Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 december 2003
gepubliceerd op 31 december 2003

Koninklijk besluit betreffende het vermogen van de Koninklijke Militaire School

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2003007321
pub.
31/12/2003
prom.
20/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/20/2003007321/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit betreffende het vermogen van de Koninklijke Militaire School


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 18 maart 1838 houdende organisatie van de Koninklijke Militaire School, inzonderheid op de artikelen 11 tot 17, hersteld bij de wet van 22 maart 2001;

Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000 en 19 juli 2001;

Gelet op de wet van 22 maart 2001 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de statuten van het militair personeel, inzonderheid op artikel 168;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart 2002;

Gelet op advies 33.840/2/V van de Raad van State, gegeven op 28 augustus 2002;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de School : de Koninklijke Militaire School;2° het Vermogen : het vermogen van de Koninklijke Militaire School;3° de raad van bestuur : de raad van bestuur van het Vermogen;4° de directeur van het academisch onderwijs : de studiedirecteur;5° de minister : de Minister van Landsverdediging.

Art. 2.De raad van bestuur bestaat uit : 1° de commandant van de School, voorzitter;2° de tweede commandant van de School;3° de directeur van het academisch onderwijs;4° de directeur van de militaire en sportieve vorming;5° de hoofdofficier, juridisch en financieel adviseur van de School, schatbewaarder;6° vier leden van het professorenkorps van de School aangewezen door de commandant van de School, op voorstel van de academische raad;7° een afgevaardigde van de algemene directie budget en financiën;8° een afgevaardigde van de minister of zijn plaatsvervanger;9° een Inspecteur van Financiën, geaccrediteerd bij de minister.

Art. 3.§ 1. De afgevaardigde bedoeld in artikel 2, 8°, woont, met raadgevende stem, de vergaderingen van de raad van bestuur bij. Hij beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over uiterst ruime bevoegdheden.

Hij kan binnen een termijn van vier dagen beroep instellen bij de minister tegen elke beslissing die hij met de wet, met de statuten of met het algemeen belang strijdig acht. Dit beroep heeft schorsende kracht. De termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, voorzover hij daarvoor regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.

Heeft de minister, binnen een termijn van twintig dagen, ingaand dezelfde dag als de in het tweede lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief. De nietigverklaring van de beslissing wordt aan de raad van bestuur betekend door de minister. § 2. De Inspecteur van Financiën bedoeld in artikel 2, 9°, oefent in samenwerking met de afgevaardigde bedoeld in artikel 2, 8°, dezelfde functies uit als deze laatste voor alle handelingen die een budgettaire of financiële weerslag hebben en dit onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten.

Art. 4.De raad van bestuur vergadert in de School, na oproeping door zijn voorzitter of op verzoek van drie beheerders. Hij vergadert minstens een keer per trimester.

Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wet of de reglementen het eist, kan de minister of de afgevaardigde bedoeld in artikel 2, 8°, de raad van bestuur verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door hem bepaalde aangelegenheid.

Heeft de raad van bestuur, bij het verstrijken van deze termijn, geen beslissing genomen of stemt de minister niet in met de beslissing genomen door de raad van bestuur, dan kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de beslissing nemen in de plaats van de raad van bestuur. Van het besluit wordt onmiddellijk een afschrift overgemaakt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art. 5.De raad van bestuur verkiest onder zijn leden een vice-voorzitter, een afgevaardigd bestuurder en een secretaris. De wijze van deze verkiezing en de duur van hun mandaat worden in het reglement van inwendige orde bepaald.

Art. 6.De raad van bestuur kan slechts een geldige beslissing nemen indien minstens de helft van zijn beslissingsgerechtigde leden aanwezig is. In geval van gelijkheid van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend. In geval van afwezigheid van de voorzitter is de stem van de vice-voorzitter doorslaggevend.

Art. 7.In geval van verantwoorde spoed ingevolge onvoorzienbare omstandigheden oefenen de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder de bevoegdheden uit van de raad van bestuur. Ze geven rekenschap van hun daden van beheer zodra mogelijk aan de raad van bestuur.

Art. 8.Er wordt akte genomen van elke beraadslaging van de raad van bestuur in een proces-verbaal ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Dit proces-verbaal wordt ingeschreven in een speciaal register. Een afschrift van het proces-verbaal wordt overgemaakt aan de minister.

Elk afschrift of uittreksel over te leggen aan het gerecht of elders wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Bij hun afwezigheid wordt elk van hen vervangen door een lid van de raad van bestuur.

Art. 9.De raad van bestuur benoemt het personeel van het Vermogen en stelt de bezoldiging en de arbeidsvoorwaarden ervan vast. Hij oefent tegenover hen de prerogatieven van de werkgever uit, waarvan hij het administratief beheer mag delegeren aan de bevoegde diensten van de Defensiestaf.

Hij stelt alle daden van beheer en beschikking die het Vermogen aanbelangen.

Art. 10.De raad van bestuur stelt zijn reglement van inwendige orde op dat de verdeling van de opdrachten tussen de beheerders evenals de procedures voor de werking van de raad vastlegt, inzonderheid de maatregelen voor het beheer van de financiële tegoeden en voor de organisatie van de interne controle van het Vermogen. De interne controle wordt toevertrouwd aan de overheid aangewezen door de raad van bestuur. Deze overheid organiseert de controle, die ter plaatse alsook op stukken kan gebeuren, op regelmatige wijze. Het reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister.

Art. 11.De raad van bestuur waakt over de uitvoering van de voorwaarden opgelegd door de schenkers en de erflaters aan de schenkingen en de legaten gedaan aan het Vermogen, desgevallend rekening houdend met deze eraan toegevoegd door de Koning bij de toelating tot aanvaarding. HOOFDSTUK II. - De begroting, de boekhouding en het opstellen van de rekeningen

Art. 12.Behoudens tegengestelde bepalingen in dit besluit zijn de regels betreffende de boekhouding en de rekeningen van de ondernemingen toepasselijk op het Vermogen.

Art. 13.Het begrotings- en boekhoudjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van elk jaar.

Art. 14.Jaarlijks, ten laatste de laatste vrijdag van mei, worden door de raad van bestuur vastgesteld : 1° het ontwerp van begroting van het Vermogen betreffende het volgend begrotingsjaar;2° de algemene rekening van het Vermogen betreffende het vorig boekhoudjaar;3° de uitvoeringsrekening van de begroting van het Vermogen betreffende het vorig begrotingsjaar. De documenten bedoeld in het eerste lid worden, vergezeld van een advies van de academische raad, ter goedkeuring voorgelegd aan de minister en overgemaakt aan het Rekenhof.

De minister bepaalt de regels voor het voorstellen van het ontwerp van begroting en de rekeningen bedoeld in het eerste lid.

Art. 15.Indien de begroting niet goedgekeurd is voor het begin van het begrotingsjaar, mogen vanaf 1 januari dezelfde verrichtingen gebeuren als deze die toegelaten waren in de vorige begroting.

Art. 16.De boekhouding van het Vermogen wordt gehouden door de schatbewaarder. Deze mag geen taken van ordonnateur verrichten.

Art. 17.De inkomsten en uitgaven van fondsen van het Vermogen gebeuren met tussenkomst van de schatbewaarder.

De fondsen worden bewaard op financiële rekeningen die speciaal hiertoe werden geopend.

Indien de handelsgewoonten dit evenwel vereisen, mag een deel van deze fondsen in speciën bewaard worden onder de verantwoordelijkheid van de schatbewaarder.

Art. 18.Onder voorbehoud van de toepassing van de wetgeving betreffende overheidsopdrachten inzake aanneming van werken, leveringen en diensten, mag het Vermogen elke uitgave doen met het doel de behoeften specifiek aan zijn opdracht te vervullen.

Het kan inzonderheid personeel aanwerven of roerende goederen verwerven ten laste van de begroting van het Vermogen.

Het kan rechtstreeks roerende goederen in het bezit van het Vermogen vervreemden en de opbrengst van de verkoop in ontvangst nemen.

Art. 19.Behoudens een bijzondere wettelijke bepaling mag het Vermogen niet gestijfd worden met begrotingskredieten van het Ministerie van Landsverdediging.

Art. 20.Het Vermogen kan het geheel of een deel van het actief en het passief van de verenigingen zonder winstgevend doel "Renaissance", "Sport KMS" en "Vereniging van de anciens van de KMS", overnemen, op het ogenblik en in de mate zoals beslist wordt door de respectieve algemene vergaderingen van deze verenigingen. HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 21.Voor het plaatsvinden van de eerste verkiezing bedoeld in artikel 5, oefent de tweede commandant van de School de functie van vice-voorzitter uit, de directeur van het academisch onderwijs deze van afgevaardigd bestuurder en de directeur van de militaire en sportieve vorming deze van secretaris.

Art. 22.De kalender bepaald in artikel 14, eerste lid, hoeft niet te worden gerespecteerd bij het vaststellen van het ontwerp van begroting voor het begrotingsjaar waarin dit besluit in werking treedt en van het ontwerp van begroting voor het daaropvolgende begrotingsjaar. In afwachting van de goedkeuring van deze ontwerpen van begroting mogen de door de de raad van bestuur goedgekeurde verrichtingen plaatsvinden.

Art. 23.Hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2004 : 1° de artikelen 7 tot 13 van de wet van 22 maart 2001 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de statuten van het militair personeel;2° dit besluit.

Art. 24.Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Ciergnon, 20 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^