gepubliceerd op 30 augustus 2000
Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid
20 JULI 2000. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, kadert in de definitieve overgang van België naar de eenheidsmunt euro.
Onderhavig besluit wordt genomen op basis van artikel 6 van de wet van 26 juni 2000 dat Uwe Majesteit toelaat, tot 31 december 2001, wetten die bedragen in Belgische frank vermelden of die verwijzen naar de Belgische frank, aan de euro, aan te passen. Daartoe kan Uwe Majesteit, ten vroegste, met ingang van 1 januari 2002 : 1° de wetten wijzigen door het gebruik van de frank te vervangen door dat van de euro;2° de uitkomst van de conversie van de veelvouden van 10 frank die in de wetten voorkomen, vereenvoudigen binnen bepaalde in voormelde wet bepaalde grenzen;3° de bepalingen bedoeld in artikel 5 opheffen;4° maatregelen nemen teneinde de logische opvolging van twee tariefschijven of -schalen te waarborgen, na omzetting van hun grenswaarden;5° bedragen die in de wetten voorkomen wijzigen in euro, teneinde een continuïteit te waarborgen of een bijzondere nauwkeurigheid mogelijk te maken, en 6° de bedragen in Belgische frank die voorkomen in de wetten ter uitvoering van Europese richtlijnen aanpassen aan de koers van één euro voor één Ecu. Hieronder zal per wetgeving aangeduid worden op basis van welk voormeld punt de wetgeving wordt aangepast.
De Raad van State is van oordeel dat het gebruik van enkelvoudige tweetalige tabellen ongepast is, wat een systeem met tweevoudige tabellen zou opleggen, een tabel in het Nederlands en een zelfde in het Frans. De wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen legt zulke verplichting niet op. De wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1966 doet dat evenmin. Een lay-out van de bepalingen met een enkele tweetalige tabel is trouwens bijzonder goed leesbaar. Met name in de bepalingen zelf van de wetten en besluiten betreffende de organieke personeelsformaties van de magistraten en het personeel van hoven en rechtbanken en de begrotingswetten worden enkelvoudige tweetalige tabellen gebruikt. Het komt derhalve redelijk voor dat de Regering een gebruik in praktijk brengt dat de Wetgevende Macht en de Uitvoerende Macht reeds vele jaren toepassen.
Commentaar van de artikelen Artikel 1 De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten bevat in enkele artikelen bepaalde transparante grensbedragen in Belgische frank. Het gaat : - in artikel 65 over de voorwaarden tot het inlassen van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst voor werklieden. Deze inlassing is gebonden aan bepaalde loongrenzen; - in artikel 67 over de duur van de proeftijd van een arbeidsovereenkomst welke afhankelijk is van bepaalde loongrenzen - in de artikelen 82 en 84 over de in acht te nemen opzeggingstermijnen voor arbeidsovereenkomsten voor bedienden welke ook afhankelijk zijn van bepaalde loongrenzen; - in artikel 85 over het recht om van het werk afwezig te zijn gedurende de opzeggingstermijn welk recht afhankelijk is van bepaalde loongrenzen; en - in artikel 104 over de voorwaarden tot het inlassen van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers. Deze inlassing is gebonden aan bepaalde loongrenzen.
Deze grensbedragen dateren nog van de oorspronkelijke wet van 3 juli 1978. Ingevolge de bepaling van artikel 131, tweede lid van deze wet worden de loonbedragen in de voormelde artikelen jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de conventionele lonen.Het zijn de diensten van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid die de aanpassing doen via een bericht in het Belgisch Staatsblad. Deze bedragen treden in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op hun aanpassing. Deze bedragen zijn momenteel 956.000 BEF (voor het bedrag van 650.000 BEF), 1.147.000 BEF (voor het bedrag van 780.000 BEF) en 1.912.000 BEF (voor het bedrag van 1.300.000 BEF).
Er werd geopteerd voor het algemeen principe om deze grensbedragen transparant te houden in euro om reden van duidelijkheid. Eens dit principe aangenomen, kon men opteren voor twee oplossingen : ofwel de oorspronkelijke bedragen omzetten en transparant maken, ofwel de geïndexeerde bedragen omzetten en transparant maken. Er werd uiteindelijk gekozen voor de eerste oplossing teneinde niet te raken aan het indexmechanisme.
De transparantieaanpassingen worden uitgevoerd naar beneden op basis van artikel 6, tweede lid, 2°, van de wet van 26 juni 2000.
Artikel 2 Dit artikel wijzigt artikel 8 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Voormeld artikel 8 voorziet een bedrag van 500 BEF dat betrekking heeft op de heffing van forfaitaire vergoedingen voor de kosten van de behandeling en de aflevering van de arbeidskaarten en -vergunningen. Artikel 8 voorziet daarbij een absoluut bovenplafond van 500 BEF. Er wordt geopteerd om dit bedrag transparant te maken voor de duidelijkheid en het af te ronden op 12 EUR ingevolge artikel 6, tweede lid, 2° van de wet van 26 juni 2000.
Artikel 3 Dit artikel wijzigt artikel 47 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
Deze bepaling bepaalt het bedrag van de forfaitaire compenserende vergoeding die een private of openbare werkgever moet betalen indien hij niet het bij de voormelde wet vereiste percentage aan jonge werknemers heeft tewerkgesteld bij wege van een startbaanovereenkomst.
Om toepassingsmoeilijkheden te vermijden, wordt ervoor geopteerd om dit bedrag transparant af te ronden op 75 EUR op basis van artikel 6, tweede lid, 1° van de wet van 26 juni 2000.
Artikelen 4 en 5 Artikel 4 bepaalt de inwerkingtreding die uiteraard ten vroegste op 1 januari 2002 is bepaald overeenkomstig artikel 6, tweede lid van de wet van 26 juni 2000.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, L. ONKELINX
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 5 juli 2000 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende uitvoering van de wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid », heeft op 11 juli 2000 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.
In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd als volgt : « Contrairement à ce que pourrait laisser supposer la date d'entrée en vigueur des nouvelles dispositions (en général, le 1er janvier 2002, soit environ dans 18 mois), il est extrêmement urgent que ces textes soient arrêtés et publiés : il est impératif que ces textes paraissent officiellement à bref délai, et la date limite doit être placée au 1er août 2000.
Le délai d'urgence de trois jours devrait permettre la signature de ces arrêtés dans la première moitié du mois de juillet. Le respect strict de ce délai présente l'avantage, en ce qui concerne les arrêtés pris en vertu des lois relatives à l'introduction de l'euro, de permettre au Parlement d'exercer sur les projets le contrôle convenu dans le cadre de l'octroi de la délégation de pouvoirs.
Il faut tenir compte également de ce qu'il est important que ces dispositions soient arrêtées de façon groupée pour assurer un traitement uniforme, qui soit, d'une part, administrativement et budgétairement contrôlable, et qui, d'autre part, permette au Parlement d'en suivre l'élaboration dans de bonnes conditions.
Pour les administrations, le respect de la date du 1er août 2000 laissera un délai de 250 jours ouvrables, délai strictement nécessaire pour achever leurs préparatifs réglementaires (restent à modifier divers arrêtés ministériels, de nombreux formulaires qui devront être ensuite rapidement réimprimés) et informatiques avant les tests ultimes programmés pour juillet 2001. Compte tenu de ce planning fort tendu, tout retard serait préjudiciable au bon déroulement des travaux et à leur coût budgétaire. Il ne peut en aucune manière être envisagé de décaler ces tests sans prendre le risque de perdre tout contrôle sur le bon déroulement de la conversion des administrations.
La date critique prévue pour l'adoption de ces textes ne peut être retardée : les services informatiques ont exigé, pour réaliser dans de bonnes conditions l'ensemble des adaptations qui leur incombent que toutes les décisions fonctionnelles soient prises avant le 31 décembre 1999. Ces services ont d'ores et déjà démarré la décimalisation autorisée par la loi relative à la décimalisation, et ont donc pu entamer les adaptations fonctionnelles de leurs programmes;mais ils doivent encore disposer à court terme des dispositions relatives aux modifications de lois et de règlements pour adapter les différents montants. Et le timing serré demande que ce type d'adaptation soit basé sur des décisions officielles et définitives.
A titre d'exemple, le Planning de l'Administration des Finances prévoit que les nouveaux montants doivent être à la disposition des services informatiques au plus tard en août prochain pour permettre de réaliser les adaptations voulues pour le 1er juin 2001. Cette phase repose elle-même sur un enchaînement de phases préalables indispensables et notamment sur un diagnostic précis des travaux à entreprendre et des moyens à affecter.
D'autre part, il ne faut pas perdre de vue que les dispositions projetées ne visent que les adaptations de lois et d'arrêtés royaux; ceci signifie que doivent y succéder les adaptations d'arrêtés ministériels, qui devraient pouvoir prendre place avant la fin de l'année 2000. A ces adaptations réglementaires succéderont en 2001, comme on l'a mentionné les adaptations de formulaires et de textes informatifs.
Les firmes et leurs intermédiaires professionnels (secrétariats sociaux, comptables, fiduciaires, services fiscaux, etc.) doivent disposer sans délai de données fiables pour adapter eux aussi en connaissance de cause leurs programmes à l'euro. Il est hautement souhaitable que leur basculement se produise de façon importante au 1er janvier 2001, faute de quoi la grande masse des firmes reportera leur propre manoeuvre au 1er janvier 2002, ce qui serait fort défavorable pour la gestion des entreprises et, par ricochet, pour le basculement de tous les secteurs économiques.
Au fur et à mesure que le délai s'amenuise (125 jours ouvrables au 1er juillet 2000), les entreprises qui ne disposent pas des informations nécessaires risquent de reporter, faute d'une marge de manoeuvre suffisante, leur décision de basculer vers l'euro. Tout retard dans la signature de ces arrêtés a donc pour les entreprises des conséquences négatives, et un délai supplémentaire dans la publication des arrêtés pourrait compromettre beaucoup de projets. » .
Gelet op de korte termijn welke hem voor het geven van zijn advies wordt toegemeten en op het uitzonderlijk groot aantal adviesaanvragen waarvoor tegelijkertijd om spoedbehandeling wordt gevraagd, heeft de Raad van State zich moeten bepalen tot het maken van de hiernavolgende opmerkingen.
Rechtsgrond Het ontworpen besluit vindt, in zijn geheel genomen, rechtsgrond in artikel 6 van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet (1).
Krachtens artikel 1 van het ontwerp worden evenwel niet enkel de in de betrokken wet van 28 juni 1966 in frank uitgedrukte bedragen vervangen door in euro uitgedrukte bedragen, maar worden die bedragen ook gekoppeld aan een nieuw spilindexcijfer en worden regels bepaald betreffende de toepassing van de indexatie. Die bepalingen vinden derhalve geen rechtsgrond in artikel 6 van de wet van 26 juni 2000 en de Raad van State, afdeling wetgeving, ziet evenmin welke andere rechtsgrond ervoor zou kunnen worden ingeroepen. De genoemde bepalingen dienen dan ook te vervallen.
Evenmin rechtsgrond in artikel 6 van de wet van 26 juni 2000 vindt artikel 3 van het ontwerp, waarin een afrondingsregel wordt ingevoerd in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Die afrondingsregel is overigens opgenomen in artikel 5, 4°, van de wet van 26 juni 2000, dat geen verdere aanpassing van bestaande wetten impliceert.
Onderzoek van de tekst Aanhef 1. In het zesde lid van de aanhef kan de rechtsgrond van het ontwerp nader worden gespecifieerd door te verwijzen naar artikel 6 van de erin bedoelde wet van 26 juni 2000. Dat lid kan trouwens beter als een eerste lid worden opgenomen, aangezien in de aanhef eerst naar de rechtsgrond van de ontworpen bepalingen dient te worden verwezen en pas daarna naar de regelingen die eventueel door die bepalingen worden gewijzigd of opgeheven. 2. Het is niet noodzakelijk te verwijzen naar de in het derde lid van de aanhef vermelde verordeningen, die uiteraard niet de rechtsgrond van het ontworpen besluit vormen.3. Het is een regel van goede wetgevingstechniek om in de leden van de aanhef waarin de wetten worden opgesomd die door het ontwerp worden gewijzigd, ook te refereren aan de artikelen van die wetten die worden gewijzigd.In dat geval dienen enkel de wijzigingen die die artikelen hebben ondergaan, te worden vermeld. 4. Het zevende en het achtste lid van de aanhef (die het zesde en het zevende lid worden) dienen te worden aangevuld met een vermelding van de data waarop respectievelijk het daarin vermelde advies van de Inspecteur van Financiën en het akkoord van de Minister van Begroting zijn gegeven.5. Wanneer de Raad van State, afdeling wetgeving, om advies wordt gevraagd, op grond van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dient in de aanhef niet te worden gerefereerd aan een beslissing van de Ministerraad terzake, die overigens wettelijk niet is vereist. Het huidige twaalfde lid van de aanhef dient derhalve te vervallen. 6. Krachtens het bepaalde in artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dient de motivering die in de adviesaanvraag voorkomt, volledig en letterlijk te worden overgenomen in de aanhef van het ontworpen besluit, wat te dezen niet het geval is. Het huidige dertiende lid van de aanhef (dat het elfde lid wordt) dient derhalve gelet op dit voorschrift te worden aangepast.
Bepalend gedeelte 1. In de artikelen 2, 4 en 5 van het ontwerp worden, voor ieder van de te wijzigen wetten, de omzettingen van in frank uitgedrukte bedragen naar in euro uitgedrukte bedragen, in een tabel opgenomen.Daarbij wordt slechts één enkele tabel vastgesteld die tegelijk voor de Nederlandse en voor de Franse tekst moet gelden. Die werkwijze kan om wetgevingstechnische redenen niet worden aanvaard. Overeenkomstig de terzake geldende formeel legistieke voorschriften dienen de Nederlandse en de Franse tekst van de bedoelde wetsbepalingen immers ieder een eigen tabel te omvatten.
De tabellen opgenomen in de artikelen 2, 4 en 5 moeten dan ook in die zin worden aangepast. 2. Men schrijve telkens « euro » in plaats van « EUR ». De kamer was samengesteld uit : De heren : A. Beirlaen, kamervoorzitter;
M. Van Damme , kamervoorzitter;
J. Smets, staatsraad;
G. Schrans, A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. A. Beckers, griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer M. Van Damme.
Het verslag werd uitgebracht door de heer W. Van Vaerenbergh, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Vanherck, referendaris.
De griffier, A. Beckers.
De voorzitter, A. Beirlaen. _______ Nota (1) Met betrekking tot die rechtsgrond dient te worden opgemerkt dat in het verslag aan de Koning, waar wordt gedoeld op de transparantieregels, op verschillende plaatsen verkeerdelijk wordt verwezen naar artikel 6, tweede lid, 1°, van die wet terwijl die regels zijn opgenomen in artikel 6, tweede lid, 2°, van die wet. 20 JULI 2000. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, laatst gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999;
Gelet op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
Gelet op de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid;
Gelet op het advies nr. 1.303 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 1 maart 2000;
Gelet op het advies van de Adviesraad voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, gegeven op 30 maart 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 juni 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 29 juni 2000;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : « In tegenstelling tot wat de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zou kunnen doen vermoeden (in regel 1 januari 2002, hetzij binnen 18 maanden), is de uitvaardiging en de publicatie van de teksten bijzonder dringend; het is van het hoogste belang dat deze teksten snel officieel worden meegedeeld en de limietdatum hiervoor dient te worden vastgesteld op 1 augustus 2000.
De dringende termijn van drie dagen moet mogelijk maken dat de koninklijke besluiten in de eerste helft van juli ondertekend worden.
De strikte eerbiediging van deze termijn heeft, wat betreft de koninklijke besluiten die in hoofde van de wetten betreffende de invoering van de euro worden genomen, het voordeel dat het Parlement in staat wordt gesteld om de controle uit te oefenen die in het kader van de toekenning van de machtsdelegatie werd overeengekomen.
Er moet ook voor ogen worden gehouden dat het belangrijk is dat de bepalingen op gegroepeerde wijze worden uitgevaardigd. Dit ter verzekering van een eenvormige behandeling die enerzijds een budgettaire en administratieve controle toelaat en anderzijds het Parlement in staat stelt de uitwerking van de bepalingen in goede voorwaarden op te volgen.
Wat de overheidsbesturen betreft laat de eerbiediging van de limietdatum van 1 augustus 2000 nog een termijn van 250 werkdagen.
Deze termijn is strikt noodzakelijk om de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de regelgeving tot een goed einde te brengen (er moeten nog een aantal ministeriële besluiten worden gewijzigd en vervolgens moeten ook tal van formulieren opnieuw worden gedrukt).
Hetzelfde geldt voor de informatica waar de eindtesten voorzien zijn voor juli 2001. Rekening gehouden met deze zeer strakke planning is elke vertraging nadelig voor het goede verloop van de werkzaamheden en de budgettaire kostprijs ervan. In geen geval kan overwogen worden deze testen uit te stellen zonder het risico te lopen alle controle over het goede verloop van de overschakeling door de overheidsbesturen te verliezen.
De voor de goedkeuring van de teksten voorziene limietdatum mag niet worden verschoven. Opdat alle door hen door te voeren aanpassingen in goede voorwaarden zouden gebeuren hebben de informaticadiensten geëist dat alle functionele beslissingen vóór 31 december 1999 zouden genomen worden. Deze diensten zijn reeds in grote mate overgegaan tot de decimalisering die wordt toegestaan door de wet betreffende de decimalisering en zijn dus met de functionele aanpassingen van hun programma's kunnen beginnen. Ze moeten echter nog op korte termijn kunnen beschikken over de bepalingen ter wijziging van wetten en besluiten om een veelheid van bedragen aan te passen. Het strakke tijdschema vereist bovendien dat deze aanpassingen gebeuren op basis van officiële en definitieve beslissingen.
Zo voorziet de planning van de administratie van Financiën dat de informaticadiensten ten laatste in augustus eerstkomend over de nieuwe bedragen moeten kunnen beschikken om de gewenste aanpassingen tegen 1 juni 2001 te kunnen realiseren. Deze fase berust zelf op een voorafgaande aaneenschakeling van andere onontbeerlijke fasen, onder meer op een precieze diagnose van de uit te voeren werkzaamheden en de te besteden middelen.
Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat de voorziene bepalingen enkel aanpassingen van wetten en koninklijke besluiten inhouden. Dit betekent dus dat deze moeten worden gevolgd door een aanpassing van de ministeriële besluiten; dit zou vóór eind 2000 moeten gebeuren.
Na deze aanpassingen van de regelgeving zullen zoals vermeld in 2001 de aanpassingen van de formulieren en de informatiedocumenten volgen.
Ook de ondernemingen en hun professionele tussenpersonen (sociale secretariaten, boekhouders, administratiekantoren, fiscale dienstverleners enz.) dienen zonder verwijl te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens om met kennis van zaken hun programma's aan de euro aan te passen. Het is bijzonder wenselijk dat hun overgang in belangrijke mate per 1 januari 2001 gebeurt, zoniet zal de grote massa van ondernemingen haar eigen overgang uitstellen tot 1 januari 2002.
Dit zou zeer ongunstig zijn voor het beheer van de ondernemingen en daardoor ook voor de overgang van alle economische sectoren.
Naarmate de vervaldag steeds dichter bij komt (op 1 juli 2000 nog 125 werkdagen) riskeren de ondernemingen die niet over de nodige informatie beschikken bij gebrek aan voldoende manoeuvreerruimte hun beslissing om op de euro over te stappen uit te stellen.
Elke vertraging bij de ondertekening van deze besluiten heeft dus voor de ondernemingen een negatieve weerslag en verder uitstel van de publicatie van de besluiten kan vele projecten in gevaar brengen. » Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van wettelijke bepalingen Afdeling 1. - Aanpassing van de wet van 3 juli 1978
betreffende de arbeidsovereenkomsten
Artikel 1.In de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten die hieronder worden aangeduid, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 2. - Aanpassing van de wet van 30 april 1999 betreffende de
tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 2.In de bepaling van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers die hieronder wordt aangeduid, wordt het in frank uitgedrukt bedrag die in de tweede kolom van de volgende tabel wordt vermeld, vervangen door het in euro uitgedrukte bedrag van de derde kolom van dezelfde tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 3. - Aanpassing van de wet van 24 december 1999 ter
bevordering van de werkgelegenheid
Art. 3.In de bepalingen van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid die hieronder worden aangeduid, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 5.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX