gepubliceerd op 29 juli 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
22 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 2, § 1, 1°;
Gelet op de koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juni 1970, 28 januari 1975, 23 april 1979 en 2 juni 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 april 1999;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 27 april 1999;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 17 juni 1999;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door het feit dat de wetgever het probleem van de schijnzelfstandigen in de bewakingssector heeft willen oplossen door middel van de wet van 18 juli 1997 tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveilingingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de Arbitragehof in zijn arrest nr. 126/98 van 3 december 1998 van oordeel was dat dit niet de gepaste weg was om het probleem van de schijnzelfstandigen in de bewakingssector op te lossen en dat deze materie moest geregeld worden in het kader van de sociale wetgeving;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat onderhavige bepaling tot doel heeft in te gaan op de wens van de wetgever en tevens rekening te houden met de opmerkingen die in voormeld arrest zijn geformuleerd;
De dringende noodzakelijkheid is ook verantwoord door het feit dat de ondernemingen die beroep doen op schijnzelfstandigen kunnen hun diensten aanbieden tegen dumpingprijzen. Dit heeft tot gevolg dat andere ondernemingen die hun concurrentiele positie op de markt wensen te behouden, zullen geneigd zijn te besparen op niet-personeelsgebonden factoren, hetgeen de kwaliteit van de dienstverlening aantast. Dit is onaanvardbaar in een sector die nauw verweven is met de handhaving van de openbare orde en van de veiligheid, wat tot gevolg heeft dat dringend maatregelen dienen genomen te worden om tegenmoet te komen aan deze problematiek van schijnzelfstandigen in deze bijzondere sector;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 juni 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juni 1970, 28 januari 1975, 23 april 1979 en 2 juni 1998, wordt aangevuld als volgt : « 9° de personen die activiteiten uitvoeren in de zin van artikel 1, § 1 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten en aan de onderneming die hen tewerkstelt. Deze bepaling is niet van toepassing voor de persoon die in artikel 1, § 1 van voormelde wet van 10 april 1990 bedoelde activiteiten uitoefent als natuurlijke persoon die persoonlijk gemachtigd is een in artikel 1, § 1 bedoelde bewakingsonderneming uit te baten en die zijn activiteiten niet uitoefent onder het gezag van een andere bewakingsonderneming. Zij geldt evenmin voor de persoon die ten minste 20 pct van de aandelen of deelbewijzen van de vennootschap bezit, wanneer de in artikel 1, § 1 van voormelde wet van 10 april 1990 bedoelde onderneming een rechtspersoon is ».
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het kwartaal volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN