gepubliceerd op 30 oktober 2017
Koninklijk besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7
22 OKTOBER 2017. - Koninklijk besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7
Verslag aan de Koning Sire, Wij hebben de eer ter ondertekening van Uwe Majesteit een koninklijk besluit voor te leggen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle is overeenkomstig de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor nucleaire controle, de bevoegde autoriteit die instaat voor de bescherming van de bevolking, werknemers en leefmilieu voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
De gekozen optie bestaat in de uitvaardiging van een volledig nieuw koninklijk besluit, in plaats van in de integratie van de vereisten van de richtlijn 2013/59/Euratom en van de huidige versies van de richtlijn 2008/68/EG in het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (ARBIS, koninklijk besluit van 20 juli 2001).
De Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk verleende op 11 januari 2017 een positief advies over de ontwerptekst van dit koninklijk besluit.
De Hoge Gezondheidsraad formuleerde in het advies van 24 januari 2017 enkele opmerkingen.
Op 1 september 2016 werd de ontwerptekst van dit koninklijk besluit meegedeeld aan de Europese Commissie. De Commissie antwoordde op 9 januari 2017.
De inspectie van financiën formuleerde haar advies op 5 april 2017.
Op 30 mei 2017 verleende de Minister van Begroting, haar akkoord;
Op 8 februari 2016 werd de reguleringsimpactanalyse uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging.
De Raad van State verleende op 10 augustus 2017 het advies nr. 61.766/2/V op basis van art. 84, § 1, eerste lid, 2,° van de gecoördineerde weten op de Raad van State. De tekst werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State, met uitzondering van de opmerking met betrekking tot artikel 145. De vierde alinea van artikel 145 diende te worden geschrapt aangezien de inhoud ervan volgens de Raad van State overbodig was. Er werd gekozen om dit artikel toch te behouden omdat ze meer duidelijkheid verschaft aan de betrokken stakeholders. 1. Inleiding Het koninklijk besluit vervangt het hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen (ARBIS), betreffende het vervoer van radioactieve stoffen. Dit besluit: ? zet de richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land, zoals gewijzigd bij beschikking 2009/240/EG van 4 maart 2009, besluit 2010/187/EU van 25 maart 2010, richtlijn 2010/61/EU van 2 september 2010, besluit 2011/26/EU van 14 januari 2011, uitvoeringsbesluit 2012/188/EU van 4 april 2012, richtlijn 2012/45/EU van 3 december 2012, uitvoeringsbesluit 2013/218/EU van 6 mei 2013, richtlijn 2014/103/EU van 21 november 2014, uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/217 van 10 april 2014, (EU) 2015/974 van 17 juni 2015 en (EU) 2016/629 van 20 april 2016, richtlijn (EU) 2016/2309 van 16 december 2016 en uitvoeringsbesluit (EU) 2017/695 van 7 april 2017 om voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7; en, ? zet eveneens de richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom om, voor wat betreft de praktijk van het vervoer van radioactieve stoffen.
De oorsprong van de herziening van dit hoofdstuk is terug te vinden in volgende feiten: ? Hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen (algemeen reglement), betreffende het vervoer van radioactieve stoffen werd grotendeels overgenomen uit een koninklijk besluit van 28 februari 1963. Sinds de eerste versie in 1963 werd dit hoofdstuk niet meer grondig herzien. Kleinere aanpassingen werden over de jaren heen wel gemaakt, vooral de aanpassingen naar aanleiding van nieuwe "andere" basisregelgevingen zoals o.a. de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling. ? Ondertussen heeft het vervoer van radioactieve stoffen meerdere fundamentele wijzigingen doorgemaakt. Het vervoer moet in een Europese en ook een internationale context geplaatst worden. Het huidige hoofdstuk VII is daar niet meer aan aangepast. Het vervoer van radioactieve stoffen wordt op internationaal vlak geregeld door Conventies en Akkoorden voor het vervoer van gevaarlijke goederen. Via Europese richtlijnen zijn deze regelgevingen ook van toepassing op het nationale vervoer. ? Een aantal betrokken actoren van de logistieke keten zijn nu niet voorzien in de huidige regelgeving.
De doelstelling van dit besluit is het bekomen van een transportregelgeving aangepast aan de Europese en internationale context voor het vervoer van radioactieve stoffen welke een administratieve vereenvoudiging voor alle stakeholders inhoudt zonder verlies aan informatie voor de bevoegde overheid over wie, wat, wanneer en waar vervoert. Uiteraard blijven de algemene bepalingen met betrekking tot stralingsbescherming die opgenomen zijn in het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdend algemeen reglement op de bescherming van de werknemers, de bevolking en het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen van toepassing op alle aspecten van het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Het besluit geeft ook een antwoord op de IRRS-aanbeveling betreffende het uitbreiden van de bevoegdheden van het Agentschap om bindende technisch regelgeving uit te vaardigen in de vorm van o.a. FANC besluiten, alsook aan de suggestie betreffende het versterken van de graduele aanpak voor het vervoer van o.a. de lage risico radioactieve stoffen.
Dit besluit kwam tot stand in nauw overleg met alle betrokken stakeholders die op verschillende momenten van het proces geconsulteerd werden. Tijdens al deze consultaties werden alle vergund vervoerders: wegvervoerders, spoorvervoerders, maritieme lijnen en de luchtvaartmaatschappijen uitgenodigd alsook als de gekende afhandelaars op de luchthaven van Zaventem en Luik en de gekende kaai-uitbaters in de haven van Antwerpen. Eveneens werden de havenkapiteinsdiensten in Antwerpen en Zeebrugge, vertegenwoordigers van de FOD Mobiliteit en vervoer (het Bestuur der Luchtvaart, de nationale veiligheidsoverheid van de spoorwegen (DVIS),...), de luchthavenuitbater in Zaventem alsook de verantwoordelijke overheid op de luchthaven van Luik in dit stakeholdersoverleg betrokken.
Een eerste consultatie vond plaats via een schriftelijke enquête.
Hierbij werden de eerste ideeën afgetoetst met de stakeholders. De commentaren, suggesties en opmerkingen die we ontvingen werden in een nieuw voorstel verwerkt en terug voorgelegd tijdens een ronde tafel.
Een volgende overlegronde werd dan sectorieel gehouden om de specificiteiten van iedere vervoerswijze aan bod te laten komen. In een laatste fase werd het eindresultaat tijdens de ronde tafel voorgesteld. Einde 2016 werd het ontwerp koninklijk besluit en de ontwerp FANC-reglementen nogmaals sectorieel voorgesteld aan de stakeholders. Eveneens werden reeds een aantal praktisch regelingen die zullen volgen uit de toepassing van de nieuwe regeling aan de stakeholders voorgesteld. 2. Algemene toelichting Dit nieuw koninklijk besluit behandelt niet enkel het "verplaatsen" van radioactieve stoffen maar gaat over het vervoer van radioactieve stoffen zoals voorzien in het internationaal reglement voor het vervoer van radioactieve stoffen uitgegeven door Internationale organisatie voor Atoomenergie te Wenen.De bepalingen van dit IAEA reglement worden overgenomen in de Internationale en Europese conventies en reglementeringen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, waar de radioactieve stoffen deel van uitmaken namelijk de klasse 7 van in totaal 9 klassen. In deze internationale context omvat het vervoer alle operaties en omstandigheden verbonden met en betrokken bij het verplaatsen van radioactieve stoffen met inbegrip van het ontwerp, fabricatie, onderhoud en reparatie van verpakkingen en radioactieve materialen en de voorbereiding, verzenden, laden, het vervoer alsook het onderbrekingen van transporten, de opslag in transit, het ontladen en de ontvangst op de eindbestemming van radioactieve stoffen. Dit houdt uiteraard in dat dit besluit op meerdere soorten organisaties van toepassing is dan het huidige hoofdstuk VII van het ARBIS. Op dit vlak houdt het besluit een uitbreiding in ten opzichte van de bestaande regelgeving.
Dit vervoer moet ook ruimer gezien worden dan het "nationaal en internationaal nucleair vervoer" dat gedefinieerd is in de wet van 15/04/1994. Deze definities zijn specifiek gericht op het verplaatsen van nucleair materiaal in het kader van de beveiliging van deze transporten en maken maar een klein deel uit van het vervoer dat geviseerd wordt door dit besluit.
Gezien het vervoer van radioactieve stoffen ingebed is in internationale conventies, akkoorden en Europese richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke goederen is er in dit besluit dan ook sprake van het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 en niet van het vervoer van radioactieve stoffen. Met dit besluit worden de bepalingen van deze internationale regelgevingen ook van toepassing voor het vervoer van alle gevaarlijke goederen van de klasse 7 op Belgisch grondgebied. Dit is een absolute noodzaak gezien de internationale context van deze transporten. Dit houdt uiteraard ook in dat de terminologie en definities vaak ingegeven werden door deze internationale regelgevingen. Er werd bewust gekozen om de internationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 als leidraad te gebruiken om te vermijden dat er verschillen ontstaan tussen de landen betrokken bij een internationaal vervoer van klasse 7 gevaarlijke goederen. Deze keuze werd ook ingegeven door het feit dat de organisaties waarop dit besluit van toepassing is, vertrouwd zijn met deze internationale regelgeving en minder met de nationale regelgeving stralingsbescherming. Omwille van deze redenen zal er in dit besluit geen verwijzing meer zijn naar specifieke gebruiksdefinities van radioactieve stoffen zoals bijvoorbeeld ingekapselde bronnen, radio-isotopen,... maar zal er sprake zijn van specifieke transporttermen zoals: speciale vorm radioactief materiaal, UN-nummers, transportindex,...
Stralingsbescherming Daar blootstelling aan ioniserende stralingen schadelijk kan zijn, maar ook noodzakelijk (zoals in de geneeskunde), is de reglementering inzake stralingsbescherming gebaseerd op twee basisprincipes, d.i. het justificatiebeginsel en het optimaliseringsprincipe, waar over beide een internationale consensus bestaat.
Het justificatiebeginsel, zoals gedefinieerd in Richtlijn 96/29/Euratom, houdt in dat de verschillende activiteiten met een blootstelling aan ioniserende stralingen tot gevolg, moeten kunnen "worden gerechtvaardigd door de economische, sociale en andere voordelen af te wegen tegen de gezondheidsschade die zij kunnen toebrengen".
Het ALARA-beginsel of optimaliseringsprincipe, houdt in dat de blootstellingen niet alleen gerechtvaardigd moeten worden, maar wat meer is, dat ze "zo laag wordt gehouden als redelijkerwijze mogelijk is, economische en sociale factoren in aanmerking genomen".
Deze beginselen zijn geconcretiseerd in de reglementering van nucleaire activiteiten op internationaal, Europees en nationaal vlak.
In het Belgisch recht zijn deze beginselen neergelegd in artikel 20.1.1.1. a en b van het ARBIS, dat de omzetting vormt van Richtlijn 96/29/Euratom.
In de nieuwe basisnormen die vastgelegd zijn in de richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013, blijven deze principes gehandhaafd.
Het transport van radioactieve stoffen wordt algemeen gezien als noodzakelijk en is derhalve gerechtvaardigd in het kader van activiteiten die te maken hebben met het gebruik van radioactief materiaal in de medische sector, landbouwsector, industrie, onderzoek en het opwekken van nucleaire energie.
Het rechtvaardigingsbeginsel houdt in dat de verschillende soorten handelingen die kunnen leiden tot een blootstelling aan ioniserende stralingen, vooraleer ze de eerste maal worden vergund of worden aangenomen voor veralgemeend gebruik, moeten worden gerechtvaardigd door de voordelen die ze bieden, nadat met alle voor- en nadelen werd rekening gehouden, deze op het gebied van de gezondheid inbegrepen.
Welnu, het vervoer van radioactieve stoffen is reeds lang internationaal aanvaard en een individuele rechtvaardiging voor ieder vervoer is geen vereiste. In dit besluit wordt er daarom geen aparte en voorafgaandelijke justificatie voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 gevraagd. De praktijk, inclusief het vervoer, is immers als gerechtvaardigd beoordeeld.
Principes van het internationaal vervoer De veiligheid van het vervoer van radioactieve stoffen is in de internationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen gebaseerd op 3 assen: ? Het collo. ? De betrouwbaarheid van het vervoer. ? Preventie en beheer van incidenten en ongevallen.
Het collo zijnde de verpakking met zijn radioactieve inhoud. Hoe meer radioactieve stoffen er in een verpakking vervoerd zullen worden, hoe hoger de eisen zijn die aan het verpakkingsmateriaal zullen gesteld worden. De veiligheid van het vervoer moet zowel in routine transportomstandigheden, normale omstandigheden (= routine maar inclusief kleine incidenten) als in ongevalsomstandigheden gegarandeerd blijven.
Deze bescherming wordt verkregen door beperking van de 4 risico's: ? De insluiting van de radioactieve inhoud; ? De beheersing van de intensiteit van de externe straling; ? Het voorkomen van criticaliteit; ? De preventie van de schade veroorzaakt door de warmteafgifte.
Gezien de veiligheid en ook de stralingsbescherming bepaald wordt door het correct gebruik van het collo, is de stralingsbescherming van de betrokkenen minder afhankelijk van het vervoersmiddel. De maximale intensiteit die aan de buitenzijde van een collo mag gemeten worden is onafhankelijk van het vervoersmiddel waarmee het vervoerd zal worden.
Uiteraard worden er voor de verschillende vervoersmiddelen bijkomende stralingslimieten opgelegd in functie van de plaats waar er contact met het publiek mogelijk is.
Voor wat betreft de betrouwbaarheid van het vervoer is het van belang dat alle betrokken actoren de regels die voorzien zijn in de internationale en nationale reglementen naleven. Om die reden werd ook het toepassingsgebied van dit besluit uitgebreid naar o.a. de organisaties betrokken bij de behandelingen van colli tijdens het multimodale vervoer of tijdens het wijzigen van vervoermiddel voor het maritieme en luchtvervoer. De afzenders van colli met gevaarlijke goederen van de klasse 7 werden niet expliciet opgenomen in dit besluit gezien zij reeds onderworpen zijn aan een vergunningsplicht via hoofdstuk II van het algemeen reglement. Zij worden wel expliciet opgenomen in de jaarlijkse inspectieplannen voor wat betreft hun verantwoordelijkheid bij het klaarmaken van colli (verpakkingen met de radioactieve stoffen) voor verzending.
Principes van het nieuwe koninklijke besluit Op basis van dit koninklijk besluit moet er geen verplichte route worden opgelegd die moet worden gevolgd bij het uitvoeren van transporten van gevaarlijke goederen van de klasse 7. Voor het wegvervoer is er in de wegcode een verplichting ingeschreven om zoveel mogelijk de autosnelwegen te gebruiken. De wijze waarop een zending gevaarlijke goederen van de klasse 7 vervoerd wordt, dient bepaald te worden door de afzender en is in een internationale context vaak afhankelijk van de bereidwilligheid van o.a. luchtvervoerders of maritieme lijnen om deze goederen te accepteren. Omwille van veiligheids-of beveiligingsredenen kunnen er voor specifieke transporten wel bijkomende voorwaarden opgelegd worden door de bevoegde overheid (FANC) die eventueel ook met de routing te maken kunnen hebben.
Onder "veiligheid", in het Frans voor toepassing van dit besluit "sûreté", verstaan we het creëren van omstandigheden, het voorkomen van ongevallen of het beperken van de gevolgen van ongevallen met als doel bescherming van de werkers, bevolking en leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen. Onder "beveiliging", in het frans voor dit besluit "sécurité", verstaan we eerder het voorkomen, detecteren alsook een antwoord bieden op diefstal van, sabotage van, illegale toegang tot gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Het huidige toezichtsysteem is gebaseerd op voornamelijk het afleveren van vergunningen aan vervoerders gecombineerd met terreininspecties.
Het doel is om van dit voornamelijk administratief vergunningsgebaseerd systeem over te schakelen naar een systeem waarbij iedere organisatie betrokken bij het vervoer gekend en erkend wordt met daarnaast een focus op verschillende soorten inspecties, en dit zonder verlies aan kwaliteit van informatie en gebaseerd op een geïntegreerde en graduele aanpak.
Iedere vervoerder of iedere organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dient erkend te zijn.
Met deze laatste organisaties worden deze bedoeld die zelf niet vervoeren maar wel overlaadoperaties uitvoeren tussen de verschillende vervoerswijzen zoals bvb kaai-uitbaters in de haven inclusief de havenarbeiders of afhandelaars op de luchthaven. (voor het maritiem en het luchtvervoer wordt het overladen tussen vliegtuigen of schepen ook door deze organisaties uitgevoerd).
Onderbrekingen van transport zijn eveneens voorzien in dit besluit. De onderbrekingssites dienen goedgekeurd te worden.
De erkenningen zullen afgeleverd worden volgens het principe van een graduele aanpak. Deze graduele aanpak wordt ingevoerd door UN-groepen waarvoor vervoerders zich kunnen laten erkennen. Deze UN-groepen worden bepaald rekening houdend met de aard en de specifieke risico's verbonden aan de stoffen die ze bevatten en zijn samengesteld uit UN-nummers. Deze laatste nummers worden in de internationale regelgevingen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen gegeven aan elke gevaarlijke stof zodat een unieke identificatie van elk gevaarlijk goed mogelijk is. De UN-groep 1 bevat deze radioactieve stoffen waarbij er tijdens het vervoer enkel met een beperkt radiologisch risico rekening dient gehouden te worden, alsook alle andere gevaarlijke goederen waarbij klasse 7 als nevenrisico wordt beschouwd. De UN-groep 2 bevat de radioactieve stoffen met een groter radiologisch risico. Bij het vervoer van stoffen uit UN-groep 3 moet er tijdens het vervoer niet alleen met een radiologisch risico rekening houden maar ook met een criticaliteitsrisico. UN-groep 4 bevat uraanhexafluoride waar er naast het radiologische vooral een chemisch risico aanwezig is, en afhankelijk van de verrijkingsgraad ook een criticaliteitsrisico.
De organisaties betrokken bij het laden en lossen kunnen geconfronteerd worden met elk van deze UN-groepen. Hiervoor werd dan ook een erkenning ingevoerd onafhankelijk van de klasse 7 gevaarlijke goederen die behandeld worden maar veeleer toegespitst op de behandelingen en manipulaties die moeten uitgevoerd worden en de wijze waarop ze uitgevoerd worden.
Tijdens het erkenningsproces zal er voornamelijk nagegaan worden of de organisatie die de erkenning vraagt, alle mogelijk processen en procedures in plaats heeft om te garanderen dat zij de activiteit waarvoor de erkenning gevraagd wordt op een veilige en reglementaire wijze kan uitvoeren.
Naast de erkenningen van de organisatie blijven er ook in dit besluit een aantal transporten aan een voorafgaandelijke vergunning onderworpen. Ook hier is er een graduele aanpak ingevoerd. Er werd enerzijds geopteerd om enkel de transporten te vergunnen waar vanuit radiologisch en/of beveiligingsoogpunt een voorafgaande verificatie dient te gebeuren. Anderzijds werden transporten geïdentificeerd waar er omwille van andere regelgevingen een nood is om vooraf de modaliteiten van deze transporten te vergunnen. Hierbij werd uiteraard rekening gehouden met de verplichting om bepaalde verzendingen goed te keuren in het kader van de internationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Om de graduele aanpak af te ronden zijn er nog transporten waarvoor er een melding gevraagd zal worden alvorens het vervoer mag plaatsvinden.
Ook hier is er steeds gekozen voor de transporten die omwille van stralingsbescherming, beveiliging of andere regelgevingen een bijzondere aandacht vragen.
De graduele aanpak die voorzien wordt, bevindt zich niet enkel op het niveau van de indeling van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 en de bepaling van welke transporten nog aan een vergunning onderworpen zijn maar wordt eveneens uitgewerkt in de processen en procedures die dit besluit in praktijk brengt.
Onderbrekingen van het vervoer Gezien de steeds groter wordende internationalisering van het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7, de belangrijkheid van de Belgische havens, voornamelijk de haven van Antwerpen, als Europese draaischijven voor bepaalde gevaarlijke goederen van de klasse 7, de steeds groter wordende files en het niet klokvast zijn van aanlegtijden van schepen alsook de steeds striktere eisen inzake levertermijnen, is er een noodzaak ontstaan om een reglementair kader te scheppen voor het onderbreken van transporten. Uiteraard mogen de transporten altijd onderbroken worden op plaatsen die vergund zijn in het kader van hoofdstuk II van het Algemeen reglement voor de radioactieve stoffen die vervoerd worden, te gebruiken, maar het is niet mogelijk om steeds op deze plaatsen de transporten te onderbreken. Daarom biedt dit besluit een mogelijkheid om afhankelijk van de duurtijd de transporten te onderbreken onder specifieke voorwaarden.
De definitie van onderbreking van transport is het tijdelijk onderbreken van het transport op een daarvoor bestemde plaats waarbij de colli, containers of tanks die de gevaarlijke goederen van de klasse 7 bevatten, niet van het voertuig wordt afgeladen. Tijdens de onderbreking wordt er geen manipulatie van de colli, containers of tanks voorzien. Het voertuig blijft in zijn "transportconditie" klaar om onmiddellijk zijn weg te vervolgen, waarbij wel maatregelen worden genomen om te vermijden dat onbevoegden toegang krijgen tot deze transporten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een "korte" onderbreking van minder dan 72 uren en een "langere" van meer dan 72 uren maar beperkt tot maximum 15 dagen.
Er worden strikte voorwaarden opgelegd tijdens deze onderbreking waarbij het Agentschap steeds op de hoogte moet zijn van waar deze onderbreking plaatsvinden.
De onderbreking van meer dan 72 uren kan enkel op plaatsen gebeuren die hiervoor specifiek erkend werden door het Agentschap.
Organisaties betrokken bij het multimodaal vervoer Hoofdstuk 6 van het besluit legt verplichtingen op aan een nieuwe categorie van stakeholders namelijk de organisaties die betrokken zijn bij het laden en lossen van goederen van de klasse 7 tijdens het multimodale vervoer. Het gaat hier dus over organisaties die colli, containers of tanks met gevaarlijke goederen van de klasse 7 van ene transportmodus naar een andere overladen, en voor het maritiem en luchtvervoer overladen tussen verschillende vervoersmiddelen van dezelfde vervoerswijze. Het betreft onder andere de afhandelaars op de luchthaven en de goederenbehandelaars in de havens.
Tot op heden werden zij aan geen wettelijke verplichtingen onderworpen voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Aangezien zij echter een cruciale rol spelen in het vlot verloop van het vervoer en het personeel van deze organisatie mogelijk blootgesteld kan worden aan ioniserende stralingen, dienen er aan deze organisaties de nodige aandacht besteed te worden. Zij dienen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit een erkenning te bekomen vanuit het Agentschap via een soortgelijke procedure als de vervoerders. Ze worden echter erkend voor de behandelingen die zij uitvoeren voor de verschillende transporteurs waar zij contracten mee afsluiten. 3. Specifieke toelichtingen Voor de opbouw van het besluit werd geopteerd om, na enkele algemene bepalingen, de indeling te baseren op de verplichtingen die opgelegd worden aan de verschillende stakeholders om alzo de leesbaarheid en praktische bruikbaarheid van het besluit te verhogen.Er werd ook voor geopteerd om de bijbehorende besluiten van het Agentschap via deze hoofdstukken in te delen.
Hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit bepaalt het toepassingsgebied.
Artikel 1 bepaalt dat het koninklijk besluit een gedeeltelijke omzetting van 2 Europese richtlijnen omvat.
Artikel 2 bepaalt dat het vervoer alle vervoerswijzen en vervoersmiddelen afdekt maar dat ook het ontwerp van modellen van collo, de fabricage, onderhoud en reparatie van verpakkingen onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen, zoals voorzien in de internationale regelgeving.
Verder bepaalt dit artikel dat voor zowel nationaal als internationaal vervoer van kernmaterialen, de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 ook van toepassing zijn.
Artikel 3 sluit de transporten uit die uitgevoerd worden door de Belgische of buitenlandse krijgsmacht, gezien de bevoegdheden van het Agentschap het militaire domein niet bestrijken. Naar aanleiding van aanbeveling II.2.4 van de Hoge gezondheidsraad (HGR) werd in dit artikel enkel de transporten uitgesloten die door de Belgische of Buitenlandse krijgsmachten effectief worden uitgevoerd. Dit laat het Agentschap toe om toe te zien op transporten die door vervoerders, extern aan de krijgsmacht, worden uitgevoerd en alzo voor de nodige stralingsbescherming voor deze werknemers te zorgen.
Artikel 4 bevat de in de internationale regelgeving opgenomen gevallen waarop het reglement voor het vervoer van radioactieve stoffen niet van toepassing is.
Een bijzondere vrijstelling is deze voor stoffelijke overschotten van personen (lijken) en dieren (krengen) die een behandeling met radioactieve stoffen kregen voor hun overlijden. Deze stoffelijke overschotten bevatten in een aantal gevallen nog radioactieve stoffen in hoeveelheden die vanuit stralingsbeschermingsoogpunt niet mag verwaarloosd worden maar waar de nodige maatregelen tijdens het vervoer van deze stoffelijk overschotten genomen worden in het kader van de vrijgave van deze stoffelijke overschotten.
Hoofdstuk 2 artikel 5 bevat de definities van toepassing op dit koninklijk besluit. Enerzijds zijn deze die opgenomen zijn in het Algemeen besluit van toepassing alsook deze van de internationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen en anderzijds zijn er specifieke definities toegevoegd.
De definitie van gevaarlijke goederen van de klasse 7 moet de huidige twijfelachtige toestand verhelpen waarbij sommige afzenders hun radioactieve stoffen klasseren volgens de internationale regelgeving binnen de klasse 7 door er een UN-nummer aan toe te kennen maar anderzijds verklaren dat de totale activiteit lager ligt dan de vrijstellingsniveau's waardoor er volgens de huidige Belgische regelgeving geen vervoervergunning nodig is. Dit komt nu vooral voor bij "lege verpakkingen" die radioactieve stoffen bevat hebben en teruggestuurd worden naar de oorspronkelijke afzender voor hergebruik.
Door nu enkel nog te verwijzen naar gevaarlijke goederen van de klasse 7 is de situatie duidelijk. Van het ogenblik dat er aan een radioactieve stof een UN-nummer van de klasse 7 wordt toegekend, is het voorgelegde besluit van toepassing. De specifieke situatie waar de klasse van het hoofdgevaar niet de klasse 7 is maar waar de klasse 7 wel als nevenrisico wordt aangeduid wordt eveneens afgedekt door dit besluit. (bvb UN 3507).
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de HGR werden de volgende definities aangepast: Multimodaal vervoer en Organisatie betrokken bij het multimodale vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7: in deze definities werden het wisselen van vervoersmiddelen binnen het maritieme vervoer en het luchtvervoer toegevoegd. Deze wisselingen gebeuren ook via een organisatie op kaai of in de luchthaven en dient eveneens deel uit te maken van het erkennings- en/of vergunningsproces.
Verder werden de definities van veiligheidsoptiesdossier en veiligheidsdossier verduidelijkt zoals aangegeven in aanbeveling II.2.7 van de HGR. Hoofdstuk 3, afdeling 3.1 bevat algemene bepalingen.
Artikel 6 bepaalt dat het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 in overeenstemming moet zijn met de internationale regelgevingen.
Artikel 7 bepaalt dat het vervoer, de behandeling en onderbrekingen op Belgisch grondgebied enkel mogen geschieden door organisaties die beschikken over een erkenning van het Agentschap. Verder wordt ook vermeld dat de organisaties die de colli, containers of tanks voorbereiden, met andere woorden de afzenders, hiervoor geen aparte erkenning moeten aanvragen voor zover zij reeds beschikken over een vergunning in het kader van hoofdstuk II van het algemeen reglement.
Het is wel voorzien in de interne processen van het Agentschap dat deze afzenders zullen geïnspecteerd worden naar het respecteren van de specifieke verantwoordelijkheden voor het klaarmaken van deze colli.
Artikel 8 bepaalt dat het Agentschap de bevoegde overheid is voor wat betreft de gevaarlijke goederen van de klasse 7 wanneer er in de internationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen bevoegdheden worden toevertrouwd aan de bevoegde overheid.
Artikel 9 bepaalt dat het verplaatsen van radioactieve stoffen binnen een ingedeelde inrichting niet onder dit besluit valt voor zover er geen gebruik wordt gemaakt van het openbare wegennet (of spoorwegen of waterwegen). Dit vervoer dient onder de verantwoordelijkheid van de exploitant uitgevoerd te worden. De Dienst fysische controle van de exploitant dient de voorwaarden voor deze transporten goed te keuren.
Artikel 10 bepaalt dat transporten die onderbroken worden op Belgisch grondgebied aan de bepalingen van hoofdstuk 5 moeten voldoen.
Artikel 11 bepaalt dat de beveiliging van de transporten van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dient te voldoen aan de bepalingen opgenomen in de verschillende internationale regelgevingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen. Het Agentschap kan reglementen opstellen over de wijze waarop deze bepalingen kunnen gerespecteerd worden, alsook de modaliteiten en de vormen bepalen volgens welke het voorziene beveiligingsplan dient opgesteld en eventueel aan het Agentschap voorgelegd te worden.
Artikel 12 bepaalt dat zowel ter verhoging van de veiligheid als van de beveiliging het Agentschap bestaande vergunningen, erkenningen en goedkeuringen kan wijzigen, aanvullen of indien nodig kunnen er ook nieuwe voorwaarden opgelegd worden. Deze bepaling is nodig om indien de omstandigheden, zowel naar veiligheid als naar beveiliging, erom vragen, snel en efficiënt te kunnen ingrijpen.
De HGR stelt in zijn aanbeveling II.2.8 dat de bevoegdheden van het Agentschap in art. 12 dienen beperkt te worden. Dit lijkt een bijna onmogelijke opdracht om reeds op voorhand te voorzien welke de domeinen zijn waarbinnen eventuele bijkomende voorwaarden moeten opgelegd worden. Deze zullen in de toekomst bepaald worden door inderdaad specifieke omstandigheden die niet te voorzien zijn alsook voortvloeien uit de ervaringsfeedback. Deze omschrijving is vaag en wordt daarom niet in het betrokken artikel opgenomen.
Artikel 13 bevat de bepaling uit artikel 1.5 en artikel 5 van de richtlijn 2008/68/EG en is hiermee dan ook omgezet.
Hoofdstuk 3, afdeling 3.2, artikelen 14 tot en met 16, bevatten bepalingen voor wat betreft het vervoer over de weg, het spoor of en binnenwateren. Deze bepalingen vloeien rechtstreeks voort uit de omzetting van de richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land om voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7. Deze bepalingen werden gestroomlijnd met de omzetting van deze richtlijn voor de andere gevaarlijke goederen.
Artikel 17 houdt een bepaling in betreffende de samenladingsverboden.
Hoofdstuk 4 bevat alle verplichtingen die een vervoerder dient te respecteren om gevaarlijke goederen van de klasse 7 te mogen vervoeren op Belgisch grondgebied. De structuur van dit hoofdstuk wordt in de hoofdstukken 5 en 6 herhaalt voor de andere betrokkenen. Het doel om deze bepalingen steeds te herhalen is om de leesbaarheid van de tekst voor de specifieke doelgroep te vergroten door alle bepalingen die de doelgroep aangaat samen te houden.
Artikel 18 legt aan een vervoerder, eender welke vervoerswijze, de verplichting op om erkend te worden alvorens een vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 mag uitgevoerd worden. Deze erkenning kan vervangen worden door een vergunning in het geval het een éénmalig vervoer betreft.
Artikel 19 bepaalt de voorwaarden waaraan een vervoerder minimaal moet voldoen om erkend te kunnen worden, nl het beschikken over: ? een stralingsbeschermingsprogramma, ? een beheersysteem, ? een noodprocedure, ? een aangestelde van het vervoer ? een dienst fysische controle en ? een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid.
Deze voorwaarden vloeien voort uit de verplichtingen die reeds zijn opgenomen in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen alsook uit bepalingen opgenomen in het algemeen reglement.
Dit artikel bepaalt ook dat het Agentschap reglementen kan opstellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze voorwaarden zijn algemeen voor alle vervoerders maar zullen ook verder voor de andere betrokken organisaties gelden die een erkenning moeten bekomen.
Artikel 20 bepaalt dat de erkenning die door de vervoeder dient bekomen te worden beperkt kan zijn tot één of meerdere UN-groepen en eventueel tot één of meerdere UN-nummers binnen een zelfde groep (aanbeveling II.2.12 van de HGR). De opgenomen UN-groepen zijn bepaald rekening houdend met de aard en de specifieke risico's verbonden aan de stoffen die ze bevatten (conform de aanbeveling II.2.11 van de HGR), en zijn samengesteld uit UN-nummers.
De indeling van de UN-nummers in de UN-groepen wordt vastgesteld door het Agentschap gezien deze UN-nummers internationaal worden bepaald en er in principe elke 2 jaar wijzigingen kunnen voorkomen.
Deze indeling geeft ook vorm aan de graduele aanpak die voorzien is in het geheel van besluit. Op basis van deze indeling zal de inhoud van het stralingsbeschermingsprogramma, het beheersysteem en de noodprocedure meer of minder uitgebreid zijn.
In afdeling 4.2 wordt de erkenningsprocedure bepaald.
Artikel 21 stelt dat het Agentschap de inhoud en de modaliteiten zal bepalen van de aanvraag tot erkenning in een besluit van het Agentschap. De informatie die gevraagd zal worden kan verschillen in functie van de vervoerswijze alsook van de UN-groepen waarvoor de erkenning zal kunnen gevraagd worden. De informatie die gevraagd zal worden moet enerzijds toelaten om een beeld te vormen van de betrokken vervoerder en welke transporten deze wil uitvoeren en anderzijds moet deze informatie toelaten de aanvraag tot erkenning te kunnen beoordelen op het respecteren van de bepalingen voorzien in artikel 19.
Artikel 22 stelt dat het Agentschap een formulier voor deze aanvraag zal ontwikkelen en de modaliteiten van indienen zal bepalen in een apart besluit van het Agentschap.
De termijn die in artikel 23 aan het Agentschap wordt gegeven om een beslissing te nemen in een erkenningsdossier is 3 maanden. Uiteraard is dit te tellen vanaf het ogenblik dat de aanvraag volledig is. In de processen van het Agentschap zal voorzien worden dat de volledigheid van het dossier bevestigt wordt aan de aanvrager. Deze periode kan voor de vervoerders die de minst risicovolle stoffen vervoeren ingekort worden tot maximum 1 maand. Voor de aanvragen van erkenning waar het Agentschap de termijn van 3 maanden niet kan respecteren moet het overschrijden van deze periode gerechtvaardigd zijn door de technische analyse van het dossier, waardoor er tussen het Agentschap en de aanvrager nog onduidelijkheden moeten uitgeklaard worden. Dit principe geldt voor elke aanvraag in dit besluit waarbij de voorgestelde termijnen niet gerespecteerd kunnen worden.
Artikel 24 stelt dat bij een gunstige evaluatie het Agentschap een erkenningsbesluit aflevert en aan de aanvrager toestuurt.
Artikel 25 stelt welke de beperkingen zijn die in een erkenningsbesluit kunnen worden opgenomen. Het gaat over de geldigheidsdatum die maximaal 5 jaar bedraagt. Deze geldigheidsperiode kan meer beperkt worden wanneer deze gemotiveerd wordt door het Agentschap. Ook de gevraagde UN-groepen en/of UN-nummers kunnen meer beperkt worden dan gevraagd mits motivatie. Het Agentschap kan ook bijkomende voorwaarden opleggen die betrekking hebben op onder andere de elementen opgenomen in dit artikel. Deze lijst is echter niet limitatief.
Artikel 26 bevat de procedure die voorzien is wanneer de beslissing van het Agentschap ongunstig is. Afdeling 4.3 bevat de procedure in geval van een wijziging van
erkenning.
Artikel 27 stelt dat wijzigingen in de informatie die bij de aanvraag tot erkenning werden verstrekt en die zodanig zijn dat het beschikkende deel van het erkenningsbesluit moet aangepast worden het voorwerp moet uitmaken van een aanvraag tot wijziging van de erkenning. Uiteraard dient deze aanvraag de gegevens te bevatten die gewijzigd zijn en dient deze aanvraag zo snel als mogelijk ingediend te worden. Het Agentschap stelt hiervoor eveneens een formulier op en stelt ook eventuele modaliteiten voor het indienen van de aanvraag vast.
Artikel 28 stelt de beslissingstermijn van 2 maanden vast. Een langere termijn moet gerechtvaardigd worden op dezelfde wijze als in artikel 23.
Artikelen 29 en 30 stellen analoog aan artikelen 24 en 25 de procedure vast bij gunstige beslissing. De geldigheidstermijn van een gewijzigd erkenningsbesluit is dezelfde als de oorspronkelijke erkenning. Als de wijziging samen met de verlenging gevraagd wordt is deze maximaal 5 jaar geldig.
Artikel 31 stelt analoog aan artikel 26 de procedure voor ongunstige beslissing vast.
Artikel 32 geeft de bevoegdheid aan het Agentschap om te bepalen welke wijzigingen van de informatie die verstrekt werd bij de aanvraag tot erkenning maar die niet leiden tot een wijziging van het erkenningsbesluit toch onverwijld aan het Agentschap dienen gemeld te worden. Afdeling 4.4 bevat de procedure bij verlenging van de erkenning.
Artikel 33 stelt de periode vast waarbinnen een erkende vervoerder de verlenging van zijn erkenning dient aan te vragen. Deze termijn moet het Agentschap toelaten de aanvragen te behandelen en de actualisatie van de gegevens te verwerken. Ook voor de verlenging zal het Agentschap een formulier opstellen.
De artikelen 34 tot en met 36 bevatten analoog aan artikelen 28 tot en met 31 de procedure bij gunstige en bij ongunstige beslissing. Afdeling 4.5, artikel 37, legt een strikte verplichting op voor wat
betreft de rapportering aan het Agentschap die iedere erkende vervoerder dient toe te sturen. Deze rapporten moeten het Agentschap de mogelijkheid geven om te analyseren wie/wat/wanneer en hoe vervoerd heeft, om daaruit o.a. de steeds wederkerende vervoerstromen te kunnen analyseren. Het Agentschap stelt hiervoor een formulier op alsook eventuele modaliteiten voor het indienen ervan. Afdeling 4.6 behandelt de transporten die nog aan een voorafgaandelijk
vergunning onderworpen zullen worden.
Onderafdeling 4.6.1, artikel 38, deelt de transporten die vergunningsplichtig zijn in, in 3 grote categorieën: ? In eerste instantie de groep van transporten die volgens de internationale regelgevingen goedgekeurd dienen te worden door de bevoegde overheden van alle landen die door het vervoer worden aangedaan. Men spreekt hier over een goedkeuring voor verzending. Een bijzondere aandacht gaat in deze categorie naar de goedkeuring voor verzending bij speciale overeenkomst. Hierbij is het op voorhand geweten dat niet aan alle reglementaire bepalingen kan voldaan worden.
Het is aan de aanvrager om compenserende maatregelen voor te stellen om een equivalent veiligheidsniveau te kunnen garanderen. Bij het afvoeren van oude radioactieve bronnen naar een afvalverwerker dient vaak gebruik gemaakt te worden van deze mogelijkheid. Ook bij de toekomstige ontmanteling van de kerncentrales zal er van deze mogelijkheid gebruik moeten gemaakt worden om onderdelen op een veilige wijze af te voeren. Van de voorgestelde compenserende maatregelen moet er een grondige analyse gemaakt worden waardoor de analysetijd voor het aanvraagdossier langer is dan voor een standaard transport en eerder zal aanleunen aan de periode nodig voor het evalueren van een veiligheidsdossier voor de goedkeuring van een model van collo. ? De eenmalige transporten: hier gaat het over een transport dat door een niet erkende vervoerder eenmalig op Belgisch grondgebied wordt uitgevoerd. Er wordt hier vooral gedacht aan een luchtvaartmaatschappij of een maritieme lijn die uitzonderlijk gevaarlijke goederen van de klasse 7 aan boord hebben wanneer zij landen of aanmeren in België, en dit zonder de andere vervoerswijzen uit te sluiten. Deze vervoerders zullen niet het uitgebreide erkenningsproces moeten doorlopen maar het ene transport dat zij willen uitvoeren zal vooraf door het Agentschap vergund worden, waardoor er geverifieerd kan worden of aan alle reglementaire bepalingen voor het specifieke vervoer voldaan is. ? Verder zijn er de transporten waar er geoordeeld werd dat er een evaluatie moet gebeuren door het Agentschap op basis van stralingsbescherming, transportveiligheid of - beveiliging. Deze transporten mogen enkel door erkende vervoerders die ook vergund werden uitgevoerd worden. Wat wil zeggen dat deze transporten belangrijk genoeg zijn om enerzijds te verifiëren via de erkenning of de vervoerder op veilige wijze deze transporten kan uitvoeren en anderzijds op voorhand na te gaan of het specifieke of een reeks specifieke transporten aan de reglementaire bepalingen voldoet.
De aanbeveling II.2.14 van de HGR stelt dat er hier minimale vereisten op hun plaats zijn omtrent deze transporten die door het Agentschap aan vergunning onderworpen worden. Deze aanbeveling is overbodig, gezien de graduele aanpak in het geheel van deze regelgeving zodanig is opgebouwd dat het inderdaad deze transporten zijn die vanuit stralingsbeschermingsoogpunt, transportveiligheid, beveiliging van transporten en andere regelgevingen aan specifieke voorwaarden of een specifiek toezicht onderworpen moeten zijn. Het verengen van deze bepaling tot de voorbeelden opgenomen in de aanbeveling is geen goede praktijk. Uiteraard zijn de voorbeelden opgenoemd in de aanbeveling deze die in dit besluit aan vergunning onderworpen zijn. Er is geen garantie dat deze niet kunnen evolueren.
Een volgende aanbeveling van de HGR (II.2.15) betreft de gelijkschakeling tussen de vervoervergunningen en de goedkeuringscertificaten voor verzending. Dit is inderdaad het geval.
De goedkeuringscertificaten voor verzending gelden als vervoervergunning en de bepalingen in het volledige reglement die van toepassing zijn op de vergunningen zijn dit uiteraard ook op de goedkeuringscertificaten voor verzending. Op enkele plaatsen in het besluit werd dit verder duidelijk gesteld.
Onderafdeling 4.6.2 bepaalt de procedure voor de aanvraag van een vergunning of een goedkeuring voor verzending.
Artikel 39 stelt dat de aanvraag moet ingediend worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten door haar bepaald (lid 1). Deze aanvragen moeten gebeuren door de erkende vervoerder zelf, met uitzondering van de aanvragen voor een éénmalig vervoer (lid 2). In lid 3 is er een mogelijkheid geschept dat het Agentschap kan bepalen dat een andere betrokkene dan de erkende vervoerder de aanvraag kan indienen (lid 3). Het algemeen principe blijft dat de erkende vervoerder zelf over de nodige kennis moet beschikken om de aanvraag in te dienen. In specifieke gevallen is dit niet altijd het geval. We denken dan vooral aan aanvragen voor goedkeuringen voor verzending bij speciale overeenkomst. In zulke gevallen is het soms aangewezen dat de aanvraag door bvb de afzender wordt ingediend. Het is echter aan het Agentschap om daarover te oordelen. Het Agentschap behoudt zich in ieder geval het recht om met de andere betrokkenen rechtstreeks contact op te nemen om specifieke informatie te bekomen (lid 4). Welke gegevens moeten verstrekt worden zal in een besluit van het Agentschap bepaalt worden en zal zich toespitsen op de informatie betreffende het specifieke vervoer waarvoor een vergunning wordt gevraagd alsook op de verplichte informatie opgelegd door de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7. Het Agentschap zal ook voor deze aanvraag een formulier opstellen en de nodige modaliteiten voor indiening vastleggen.
De aanbeveling van de HGR II.2.16 werd verwerkt in het toevoegen van een bepaling in artikel 39 die stelt dat de aanvragen voor vergunning altijd door een erkende vervoerder dient aangevraagd te worden tenzij het een aanvraag voor eenmalig vervoer betreft.
Artikel 40 bepaalt de termijn waarbinnen het Agentschap een beslissing moet nemen over de aanvragen tot vergunning. Deze termijn wordt vastgesteld op 1 maand behalve voor de goedkeuringen voor verzending waar de termijn 6 maanden bedraagt. Dit verschil is te verklaren in het feit dat de analyse van deze internationaal vereiste goedkeuringen meer tijd vergen.
Artikelen 41 tot en met 43 bevat dezelfde procedure bij gunstige en ongunstige beslissing als voorzien voor de erkenningen, analoog aan art. 24-26.
Onderafdeling 4.6.3, artikelen 44 tot en met 48, bevatten de bepalingen betreffende de wijzigingen van vergunningen. Deze zijn analoog aan artikelen 27 tot en met 31 voorzien voor wijzigingen van erkenningen.
Onderafdeling 4.6.4, artikelen 49 tot en met 53, bevatten de bepalingen betreffende het verlengen van vergunningen. Deze zijn analoog aan artikelen 33 tot en met 36.
In afdeling 4.7.1, artikel 54, wordt de mogelijkheid gegeven aan een erkende vervoerder om transporten van gevaarlijke goederen van de klasse 7 in onderaanneming te laten uitvoeren onder voorwaarden vastgesteld door het Agentschap. De erkende vervoerder blijft verantwoordelijk voor het transport dat hij in onderaanneming geeft.
Deze onderaanneming is aan strikte condities onderworpen. Zo mogen de transporten van de hoogste categorie van fysieke beveiliging niet in onderaanneming gegeven worden.
Artikel 55 legt een verbod op aan de onderaannemer van een erkende vervoerder om de aan hem toevertrouwde transporten verder in onderaanneming te geven.
De voorwaarden voor deze onderaanneming wordt vastgelegd in afdeling 4.7.2.
Artikel 56 bepaalt dat de onderaannemers in het erkenningsbesluit van de erkende vervoerder moeten opgenomen zijn.
Artikel 57 bepaalt dat er een schriftelijke verbintenis moet zijn tussen de erkende vervoerder en zijn onderaannemers, en dat er tussen de erkende vervoerder en zijn onderaannemer duidelijkheid moet zijn over het toepassen van het stralingsbeschermingsprogramma, de noodprocedures en het beheersysteem. Afdeling 4.8, artikel 58, legt een verplichting van voormelding op
voor bepaalde transporten die plaatsvinden. Het betreft hier transporten die vanuit het oogpunt stralingsbescherming, transportveiligheid of transportbeveiliging een specifieke opvolging vereisen. Of waarbij dit nodig wordt geacht vanwege de aard van de risico's die de vervoerder goederen met zich meebrengen.
Dit systeem van voormeldingen vervolledigt de graduele aanpak.
Deze voormeldingen moeten het Agentschap toelaten op een makkelijke wijze de inspecties van belangrijke transporten te organiseren. Het Agentschap zal voor deze voormeldingen een specifiek formulier opstellen en de modaliteiten voor het versturen van deze meldingen bepalen. Afdeling 4.9, artikel 59, bepaalt de verantwoordelijkheid van de
erkende vervoerder die gevaarlijke goederen van de klasse 7 het Belgische grondgebied binnenbrengt en waar er nog een aansluitend vervoer georganiseerd moet worden. Volgens dit artikel moet deze vervoerder er zich van vergewissen dat er een vlot en reglementair transport en overslag kan plaatsvinden. En dit voordat hij de stoffen het Belgische grondgebied binnenbrengt.
Hoofdstuk 5 van het besluit behandelt de verplichtingen bij onderbrekingen van transporten, met uitzondering van de opslag in transit, waar de colli tussen 2 vervoerswijzen of bij wijziging van vervoersmiddel voor het maritiem en luchtvervoer, voor een korte tijd moeten opgeslagen worden. Deze opslag in transit wordt behandeld in hoofdstuk 6. Afdeling 5.1, artikel 60, bepaalt dat onderbrekingen van transporten
die langer duren dan 72 uren mogen enkel onderbroken worden op een erkende onderbrekingssite of in een ingedeelde inrichting. De onderbrekingen op een onderbrekingssite mogen maximaal 15 dagen duren.
Transporten van nucleaire materialen van de hoogste beveiligingsgroep mogen slechts onderbroken worden mits expliciete toelating van het Agentschap.
Artikel 61 bepaalt naar analogie van artikel 19 welke de voorwaarden zijn om een erkenning te krijgen. Deze voorwaarden zijn gelijkaardig als deze voor een vervoerder maar dan toegespitst op de onderbreking van het vervoer.
Artikel 62 verbiedt het openen van de colli, containers of tanks tijdens de onderbreking.
Artikel 63 stelt dat het Agentschap verdere voorwaarden en voorschriften kan bepalen waaraan moet voldaan zijn tijdens de onderbrekingen. Deze zullen in een besluit van het Agentschap worden vastgelegd.
Onderafdeling 5.1.2, artikelen 64 tot en met 68, bevatten de procedure voor het aanvragen en bekomen van de erkenning. Deze zijn analoog aan artikelen 21 tot en met 26.
Onderafdeling 5.1.3, artikelen 69 tot en met 74, bevatten de procedure bij wijzigingen van de erkenning, analoog aan artikelen 27 tot en met 32.
Onderafdeling 5.1.4, artikelen 75 tot en met 79, bevatten de procedure bij verlenging van de erkenning, analoog aan artikel 33 tot en met 36 Afdeling 5.2, artikel 80, stelt dat het Agentschap haar akkoord moet
geven voor onderbrekingen van transporten voor minder dan 72 uren en dat deze onderbreking moet gemeld worden aan het Agentschap. Het Agentschap kan voorwaarden opleggen aan deze onderbrekingen.
Hoofdstuk 6 van het besluit legt verplichtingen op aan een nieuwe categorie van stakeholders namelijk de organisaties die betrokken zijn bij het laden en lossen van gevaarlijke goederen van de klasse 7 tijdens het multimodale vervoer. Afdeling 6.1, artikel 81, legt aan elke organisatie betrokken bij de
behandeling van gevaarlijke goederen van de klasse 7, de verplichting op om erkend te worden alvorens een behandeling van gevaarlijke goederen van de klasse 7 mag uitgevoerd worden.
Artikel 82 bevat naar analogie van artikelen 19 en 61 de elementen waarover deze organisaties dienen te beschikken alvorens een erkenning te kunnen bekomen. Afdeling 6.2, artikelen 83 tot en met 89, bevatten naar analogie van
artikelen 21 tot en met 26 en 64 tot en met 68 de procedure voor aanvraag van erkenning. Afdeling 6.3, artikelen 90 tot en met 95, bevatten naar analogie van
artikelen 27 tot en met 32 en 69 tot en met 74 de procedure voor de wijziging van de erkenning. Afdeling 6.4, artikelen 96 tot en met 99, bevatten naar analogie van
artikelen 33 tot en met 36 en 75 tot en met 79 de procedure voor de verlenging van de erkenning. Afdeling 6.5, onderafdeling 6.5.1, artikel 100, bevat de mogelijkheid
voor de organisaties betrokken bij het behandelen van de colli, containers of tanks met gevaarlijke goederen van de klasse 7 om voor een beperkt aantal manipulaties een vergunning te bekomen via een aangepast proces. Dit is het equivalent van de vergunning voor eenmalig vervoer bij de vervoerder. Gezien de organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer voor meerdere vervoerders kan werken is de maximale frequentie verhoogd. De bedoeling is dat er maximaal 4 keer per 12 glijdende maanden een vergunning kan bekomen worden om voor een specifiek vervoer de behandeling te verzorgen volgens een case by case benadering. Indien er meer dan 4 behandelingen voorzien worden per 12 glijdende maanden dient een erkenning aangevraagd te worden.
Onderafdeling 6.5.2, artikelen 101 tot en met 105, bevat de procedure voor het bekomen van de vergunning. Afdeling 6.6, artikel 106, behandelt de opslag in transit. Hiermee
wordt bedoeld een korte opslag tussen verschillende vervoerswijzen of bij wijziging van vervoersmiddel bij het maritiem of luchtvervoer. Het algemeen principe bij multimodaal vervoer blijft dat de aansluiting van de verschillende vervoerswijzen of vervoersmiddelen onmiddellijk dient te gebeuren. In praktijk is dit niet altijd haalbaar. In de gevallen waar de rechtstreekse overslag niet mogelijk is moet de opslag in transit zo kort mogelijk gehouden worden. Het Agentschap kan verdere modaliteiten bepalen voor deze opslag in transit. Deze opslag dient deel uit te maken van het erkenningsdossier van de organisaties betrokken bij het behandelen van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Naar aanleiding van de aanbeveling van de HGR betreffende het multimodale vervoer werd het hoofdstuk nog een grondig nagekeken en omwille van harmonisatie o.a. met hoofdstuk 4 werd er een specifieke sectie toegevoegd 6.7 betreffende onderaanneming die uiteraard ook voor deze organisaties mogelijk moet zijn.
Artikelen 107 tot en met 108 bevatten naar analogie van artikelen 54 en 55 de mogelijkheid om de behandeling van colli met gevaarlijke goederen van de klasse 7 in onderaanneming te geven. Alsook het verbod voor de onderaannemer om de behandelingen verder te geven. De voorwaarden voor deze onderaanneming zullen verder uitgewerkt worden in een besluit van het Agentschap zoals ook voor de vervoerders voorzien is.
Artikelen 109 en 110 zijn analoog aan artikelen 56 en 57 en bevatten de voorwaarden voor deze onderaanneming.
Hoofdstuk 7 bevat de verplichtingen voor de aanvragers van goedkeuringen voor modellen van collo voor het vervoer van gevaarlijk goederen van de klasse 7. Het goedkeuren van modellen van collo vloeit rechtstreeks voort uit de internationale reglementering voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7. Volgens deze regelgeving bestaan er unilaterale goedkeuringen en multilaterale goedkeuringen. In het ene geval moet er enkel door de bevoegde overheid van het land van oorsprong een goedkeuring afgeleverd worden, in het andere geval moeten de overheden van elk land dat door het transport wordt aangedaan een goedkeuring afleveren voor het model van collo. Het land van oorsprong wordt beschouwd als het land waar de ontwerper van het model van collo zich bevindt.
Artikel 111 bepaalt dat de aanvragen voor goedkeuring van modellen van collo bij het Agentschap moeten ingediend worden alsook wie deze aanvraag moet indienen. In de 3de alinea van artikel 111 wordt ook bepaald dat als België het land van oorsprong is van een model van collo of wanneer er een buitenlands model van collo op Belgisch grondgebied gebruikt wordt voor een stockage langer dan 1 jaar (in dat geval gaat het meestal om de dual purpose casks) het Agentschap reeds in een vroegere fase van het ontwerp dient betrokken te worden, namelijk reeds bij het opstellen van het zogenoemde veiligheidsoptiesdossier. Deze bepaling maakt het mogelijk om veiligheidsissues reeds in een vroeg stadium te bespreken tussen de ontwerper en het Agentschap dat uiteindelijk de goedkeuring moet verstrekken. De inhoud van dit veiligheidsoptiesdossier wordt door het Agentschap bepaald.
Artikel 112 stelt dat het Agentschap de inhoud van de aanvraag tot goedkeuring kan vaststellen alsook modaliteiten kan opstellen voor het indienen ervan.
Artikel 113 bepaalt de termijn waarbinnen het Agentschap een beslissing neemt.
Artikel 114 biedt de mogelijkheid om 2 soorten certificaten af te leveren, een goedkeuringscertificaat en een validatiecertificaat. Bij deze laatste gaat het om een multilaterale goedkeuring waarbij het Agentschap het buitenlandse certificaat valideert zonder een volledige analyse van het veiligheidsdossier, dat werd uitgevoerd door de bevoegde overheid van het land van oorsprong, over te doen. Dit zal enkel maar in specifieke gevallen, waar een bijkomende analyse door Agentschap geen toegevoegde waarde heeft, toegepast worden. Deze gevallen doen zich vooral voor bij overgangsbepalingen tussen de verschillende versies van de internationale regelgeving, daar waar in de ene versie een unilaterale goedkeuring vereist is en in een volgende een multilaterale. Verder ook bij het toepassing van de regelgevingen voor de landmodes die eisen dat er een specifieke ADR/RID/ADN goedkeuring is van certificaten uitgegeven door een land dat niet tot deze conventies zijn toegetreden.
Naar aanleiding van aanbeveling II.2.18 van de HGR werd in dit artikel 114 een kortere behandelingstermijn (2 maanden ipv 12 maanden) ingevoerd voor het afleveren van validatiecertificaten. Deze kortere termijn is uiteraard verantwoord door het feit dat het Agentschap geen bijkomende analyse dient uit te voeren voor deze dossiers. Ook in artikel 118 werd deze korter termijn voor verlenging en/of wijziging van deze validatiecertificaten ingeschreven. Een omschrijving van welke dossiers onder deze validatieprocedure vallen, zoals gevraagd in aanbeveling II.2.19 werd niet opgenomen gezien deze opgenomen zullen worden in een reglement van het Agentschap.
Artikel 115 bevat de procedure bij gunstige beslissing.
Artikel 116 bevat de procedure bij ongunstige beslissing. Afdeling 7.2, artikelen 117 tot en met 119, bevatten de procedure voor
wijziging en verlenging van de goedkeuringscertificaten en validatiecertificaten, alsook de procedure in geval van ongunstige beslissing.
Hoofdstuk 8 behandelt de verplichtingen bij andere goedkeuringen die in de internationale regelgeving gedefinieerd zijn maar die relatief weinig voorkomen, en waar het vooral van belang is om te bepalen dat deze bij het Agentschap moeten ingediend worden. Het Agentschap zal de verdere modaliteiten bepalen met verwijzing naar deze internationale regelgeving.
Artikel 120 betreft de aanvraag voor het goedkeuren van een andere grenswaarde van de activiteit voor een vrijgestelde zending. Het betreft hier een goedkeuring van de activiteitswaarde voor verzendingen die vrijgesteld kunnen worden van de toepassing van het reglement op voorwaarde dat deze activiteitswaarde goedgekeurd wordt door de bevoegde overheid van elk land dat doorkruist wordt, bijvoorbeeld het vervoer van lampen die Kr-85 bevatten.
Artikel 121 betreft de aanvraag voor het goedkeuren van radioactief materiaal onder speciale vorm. Dit betreft onder andere de goedkeuring van dichtgelaste capsules die radioactieve stoffen bevatten en die de dichtheid moeten garanderen in geval van ongeval.
Artikel 122 betreft de andere goedkeuringen die in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen opgenomen zijn en niet expliciet in hoofdstuk 7 of 8 van dit besluit zijn voorzien.
Artikel 123 bevat de procedure bij gunstige beslissing.
Artikel 124 bevat de procedure bij ongunstige beslissing.
Conform de aanbevelingen II.2.20 en 21 van de HGR werd de hoorprocedure bij ongunstige beslissing ingeschreven.
Artikel 125 bepaalt de procedure bij wijziging en verlenging.
Hoofdstuk 9 behandelt diverse bepalingen die te maken hebben met modellen van collo en verpakkingen. Afdeling 9.1 handelt over verplichtingen met betrekking tot fabricage
van de verpakkingen. Het toezicht op de veiligheid van de modellen van collo die gevaarlijke goederen van de klasse 7 bevatten stopt niet bij het afleveren van een goedkeuring voor een model van collo. Eens goedgekeurd moet er verzekerd worden dat de gefabriceerde verpakkingen voldoen aan het goedgekeurd model. Om dit toezicht te kunnen uitvoeren moet het Agentschap op de hoogte kunnen zijn van deze fabricatie.
Artikel 126, 1ste lid, voert de meldingsplicht in voor de fabricatie van verpakkingen conform modellen van Belgische oorsprong. Het 2de lid voert deze verplichting in voor de fabricatie van verpakkingen conform de modellen van buitenlandse oorsprong die in België meer dan een jaar zullen opgeslagen worden.
Artikel 127 legt de verplichting op om de fabricagedossiers van iedere individuele verpakking gefabriceerd volgens een model van Belgische oorsprong te bewaren gedurende zijn volledige levensduur en deze ter beschikking te houden van het Agentschap.
Artikel 128 legt dezelfde verplichting op als in artikel 127 maar dan voor verpakkingen conform de modellen van buitenlandse oorsprong die in België meer dan een jaar zullen opgeslagen worden.
Artikel 129 bepaalt dat de fabricagedossier van verpakkingen waarvan het model van collo van Belgische oorsprong is, maar niet moet goedgekeurd worden door een bevoegde overheid, moet kunnen ter beschikking gesteld worden van het Agentschap.
In afdeling 9.2 worden een aantal meldingen aan het Agentschap opgelegd die het mogelijk moeten maken om het toezicht op verpakkingen en modellen van collo te organiseren.
Artikel 130 stelt dat het unieke serienummer dat aan elke verpakking volgens een goedgekeurd model wordt toegekend, dient medegedeeld te worden aan het Agentschap. Deze verplichting vloeit rechtstreeks voort uit de internationale regelgeving. In dit artikel wordt gespecifieerd dat deze melding enkel vereist is wanneer het gaat over verpakkingen gefabriceerd volgens een Belgisch model van collo en voor de gevallen waar het een buitenlands model is maar de eigenaar van de verpakking Belgisch is. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten van deze melding.
Artikelen 131 en 132 gaan over de melding van eerste gebruik voor de gevallen waar het een door het Agentschap goedgekeurd collo betreft respectievelijk een in het buitenland goedgekeurd model. Deze melding moet enerzijds toelaten om het laden en/of lossen van een verpakking te kunnen inspecteren of om op de hoogte te zijn van het gebruik op Belgisch grondgebied van modellen van collo goedgekeurd door een buitenlandse overheid en die niet door het Agentschap dienen goedgekeurd te worden.
Artikelen 133 en 134 voeren een meldingsplicht in voor het gebruik op Belgisch grondgebied van modellen van collo die niet onderworpen zijn aan een goedkeuring van de bevoegde overheid. Naast goedgekeurde modellen van collo zijn er ook een hele reeks modellen van collo die gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 zonder dat er een goedkeuring door een bevoegde overheid dient te gebeuren. Het is aan de ontwerper of gebruiker van deze modellen van collo om op vraag van de overheid een bewijs te kunnen leveren dat deze modellen voldoen aan de bepalingen opgenomen in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementeringen.
Het is echter wel een taak van de bevoegde overheid om er toezicht op te houden dat deze verplichting wordt nageleefd. Een eerste stap in dit toezicht is het verkrijgen van de informatie over deze modellen van collo.
Hoofdstuk 10, artikel 135, laat toe om extern advies in te kunnen winnen voor specifieke dossiers waar het Agentschap ofwel niet de kennis in huis heeft ofwel niet de ressources of competenties aanwezig heeft om bepaalde aspecten te analyseren.
Hoofdstuk 11, artikel 136, bepaalt dat het Agentschap moet ingelicht worden bij elke gebeurtenis tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 met impact op de veiligheid van het vervoer volgens de modaliteiten die het Agentschap kan vastleggen.
Artikel 137 bepaalt daarenboven als de veiligheid van de bevolking, de werknemers of het leefmilieu bedreigd wordt dit ook onmiddellijk aan het Agentschap moet gemeld worden volgens de modaliteiten vastgesteld door het Agentschap.
Hoofdstuk 12 bevat diverse slotbepalingen. Afdeling 12.1, artikel 138, bevat bepalingen voor het schorsen en
opheffen van erkenningen, vergunningen en goedkeuringen. Afdeling 12.2, artikel 139, heft hoofdstuk VII van het algemeen
reglement op. Afdeling 12.3, artikelen 140, 141 142 en 143, wijzigen bepalingen in
artikel 23 van het algemeen reglement betreffende de fysische controle. Er is hier bewust gekozen om enkel de noodzakelijke wijzigingen door te voeren om de bepalingen inzake vervoer te wijzigen. De fundamentele wijzigingen met betrekking tot fysische controle bevinden zich in een ander ontwerp besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen.
Conform de aanbeveling II.2.22 van de HGR werd de opdracht van het toezicht op het laden en lossen van gevaarlijke goederen van de klasse 7 toegevoegd aan artikel 142.
Artikel 144 behandelt de aanpassingen aan het retributiebesluit en verwijst naar tabel 6 die toegevoegd is. Naar aanleiding van de aanbeveling II.2.25 van de HGR werd een definitie van bestraalde kernbrandstof toegevoerd voor de toepassing van deze tabel. Afdeling 12.4, artikel 145, bevat de overgangsmaatregelen. Bij de
inwerkingtreding van dit besluit zullen de huidige vergunninghouders ambtshalve worden erkend tot de einddatum van hun lopende vergunning(en). De organisaties die nu niet onderworpen zijn aan een vergunning krijgen de nodige tijd om zich in orde stellen met de bepalingen van dit besluit.
Een specifieke overgangsbepaling voor goedkeuringsdossiers die reeds ingediend zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding werd toegevoegd conform de aanbeveling II.2.23 van de HGR. Afdeling 12.5, artikel 146 deze bepaling doet artikel 24bis van de wet
van 15 april 1994 in werking treden. Afdeling 12.5, artikel 147, bepaalt de inwerkingtreding van dit
besluit op de 1ste dag van de derde maand na publicatie met uitzondering van artikelen 60, 80 en 81 die op de eerste dag van de negende maand na publicatie inwerking treden. Artikel 133 treedt op de 1ste dag van het jaar volgend op publicatie in werking.
Artikel 146 treedt in werking op de dag van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse zaken, J. JAMBON
22 OKTOBER 2017. - Koninklijk besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, artikel 3, gewijzigd bij wet van 2 april 2003, artikel 4, artikel 17bis ingevoegd bij de wet van 2 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 30 maart 2011, en artikel 24bis, ingevoegd bij de wet van 7 mei 2017;
Gelet op de wet van 7 mei 2017 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wat betreft de organisatie van de fysische controle, artikel 15;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven in toepassing van de reglementering betreffende de bescherming tegen ioniserende stralingen;
Gelet op het advies van het Federaal Agentschap voor de Nucleaire Controle, gegeven op 29 juni 2016;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 11 januari 2017;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 24 januari 2017;
Gelet op de aanmelding bij de Europese Commissie, gedaan op 1 september 2016, geregistreerd op 12 september 2016, en het antwoord van de Europese Commissie van 9 januari 2017;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 april 2017;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 30 mei 2017;
Gelet op de regelgevingsimpactanalyse, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies 61.766/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 augustus 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK1. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit zet: 1° de richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land, zoals gewijzigd bij beschikking 2009/240/EG van 4 maart 2009, besluit 2010/187/EU van 25 maart 2010, richtlijn 2010/61/EU van 2 september 2010, besluit 2011/26/EU van 14 januari 2011, uitvoeringsbesluit 2012/188/EU van 4 april 2012, richtlijn 2012/45/EU van 3 december 2012, uitvoeringsbesluit 2013/218/EU van 6 mei 2013, richtlijn 2014/103/EU van 21 november 2014, uitvoeringsbesluiten (EU) 2015/217 van 10 april 2014, (EU) 2015/974 van 17 juni 2015 en (EU) 2016/629 van 20 april 2016, richtlijn (EU) 2016/2309 van 16 december 2016 en uitvoeringsbesluit (EU) 2017/695 van 7 april 2017 om, voor wat betreft de gevaarlijke goederen van de klasse 7;en, 2° de richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom om, voor wat betreft het vervoer.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 gebruik makend van eender welke vervoerswijze, en door middel van eender welk vervoersmiddel, alsook het ontwerp, de fabricage, het onderhoud en reparatie van verpakkingen en van radioactieve stoffen.
Wat het vervoer van kernmateriaal betreft, is het van toepassing onverminderd het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties.
Art. 3.Dit besluit is niet van toepassing op het vervoer op het Belgisch grondgebied van toestellen of van stoffen die ioniserende stralingen kunnen voortbrengen en dat werd bevolen of vergund door de Minister bevoegd voor Defensie of zijn gemachtigde, en wordt uitgevoerd door: 1° de Belgische krijgsmacht; of, 2° buitenlandse krijgsmachten.
Art. 4.Dit besluit is niet van toepassing op het vervoer van: 1° natuurlijke stralingsbronnen, wanneer de natuurlijke radionucliden die ze bevatten niet worden of niet werden behandeld omwille van hun radioactieve eigenschappen, hun splijtbaarheid of hun kweekeigenschappen, op voorwaarde dat de activiteit of de activiteit per eenheid van massa het tienvoud van de vrijstellingsniveaus niet overschrijden; 2° consumptiegoederen die radioactieve stoffen bevatten, waarvan het gebruik overeenkomstig artikel 65.3 van het algemeen reglement werd toegelaten; 3° radioactieve stoffen die een onlosmakelijk onderdeel uitmaken van het vervoersmiddel;4° een persoon of een dier waarin radioactieve stoffen geïmplanteerd of ingebracht werden voor diagnose of behandeling;5° een persoon waar zich in of op het lichaam radioactieve stoffen bevinden en die dient vervoerd te worden voor een medische behandeling;6° vaste niet-radioactieve voorwerpen bij die de hoeveelheden radioactieve stoffen, aanwezig op om het even welk oppervlak, de waarde van 0,4 Bq/cm2 voor beta- en gammastralers en alfastralers van lage radiotoxiciteit of de waarde van 0,04 Bq/cm2 voor de overige alfastralers niet overschrijdt;7° toestellen of voorwerpen waarin radioactieve stoffen omsloten zijn of waarmee de radioactieve stoffen onlosmakelijk verbonden zijn en waarvan de hoeveelheden de waarden van de goedgekeurde andere grenswaarden van de activiteit voor een vrijgestelde zending niet overschrijden. HOOFDSTUK 2. - Definities
Art. 5.Voor de toepassing van dit besluit alsook voor de verdere uitvoering ervan gelden de definities die gegeven zijn in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.
Ter aanvulling van deze definities: 1° gelden de definities die betrekking hebben op de gevaarlijke goederen van de klasse 7, opgenomen in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen;2° wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder: a) het Agentschap: het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;b) De van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: 1) het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR);2) het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID), dat bijlage I uitmaakt van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF);3) de Technische Instructies voor de veiligheid van het luchtvrachtvervoer van gevaarlijke stoffen, van de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO);4) de Internationale Maritieme Code voor gevaarlijke stoffen (IMDG), van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO);5) Europees Verdrag betreffende het Internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de Binnenwateren (ADN);c) UN-groep: een groep van gevaarlijke goederen van de klasse 7 ingedeeld volgens UN-nummer van de radioactieve stof;d) UN-nummer: het identificatienummer bestaande uit 4 cijfers volgend op de letters "UN" dat door de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen aan elke gevaarlijke stof wordt toegekend;e) Vervoer: alle operaties en omstandigheden verbonden met en betrokken bij het verplaatsen van gevaarlijke goederen van de klasse 7 met inbegrip van de voorbereiding, het verzenden, het laden, het transporteren, alsook de onderbrekingen van transporten, de opslag in transit, het ontladen en de ontvangst op eindbestemming van ladingen met gevaarlijke goederen van de klasse 7;f) Vervoerder: natuurlijke of rechtspersoon die gevaarlijke goederen van de klasse 7 vervoert;g) Vervoerswijze: vervoer over de weg of vervoer door de lucht of vervoer per spoor of vervoer over zee of vervoer over de binnenwateren;h) Vervoersmiddel: 1) voor het weg- en spoorvervoer: eender welk wegvoertuig of een spoorwagon;2) voor het vervoer over zee of over de binnenwateren: een schip of een ruim, een compartiment, of een dekdeel van het schip;3) van het vervoer door de lucht: een luchtvaarttoestel;i) Multimodaal vervoer: het vervoer waarbij minstens twee verschillende vervoerswijzen op Belgisch grondgebied betrokken zijn; voor het maritiem of luchtvervoer kan het ook een wijziging van vervoersmiddelen binnen dezelfde vervoerswijze inhouden; j) Aangestelde voor het vervoer: de persoon aangeduid door het ondernemingshoofd van de vervoerder of van een organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 of van een onderneming die een onderbrekingssite inricht om toezicht te houden op de toepassing van deze reglementering en van het algemene reglement, en om deze ten uitvoer te brengen bij de vervoerder of de organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 of de onderneming die een onderbrekingssite inricht;k) Veiligheidsadviseur klasse 7: persoon aangeduid volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 juli 2006 betreffende de aanwijzing en beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor en over de binnenwateren;l) Algemeen reglement: het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;n) Onderbrekingssite: plaats waar transporten langer dan 72 uren kunnen onderbroken worden en die daartoe volgens de bepalingen van dit besluit erkend is;n) Vrijstellingsniveaus: de vrijstellingswaarden voor de activiteit en de activiteit per eenheid van massa die vastgesteld zijn in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen;o) Gevaarlijke goederen van de klasse 7: de stoffen, met inbegrip van oplossingen en mengsels, door een afzender volgens de internationale reglementeringen voor het vervoer van gevaarlijke goederen ingedeeld als radioactieve stof (klasse 7) of ingedeeld in een andere gevarenklasse waarbij de klasse 7 als nevenrisico wordt aangeduid en waaraan een UN nummer is toegekend;p) Eenmalig vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7: een vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dat door een niet erkende vervoerder ten hoogste één maal per twaalf glijdende maanden wordt uitgevoerd;q) Sporadische behandeling: het ten hoogste vier maal per twaalf glijdende maanden behandelen van colli, containers, tanks of vervoersmiddelen die gevaarlijke goederen van de klasse 7 bevatten door een niet erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7;r) Collo: het geheel van de verpakking met zijn radioactieve inhoud zoals klaargemaakt voor het vervoer;s) Radioactief materiaal onder speciale vorm: ofwel een niet-verspreidbare vaste radioactieve stof ofwel een verzegelde capsule die radioactieve stoffen bevat, zoals gedefinieerd in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen;t) Organisatie betrokken bij het multimodale vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7: natuurlijk of rechtspersoon betrokken bij het laden of ontladen van vervoersmiddelen of het behandelen van gevaarlijke goederen van de klasse 7, verbonden aan het wisselen van vervoerswijze op Belgisch grondgebied met inbegrip van de opslag in transit alsook het wisselen van vervoersmiddelen binnen dezelfde vervoerswijze voor het lucht- en maritiem vervoer;u) Fabricagedossier van een verpakking: het geheel van alle documenten en/of andere relevante informatie die aantoont dat een verpakking gemaakt werd conform het model van collo;v) Onderbreking van transport: het onderbreken van transporten gedurende langer dan 2 uren met uitzondering van de wachttijden tijdens het laden en lossen in een ingedeelde inrichting en met uitzondering van de opslag in transit;w) Andere grenswaarde van de activiteit voor een vrijgestelde zending: de vrijstellingswaarde voor de activiteit per zending die hoger is dan deze die vastgesteld is in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen en die goedgekeurd dient te worden door het Agentschap;x) Veiligheidsoptiesdossier: dossier dat aantoont op welke wijze de veiligheidsfuncties van een model van collo zullen aangetoond worden in het veiligheidsdossier;y) Veiligheidsdossier: het geheel van documenten die het respecteren van de reglementaire bepalingen verantwoordt;z) Opslag in transit: het tijdelijk opslaan van colli, containers, tanks of vervoersmiddelen tussen twee verschillende vervoerswijzen, alsook tijdens het wisselen van vervoersmiddelen binnen dezelfde vervoerswijze voor het lucht- en maritiem vervoer. HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen Afdeling 3.1: Algemeenheden
Art. 6.Het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dient te gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.
Art. 7.Het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7, het behandelen tijdens het multimodaal vervoer van colli, containers of tanks die deze goederen bevatten, het inrichten van een onderbrekingssite, mag enkel geschieden door natuurlijke of rechtspersonen die door het Agentschap erkend zijn volgens de bepalingen van dit besluit.
Organisaties of ondernemingen die colli, containers, tanks voorbereiden voor vervoer dienen hiervoor geen erkenning aan te vragen indien zij beschikken over een vergunning verleend met toepassing van hoofdstuk II van het Algemeen reglement. In voorkomend geval, geldt deze vergunning als erkenning in de zin van dit besluit.
Art. 8.De bevoegdheden voor wat betreft het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 toevertrouwd aan de bevoegde overheid in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen worden waargenomen door het Agentschap.
Art. 9.Het verplaatsen van radioactieve stoffen binnen een ingedeelde inrichting die vergund werd volgens de bepalingen van hoofdstuk II van het algemeen reglement, en waarbij voor de verplaatsing geen gebruik wordt gemaakt van het openbare wegen-, spoorwegen- of waterwegennet dienen niet te voldoen aan de bepalingen van dit besluit. In voorkomend geval, geldt deze vergunning als erkenning in de zin van dit besluit.
Art. 10.Het onderbreken van transporten voor een periode langer dan 72 uren kan enkel gebeuren op een onderbrekingssite erkend door het Agentschap volgens de bepalingen van hoofdstuk 5 van dit besluit.
Het onderbreken van transporten voor minder dan 72 uren kan enkel gebeuren op plaatsen gekend door het Agentschap volgens de bepalingen van hoofdstuk 5 van dit besluit.
Art. 11.Voor de beveiliging van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 andere dan deze die beschouwd worden als kernmaterialen dienen de voorschriften van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen gerespecteerd te worden. Het Agentschap kan reglementen opstellen betreffende de wijze waarop aan de verplichtingen voorzien in deze overeenkomsten en reglementen kan voldaan worden. Het Agentschap bepaalt eveneens de modaliteiten en de vormen volgens welke het voorziene beveiligingsplan dient opgesteld en eventueel aan het Agentschap voorgelegd te worden.
Art. 12.Het Agentschap kan ter verhoging van de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 de erkenningen, vergunningen en goedkeuringen ambtshalve wijzigen, aanvullen, of nieuwe voorwaarden opleggen.
Het Agentschap kan ter verhoging van de beveiliging van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die niet onder de toepassing het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties vallen, de erkenningen en de vergunningen ambtshalve wijzigen, aanvullen, of nieuwe voorwaarden opleggen.
Art. 13.De Minister of zijn gemachtigde kan, uitsluitend om andere redenen dan de veiligheid tijdens het vervoer, het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 op het nationaal grondgebied regelen.
Met het oog op de veiligheid van het vervoer kan de Minister of zijn gemachtigde, behalve wat constructievoorschriften betreft, strengere bepalingen vaststellen voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 met voertuigen, wagons of schepen voor binnenvaart die in België zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht. Afdeling 3.2: Afwijkingen betreffende het vervoer van gevaarlijke
goederen van de klasse 7 over de weg, per spoor of over de binnenwateren
Art. 14.Het Agentschap kan voor het nationale en internationale vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 specifieke veiligheidsvoorschriften opstellen met betrekking tot: 1° het vervoer van gevaarlijke goederen met vervoersmiddelen die niet onder de toepassing vallen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer over de weg, per spoor of over de binnenwateren;2° het gebruik van voorgeschreven routes of het gebruik van voorgeschreven vervoerswijzen;3° het treinvervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 gelijktijdig met passagiers.
Art. 15.§ 1. Op voorwaarde dat de veiligheid niet in het gedrang komt en op voorwaarde dat de Europese Commissie voorafgaand zijn akkoord verleent, kan de Minister of zijn gemachtigde afwijkingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer over de weg, per spoor of via de binnenwateren, toestaan voor het nationaal vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen van de klasse 7, op voorwaarde dat de voorschriften van dergelijke transporten niet strenger zijn dan deze bepaald in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen. § 2. Op voorwaarde dat de veiligheid niet in het gedrang komt en op voorwaarde dat de Europese Commissie voorafgaand zijn akkoord verleent, kan het Agentschap voor het nationaal vervoer afwijkingen toestaan van de bepalingen in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer over de weg, per spoor en via de binnenwateren in geval van: 1° plaatselijk vervoer van gevaarlijke goederen over een korte afstand; of, 2° plaatselijk vervoer per spoor op specifieke trajecten die deel uitmaken van een welbepaald industrieel proces en onder duidelijke omschreven voorwaarden streng gecontroleerd wordt.
Art. 16.Wanneer een transport wordt verricht met toepassing van een afwijking gebaseerd op artikel 15 dient een kopij van de toestemming tot afwijking tijdens het transport aanwezig te zijn.
Art. 17.Het is verboden voedingswaren, geneesmiddelen (met uitzondering van radiofarmaceutische producten), chemische producten, andere gevaarlijke goederen en/of fotografisch materiaal in dezelfde laadruimte te laden als de gevaarlijke goederen van de klasse 7. HOOFDSTUK 4. - Verplichtingen van de vervoerder Afdeling 4.1: Algemene bepalingen
Art. 18.Elke vervoerder van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dient voorafgaand aan het eerste vervoer van deze goederen dat hij uitvoert, een erkenning te bekomen, verleend door het Agentschap.
Voor een éénmalig vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 7 kan de erkenning in de vorm van een vergunning voor dit éénmalige vervoer verleend worden.
Art. 19.Alvorens een vervoerder kan erkend worden dient hij minstens te beschikken over een: 1° beheersysteem volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen waarbij de vervoerder kan garanderen en aantonen dat elk vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 op een veilige en reglementaire wijze wordt uitgevoerd.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot dit beheersysteem; 2° stralingsbeschermingsprogramma volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot dit stralingsbeschermingsprogramma; 3° interne noodprocedure.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot deze procedure; 4° aangestelde voor het vervoer;5° dienst voor fysische controle, zoals bepaald in het algemeen reglement;6° verzekering burgerlijke aansprakelijkheid.
Art. 20.De erkenning kan geldig zijn voor één of meerdere van de volgende UN-groepen: 1. UN-groep 1: bevat de gevaarlijke goederen van de klasse 7 in uitgezonderde colli volgens de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en regelgevingen voor het vervoer van gevaarlijk goederen;2. UN-groep 2: bevat de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die geen splijtstoffen zijn of splijtbaar vrijgesteld volgens de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en regelgevingen voor het vervoer van gevaarlijk goederen, met uitzondering van deze opgenomen in UN-groep 4;3. UN-groep 3: bevat de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die splijtstoffen zijn volgens de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en regelgevingen voor het vervoer van gevaarlijk goederen, met uitzondering van deze opgenomen in UN-groep 4;4. UN-groep 4: bevat uraanhexafluoride, met uitzondering van deze die tot UN groep 1 behoren. De erkenning kan binnen één enkele UN-groep verder beperkt worden tot één of meerdere UN-nummers.
Het Agentschap deelt de UN-nummers, bepaald in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en regelgevingen voor het vervoer van gevaarlijk goederen in, in de betreffende UN-groep. Afdeling 4.2: Aanvraag voor erkenning
Art. 21.Een aanvraag voor erkenning moet ingediend worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap. De inhoud van de aanvraag tot erkenning wordt door het Agentschap bepaald.
In functie van de UN groep(en) waarvoor de erkenning wordt gevraagd en van de vervoerswijze kan het Agentschap andere informatie vereisen.
Het Agentschap kan eender welke bijkomende informatie vragen die het noodzakelijk acht teneinde de erkenningsaanvraag te kunnen beoordelen en het Agentschap kan deze informatie verifiëren bij de vervoerder.
Art. 22.De aanvraag voor erkenning dient door de vervoerder ingediend te worden met behulp van het formulier dat hiertoe door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld. Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 23.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 24.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde erkenning een gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt een erkenningsbesluit opgesteld dat aan de aanvrager wordt medegedeeld.
Art. 25.§ 1. De erkenning wordt toegekend voor een maximale duurtijd van vijf jaar. § 2. De erkenning kan beperkt worden tot een deel van gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor de erkenning gevraagd werd of toegekend worden voor een kortere periode dan aangevraagd. Deze beperkingen worden gemotiveerd. § 3. Het Agentschap kan in het erkenningsbesluit voorwaarden opleggen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7, onder meer betreffende: 1° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;2° de minimale kwalificaties van het personeel;3° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;4° de te volgen werkprocedures;5° het stralingsbeschermingsprogramma;6° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de UN-groep(en) en de vervoerswijze waarvoor de erkenning wordt toegekend.
Art. 26.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde erkenning geen gunstig of geen volledig gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 4.3: Wijziging van de erkenning
Art. 27.Wijzigingen van de informatie en documenten die bij de aanvraag tot erkenning werden medegedeeld en die van dien aard zijn dat ze het beschikkende deel van het erkenningsbesluit wijzigen, dienen onverwijld het voorwerp uit te maken van een aanvraag tot wijziging van de erkenning bij het Agentschap.
Deze aanvraag dient ten minste de gegevens te bevatten die gewijzigd zijn alsook de gegevens die bijgewerkt werden sinds het bekomen van de erkenning.
Deze aanvraag dient te gebeuren door de erkende vervoerder aan de hand van een formulier dat ter beschikking gesteld wordt door het Agentschap.
Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 28.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot wijziging van de erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 29.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen kunnen aanvaard worden, wordt een gewijzigd erkenningsbesluit opgesteld en wordt dat aan de betrokkene medegedeeld.
De gewijzigde erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden. Deze beperkingen worden gemotiveerd.
Art. 30.§ 1. De gewijzigde erkenning wordt in principe toegekend met dezelfde einddatum als de oorspronkelijke erkenning. Het Agentschap kan de erkenning evenwel voor een kortere periode toekennen.
Indien de wijziging samen met de verlenging gevraagd wordt, is de maximale duurtijd van de gewijzigde erkenning vijf jaar. § 2. Het Agentschap kan in het erkenningsbesluit voorwaarden opleggen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer: 1° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;2° de minimale kwalificaties van het personeel;3° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;4° de te volgen werkprocedures;5° het stralingsbeschermingsprogramma;6° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de UN-groep(en) en de vervoerswijze waarvoor de erkenning wordt toegekend.
Art. 31.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen niet of niet volledig aanvaard kunnen worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden.
Art. 32.Het Agentschap bepaalt welke wijzigingen van de informatie en gegevens die verstrekt werden in de aanvraag tot erkenning en niet voorzien zijn in artikel 27 onverwijld dienen medegedeeld te worden aan het Agentschap zonder dat hiervoor een wijziging van het erkenningsbesluit moet aangevraagd worden. Het Agentschap bepaalt eveneens de modaliteiten van deze mededeling. Afdeling 4.4: Verlenging van de erkenning
Art. 33.Een aanvraag tot verlenging van een erkenning dient ten minste twee maanden voor het verstrijken van de einddatum van de lopende erkenning aangevraagd te worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
Deze aanvraag dient ingediend te worden door de erkende vervoerder en dient tenminste een actualisatie van de gegevens te bevatten die werden verstrekt bij het bekomen van de erkenning die dient verlengd te worden.
Deze aanvraag dient te gebeuren aan de hand van een formulier dat door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld. Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 34.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot verlenging van de erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 35.§ 1. De verlenging van de erkenning wordt toegekend voor een maximale duurtijd van vijf jaar. § 2. De erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden of toegekend worden voor een kortere periode dan aangevraagd. Deze beperkingen worden gemotiveerd. § 3. Het Agentschap kan in het erkenningsbesluit voorwaarden opleggen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer: 1° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;2° de minimale kwalificaties van het personeel;3° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;4° de te volgen werkprocedures;5° het stralingsbeschermingsprogramma;6° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de UN-groep(en) en de vervoerswijze waarvoor de erkenning wordt toegekend.
Art. 36.Indien het Agentschap van oordeel is dat de verlenging niet of niet volledig aanvaard kan worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 4.5: Maandelijks verslag
Art. 37.Ten laatste éénentwintig kalenderdagen na het einde van elke maand bezorgt iedere erkende vervoerder aan het Agentschap een overzicht van het uitgevoerde vervoer gedurende de voorbije maand, behalve indien deze informatie door het Agentschap op een andere wijze reeds werd bekomen.
Dit overzicht dient te gebeuren door middel van een door het Agentschap vastgesteld formulier of op een andere wijze die door het Agentschap als minstens even efficiënt werd beoordeeld.
De modaliteiten van deze rapportering worden bepaald door het Agentschap. Afdeling 4.6: Vergunning voor het vervoer van gevaarlijke goederen van
de klasse 7 Onderafdeling 4.6.1: Algemene bepalingen
Art. 38.Naast de transporten gedekt door een goedkeuring van verzending gedefinieerd in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, zijn de volgende transporten onderworpen aan een voorafgaandelijke vergunning: 1° éénmalige transporten van gevaarlijke goederen van de klasse 7 uitgevoerd door een niet erkende vervoerder;2° de transporten uitgevoerd door een erkende vervoerder van gevaarlijke goederen van de klasse 7 die een specifiek risico inhouden voor wat betreft stralingsbescherming, transportveiligheid of -beveiliging. Het goedkeuringscertificaat voor verzending afgeleverd door het Agentschap wordt beschouwd als voorafgaandelijke vergunning.
Onderafdeling 4.6.2: Aanvraag tot vergunning of goedkeuringscertificaat voor verzending
Art. 39.Een aanvraag tot het bekomen van een vergunning of een goedkeuringscertificaat voor verzending moet ingediend worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
Met uitzondering van de aanvragen voor een éénmalig transport, moeten aanvragen tot het bekomen van een vergunning of een goedkeuringscertificaat voor verzending ingediend worden door een erkende vervoerder.
Het Agentschap kan geval per geval bepalen dat de aanvraag door andere betrokkenen bij het vervoer kan aangevraagd worden.
Het Agentschap behoudt het recht rechtstreeks contact op te nemen met andere betrokkenen bij het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 voor het bekomen van bijkomende informatie.
De inhoud van de aanvraag wordt door het Agentschap bepaald in functie van het soort vervoer waarvoor een vergunning of een goedkeuringscertificaat voor verzending wordt aangevraagd.
Het Agentschap kan eender welke bijkomende informatie vragen die het noodzakelijk acht teneinde de aanvraag te kunnen beoordelen en het Agentschap kan deze informatie verifiëren bij de vervoerder.
De aanvraag dient ingediend te worden via het formulier dat hiertoe door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld.
Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 40.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de volledige aanvraag tot vergunning voor de transporten zoals bedoeld in artikel 38, eerste lid punten 1 en 2 of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Voor de aanvraag van een goedkeuringscertificaat voor verzending zoals bedoeld in artikel 38, wordt deze termijn tot zes maanden verlengd, waarbij de overschrijding van deze termijn gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 41.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde vergunning of aan het goedkeuringscertificaat voor verzending een gunstig gevolg kan worden gegeven, stelt het Agentschap een vergunningsbesluit of een goedkeuringscertificaat voor verzending op dat aan de aanvrager wordt overgemaakt.
Art. 42.§ 1. De vergunning of het goedkeuringscertificaat voor verzending wordt beperkt tot de periode waarbinnen het(de) transport(en) plaatsvindt(en) met een maximale periode van vijf jaar. § 2. Het Agentschap kan voorwaarden opleggen in dit vergunningsbesluit of in het goedkeuringscertificaat voor verzending ter verhoging van de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer betreffende: 1° de verantwoordelijkheden van de houder van de vergunning of van het goedkeuringscertificaat voor verzending;2° de minimale kwalificaties van het personeel;3° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;4° de te volgen werkprocedures;5° de stralingsbescherming;6° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 en de vervoerswijze waarvoor de vergunning of het goedkeuringscertificaat voor verzending wordt verleend.
Art. 43.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde vergunning of het goedkeuringscertificaat voor verzending geen of geen volledig gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden.
Onderafdeling 4.6.3: Wijziging van de vergunning of het goedkeuringscertificaat voor verzending
Art. 44.Wijzigingen van de informatie en documenten die bij de aanvraag tot vergunning of goedkeuringscertificaat voor verzending werden medegedeeld en die van dien aard zijn dat ze het beschikkende deel van het vergunningsbesluit of het goedkeuringscertificaat voor verzending wijzigen dienen het voorwerp uit te maken van een aanvraag tot wijziging van de vergunning of het goedkeuringscertificaat voor verzending. Deze aanvraag dient onverwijld ingediend te worden bij het Agentschap. Deze aanvraag dient ten minste deze gegevens te bevatten die gewijzigd zijn alsook de gegevens die bijgewerkt werden sinds het bekomen van de vergunning of het goedkeuringscertificaat voor verzending.
De aanvraag dient te gebeuren door de houder van de vergunning of het goedkeuringscertificaat voor verzending aan de hand van een formulier dat ter beschikking gesteld wordt door het Agentschap. Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 45.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van 15 dagen na de ontvangst van de volledige aanvraag tot wijziging van een vergunning zoals bedoeld in artikel 38 eerste lid punten 1 en 2 of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Voor de aanvraag tot wijziging van een goedkeuringscertificaat voor verzending zoals bedoeld in artikel 38, wordt deze termijn tot zes maanden verlengd, waarbij de overschrijding van deze termijn gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 46.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen kunnen aanvaard worden, wordt dat aan de betrokkene medegedeeld onder de vorm van een gewijzigd vergunningsbesluit of gewijzigd goedkeuringscertificaat voor verzending.
Art. 47.De gewijzigde vergunning of het gewijzigde goedkeuringscertificaat voor verzending wordt beperkt tot dezelfde einddatum als de oorspronkelijke vergunning of goedkeuringscertificaat met een maximale periode van vijf jaar.
Art. 48.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen niet of niet volledig aanvaard kunnen worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden.
Onderafdeling 4.6.4: Verlenging van de vergunning of goedkeuringscertificaat voor verzending
Art. 49.Een aanvraag tot verlenging van een vergunning of een goedkeuringscertificaat voor verzending dient ten minste één maand voor het verstrijken van de einddatum van de lopende vergunning of goedkeuringscertificaat ingediend te worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
Deze aanvraag moet ingediend worden door de vergunninghouder of de certificaathouder en dient tenminste een actualisatie van de gegevens te bevatten die werden verstrekt bij het bekomen van de vergunning of goedkeuringscertificaat voor verzending die dient verlengd te worden.
Deze aanvraag dient te gebeuren aan de hand van een formulier dat door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld volgens de modaliteiten vastgesteld door het Agentschap.
Art. 50.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de volledige aanvraag tot verlenging van de vergunning of goedkeuringscertificaat voor verzending of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 51.Indien het Agentschap van oordeel is dat de verlenging kan aanvaard worden, wordt dat aan de betrokkene medegedeeld onder de vorm van een nieuwe vergunning of goedkeuringscertificaat voor verzending.
Art. 52.De verlengde vergunning of het verlengde goedkeuringscertificaat voor verzending wordt beperkt tot de periode waarbinnen het(de) transport(en) plaatsvindt(en) met een maximale periode van vijf jaar
Art. 53.Indien het Agentschap van oordeel is dat de verlenging niet of niet geheel aanvaard kan worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 4.7: Onderaanneming
Onderafdeling 4.7.1: Algemene bepalingen
Art. 54.De erkende vervoerder mag het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7, met uitzondering van het vervoer van de nucleaire materialen behorende tot de fysieke beveiligingsgroep A zoals bepaald in het Koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering van het kernmateriaal en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven, in onderaanneming geven onder de voorwaarden vastgesteld door het Agentschap.
De erkende vervoerder blijft echter verantwoordelijk voor het correct naleven van de reglementaire bepalingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Art. 55.Het is verboden aan de onderaannemer om het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 aan hem toevertrouwd door een erkende vervoerder zelf verder in onderaanneming te geven.
Onderafdeling 4.7.2: Voorwaarden voor onderaanneming
Art. 56.Het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 mag enkel uitgevoerd worden door een onderaannemer voor zover deze opgenomen is in het erkenningsbesluit van de erkende vervoerder.
Art. 57.De erkende vervoerder dient met elk van de onderaannemers aan wie hij transporten wil toevertrouwen een geschreven verbintenis af te sluiten.
De erkende vervoerder dient elk van zijn onderaannemers in te lichten over de bepalingen met betrekking tot het stralingsbeschermingsprogramma, de noodprocedure en het beheersysteem die de onderaannemer dient te respecteren bij het uitvoeren van transporten die hem door de erkende vervoerder in onderaanneming worden toevertrouwd.
In uitzonderlijke gevallen kan het eigen stralingsbeschermingsprogramma, de noodprocedure en het beheersysteem van de onderaannemer van toepassing zijn tijdens de transporten aan hem toevertrouwd door een erkende vervoerder.
Het Agentschap kan verdere modaliteiten bepalen betreffende de onderaanneming. Afdeling 4.8: Voormeldingen
Art. 58.De transporten die vanuit het oogpunt stralingsbescherming, transportveiligheid en/of -beveiliging of de aard van de risico's verbonden aan de gevaarlijke goederen van de klasse 7, een specifieke opvolging vereisen dienen vooraf aan het Agentschap gemeld te worden.
Deze melding dient te gebeuren door middel van een formulier vastgesteld door het Agentschap.
Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier, de wijze en de periode van indienen. Afdeling 4.9: Verplichtingen van de vervoerder bij multimodaal vervoer
Art. 59.De vervoerder die gevaarlijke goederen van de klasse 7 in België binnenbrengt waarbij op Belgisch grondgebied een verandering van vervoersmiddel voorzien wordt, dient er zich van te vergewissen dat de behandelingen van deze goederen en het aansluitend vervoer volgens de bepalingen van dit besluit kan plaatsvinden en dit alvorens de gevaarlijke goederen van de klasse 7 op het Belgische grondgebied gebracht worden.
Deze vervoerder staat ook in voor de organisatie van de onmiddellijke aansluiting van de vervoersmiddelen. Indien deze onmiddellijke aansluiting niet mogelijk is en/of bij onvoorziene omstandigheden, staat hij in voor de toepassing van alle door het Agentschap of andere bevoegde overheden opgelegde maatregelen om de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 te waarborgen. HOOFDSTUK 5. - Verplichtingen bij het onderbrekingen van transporten van gevaarlijke goederen van de klasse 7 Afdeling 5.1: Onderbrekingen op een onderbrekingssite
Onderafdeling 5.1.1: Algemene bepalingen
Art. 60.Een vervoerder mag transporten van gevaarlijke goederen van de klasse 7 maar langer dan 72 uren onderbreken indien deze onderbreking plaatsvindt op een onderbrekingssite die door het Agentschap erkend is of op een plaats binnen een ingedeelde inrichting die volgens hoofdstuk II van het algemeen reglement vergund is voor de vervoerde stoffen.
De maximale duurtijd van de onderbreking op een erkende onderbrekingssite bedraagt 15 dagen.
Transporten van nucleaire materialen van de fysieke beveiligingsgroep A zoals gedefinieerd in het Koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering van het kernmateriaal en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven, mogen niet onderbroken worden tenzij voorafgaand expliciet toegelaten door het Agentschap.
Art. 61.Alvorens als onderbrekingssite erkend te worden dient de onderneming die de onderbrekingssite wil inrichten ten minste te beschikken over een: 1° beheersysteem volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot dit beheersysteem; 2° stralingsbeschermingsprogramma volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot dit stralingsbeschermingsprogramma; 3° interne noodprocedure.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot deze procedure; 4° aangestelde voor het vervoer;5° dienst voor fysische controle zoals bepaald in het algemeen reglement; 6° risicoanalyse o.a. met betrekking tot veiligheid, beveiliging, stralingsbescherming, brand, diefstal en sabotage; 7° verzekering burgerlijke aansprakelijkheid.
Art. 62.Tijdens het onderbreken van transporten moeten de containers, colli of tanks in of op het voertuig vastgezet blijven. De containers, colli of tanks mogen niet geopend worden tenzij het Agentschap hiervoor expliciet toelating geeft.
Art. 63.Het Agentschap bepaalt de verdere voorwaarden waaraan de onderbrekingssite moet voldoen alsook de voorschriften die tijdens de onderbreking van het transport dienen gerespecteerd te worden.
Onderafdeling 5.1.2: Aanvraag voor erkenning
Art. 64.Het ondernemingshoofd van de onderneming die een onderbrekingssite wil inrichten moet een aanvraag voor erkenning indienen bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
De inhoud van de aanvraag tot erkenning wordt door het Agentschap bepaald.
Het Agentschap kan eender welke bijkomende informatie vragen die het noodzakelijk acht teneinde de erkenningsaanvraag te kunnen beoordelen en het Agentschap kan deze informatie verifiëren bij de betrokken onderneming.
De aanvraag voor erkenning van een onderbrekingssite dient bij het Agentschap ingediend te worden door middel van een formulier ter beschikking gesteld door het Agentschap. Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 65.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 66.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde erkenning een gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt een erkenningsbesluit opgesteld dat aan de aanvrager wordt medegedeeld.
Art. 67.§ 1. De erkenning wordt toegekend voor een maximale duurtijd van vijf jaar. § 2. De erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor de erkenning gevraagd werd of toegekend worden voor een kortere periode dan aangevraagd. Deze beperkingen worden gemotiveerd. § 3. Het Agentschap kan in het erkenningsbesluit voorwaarden opleggen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer betreffende: 1° de maximale duurtijd van de onderbreking;2° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;3° de minimale kwalificaties van het personeel;4° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;5° de te volgen werkprocedures;6° het stralingsbeschermings-programma;7° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van het risico verbonden aan de gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor de erkenning wordt toegekend alsook van de plaats en de omgeving waar de onderbrekingssite wordt ingericht.
Art. 68.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde erkenning geen gunstig of geen volledig gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden.
Onderafdeling 5.1.3: Wijziging van de erkenning
Art. 69.Wijzigingen van de informatie en documenten die bij de aanvraag tot erkenning werden meegedeeld en die van dien aard zijn dat ze het beschikkende deel van het erkenningsbesluit wijzigen, dienen onverwijld het voorwerp uit te maken van een aanvraag tot wijziging van de erkenning bij het Agentschap.
Deze aanvraag dient ten minste de gegevens te bevatten die gewijzigd zijn alsook de gegevens die bijgewerkt werden sinds het bekomen van de erkenning.
Deze aanvraag dient te gebeuren door de houder van de erkenning voor de onderbrekingssite aan de hand van een formulier dat ter beschikking gesteld wordt door het Agentschap.
Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 70.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot wijziging van de erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 71.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen kunnen aanvaard worden, wordt een gewijzigd erkenningsbesluit opgesteld en wordt dat aan de betrokkene medegedeeld.
De gewijzigde erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden. Deze beperkingen worden gemotiveerd.
Art. 72.§ 1. De gewijzigde erkenning wordt in principe toegekend met dezelfde einddatum als de oorspronkelijke erkenning. Het Agentschap kan de erkenning evenwel voor een kortere periode toekennen.
Indien de wijziging samen met de verlenging gevraagd wordt, is de maximale duurtijd van de gewijzigde erkenning vijf jaar. § 2. Het Agentschap kan in het erkenningsbesluit voorwaarden opleggen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer: 1° de maximale duurtijd van de onderbreking;2° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;3° de minimale kwalificaties van het personeel;4° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;5° te volgen werkprocedures;6° het stralingsbeschermingsprogramma;7° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van het risico verbonden aan de gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor de erkenning wordt toegekend alsook van de plaats en de omgeving waar de onderbrekingssite wordt ingericht.
Art. 73.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen niet of niet volledig aanvaard kunnen worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden.
Art. 74.Het Agentschap bepaalt welke wijzigingen van de informatie en gegevens die verstrekt werden in de aanvraag tot erkenning en niet voorzien zijn in artikel 69 onverwijld dienen medegedeeld te worden aan het Agentschap. Het Agentschap bepaalt eveneens de modaliteiten van deze mededeling.
Onderafdeling 5.1.4: Verlenging van de erkenning
Art. 75.Een aanvraag tot verlenging van een erkenning dient ten minste twee maanden voor het verstrijken van de einddatum ingediend te worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
Deze aanvraag moet ingediend worden door de houder van de erkenning van de onderbrekingssite en moet tenminste een actualisatie van de gegevens te bevatten die werden verstrekt bij het bekomen van de erkenning die dient verlengd te worden.
Deze aanvraag dient te gebeuren aan de hand van een formulier dat door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld. Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 76.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot verlenging van de erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 77.Indien het Agentschap van oordeel is dat de verlenging kan aanvaard worden, wordt een nieuw erkenningsbesluit opgesteld en wordt dat aan de betrokkene medegedeeld.
De verlengde erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden of toegekend worden voor een kortere periode dan aangevraagd. Deze beperkingen worden gemotiveerd.
Art. 78.§ 1. De verlenging van de erkenning wordt toegekend voor een maximale duurtijd van vijf jaar. § 2. De erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden of toegekend worden voor een kortere periode dan aangevraagd. Deze beperkingen worden gemotiveerd. § 3. Het Agentschap kan in het erkenningsbesluit voorwaarden opleggen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer: 1° de maximale duurtijd van de onderbreking;2° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;3° de minimale kwalificaties van het personeel;4° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;5° te volgen werkprocedures;6° het stralingsbeschermingsprogramma;7° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor de erkenning wordt toegekend alsook van de plaats en de omgeving waar de onderbrekingssite wordt ingericht.
Art. 79.Indien het Agentschap van oordeel is dat de verlenging niet of niet volledig aanvaard kan worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 5.2: Andere onderbrekingen van transport
Art. 80.Onderbrekingen van transporten van gevaarlijke goederen van de klasse 7 voor een periode minder dan 72 uren kan slechts geschieden op plaatsen die vooraf gekend zijn door het Agentschap en waarvoor het Agentschap zijn akkoord gegeven heeft.
Het Agentschap kan voorwaarden opstellen voor deze onderbrekingen.
Een erkende vervoerder die een transport wenst te onderbreken voor minder dan 72u dient dit aan het Agentschap voorafgaand te melden. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten van deze melding.
Het Agentschap kan reglementen opstellen met voorschriften die tijdens de onderbreking van het transport dienen gerespecteerd te worden. HOOFDSTUK 6. - Verplichtingen van een organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 Afdeling 6.1: Algemene bepalingen
Art. 81.Organisaties betrokken bij de behandeling van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 tijdens het multimodaal vervoer van deze goederen dienen erkend te zijn door het Agentschap.
Art. 82.Alvorens een organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 kan erkend worden dient zij minstens te beschikken over een: 1° beheersysteem volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen waarbij de organisatie kan garanderen en aantonen dat de behandeling van gevaarlijke goederen van de klasse 7, inclusief eventueel de opslag in transit op een veilige en reglementaire wijze wordt uitgevoerd.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot dit beheersysteem; 2° stralingsbeschermingsprogramma voor de behandelingen van gevaarlijke goederen van de klasse 7, inclusief eventueel de opslag in transit volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot dit stralingsbeschermingsprogramma; 3° interne noodprocedure met inbegrip van een risicoanalyse voor de eventuele opslag in transit.Het Agentschap kan reglementen opstellen met betrekking tot deze procedure; 4° aangestelde voor het vervoer;5° dienst voor fysische controle volgens de bepalingen van het algemeen reglement;6° indien van toepassing, een geschikte plaats voor opslag in transit;7° verzekering burgerlijke aansprakelijkheid. Afdeling 6.2: Aanvraag voor erkenning
Art. 83.De erkenning kan gevraagd worden voor alle of voor onderdelen van de behandelingen die verbonden zijn met het multimodale vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Voor het sporadisch behandelen van gevaarlijke goederen van de klasse 7 kan deze erkenning in de vorm van een vergunning verleend worden zoals voorzien in Afdeling 6.5 van dit hoofdstuk.
Art. 84.Een aanvraag tot erkenning moet ingediend worden door de organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 bij het Agentschap door middel van een formulier dat door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld. Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze en periode van indienen.
Art. 85.De inhoud van de aanvraag tot erkenning wordt door het Agentschap bepaald.
In functie van de behandelingen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd en het soort aanvraag kan het Agentschap andere informatie vereisen.
Het Agentschap kan eender welke bijkomende informatie vragen die het noodzakelijk acht teneinde de aanvraag tot erkenning te kunnen beoordelen en het Agentschap kan deze informatie verifiëren bij de betrokken organisatie.
Art. 86.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 87.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde erkenning een gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt een erkenningsbesluit opgesteld en wordt dat aan de aanvrager medegedeeld.
Art. 88.§ 1. De erkenning wordt toegekend voor een maximale duurtijd van vijf jaar. § 2. De erkenning kan beperkt worden tot een deel van de behandelingen die gevraagd werden of toegekend worden voor een kortere periode dan aangevraagd. Deze beperkingen worden gemotiveerd. § 3. Het Agentschap kan voorwaarden opleggen in dit erkenningsbesluit ter verhoging van de veiligheid van de behandelingen van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer betreffende: 1° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;2° de minimale kwalificaties van het personeel;3° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;4° de te volgen werkprocedures;5° het stralingsbeschermingsprogramma;6° het beheersysteem;7° de opslag in transit. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de risico's verbonden aan de gevaarlijke goederen van de klasse 7 en aan de behandelingen met betrekking tot het multimodaal vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor de erkenning wordt toegekend alsook van de plaats en de omgeving waar de behandelingen worden uitgevoerd.
Art. 89.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde erkenning geen of geen volledig gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 6.3: Wijziging van de erkenning
Art. 90.Wijzigingen van de informatie en documenten die bij de aanvraag tot erkenning werden medegedeeld en die van dien aard zijn dat ze het beschikkende deel van het erkenningsbesluit wijzigen, dienen onverwijld het voorwerp uit te maken van een aanvraag tot wijziging van de erkenning bij het Agentschap.
Deze aanvraag dient ten minste deze gegevens te bevatten die gewijzigd zijn alsook de gegevens die bijgewerkt werden sinds het bekomen van de erkenning.
De aanvraag dient te gebeuren door de erkende organisatie volgens een formulier dat ter beschikking gesteld wordt door het Agentschap.
Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 91.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot wijziging van de erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 92.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen kunnen aanvaard worden, wordt een gewijzigd erkenningsbesluit opgesteld en wordt dat aan de betrokkene medegedeeld. De erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 of een deel van de behandelingen met betrekking tot het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden.
De beperking wordt gemotiveerd.
Art. 93.§ 1. De gewijzigde erkenning wordt in principe toegekend met dezelfde einddatum als de oorspronkelijke erkenning. Het Agentschap kan de erkenning evenwel voor een kortere periode toekennen. § 2. Het Agentschap kan in het erkenningsbesluit voorwaarden opleggen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer: 1° de verantwoordelijkheden van de houder van de erkenning;2° de minimale kwalificaties van het personeel;3° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;4° de te volgen werkprocedures;5° het stralingsbeschermingsprogramma;6° het beheersysteem;7° de opslag in transit. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de risico's verbonden aan de gevaarlijke goederen van de klasse 7 of de behandelingen met betrekking tot het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor de erkenning wordt toegekend alsook van de plaats en de omgeving waar de behandelingen worden uitgevoerd.
Art. 94.Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen niet of niet volledig aanvaard kunnen worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden.
Art. 95.Het Agentschap bepaalt de wijzigingen van de informatie en documenten die verstrekt werden in de aanvraag en die geleid hebben tot de erkenning en die niet voorzien zijn in artikel 90 en die onverwijld dienen medegedeeld te worden aan het Agentschap. Het Agentschap bepaalt eveneens de modaliteiten van deze mededeling. Afdeling 6.4: Verlenging van de erkenning
Art. 96.Een aanvraag tot verlenging van een erkenning dient ten minste twee maanden voor het verstrijken van de einddatum ingediend te worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
Deze aanvraag dient ingediend te worden door de houder van de erkenning en dient tenminste een actualisatie van de gegevens te bevatten die werden verstrekt bij het bekomen van de erkenning die dient verlengd te worden.
Deze aanvraag dient te gebeuren aan de hand van een formulier dat door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld volgens de modaliteiten vastgesteld door het Agentschap.
Art. 97.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot verlenging van de erkenning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 98.§ 1. De verlenging van de erkenning wordt toegekend voor een maximale duurtijd van vijf jaar. § 2. De erkenning kan beperkt worden tot een deel van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 of een deel van de behandelingen met betrekking tot het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden of worden toegekend voor een kortere periode dan deze die gevraagd werd. Deze beperking wordt gemotiveerd. § 3. Het Agentschap kan voorwaarden opleggen aan de erkenning. De voorwaarden die door het Agentschap in het erkenningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de risico's verbonden aan de gevaarlijke stoffen en de behandelingen waarvoor de erkenning wordt toegekend alsook van de plaats en de omgeving waar de behandelingen worden uitgevoerd.
Art. 99.Indien het Agentschap van oordeel is dat de verlenging niet of niet volledig aanvaard kan worden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 6.5: Vergunning voor sporadische behandeling van gevaarlijke
goederen van de klasse 7 Onderafdeling 6.5.1: Algemene bepalingen
Art. 100.Sporadische behandeling van gevaarlijke goederen van de klasse 7 mag slechts geschieden door organisaties die daarvoor vergund werden door het Agentschap.
Onderafdeling 6.5.2: Aanvraag voor vergunning
Art. 101.Een aanvraag tot het bekomen van een vergunning dient ingediend te worden door de organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
De inhoud van de aanvraag wordt door het Agentschap bepaald, in functie van het soort behandelingen met betrekking tot het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 waarvoor een vergunning wordt gevraagd.
Het Agentschap kan eender welke bijkomende informatie vragen die het noodzakelijk acht. Het Agentschap kan deze informatie verifiëren bij de betrokken organisatie.
De aanvraag dient ingediend te worden via het formulier dat hiertoe door het Agentschap ter beschikking wordt gesteld.
Het Agentschap stelt de modaliteiten vast met betrekking tot het gebruik van het formulier en de wijze van indienen.
Art. 102.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twee weken na de ontvangst van de volledige aanvraag tot het bekomen van de vergunning of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 103.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde vergunning een gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt een vergunningsbesluit opgesteld en wordt dat aan de aanvrager medegedeeld.
Art. 104.§ 1. De vergunning wordt toegekend voor de voorziene duurtijd van de behandelingen. § 2. De vergunning kan beperkt worden tot een deel van de behandelingen met betrekking tot het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 die gevraagd werden of toegekend worden voor een kortere periode dan aangevraagd. Deze beperkingen worden gemotiveerd. § 3. Het Agentschap kan voorwaarden opleggen in dit vergunningsbesluit ter verhoging van de veiligheid van het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 onder meer betreffende: 1° de verantwoordelijkheden van de houder van de vergunning;2° de minimale kwalificaties van het personeel;3° de procedures en communicatiekanalen bij noodgevallen;4° te volgen werkprocedures;5° de stralingsbescherming;6° het beheersysteem. De voorwaarden die door het Agentschap in het vergunningsbesluit opgelegd worden kunnen afhankelijk zijn van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 of van de behandelingen waarvoor de vergunning wordt toegekend alsook van de plaats en de omgeving waar de behandelingen worden uitgevoerd.
Art. 105.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde vergunning geen of geen volledig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 6.6 : Opslag in transit
Art. 106.De overslag van gevaarlijke goederen van de klasse 7 tussen twee verschillende vervoerswijzen alsook tijdens het wisselen van vervoersmiddelen binnen dezelfde vervoerswijze voor het lucht- en maritiem vervoer, dient rechtstreeks te gebeuren. Indien deze rechtstreekse overslag niet mogelijk is, dient de duurtijd van de opslag in transit zo kort mogelijk te zijn.
Het Agentschap kan de modaliteiten bepalen voor de opslag in transit, in functie van de betrokken transportwijzen.
In voorkomend geval dient deze opslag in transit deel uit te maken van het erkenningsdossier van een organisatie betrokken bij het multimodale vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Het Agentschap kan in de erkenning van de organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 voorwaarden opleggen voor de opslag in transit van gevaarlijke goederen van de klasse 7. Afdeling 6.7: Onderaanneming
Onderafdeling 6.7.1: Algemene bepalingen
Art. 107.De erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 mag de behandelingen van gevaarlijke goederen van de klasse 7, met uitzondering van de behandelingen van colli met nucleaire materialen behorende tot de fysieke beveiligingsgroep A zoals bepaald in het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering van het kernmateriaal en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven, in onderaanneming geven.
De erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 blijft echter verantwoordelijk voor het correct naleven van de reglementaire bepalingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 voor de behandelingen uitgevoerd door zijn onderaannemer(s).
Art. 108.Het is verboden aan de onderaannemer om behandelingen van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 aan hem toevertrouwd door een erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 zelf verder in onderaanneming te geven.
Onderafdeling 6.7.2: Voorwaarden voor onderaanneming
Art. 109.De behandelingen van gevaarlijke goederen van de klasse 7 mogen enkel uitgevoerd worden door een onderaannemer voor zover deze onderaannemer opgenomen is in het erkenningsbesluit van de erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Art. 110.De erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dient met elk van de onderaannemers aan wie hij behandelingen wil toevertrouwen een geschreven verbintenis af te sluiten.
De erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dient elk van zijn onderaannemers in te lichten over de bepalingen met betrekking tot het stralingsbeschermingsprogramma, de noodprocedure en het beheersysteem die de onderaannemer dient te respecteren bij het uitvoeren van de behandelingen die hem door de erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 in onderaanneming worden toevertrouwd.
In uitzonderlijke gevallen kan het eigen stralingsbeschermingsprogramma, de noodprocedure en het beheersysteem van de onderaannemer van toepassing zijn tijdens de behandelingen aan hem toevertrouwd door een erkende organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Het Agentschap kan verdere modaliteiten bepalen betreffende deze onderaanneming. HOOFDSTUK 7. - Verplichtingen voor de aanvragers betreffende goedkeuringen van modellen van collo voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 Afdeling 7.1: Aanvraag tot goedkeuring
Art. 111.De aanvragen voor goedkeuring van modellen van collo voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 die verplicht zijn in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, moeten ingediend worden bij het Agentschap volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
Een aanvraag voor goedkeuring van een model van collo moet ingediend worden door de ontwerper van het model van collo.
Het Agentschap kan geval per geval beslissen dat andere betrokken partijen de aanvraag voor goedkeuring kunnen indienen, in dit geval behoudt het Agentschap het recht rechtstreeks contact op te nemen met de ontwerper van het model van collo voor het bekomen van bijkomende informatie.
Voor een nog niet door het Agentschap goedgekeurd model van collo dat nog in ontwerpfase is, dient, voor modellen van collo van Belgische oorsprong of van buitenlandse oorsprong dat in België zal geladen worden en gedurende meer dan 1 jaar opgeslagen zal blijven, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot goedkeuring voor het model van collo, een veiligheidsoptiesdossier aan het Agentschap voorgelegd te worden.
Het Agentschap bepaalt de inhoud van dit veiligheidsoptiesdossier.
Art. 112.De inhoud van de aanvraag wordt door het Agentschap bepaald.
Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en de vorm volgens welke deze aanvraag dient opgesteld en aan het Agentschap voorgelegd te worden Het Agentschap kan eender welke bijkomende informatie vragen die het noodzakelijk acht. Het Agentschap kan deze informatie verifiëren bij de betrokken organisatie.
Art. 113.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twaalf maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot goedkeuring of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd is door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag.
Art. 114.De goedkeuring van het Agentschap kan gebeuren in de vorm van een goedkeuringscertificaat of een validatiecertificaat. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten van het afleveren van deze twee soorten certificaten.
Indien het Agentschap een validatiecertificaat aflevert zal de beslissing voorzien in artikel 113 binnen een termijn van 2 maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot goedkeuring genomen worden.
Art. 115.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde goedkeuring een gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt een goedkeuringscertificaat of een validatiecertificaat opgesteld en wordt dat aan de aanvrager medegedeeld volgens de modaliteiten vastgesteld door het Agentschap.
Het Agentschap kan voorwaarden met betrekking tot o.a. de toegelaten inhoud en het gebruik van het model van collo opnemen in het goedkeuringscertificaat of het validatiecertificaat.
Art. 116.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde goedkeuring geen gunstig of geen volledig gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 7.2: Wijziging en verlenging van een goedkeuringscertificaat
of validatiecertificaat
Art. 117.Aanvragen voor wijzigingen en verlengingen van goedkeuringscertificaten of validatiecertificaten voor modellen van collo dienen bij het Agentschap ingediend te worden volgens de bepalingen vastgesteld door het Agentschap.
Het Agentschap bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze aanvragen.
Art. 118.Het Agentschap neemt een beslissing binnen een termijn van twaalf maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag tot wijziging van het goedkeuringscertificaat en binnen een termijn van 6 maanden na ontvangst van de volledige aanvraag tot verlenging van de goedkeuring of binnen een langere termijn die gerechtvaardigd wordt door de technische analyse van de documenten en informatie opgenomen in de aanvraag tot wijziging of verlenging.
Voor de verlenging of wijziging van een validatiecertificaat neemt het Agentschap, een beslissing binnen een termijn van 1 maand na de ontvangst van de volledige aanvraag.
Art. 119.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde verlenging of wijziging geen gunstig of geen volledig gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. HOOFDSTUK 8. - Verplichtingen betreffende andere goedkeuringen dan deze vermeld in hoofdstuk 7 van dit besluit Afdeling 8.1: Aanvraag tot goedkeuring
Art. 120.Een aanvraag voor het goedkeuren van een andere grenswaarde van de activiteit voor een vrijgestelde zending moet ingediend worden bij het Agentschap.
Het Agentschap bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze aanvraag.
Art. 121.Een aanvraag voor het goedkeuren van radioactief materiaal onder speciale vorm moet ingediend worden bij het Agentschap.
Het Agentschap bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze aanvraag.
Art. 122.Aanvragen voor goedkeuringen met betrekking tot gevaarlijke goederen van de klasse 7 andere dan deze opgenomen in hoofdstuk 7 en artikelen 120 en 121, die vereist zijn in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen en die niet verder gespecifieerd zijn in dit besluit dienen eveneens bij het Agentschap ingediend te worden volgens de modaliteiten opgesteld door het Agentschap.
Art. 123.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde goedkeuringen opgenomen in art. 120, 121 en 122 een gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt een goedkeuringscertificaat opgesteld en wordt dat aan de aanvrager medegedeeld volgens de modaliteiten vastgesteld door het Agentschap.
Het Agentschap kan voorwaarden opnemen in het goedkeuringscertificaat.
Art. 124.Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde goedkeuring geen gunstig of geen volledig gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 8.2: Wijziging en/of verlenging van een
goedkeuringscertificaat
Art. 125.Aanvragen voor wijzigingen en/of verlengingen van goedkeuringscertificaten voorzien in afdeling 8.1 dienen bij het Agentschap ingediend te worden volgens de bepalingen vastgesteld door het Agentschap.
Het Agentschap bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze aanvragen. HOOFDSTUK 9. - Diverse bepalingen met betrekking tot modellen van collo en verpakkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 Afdeling 9.1: Verplichtingen met betrekking tot de fabricage van
verpakkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7
Art. 126.De ontwerper van elk model van collo waarbij België het land van oorsprong is en dat door het Agentschap dient goedgekeurd te worden, dient het Agentschap op de hoogte te stellen van de fabricage van elke verpakking conform dit model. De informatie en de modaliteiten van deze melding worden door het Agentschap bepaald.
De ontwerper van een model van collo dat door het Agentschap dient goedgekeurd te worden maar waar België niet het land van oorsprong is, dient het Agentschap op de hoogte te stellen van de fabricage van elke verpakking die in België zal geladen worden en gedurende meer dan 1 jaar op Belgisch grondgebied opgeslagen zal blijven. De informatie en de modaliteiten van deze melding worden door het Agentschap bepaald.
Art. 127.Het fabricagedossier van elke verpakking, die gebouwd wordt volgens een goedgekeurd model van collo waarbij België het land van oorsprong is, dient door de eigenaar van het model van collo bewaard te blijven gedurende de volledige levensduur van de verpakking.
Een kopie van dit fabricagedossier dient op vraag van het Agentschap ter beschikking gesteld te worden.
Art. 128.Voor verpakkingen gefabriceerd volgens een model van collo dat door het Agentschap is goedgekeurd maar waar België niet het land van oorsprong is, en die in België geladen worden en gedurende meer dan 1 jaar op Belgisch grondgebied opgeslagen blijven, dient de eigenaar het fabricagedossier te bewaren gedurende de volledige periode dat het collo op Belgisch grondgebied opgeslagen en gebruikt blijft.
Een kopie van dit fabricagedossier dient op vraag van het Agentschap ter beschikking gesteld te worden.
Art. 129.Een kopie van het fabricagedossier van de verpakkingen waarvan het model van collo van Belgische oorsprong is en volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen door de bevoegde overheid niet moet goedgekeurd worden, dient op vraag van het Agentschap ter beschikking gesteld te worden. Afdeling 9.2: Diverse meldingen aan het Agentschap met betrekking tot
modellen van collo en verpakking voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7
Art. 130.Het unieke serienummer toegekend aan elke verpakking, gefabriceerd volgens een goedgekeurd model van collo, waarbij België het land van oorsprong is, dient aan het Agentschap medegedeeld te worden.
Het unieke serienummer toegekend aan elke verpakking gefabriceerd volgens een goedgekeurd model van collo waar België niet het land van oorsprong is maar waar de eigenaar van de verpakking Belgisch is, dient aan het Agentschap medegedeeld te worden.
De modaliteiten van deze mededeling worden door het Agentschap bepaald.
Art. 131.Het eerste gebruik op Belgisch grondgebied van een model van collo voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dat volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen goedgekeurd werd door het Agentschap dient te worden gemeld aan het Agentschap.
De modaliteiten van deze melding worden door het Agentschap bepaald.
Art. 132.Het eerste gebruik op Belgisch grondgebied van een model van collo voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dat volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen goedgekeurd werd door een buitenlandse betrokken bevoegde overheid en dat door het Agentschap niet nogmaals goedgekeurd dient te worden, moet worden gemeld aan het Agentschap.
De modaliteiten van deze melding worden door het Agentschap bepaald.
Art. 133.Het gebruik op Belgisch grondgebied van een model van collo voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 dat volgens de bepalingen van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, niet dient goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid, met uitzondering van de modellen van collo van het type uitgezonderd collo, dient te worden gemeld aan het Agentschap. Deze melding moet niet gebeuren voor deze colli als ze enkel in transit zijn op Belgisch grondgebied.
De modaliteiten van deze melding worden door het Agentschap bepaald.
Art. 134.De modaliteiten van meldingen aan de bevoegde overheid gedefinieerd in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen kunnen door het Agentschap worden vastgesteld. HOOFDSTUK 1 0. - Extern advies.
Art. 135.Wanneer het Agentschap het nodig acht, kan in het kader van de fabricage of het onderhoud van verpakkingen die gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 het advies van een deskundige of de expertise van een nationale of internationale instelling ingewonnen worden. De kosten van dit advies of expertise zijn voor rekening van de aanvrager van de goedkeuring in België of voor de gebruiker van de verpakking op Belgisch grondgebied.
Het Agentschap kan eveneens het advies van een deskundige of de expertise van een nationale of internationale instelling inwinnen betreffende alle aspecten van het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 voorzien in dit besluit. De kosten van dit advies of expertise zijn voor rekening van de natuurlijke of rechtspersoon die het dossier indient. HOOFDSTUK 1 1. - Meldingen bij gebeurtenissen met mogelijke impact op de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7
Art. 136.Elke gebeurtenis tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 met mogelijke impact op de veiligheid ervan dient aan het Agentschap gemeld te worden volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
Art. 137.Indien tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 of tijdens de behandeling van gevaarlijke goederen van de klasse 7 blijkt dat de veiligheid van de bevolking, van de werknemers of van het leefmilieu bedreigd wordt, moet de aangestelde voor het vervoer onmiddellijk het Agentschap en de ingerichte dienst voor fysische controle verwittigen volgens de modaliteiten vastgelegd door het Agentschap.
Deze verwittiging ontslaat er de erkende of vergunde vervoerder of de erkende of vergunde organisatie niet van onmiddellijk de beschermingsmaatregelen te treffen die de omstandigheden vereisen. HOOFDSTUK 1 2. - Slotbepalingen Afdeling 12.1: Schorsing en opheffing van erkenningen, vergunningen en
goedkeuringen
Art. 138.Een erkenning, vergunning of goedkeuring kan op elk ogenblik door het Agentschap geheel of gedeeltelijk geschorst of opgeheven worden. Indien het Agentschap meent tot schorsing of opheffing te moeten overgaan, wordt dit vooraf aan de houder van de erkenning, vergunning of goedkeuring medegedeeld, waarbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om gehoord te worden binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling.
Indien de aanvrager wenst gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de 15de dag na de betekening van de mededeling schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
Wanneer de aanvrager gehoord wordt door het Agentschap, houdt het Agentschap bij zijn definitieve beslissing rekening met de bijkomende elementen die verstrekt worden. Afdeling 12.2: Opheffingsbepalingen
Art. 139.Hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 24 maart 2009 en 30 september 2014 wordt opgeheven. Afdeling 12.3: Wijzigingsbepalingen
Art. 140.In artikel 1 van het algemeen reglement wordt het vierde lid, punt 2 opgeheven.
Art. 141.In artikel 23.1, tweede lid, 8° van het algemeen reglement worden de woorden "of buiten" opgeheven.
Art. 142.In het algemeen reglement wordt een artikel 23.1bis ingevoegd, luidende: "art. 23.1bis Het ondernemingshoofd van een vervoerder van gevaarlijke goederen van de klasse 7 of van een organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 of van een onderbrekingssite moet een dienst voor fysische controle inrichten.
Deze is op een algemene wijze belast met de inrichting van en het toezicht op de nodige maatregelen om de naleving te verzekeren van de bepalingen van het algemeen reglement, deze van dit besluit, alsook van de besluiten en beslissingen van het Agentschap, genomen met toepassing van dit besluit, betreffende de veiligheid en de gezondheid van de werkers, de veiligheid en de salubriteit van de buurt, uitgezonderd de bepalingen voorbehouden aan de medische controle.
Dit toezicht moet in voorkomend geval in overleg met de veiligheidsadviseur klasse 7 gebeuren.
Deze controle omvat onder meer: 1° het onderzoek en de controle van de bestaande beschermingsinrichtingen en -middelen;2° het voorstellen van de aanvullende beschermingsmiddelen en aangepaste werkprocedures welke die dienst nodig acht;hierbij houdt hij rekening met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1 van het algemeen reglement; 3° het toezicht op de juiste werking en gebruik van de meetinstrumenten;4° de studie van de nodige maatregelen om elk incident, elk ongeval, elk verlies of elke diefstal van gevaarlijke goederen van de klasse 7 te voorkomen;5° tussenkomst bij incidenten en ongevallen alsook het bepalen van de omstandigheden waarin de blootstellingen bij incident of ongeval plaatsvonden;6° het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van de ontwerpen voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 en die niet vroeger in een gelijke vorm door de dienst voor fysische controle werden goedgekeurd;7° het toezicht op het laden en het lossen van gevaarlijke goederen van de klasse 7; 8° het goedkeuren van het stralingsbeschermingsprogramma opgesteld door de onderneming en toezicht op de goede uitvoering ervan."
Art. 143.Artikel 23.6 van het algemeen reglement wordt als volgt vervangen: "In de ondernemingen die erkend zijn voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 welke zijn gekarakteriseerd als splijtstoffen en/of een bijkomend corrosiviteitsrisico vertonen volgens de toepasselijke internationale regelgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen, is het hoofd van de dienst voor fysische controle een erkende deskundige van klasse I. In de ondernemingen die erkend zijn voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 welke niet zijn gekarakteriseerd als splijtstoffen noch een bijkomend corrosiviteitsrisico vertonen, of in erkende organisaties betrokken bij het multimodale vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7, of in organisaties die erkend zijn als onderbrekingssite, is het hoofd van de dienst voor fysische controle een erkende deskundige van klasse I of II. Zo hij geen dergelijke deskundige in zijn dienst heeft, moet het ondernemingshoofd de opdracht van de dienst voor fysische controle, op kosten van de onderneming, toevertrouwen aan het Agentschap of aan een door het Agentschap aangewezen erkende instelling van klasse I of II, naargelang het geval.
Voor bepaalde types van vervoer kunnen op generieke wijze de minimale prestaties van de erkende instelling die de opdracht van de fysische controle uitoefent, door de Minister tot wiens bevoegdheid de Binnenlandse zaken behoren, op voordracht van het Agentschap, worden vastgesteld."
Art. 144.In tabel 1 van de bijlage aan het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven in toepassing van de reglementering betreffende de bescherming tegen ioniserende stralingen worden de retributies verbonden aan artikel 57 van het algemeen reglement opgeheven.
Tabel 3 van de bijlage aan het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven in toepassing van de reglementering betreffende de bescherming tegen ioniserende stralingen wordt opgeheven.
In de bijlagen bij het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven in toepassing van de reglementering betreffende de bescherming tegen ioniserende stralingen, wordt de tabel in bijlage aan dit besluit toegevoegd als tabel 6.
Een vrijstelling van retributie wordt verleend aan de houders van een algemene en/of speciale vervoervergunning die verleend werd met toepassing van hoofdstuk VII van het algemeen reglement en die een retributie hebben betaald op basis van het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven met toepassing van de reglementering betreffende de bescherming tegen ioniserende straling of een eenmalige retributie op basis van het koninklijk besluit van 24 augustus 2001 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven met toepassing van de reglementering betreffende de ioniserende stralingen. Afdeling 12.4: Overgangsbepalingen
Art. 145.Bijzondere vervoervergunningen verleend met toepassing van hoofdstuk VII van het algemeen reglement, blijven geldig tot einddatum.
Vergunningen verleend met toepassing van hoofdstuk VII van het algemeen reglement voor transporten die volgens de bepalingen van onderhavig besluit nog steeds aan een vergunning onderworpen zijn, blijven geldig tot einddatum.
De vervoervergunningen die werden verleend in toepassing van artikel 56 laatste alinea van het algemeen reglement blijven geldig tot 1 jaar na de inwerkingtreding, overeenkomstig artikel 147, § 1, van onderhavig besluit.
Andere vervoervergunningen verleend in toepassing van hoofdstuk VII van het algemeen reglement, blijven geldig tot drie maanden na de inwerkingtreding, overeenkomstig artikel 147, § 1 van onderhavig besluit.
De vergunningsaanvragen die werden ingediend vóór de inwerkingtreding, overeenkomstig artikel 147, § 1, van onderhavig besluit worden behandeld op de wijze die van toepassing was voor deze inwerkingtreding. De geldigheidsduur van deze vergunningen zal ambtshalve beperkt worden tot maximaal negen maanden na deze inwerkingtreding.
Maximaal 3 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, overeenkomstig artikel 147, § 1, worden de houders van een algemene en/of speciale vervoervergunning die verleend werd met toepassing van hoofdstuk VII van het algemeen reglement, ambtshalve erkend tot de einddatum van de kortst lopende vervoersvergunning die hen werd verleend. Wanneer deze einddatum binnen een periode valt van negen maanden na de inwerkingtreding, overeenkomstig artikel 147, § 1, van dit besluit wordt de ambtshalve erkenning geacht tot negen maanden na deze inwerkingtreding te lopen.
Deze ambtshalve erkenning laat ten minste het vervoer toe van de gevaarlijke goederen van de klasse 7 die vergund werden door de vergunning toegekend volgens de bepalingen van het hoofdstuk VII van het algemeen reglement.
Goedkeuringscertificaten en validatiecertificaten voor modellen van collo en voor radioactief materiaal onder speciale vorm die voor de inwerkingtreding, overeenkomstig artikel 147, § 1, van onderhavig besluit werden verleend in toepassing van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 blijven geldig tot einddatum.
Aanvragen voor goedkeuringscertificaten en validatiecertificaten voor modellen van collo en voor radioactief materiaal onder speciale vorm, en andere goedkeuringen die werden ingediend in toepassing van de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7, voor de inwerkingtreding, overeenkomstig artikel 147, § 1, worden behandeld op de wijze die van toepassing was voor deze inwerkingtreding. Afdeling 12.5: Inwerkingtreding
Art. 146.Artikel 6 van de wet van 7 mei 2017 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wat betreft de organisatie van de fysische controle treedt in werking op de dag van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 147.§ 1. Met uitzondering van de artikelen 60, 80, 81, 133 en 146, treedt dit besluit in werking de eerste dag van de derde maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. § 2. Artikelen 60, 80 en 81 treden in werking de eerste dag van de negende maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 133 treedt in werking de eerste dag van het jaar dat volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 146 treedt in werking op de dag van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 148.De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 oktober 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON
Bijlage Tabel 6: retributies voor de administratieve behandeling, onderzoek en verwerking ter gelegenheid van een aanvraag voor erkenning, vergunning, goedkeuring vermeld in het koninklijk besluit van 22/10/2017 betreffende het vervoer van de gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Omschrijving
Retributieplichtige
BASIS 2017 in
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 1 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
1575
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 1 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
700
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in de UN groep 1 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
2625
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in de UN groep 1 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
1400
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 2 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
5425
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 2 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
4200
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 2 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
8925
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 2 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
7000
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 3 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
7525
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 3 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
4900
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 3 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
11025
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 3 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
8400
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 4 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
8925
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 4 zonder onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
6300
Erkenning als vervoerder over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 4 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
11025
Erkenning als vervoerder anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 opgenomen in UN groep 4 met onderaannemers
Aanvrager van de erkenning
8400
Erkenning als organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7
Aanvrager van de erkenning
3825
Erkenning als exploitant van een onderbrekingssite
Aanvrager van de erkenning
10325
Vergunning voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 met uitzondering van de goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst
Aanvrager van de vergunning
1925
Vergunning voor het eenmalig vervoer over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 behorende tot de UN groep 1
Aanvrager van de vergunning
1925
Vergunning voor het eenmalig vervoer anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 behorende tot de UN groep 1
Aanvrager van de vergunning
1225
Vergunning voor het eenmalig vervoer over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 behorende tot de UN groep 2, of 3 of 4
Aanvrager van de vergunning
2625
Vergunning voor het eenmalig vervoer anders dan over de weg van gevaarlijke goederen van de klasse 7 behorende tot de UN groep 2, of 3 of 4
Aanvrager van de vergunning
1225
Vergunning voor het sporadisch behandelen van gevaarlijke goederen van de klasse 7 door een organisatie betrokken bij het multimodaal vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7
Aanvrager van de vergunning
1225
Evaluatie van een veiligheidsoptiesdossier
Aanvrager van de evaluatie
7000
Goedkeuring van radioactief materiaal onder speciale vorm
Aanvrager van de goedkeuring
16100
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van radioactief materiaal onder speciale vorm
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
5370
Goedkeuring van een model van collo van Belgische oorsprong niet ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen
Aanvrager van de goedkeuring
63000
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van een model van collo van Belgische oorsprong niet ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
21000
Goedkeuring van een model van collo van Belgische oorsprong ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen, uitgezonderd de bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de goedkeuring
95200
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van een model van collo van Belgische oorsprong ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen, uitgezonderd de bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
31740
Goedkeuring van een model van collo van Belgische oorsprong ontworpen voor het vervoer van bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de goedkeuring
138600
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van een model van collo van Belgische oorsprong ontworpen voor het vervoer van bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
46200
Goedkeuring van een model van collo van buitenlandse oorsprong niet ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen
Aanvrager van de goedkeuring
25200
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van een model van collo van buitenlandse oorsprong niet ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
8400
Goedkeuring van een model van collo van buitenlandse oorsprong ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen, uitgezonderd de bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de goedkeuring
46200
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van een model van collo van buitenlandse oorsprong ontworpen voor het vervoer van splijtstoffen, uitgezonderd de bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
15400
Goedkeuring van een model van collo van buitenlandse oorsprong ontworpen voor het vervoer van bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de goedkeuring
79800
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van een model van collo van buitenlandse oorsprong ontworpen voor het vervoer van bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
26600
Validatie van een model van collo van buitenlandse oorsprong volgens de bepalingen van ADR of RID of ADN of de overgangsmaatregelen gedefinieerd in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen
Aanvrager van de validatie
7000
Verlenging en/of wijziging van de validatie van een model van collo van buitenlandse oorsprong volgens de bepalingen van ADR of RID of ADN of de overgangsmaatregelen gedefinieerd in de van kracht zijnde internationale overeenkomsten en reglementen voor het vervoer van gevaarlijke goederen
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de validatie
2340
Goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 die geen collo vereisen dat aan de splijtstof bepalingen moet voldoen
Aanvrager van de goedkeuring
42000
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7 die geen collo vereisen dat aan de splijtstof bepalingen moet voldoen
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
14000
Goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor het vervoer van splijtstoffen, met uitzondering van de bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de goedkeuring
70000
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor het vervoer van splijtstoffen, met uitzondering van de bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
23340
Goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor het vervoer van kernbrandstof**
Aanvrager van de goedkeuring
105000
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor het vervoer van bestraalde kernbrandstof **
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
35000
Goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor de afvoer radioactieve afvalstoffen die geen collo vereisen dat aan de splijtstof bepalingen moet voldoen, van een Belgische exploitant
Aanvrager van de goedkeuring
8400
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor de afvoer van radioactieve afvalstoffen die geen collo vereisen dat aan de splijtstof bepalingen moet voldoen, van een Belgische exploitant
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
2800
Goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor de afvoer van splijtbare radioactieve afvalstoffen van een Belgisch exploitant
Aanvrager van de goedkeuring
14000
Verlenging en/of wijziging van de goedkeuring van verzending bij speciale overeenkomst voor de afvoervoer van splijtbare radioactieve afvalstoffen van een Belgisch exploitant
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
4670
Alle andere goedkeuringen
Aanvrager van de goedkeuring
14000
Verlenging en/of wijziging van alle andere goedkeuringen
Aanvrager van de verlenging of wijziging van de goedkeuring
4670
** bestraalde kernbrandstof in deze tabel wil zeggen: brandstofelementen en brandstofstiften die bestraald werden in een kernreactor of in een vermogensreactor.
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 22/10/2017 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.
Gegeven te Brussel, 22 oktober 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON.