Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 november 2006
gepubliceerd op 12 december 2006

Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig schorst (1)

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006203745
pub.
12/12/2006
prom.
21/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/21/2006203745/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig schorst (PC 126) (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, vervangen door de wet van 30 december 2001;

Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking van 17 mei 2005;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de huidige economische toestand het spoedig verlengen van een stelsel van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren.

Art. 2.Bij volledig gebrek aan werk wegens economische oorzaken, mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden geheel worden geschorst mits hiervan ten minste drie dagen vooraf kennis wordt gegeven.

De kennisgeving geschiedt door aanplakking van een bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming.

Wanneer de werkman de dag van de aanplakking afwezig is, wordt hem de kennisgeving dezelfde dag over de post toegezonden.

Art. 3.§ 1. De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mag vier weken niet overschrijden. § 2. In de gevallen en de procedures bedoeld in de artikelen 5 en 6, mag de duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zesentwintig weken niet overschrijden. § 3. In de gevallen bedoeld in de §§ 1 en 2, moet de werkgever, wanneer de schorsing de respectievelijke maximumduur heeft bereikt, gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren, alvorens een nieuwe volledige schorsing kan ingaan.

Art. 4.De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving vermeldt de datum waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst zal ingaan en de datum waarop die schorsing een einde zal nemen en de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.

Art. 5.Voor de toepassing van artikel 3, § 2, dienen de betrokken ondernemingen vooraf een aangetekend gemotiveerd verzoekschrift te richten tot de voorzitter van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Het beperkt Paritair Comité doet uitspraak over elk individueel verzoekschrift.

De voorzitter van het Paritair Comité deelt de beslissing mede aan de betrokken onderneming. Wanneer de beslissing gunstig is, wordt zij door de voorzitter eveneens medegedeeld aan de bevoegde directeur van het werkloosheidsbureau.

Art. 6.De afwijking voorzien in artikel 3, § 2, is van toepassing op de ondernemingen : 1° waarvan de nettoresultaten voor belastingheffing, verhoogd met de afschrijvingen, negatief zijn voor het jaar voorafgaand aan de aanvraag tot vrijstelling en waarvan de resultaten van de twee dienstjaren die de aanvraag voorafgaan een verlies vertonen;2° die de helft van hun kapitaal verloren hebben;3° die de kennisgevingen verricht hebben die bedoeld worden in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag;4° die in toepassing van de bepalingen van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, in de loop van de twee kalenderjaren die de aanvraag tot vrijstelling voorafgaan een aantal werkloosheidsdagen hebben gekend dat ten minste gelijk is aan 50 pct. van het totaal aantal dagen aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de werklieden.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007 en treedt buiten werking op 1 januari 2009.

Art. 8.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978; Wet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december 2001.

^