Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 november 2005
gepubliceerd op 30 november 2005

Koninklijk besluit betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2005014194
pub.
30/11/2005
prom.
21/11/2005
ELI
eli/besluit/2005/11/21/2005014194/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, en op de artikelen 9 en 30;

Gelet op de wet van 3 mei 1999 tot regeling van de bevoegdheidsverdeling ingevolge de integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie, inzonderheid op artikel 16;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2001 tot uitvoering van richtlijn 1999/35/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op advies 39.008/4 van de Raad van State, gegeven op 19 september 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit ter omzetting van de richtlijn 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende de verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, zoals gewijzigd door richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 houdende wijziging van de richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, wordt verstaan onder : 1° « ro-ro-veerboot » : een zeegaand passagiersschip dat de nodige voorzieningen heeft om weg- of spoorvoertuigen het schip op en af te laten rijden en dat meer dan twaalf passagiers vervoert;2° « passagier » : iedere persoon met uitzondering van : a) de kapitein en de bemanningsleden of andere personen die in welke hoedanigheid dan ook in dienst of tewerkgesteld zijn aan boord van een schip ten behoeve van dat schip, en b) een kind beneden de leeftijd van één jaar;3° « SOLAS-verdrag van 1974 » : het Internationale Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 samen met de protocollen en wijzigingen daarop, in de versie die van kracht is; Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld met uitsluiting van vaartuigen waarvan de romp in staat van exploitatie zonder diepgang volledig wordt gedragen boven het wateroppervlak door aërodynamische krachten die worden verwekt door het grondeffect. 5° « HSC Code » : de internationale code voor de veiligheid van hogesnelheidspassagiersvaartuigen, zoals vervat in resolutie MSC 36(63) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO van 20 mei 1994, in de versie die van kracht is;6° « geregelde dienst » : een reeks tochten van ro-ro-veerboten of hogesnelheidspassagiersvaartuigen ten behoeve van het verkeer tussen dezelfde twee of meer havens, of een reeks reizen van en naar dezelfde haven zonder tussenliggende aanloophavens, welke plaatsvinden : a) volgens een gepubliceerde dienstregeling, of b) met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormen;7° « zeegebied » : een zeegebied voorkomend op een lijst, vastgesteld overeenkomstig artikel 1, 18°, van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor de binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;8° « certificaten » : a) voor ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die gebruikt worden voor internationale reizen, de veiligheidscertificaten, afgegeven krachtens het SOLAS-verdrag van 1974, samen met de desbetreffende inventarissen van uitrusting en, indien van toepassing, certificaten van vrijstelling en exploitatievergunningen;b) voor ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die gebruikt worden voor binnenlandse reizen, de veiligheidscertificaten, afgegeven overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor de binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, samen met de desbetreffende inventarissen van uitrusting, en indien van toepassing, certificaten van vrijstelling en exploitatievergunningen;9° « certificaat van vrijstelling » : een certificaat dat is afgegeven krachtens de bepaling van voorschrift I B/12 a) vi) van het SOLAS-verdrag van 1974;10° « administratie van de vlaggenstaat » : de bevoegde autoriteiten van de staat onder wiens vlag de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig gerechtigd is te varen;11° « lid-Staat » : een land dat deel uitmaakt van de Europese Unie;12° « staat van ontvangst » : een lidstaat naar of vanuit wiens haven(s) een ro-ro-veerboot of een hogesnelheidspassagiersvaartuig een geregelde dienst onderhoudt;13° « internationale reis » : een reis over zee van een haven in een lid-Staat naar een haven buiten die lid-Staat of omgekeerd;14° « binnenlandse reis » : een reis in zeegebieden, van een haven van een lidstaat naar dezelfde of een andere haven in die lidstaat;15° « rederij » : een maatschappij die één of meer ro-ro-veerboten exploiteert waarvoor een conformiteitsdocument is afgegeven overeenkomstig artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr.3051/95 van de Raad van 8 december 1995 betreffende een veiligheidsbeleid voor ro-ro-passagiersschepen of een maatschappij die hogesnelheidspassagiersvaartuigen exploiteert waarvoor een conformiteitsdocument is afgegeven overeenkomstig voorschrift IX/4 van het SOLAS-verdrag van 1974, in de versie die van kracht is; 16° « gekwalificeerde inspecteur » : een ambtenaar die naar behoren gemachtigd is om onderzoeken en inspecties met betrekking tot de certificaten uit te voeren en die voldoet aan de kwalificatie- en onafhankelijkheidscriteria van bijlage V van dit besluit;17° « specifiek onderzoek » : een door de gekwalificeerde inspecteur verricht onderzoek als omschreven in de artikelen 5 en 7;18° « aangestelde ambtenaar » : de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is;19° « bevoegde instantie » : de met de scheepvaartcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer;20° « tekortkoming » : een toestand die niet in overeenstemming is gebleken met de voorschriften van dit besluit;21° « de richtlijn » : richtlijn 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen;22° « erkende organisatie » : een organisatie die is erkend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;23° « IMO » : de Internationale Maritieme Organisatie; 24° « VDR » : een reisgegevensrecorder die bij een eventueel onderzoek informatie moet kunnen verschaffen en moet voldoen aan de prestatienormen van resolutie A.861 (20) van de algemene vergadering van de IMO van 27 november 1997 en aan de keuringsnormen van IEC-norm nr. 61996. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op alle ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die een geregelde dienst van of naar een Belgische haven onderhouden, ongeacht de vlag die zij voeren, wanneer zij internationale of binnenlandse reizen maken in zeegebieden waar passagiersschepen van klasse A in de zin van artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement mogen worden ingezet.

Dit besluit wordt toegepast op ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die binnenlandse reizen maken in andere dan de in het eerste lid bedoelde zeegebieden. HOOFDSTUK III. - Stelsel van verplichte onderzoeken Afdeling 1. - Vóór de indienstneming

Art. 3.Voordat een ro-ro-veerboot of hogesnelheidspassagiersvaartuig wordt ingezet in een geregelde dienst, of binnen twaalf maanden na 1 december 2000 voor een ro-ro-veerboot die, of een hogesnelheidspassagiersvaartuig dat op die datum reeds een geregelde dienst onderhoudt, belast de aangestelde ambtenaar de gekwalificeerde inspecteur na te gaan of ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen : a) geldige certificaten aan boord hebben, afgegeven door de administratie van de vlaggenstaat of een namens deze optredende erkende organisatie; b) onderworpen zijn geweest aan een onderzoek ten behoeve van de afgifte van certificaten krachtens het geharmoniseerde systeem van onderzoek en certificatie overeenkomstig de toepasselijke, in de bijlagen van resolutie A.746(18) van de algemene vergadering van de IMO betreffende richtsnoeren voor onderzoek opgenomen procedures en richtsnoeren, zoals die gelden ten tijde van de aanneming van de richtlijn of volgens procedures met hetzelfde doel; c) voldoen aan de classificatienormen, aangegeven in de voorschriften van een erkende organisatie, of aan door de administratie van de vlaggenstaat als gelijkwaardig aanvaarde voorschriften voor de bouw en het onderhoud van romp, machines, elektrische installatie en controleapparatuur;d) zijn uitgerust met een VDR, die bij een eventueel onderzoek naar een ongeval, informatie moet kunnen verschaffen.

Art. 4.Vóór de aanvang van een geregelde dienst van een ro-ro-veerboot of een hogesnelheidspassagiersvaartuig, dan wel binnen twaalf maanden na 1 december 2000 voor een ro-ro-veerboot die, of voor een hogesnelheidspassagiersvaartuig dat op die datum reeds een geregelde dienst onderhoudt, gelast de aangestelde ambtenaar de gekwalificeerde inspecteur na te gaan : 1° of de rederijen die zulk een veerboot of vaartuig op een geregelde dienst inzetten of van plan zijn in te zetten : a) de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat aan de specifieke eisen van bijlage I bij dit besluit wordt voldaan en aan de bij de geregelde dienst betrokken staten van ontvangst het bewijs leveren dat aan dit artikel 4, 1° en aan artikel 3 is voldaan;b) er bij voorbaat mee instemmen dat de staten van ontvangst of een lidstaat die een aanzienlijk belang heeft overeenkomstig het koninklijk besluit 21 november 2005 tot regeling van het onderzoek van ongevallen en incidenten op zee, een onderzoek instellen naar een ongeval of incident op zee, dan wel ten volle aan een dergelijk onderzoek deelnemen of eraan meewerken, en hun toegang zullen geven tot de informatie die afkomstig is van de VDR van hun bij een dergelijk ongeval of incident betrokken veerboot of vaartuig;2° of de vlaggenstaat van veerboten of vaartuigen die een andere vlag dan die van een lidstaat voeren, de verbintenis van de rederij dat zij aan de voorschriften van de richtlijn zal voldoen, heeft aanvaard.

Art. 5.Vóór de aanvang van een geregelde dienst door een ro-ro-veerboot of een hogesnelheidspassagiersvaartuig, dan wel binnen twaalf maanden na 1 december 2000 voor een ro-ro-veerboot die, of voor een hogesnelheidspassagiersvaartuig dat op die datum reeds een geregelde dienst onderhoudt, belast de aangestelde ambtenaar de gekwalificeerde inspecteur met een eerste specifiek onderzoek overeenkomstig de bijlagen I en III, om zich ervan te vergewissen dat de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig voldoet aan de nodige voorwaarden voor het veilig onderhouden van een geregelde dienst.

Indien dit artikel vóór de aanvang van de dienst wordt toegepast, stelt de gekwalificeerde inspecteur voor het eerste specifiek onderzoek een datum vast die niet later valt dan één maand na ontvangst van het bewijsmateriaal dat nodig is om de controle krachtens de artikelen 3 en 4 te voltooien.

Art. 6.§ 1. Wanneer een ro-ro-veerboot of een hogesnelheidspassagiersvaartuig wordt ingezet op een andere geregelde dienst, houdt de aangestelde ambtenaar zoveel mogelijk rekening met de controles en onderzoeken die eerder voor die veerboot of dat vaartuig zijn verricht voor het onderhouden van een voorgaande, onder de richtlijn vallende geregelde dienst. Als de aangestelde ambtenaar genoegen neemt met die eerdere controles en onderzoeken en van mening is dat zij in overeenstemming zijn met de nieuwe exploitatieomstandigheden, behoeven de artikelen 3, 4 en 5 niet te worden toegepast alvorens de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig op de nieuwe geregelde dienst wordt ingezet. § 2. De artikelen 3, 4 en 5 moeten niet worden toegepast wanneer een ro-ro-veerboot die of een hogesnelheidspassagiersvaartuig dat aan dit besluit voldoet en reeds een onder de richtlijn vallende geregelde dienst onderhoudt, wordt ingezet op een andere geregelde dienst, waarvan de routekenmerken naar het oordeel van de betrokken staten van ontvangst gelijksoortig zijn, en de staten van ontvangst alle van mening zijn dat de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig voldoet aan alle voorschriften voor het veilig onderhouden van die dienst.

Op verzoek van een rederij kan de aangestelde ambtenaar bij voorbaat zijn instemming verlenen voor gevallen waarin de routekenmerken gelijksoortig zijn. § 3. Indien door onvoorziene omstandigheden snel een vervangende ro-ro-veerboot of een vervangend hogesnelheidspassagiersvaartuig moet worden ingezet om de continuïteit van de dienst te waarborgen en §§ 1 en 2 niet van toepassing zijn, kan de aangestelde ambtenaar toestemming geven voor de inzet van die veerboot of dat vaartuig, mits : 1° bij de visuele inspectie en documentencontrole geen vermoeden rijst dat de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig niet voldoet aan de vereisten voor een veilige exploitatie, en 2° de gekwalificeerde inspecteur, de controles en onderzoeken krachtens de artikelen 3, 4 en 5 binnen een maand voltooit. Afdeling 2. - Gedurende de dienst

Art. 7.§ 1. De door de aangestelde ambtenaar daarmee belaste gekwalificeerde inspecteur verricht eens in de twaalf maanden : 1° een specifiek onderzoek overeenkomstig bijlage III, en 2° een onderzoek tijdens een geregelde dienst, waarbij ernaar gestreefd wordt dat voldoende van de in de bijlagen I, III en IV genoemde punten aan de orde komen, zodat de gekwalificeerde inspecteur kan vaststellen of de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig nog steeds voldoet aan alle vereisten voor een veilige exploitatie. Een eerste specifiek onderzoek overeenkomstig artikel 5 telt als een specifiek onderzoek als bedoeld in het onderhavig artikel. § 2. De door de aangestelde ambtenaar daarmee belaste gekwalificeerde inspecteur verricht telkens een specifiek onderzoek overeenkomstig bijlage III, wanneer de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig ingrijpende reparaties, verbouwingen of aanpassingen ondergaat, of wanneer er een verandering van beheer of vlag dan wel een overgang naar een andere klasse plaatsvindt.

De aangestelde ambtenaar kan in geval van verandering van beheer of vlag, dan wel overgang naar een andere klasse de veerboot of het vaartuig evenwel vrijstellen van het in deze paragraaf voorgeschreven specifieke onderzoek na rekening gehouden te hebben met eerdere controles en onderzoeken aangaande het schip, mits die verandering of overgang niet van invloed is op de veilige exploitatie van de veerboot of het vaartuig. § 3. Wanneer bij de in § 1 bedoelde onderzoeken, gelet op de vereisten van dit besluit, tekortkomingen bevestigd worden of aan het licht komen die het beletten van de inzet rechtvaardigen, worden alle kosten in verband met de onderzoeken in een normaal boekjaar door de rederij gedragen. HOOFDSTUK IV. - Kennisgeving en beletten van de inzet

Art. 8.De aangestelde ambtenaar deelt de rederijen het resultaat van de controles en onderzoeken krachtens de artikelen 3, 4, 5 en 7, terstond schriftelijk mede.

Art. 9.§ 1. De aangestelde ambtenaar belet de inzet van een ro-ro-veerboot of hogesnelheidspassagiersvaartuig op een geregelde dienst : 1° wanneer hij er zich niet van heeft kunnen vergewissen dat aan de voorschriften van de artikelen 3 en 4 wordt voldaan;2° wanneer tijdens de in de artikelen 5 en 7 bedoelde specifieke onderzoeken tekortkomingen worden geconstateerd die een direct gevaar inhouden voor de veerboot of het vaartuig, of voor het leven van de bemanning en de passagiers;3° indien is vastgesteld dat niet is voldaan aan de in bijlage II genoemde Gemeenschapsinstrumenten en daardoor een direct gevaar bestaat voor de veerboot of het vaartuig, of voor het leven van de bemanning en de passagiers;4° wanneer hij niet geraadpleegd is door de vlaggenstaat over de in artikel 11, eerste of vierde lid van dit besluit bedoelde aangelegenheden, tot de gekwalificeerde inspecteur heeft vastgesteld dat het gevaar is weggenomen en aan de voorschriften van dit besluit is voldaan. De aangestelde ambtenaar deelt de rederij onder volledige opgave van redenen schriftelijk mee dat hij besloten heeft de inzet van die ro-ro-veerboot of dat hogesnelheidspassagiersvaartuig te beletten. § 2. Indien de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig echter reeds een geregelde dienst onderhoudt en er tekortkomingen worden geconstateerd, verlangt de aangestelde ambtenaar van de rederij dat zij de nodige maatregelen treft om die gebreken terstond te herstellen dan wel binnen een nauwkeurig bepaalde, redelijke periode indien zij geen direct gevaar vormen voor de veiligheid van de veerboot of het vaartuig, voor de bemanning ervan en voor de passagiers. Na herstel van de tekortkomingen controleert de gekwalificeerde inspecteur of de herstellingen naar behoren zijn verricht. Indien dat niet het geval is, belet de aangestelde ambtenaar de inzet van de veerboot of het vaartuig. § 3. Wanneer een rederij een exploitatieverbod opgelegd krijgt, kan zij tegen deze beslissing in beroep gaan overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 18 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen. § 4. Indien de artikelen 3, 4 en 5 vóór de aanvang van de inzet van een ro-ro-veerboot of een hogesnelheidspassagiersvaartuig op een geregelde dienst worden toegepast, moet een besluit om de inzet van het schip te beletten, genomen worden binnen een maand na het eerste specifiek onderzoek en onmiddellijk aan de rederij worden meegedeeld.

Art. 10.§ 1. Ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die naar genoegen van de bevoegde instantie specifieke onderzoeken hebben ondergaan, worden door deze bevoegde instantie vrijgesteld van uitgebreide inspecties als bedoeld in artikel 5, § 4, van het koninklijk besluit van 13 september 1998 houdende havenstaatcontrole en wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement en van de uitgebreide inspecties waarvoor de gegronde reden is dat zij behoren tot de categorie passagiersschepen bedoeld in artikel 5, § 1, en bijlage I, hoofdstuk V, punt A.4., van hetzelfde besluit. § 2. Indien twee of meer lid-Staten betrokken zijn bij een specifiek onderzoek van hetzelfde schip of vaartuig, werkt de Belgische administratie samen met de administraties van de andere lidstaat of lidstaten. De specifieke onderzoeken worden verricht door een team van gekwalificeerde inspecteurs van de betrokken staat of staten van ontvangst. Indien een kwalitatieve beoordeling van de inachtneming van specifiek voor een bepaalde klasse geldende bepalingen nodig is, zorgt de bevoegde instantie ervoor dat de nodige vakkennis in het team beschikbaar is, zo nodig door daarin een medewerker van een erkende organisatie op te nemen. De gekwalificeerde inspecteurs rapporteren gebreken aan de bevoegde instantie van de betrokken staten. De bevoegde instantie deelt deze gegevens mede aan de vlaggenstaat, indien die niet dezelfde is als de staat van ontvangst die bij het onderzoek betrokken is. § 3. De bevoegde instantie kan er op verzoek van een andere betrokken staat van ontvangst mee instemmen een specifiek onderzoek te verrichten. § 4. Indien een schip de vlag voert van een andere staat, nodigt de bevoegde instantie als staat van ontvangst, op vraag van de rederijen die een andere vlag hebben dan de staat van ontvangst, de administratie van deze vlaggenstaat uit om zich te laten vertegenwoordigen bij ieder specifiek onderzoek krachtens de bepalingen van dit besluit. § 5. De bevoegde instantie houdt bij het plannen van een onderzoek overeenkomstig artikel 5 of artikel 7 naar behoren rekening met het vaar- en onderhoudsschema van de veerboot of het vaartuig. § 6. De Minister stelt de vorm vast van het verslag waarin de bevindingen van de specifieke onderzoeken worden vastgelegd, in overeenstemming met de vorm bepaald door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bijgestaan door het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) van de Europese Gemeenschappen, of in voorkomend geval, bepaald door de Raad van Ministers van de Europese Unie. § 7. Ingeval de bevoegde instantie en de administratie van de andere staten van ontvangst het niet eens kunnen worden over de naleving van de voorschriften van artikel 3 en artikel 4, 1°, stelt de bevoegde instantie betrokken bij een specifiek onderzoek onmiddellijk de Commissie van de Europese Gemeenschappen op de hoogte van de redenen van het meningsverschil. HOOFDSTUK V. - Begeleidingsmaatregelen

Art. 11.De aangestelde ambtenaar die een certificaat van vrijstelling afgeeft of erkent, werkt samen met de betrokken staat van ontvangst of de administratie van de vlaggenstaat om eventuele meningsverschillen over de juistheid van de vrijstellingen op te lossen voordat het eerste specifiek onderzoek plaatsvindt.

De bevoegde instantie verstrekt de Europese Commissie afschriften van de in artikel 10, § 6, bedoelde onderzoeksverslagen, indien van toepassing met het IMO-identificatienummer.

De gekwalificeerde inspecteur, belast door de aangestelde ambtenaar, zorgt ervoor dat rederijen die met ro-ro-veerboten of hogesnelheidspassagiersvaartuigen geregelde diensten van of naar Belgische havens onderhouden, geïntegreerde planningssystemen voor noodsituaties aan boord van schepen kunnen hanteren en toepassen.

Daarvoor maakt hij gebruik van het kader dat gegeven is in IMO-resolutie A.852 (20) betreffende richtsnoeren voor de structuur van geïntegreerde noodplanningssystemen. Als één of meer andere lid-Staten van de Unie als staten van ontvangst bij de geregelde dienst betrokken zijn, wordt er gezamenlijk een plan opgesteld voor de verschillende trajecten.

De bevoegde instantie werkt in de hoedanigheid van staat van ontvangst volledig samen met de administratie van de vlaggenstaat alvorens de exploitatievergunning voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen wordt afgegeven, overeenkomstig de bepalingen van punt 1.9.3 van de HSC Code. Zij zorgt ervoor dat de beperkingen in verband met plaatselijke omstandigheden die nodig zijn voor de bescherming van leven, natuurlijke rijkdommen en kustactiviteiten worden vastgesteld of gehandhaafd en ziet erop toe dat die beperkingen worden nageleefd.

Art. 12.Als een bepaalde geregelde dienst andere staten betreft, onderhoudt de bevoegde instantie contact met de administraties van die staten voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit.

Art. 13.De bevoegde instantie in de hoedanigheid van staat van ontvangst brengt de voorschriften van dit besluit, van toepassing op de rederijen die een geregelde dienst onderhouden van of naar een Belgische haven, ter kennis van de derde landen, die geen lidstaat zijn en die de verantwoordelijkheden van een vlaggenstaat of de met die van een staat van ontvangst gelijkstaande verantwoordelijkheden dragen voor ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen en varen tussen een Belgische haven en een haven in het derde land, dat geen lid-Staat is. HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 14.Het koninklijk besluit van 5 september 2001 tot uitvoering van richtlijn 1999/35/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen wordt opgeheven.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking dertig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 16.Onze Minister bevoegd voor Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 november 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage I SPECIFIEKE EISEN WAARAAN REDERIJEN MOETEN VOLDOEN (als bedoeld in artikel 4, 1°, en de artikelen 5 en 7) Rederijen moeten er voor zorgen dat aan boord van hun ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen : 1. de kapitein, vóórdat het schip of vaartuig aan zijn reis begint, wordt voorzien van passende informatie over de beschikbaarheid van vanaf de wal opererende systemen van navigatieondersteuning en andere informatiesystemen die hem zullen bijstaan bij de veilige uitvoering van de reizen, en dat hij gebruik maakt van de door de lidstaten opgezette systemen van navigatieondersteuning en informatiesystemen;2. de toepasselijke bepalingen van de paragrafen 2 tot en met 6 van circulaire 699 van het Maritime Safety Committee - Herziene richtsnoeren voor veiligheidsinstructies aan passagiers - worden toegepast;3. op een gemakkelijk toegankelijke plaats een lijst is opgehangen met de regelingen met betrekking tot de werkzaamheden aan boord, die omvat : a) het dienstrooster voor buitengaats en voor in de haven, en b) de maximumwerktijd of de vereiste minimumrusttijd voor degenen die de wacht houden;4. de kapitein niet wordt belemmerd bij het nemen van beslissingen die naar zijn professioneel oordeel noodzakelijk zijn voor de veilige navigatie en bedrijfsvoering, met name bij slecht weer en hoge zee;5. de kapitein een rapport bijhoudt over de navigatieactiviteiten en incidenten die van belang zijn voor een veilige navigatie;6. elke schade aan of blijvende doorbuiging van de rompdeuren en bijbehorende rompbeplating die de integriteit van de veerboot of het schip kunnen aantasten, en alle tekortkomingen bij de borging van deze deuren onmiddellijk worden gerapporteerd aan de administratie van de vlaggenstaat en de staat van ontvangst, en dat deze onmiddellijk naar hun genoegen wordt gerepareerd;7. voorafgaand aan het vertrek van de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig voor zijn reis een bijgewerkt vaarplan beschikbaar is, bij het opmaken van welk vaarplan de richtsnoeren, uiteengezet in resolutie A.893(21) van de Assembly betreffende richtsnoeren voor vaarplanning, volledig in acht dienen te worden genomen; 8. algemene informatie over de aan boord beschikbare diensten en hulp voor ouderen en gehandicapten aan de passagiers bekend wordt gemaakt en aan mensen met een verminderd gezichtsvermogen in geschikte vorm beschikbaar wordt gesteld. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 november 2005 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage II LIJST VAN GEMEENSCHAPSINSTRUMENTEN (bedoeld in artikel 9, § 1, 3°) Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

Richtlijn 2001/25/EG van Het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PB L 136 van 18.5.2001, blz. 17). Richtlijn laatst gewijzigd bij richtlijn 2005/23/EG van de Commissie van 8 maart 2005 (PB L 062 van 09.03.2005, blz. 14).

Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad van 8 december 1995 betreffende een veiligheidsbeleid voor ro-ro-passagiersschepen (PB L 320 van 30.12.1995, blz. 14). Verordening laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1).

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 november 2005 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage III PROCEDURES VOOR SPECIFIEKE ONDERZOEKEN (bedoeld in de artikelen 5 en 7) 1. De specifieke onderzoeken moeten waarborgen dat aan de wettelijke voorschriften, met name inzake constructie, waterdichte indeling en stabiliteit, machines en elektrische installaties, belading, stabiliteit, brandbeveiliging, maximum aantal passagiers, reddingsmiddelen en het vervoer van gevaarlijke goederen, radiocommunicatie en navigatie wordt voldaan en moeten om die reden voorzover van toepassing ten minste het volgende omvatten: - starten van het noodaggregaat; - inspectie van de noodverlichting; - inspectie van de noodvoeding voor de radio-installaties; - testen van het boordomroepsysteem; - brandoefening, met inbegrip van een demonstratie dat men in staat is de brandweeruitrusting te gebruiken; - werking van de noodbrandbluspomp met twee brandslangen, aangesloten op de hoofdbrandblusleiding; - testen van de afstandbediende noodstop voor de brandstofvoorziening naar ketels en hoofd- en hulpmotoren, en voor de ventilatie; - testen van de bediening op afstand en ter plaatse voor het sluiten van de brandkleppen; - testen van de branddetectie- en alarmsystemen; - testen van de branddeuren om te zien of deze naar behoren sluiten; - werking van de lenspompen; - sluiting van de waterdichte deuren in de dwarsschotten, zowel op afstand als ter plaatse; - demonstratie dat bemanningsleden op sleutelposten bekend zijn met de instructies voor het beperken van schade; - het strijken van ten minste één hulpverleningsboot en één reddingsboot, het starten en testen van hun voortstuwing en besturing, en het weer ophalen en terugplaatsen op hun opstellingsplaats; - controle om na te gaan of alle reddingsboten en hulpverleningsboten overeenstemmen met de inventaris; - testen van de stuurinrichting en hulpstuurinrichting van het schip of vaartuig. 2. De specifieke onderzoeken omvatten de verificatie van de onderhoudsplanning.3. Bij de specifieke onderzoeken moet er vooral op worden gelet of de bemanningsleden vertrouwd zijn en efficiënt omgaan met de veiligheidsprocedures, noodprocedures, onderhoud, werkpraktijken, veiligheid van passagiers, procedures op de brug, en handelingen met betrekking tot lading en voertuigen.Het vermogen van zeevarenden om opdrachten en instructies te begrijpen en, voor zover van toepassing, te geven, alsook om te rapporteren in de gemeenschappelijke werktaal, zoals vastgesteld in het scheepsjournaal, dient te worden gecontroleerd. Documenten die aantonen dat bemanningsleden met succes een speciale opleiding hebben gevolgd dienen te worden gecontroleerd, met name met betrekking tot : - het omgaan met grote groepen mensen; - het met het schip vertrouwd maken; - de veiligheid, wat betreft het personeel dat belast is met de zorg voor de veiligheid van de passagiers in passagiersruimten, met name die van ouderen en gehandicapten in een noodsituatie, en - crisisbeheer en menselijk gedrag.

Bij het specifieke onderzoek wordt gecontroleerd of de dienstroosters onredelijke vermoeidheid veroorzaken, vooral bij het wachtdoende personeel. 4. Door derde landen afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van de bemanningsleden worden alleen erkend, als zij voldoen aan voorschrift I/10 van het herziene Internationaal Verdrag van 1978 betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, brevettering en wachtdienst (STCW-verdrag). Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 november 2005 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage IV INDICATIEVE RICHTSNOEREN VOOR GEKWALIFICEERDE INSPECTEURS BIJ DE UITVOERING VAN ONDERZOEKEN OP EEN NIET VOORAF BEPAALD TIJDSTIP GEDURENDE EEN GEREGELDE OVERVAART (bedoeld in artikel 7, § 1) 1. Passagiersgegevens Controleer met welke middelen ervoor wordt gezorgd dat het aantal passagiers waarvoor de ro-ro-veerboot of het hogesnelheidspassagiersvaartuig, hierna "schip" te noemen, is gecertificeerd, niet wordt overschreden, of het systeem voor registratie van passagiersgegevens aan de voorschriften voldoet en doeltreffend is;hoe de informatie over het totale aantal passagiers aan de kapitein wordt doorgegeven en, in voorkomend geval, hoe passagiers die een retourtrip maken zonder aan wal te gaan, worden meegeteld in het totaal aantal dat de terugreis maakt. 2. Informatie over belading en stabiliteit Controleer, indien van toepassing, of er betrouwbare instrumenten voor het meten van de diepgang zijn geïnstalleerd en in gebruik zijn;of er maatregelen genomen zijn om ervoor te zorgen dat het schip niet overbelast wordt en het water niet boven de toepasselijke indelingslastlijn komt; of de belading en stabiliteitsbeoordeling volgens de voorschriften gebeuren; of vrachtwagens en andere lading gewogen worden, indien dat is voorgeschreven, en de cijfers aan het schip worden doorgegeven ten behoeve van belading en stabiliteitsbeoordeling; of de instructies voor schadebeperking (damage control) permanent zijn uitgehangen, en aan de scheepsofficieren instructieboekjes daarover zijn uitgereikt. 3. Vaarklaar maken Controleer op welke manier het schip vaarklaar gemaakt wordt voordat het de ligplaats verlaat, waarbij ook volgens een positieve rapportageprocedure bevestigd dient te worden dat alle wind- en waterdichte deuren in de romp gesloten zijn;of alle deuren van de voertuigdekken gesloten zijn voordat het schip de ligplaats verlaat, dan wel net lang genoeg open blijven om het sluiten van de boegklep mogelijk te maken; controleer de sluitingsmiddelen van de boeg-, achter- en zijdeuren, en of er controlelichten en een videobewakingssysteem zijn die op de navigatiebrug de stand van de deuren aangeven. Eventuele problemen met de werking van de controlelichten, vooral problemen met de schakelaars bij de deuren, dienen genoteerd en gerapporteerd te worden. 4. Mededelingen in verband met de veiligheid Controleer de vorm waarin de routinemededelingen in verband met de veiligheid worden gedaan en de opgehangen instructies en aanwijzingen over noodprocedures in de toepasselijke taal of talen.De routinemededelingen moeten aan het begin van de reis worden gedaan, en op alle voor het publiek toegankelijke plaatsen, inclusief de open dekken, gehoord kunnen worden. 5. Aantekeningen in het journaal Controleer of in het journaal aantekening wordt gemaakt van het sluiten van de deuren van boeg en achtersteven en van andere wind- en waterdichte deuren, van de oefeningen met de deuren in de waterdichte schotten, van de beproeving van de stuurinrichting enz.Ook diepgang, uitwatering en stabiliteit moeten worden genoteerd, alsmede de gemeenschappelijke werktaal van de bemanning. 6. Gevaarlijke goederen Controleer of gevaarlijke of verontreinigende goederen volgens de desbetreffende voorschriften worden vervoerd en met name of een verklaring betreffende gevaarlijke of verontreinigende goederen is verstrekt samen met een ladingsbrief of laadplan waarop hun plaats aan boord staat aangegeven;of de betreffende lading door een passagiersschip mag worden vervoerd, en of de gevaarlijke of verontreinigende goederen op de juiste wijze zijn gemerkt, geëtiketteerd, geladen, gestuwd en afgezonderd.

Voertuigen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren, moeten van de juiste opschriften voorzien zijn en goed zijn vastgezet.

Wanneer er gevaarlijke of verontreinigende goederen worden vervoerd, moet een kopie van de ladingsbrief of het laadplan op de wal beschikbaar zijn. De kapitein moet op de hoogte zijn van de meldingsvoorschriften van richtlijn 93/75/EEG en de instructies inzake de te volgen noodprocedures en de eerste hulpverlening bij ongevallen met gevaarlijke goederen of de zeeverontreinigende stoffen kennen. Het ventilatiesysteem op de voertuigdekken moet steeds in werking zijn, en in verhoogde werking wanneer de voertuigmotoren draaien; en op de brug moet er een of andere indicatie zijn die laat zien of de ventilatie van de voertuigdekken in werking is. 7. Het vastzetten van vrachtwagens Controleer hoe de vrachtwagens worden vastgezet: bijvoorbeeld groepsgewijs of met afzonderlijke sjorringen;of er voldoende sterke bevestigingspunten zijn. Welke voorzieningen zijn er voor het vastzetten van de vrachtwagens bij zwaar weer of verwacht zwaar weer ? Hoe gebeurt het vastzetten van touringcars en motorfietsen ? Controleer of het schip over een handleiding voor het vastzetten van lading beschikt. 8. Voertuigdekken Controleer of de ruimten van bijzondere aard en de ro-ro-laadruimten voortdurend worden bewaakt door middel van wachtrondes of een videobewakingssysteem, met het oog op het eventueel gaan schuiven van voertuigen tijdens zwaar weer of betreding door onbevoegden. Branddeuren en toegangsdeuren moeten gesloten worden gehouden en er moeten waarschuwingen zijn opgehangen dat de passagiers niet op de voertuigdekken mogen komen zolang het schip op zee is. 9. Het sluiten van de waterdichte deuren Controleer of de in de bedieningsinstructies voorgeschreven gedragslijn met betrekking tot de deuren in de waterdichte schotten van het schip wordt gevolgd, of de voorgeschreven oefeningen worden uitgevoerd.Het bedieningsorgaan op de brug voor de waterdichte deuren moet, wanneer dat mogelijk is, op "local" gehouden worden. De deuren moeten bij beperkt zicht en gevaarlijke situaties gesloten worden gehouden. De bemanningsleden moeten geleerd hebben de deuren op de juiste wijze te bedienen en op de hoogte zijn van de gevaren van verkeerd gebruik. 10. Brandrondedienst Controleer of er een doeltreffende brandrondedienst wordt onderhouden, zodat een eventuele brand snel kan worden ontdekt.Dit geldt ook voor de ruimten van bijzondere aard waar geen vast branddetectie- en brandalarmsysteem is geïnstalleerd, met dien verstande dat deze ruimten op de onder punt 8 aangegeven wijze mogen worden bewaakt. 11. Communicatie in noodsituaties Controleer of er volgens de monsterrol voldoende bemanningsleden zijn om passagiers in een noodsituatie bij te staan;de bemanningsleden moeten gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn en in staat zijn met passagiers in een noodsituatie te communiceren, waarbij gekeken moet worden naar een passende en toereikende combinatie van de volgende factoren : a) de taal, of talen, geschikt voor de belangrijkste nationaliteit(en) van de op een bepaald traject vervoerde passagiers;b) de waarschijnlijkheid dat een elementaire kennis van het Engels voldoende is om een passagier die hulp nodig heeft eenvoudige instructies te geven, ongeacht of de passagier en het bemanningslid dezelfde taal spreken;c) in een noodsituatie kunnen andere manieren van communicatie nodig zijn (bijv.een demonstratie, aanwijzingen met de hand, de aandacht vestigen op de plaats van instructies, verzamelpunten, reddingsmiddelen of ontsnappingsroutes, wanneer mondelinge communicatie niet mogelijk is); d) de mate waarin volledige veiligheidsinstructies aan passagiers in hun moedertaal of moedertalen zijn gegeven;e) de talen waarin tijdens een noodsituatie of oefening mededelingen kunnen worden omgeroepen om de passagiers essentiële aanwijzingen te geven en het de bemanningsleden gemakkelijker te maken de passagiers te helpen.12. Gemeenschappelijke werktaal voor de bemanning Controleer of er een werktaal is vastgesteld met het oog op doeltreffende uitvoering van de veiligheidstaken van de bemanning, en of deze werktaal in het scheepsjournaal genoteerd is.13. Veiligheidsuitrusting Controleer of de reddings- en brandbestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de branddeuren en andere gemakkelijk controleerbare constructieve brandveiligheidsvoorzieningen, in orde zijn;of brandbestrijdingsinstructies permanent zijn opgehangen, dan wel of desbetreffende instructieboekjes ter informatie aan de scheepsofficieren ter beschikking gesteld zijn; of reddingsvesten op geschikte plaatsen zijn opgeborgen, en de opbergplaatsen van de reddingsvesten voor kinderen gemakkelijk als zodanig te herkennen zijn; of de lading van voertuigen niet de werking belemmert van brandblusinstallaties, noodafsluiters, bedieningsorganen van de stormkleppen, enz., die eventueel op de voertuigdekken aanwezig zijn. 14. Navigatie- en radiocommunicatieapparatuur Controleer of de navigatie- en radiocommunicatieapparatuur, waaronder satellietnoodradiobakens voor plaatsbepaling der rampen (EPIRB's), goed werkt.15. Extra noodverlichting Controleer of er aanvullende noodverlichting is geïnstalleerd wanneer de voorschriften dat vereisen, en of er een register van gebreken wordt bijgehouden.16. Vluchtwegen Controleer of de vluchtwegen volgens de regels gemarkeerd zijn, en of de verlichting daarvan zowel vanuit de hoofdvoeding als de noodvoeding gewaarborgd is.Welke maatregelen worden genomen om vluchtroutes vrij van voertuigen te houden waar deze over of langs voertuigdekken lopen? Controleer of uitgangen, met name uitgangen van belastingvrije winkels die soms door stapels goederen worden versperd, worden vrijgehouden. 17. Het vaarboek Controleer of aan de kapitein en elke hogere officier een kopie van het vaarboek is verstrekt en of er nog andere kopieën voor alle bemanningsleden beschikbaar zijn;of er ook controlelijsten voor het vaarklaar maken en andere werkzaamheden zijn. 18. Het schoonhouden van de machinekamer Controleer of de machinekamer wat het onderhoud betreft schoon gehouden wordt.19. Afvalverwijdering Controleer of de voorzieningen voor het verwerken en verwijderen van afval voldoende zijn.20. Planmatig onderhoud Alle rederijen moeten specifieke permanente opdrachten hebben, inclusief een systeem van planmatig onderhoud, voor alle voor de veiligheid van belang zijnde zones, met inbegrip van de boeg-, achter- en zijdeuren en hun sluitmiddelen, maar ook voor de machinekamer en de veiligheidsuitrusting.Men dient te beschikken over schema's voor het periodiek controleren van alle onderdelen, om de veiligheid op het allerhoogste peil te houden. Er moeten procedures zijn die voorzien in het registreren van tekortkomingen en de bevestiging dat deze naar behoren zijn verholpen, zodat de kapitein en de aangewezen persoon aan wal binnen de beheersstructuur van de rederij van de tekortkomingen op de hoogte zijn en worden ingelicht wanneer deze binnen een bepaalde tijd zijn verholpen. De periodieke controle van de goede werking van het sluitsysteem van de binnenste en buitenste boegdeur dient mede de verklikkerlampjes, bewakingsapparatuur en spuigaten in de ruimten tussen de boegklep en de binnendeur te omvatten, en in het bijzonder de sluitmechanismen en de bijbehorende hydraulische systemen. 21. Het maken van een reis Tijdens een reis moet van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om te controleren op overbezetting, waarbij wordt gekeken naar de beschikbare zitplaatsen en de versperring van doorgangen, trappen en nooduitgangen door bagage of door passagiers die geen zitplaats kunnen vinden.Ook moet worden gecontroleerd of passagiers het voertuigdek hebben verlaten voordat het schip afvaart, en of zij niet eerder toegang krijgen dan vlak voor het afmeren.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 november 2005 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage V KWALIFICATIE- EN ONAFHANKELIJKHEIDSCRITERIA VOOR GEKWALIFICEERDE INSPECTEURS (bedoeld in artikel 1, 16°) 1. De gekwalificeerde inspecteur moet door de bevoegde instantie van de lid-Staat zijn gemachtigd de specifieke onderzoeken als bedoeld in artikel 5 uit te voeren.2. De gekwalificeerde inspecteur moet hetzij : - minstens één jaar bij de bevoegde instantie van een lid-Staat als vlaggenstaatinspecteur werkzaam zijn geweest, belast met onderzoeken en certificering overeenkomstig het Solas-verdrag van 1974; - en in het bezit zijn van : a) een bewijs van bekwaamheid als kapitein, dat deze persoon in staat stelt het bevel te voeren over een schip van 1600 BRT of meer (zie STCW, voorschrift II/2), of b) een bewijs van bekwaamheid als hoofdwerktuigkundige, dat deze persoon in staat stelt die taak op zich te nemen aan boord van een schip waarvan de hoofdmachine-installatie een vermogen heeft van 3 000 kW of meer (zie STCW, voorschrift III/2), of c) het diploma van scheepsbouwkundig ingenieur, werktuigbouwkundig ingenieur of ingenieur op een met de scheepvaart verband houdend gebied, en in die hoedanigheid ten minste vijf jaar hebben gewerkt, - en in de gevallen onder a) en b), ten minste vijf jaar op zee werkzaam zijn geweest als officier in de dekdienst, respectievelijk de machinekamerdienst; hetzij : - in het bezit zijn van een relevant universitair diploma, afgeleverd in een lid-Staat, of een gelijkwaardige opleiding hebben gevolgd, en - in een lid-Staat opgeleid en gediplomeerd zijn aan een school voor inspecteurs scheepsveiligheid, en - ten minste twee jaar als vlaggenstaatinspecteur bij de bevoegde instantie van een lidstaat werkzaam zijn geweest, belast met controle en certificering overeenkomstig het SOLAS-verdrag van 1974. 3. De gekwalificeerde inspecteur moet schriftelijk en mondeling met zeevarenden kunnen communiceren in de op zee het meest gesproken taal.4. De gekwalificeerde inspecteur moet toereikende kennis hebben van de bepalingen van het SOLAS-verdrag en de toepasselijke procedures van dit besluit.5. Gekwalificeerde inspecteurs die specifieke onderzoeken verrichten mogen noch een commercieel belang hebben in de betrokken rederij of enige andere rederij die een geregelde dienst onderhoudt naar en vanuit de betrokken staat van ontvangst dan wel in de geïnspecteerde ro-ro-veerboten of hogesnelheidspassagiersvaartuigen, noch in dienst zijn van of werkzaamheden verrichten namens niet-gouvernementele organisaties die wettelijk voorgeschreven of classificatieonderzoeken verrichten of certificaten afgeven voor dat schip.6. Inspecteurs die niet beantwoorden aan vorenstaande criteria worden eveneens aanvaard indien zij op de datum van uitvoering van richtlijn 95/21/EG bij de bevoegde autoriteit in dienst waren voor wettelijk geregelde onderzoeken of havenstaatcontrole-inspecties. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 november 2005 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^