van jaarlijkse vakantie waarop de werklieden en werksters recht hebben overeenkomstig de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de loonarbeiders.4. De 6e niet-gepresteerde dag van elke vijfdaagse werkweek, ingeval de wekelijkse arbeidstijd in de loop van een kwartaal nu eens over 5, dan weer over meer dan 5 dagen gespreid is. Onder gelijkgestelde dagen dient te worden verstaan : 1. De dagen van volledige arbeidsongeschiktheid die het gevolg is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte.2. De dagen van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste twaalf maanden, na een tijd van volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid, wanneer het erkend percentage van ongeschiktheid tenminste 66 pct.bedraagt. 3. De dagen begrepen in de eerste twaalf maanden afwezigheid, ingevolge een ongeval die geen arbeidsongeval is, of een ziekte die geen beroepsziekte is.4. De rustdagen voor zwangerschap en bevalling : zoals bepaald in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971.5. De militaire dienstplicht, op voorwaarde dat de belanghebbende onmiddellijk vóór en na zijn legertijd in dienst is geweest van een onderneming aangesloten bij het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren".6. De dagen van gewone wederoproeping voor legerdienst met een maximum van 74 of 66 dagen, naargelang de werknemer al dan niet deelneemt aan de vorming van reservekaders.7. De dagen besteed aan het nakomen van burgerlijke verplichting (voogd, lid van een familieraad, getuige in rechten, gezworene, kiezer, lid van een stembureau).8. De dagen besteed aan de uitoefening van een openbaar mandaat en een mandaat in syndikaal verband, bepaald bij artikel 16, 9° en 10°, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967) gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juli 1970 (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970).9. De dagen van deelneming aan stages of studiedagen die aan arbeidsopvoeding of aan syndikale vorming gewijd zijn en georganiseerd worden door representatieve organisaties der werknemers of door de bevoegde minister erkende gespecialiseerde instituten, ten belope van maximum twaalf dagen per jaar.10. De dagen van staking of lock-out, in de volgende voorwaarden : 1° de werkman of de werkster moet tenminste één dag effectief werkzaam zijn geweest in de loop der achtentwintig opeenvolgende dagen die de aanvangsdag van de werkstaking of de lock-out voorafgaan;2° de staking moet : a) voorafgegaan worden door een poging tot verzoening door een bemiddelaar die gekozen werd door de partijen, of op verzoek van één dezer, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;b) ingaan na het verstrijken van een collectieve stakingsaanzegging, betekend door een syndikale organisatie die vertegenwoordigd is in het paritair comité waaronder de onderneming ressorteert. Deze opzegging kan ten vroegste betekend worden de zevende dag volgend op de eerste vergadering welke door de gekozen of aangewezen bemiddelaar gehouden werd. De opzegging wordt betekend hetzij bij een ter post aangetekende brief en aan ieder individuele werkgever gerichte brief, hetzij door inlassing in de notulen van een verzoeningsvergadering.

Zij neemt een aanvang de dag volgend op de in de loop van welke zij wordt betekend en haar duur is ten minste van zeven dagen. 11. De dagen van gedeeltelijke werkloosheid.12. De extra-legale vakantieperiode die door de werkgever aan de vreemde arbeiders toegekend wordt, die naar hun land terugkeren.13. Voor de jonge werklieden en werksters, de schoolperiode en de periode begrepen tussen de datum waarop ze de school verlaten en het begin van hun eerste arbeidscontract op voorwaarde dat dit valt binnen de 4 maand die volgen op het einde van hun studies. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 september 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^