gepubliceerd op 13 november 2009
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de procedure van vrijwillig ontslag
22 OKTOBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de procedure van vrijwillig ontslag
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);
Gelet op de protocollen van onderhandeling nsr. 206/2 en 241/2 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op respectievelijk 30 mei 2007 en 3 december 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 december 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 18 maart 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 21 april 2009;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies 46.922/2 van de Raad van State, gegeven op 13 juli 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel IX.I.9 RPPol, worden het eerste tot het derde lid vervangen als volgt : « Het personeelslid kan zijn ontslag vrijwillig indienen door middel van een brief aan de directeur van de directie van de mobiliteit en het personeelsbeheer van de federale politie of, naar gelang van het geval, aan de korpschef of aan het door deze aangewezen personeelslid.
Het mag slechts mits naleving van een opzeggingstermijn van één maand, zijn dienst verlaten.
De in het eerste lid bedoelde opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het ontslag werd ingediend.
De in het eerste lid bedoelde overheid kan, met akkoord van het personeelslid, de in het eerste lid bedoelde opzeggingstermijn inkorten.
Wanneer het vrijwillig ontslag kan gepaard gaan met de verplichting voor het personeelslid om aan de Staat, aan de gemeente of aan de meergemeentezone de vergoeding bedoeld in artikel 85 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, te betalen, bezorgt de in het eerste lid bedoelde overheid, onverwijld de in dat lid bedoelde brief tot ontslag aan de minister of, naar gelang van het geval, aan de burgemeester of het politiecollege, die met akkoord van het personeelslid, de in het eerste lid bedoelde opzeggingstermijn kunnen inkorten. »
Art. 2.De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 oktober 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM