gepubliceerd op 18 januari 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en de gemengde ondernemingen voor de jaren 1999-2000
20 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en de gemengde ondernemingen voor de jaren 1999-2000 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en de gemengde ondernemingen voor de jaren 1999-2000.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tabaksbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1999 Arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en de gemengde ondernemingen voor de jaren 1999-2000 (Overeenkomst geregistreerd op 20 december 1999 onder het nummer 53376/CO/133.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de sigarettenfabrieken en de gemengde ondernemingen, dit wil zeggen de sigarettenfabrieken die in dezelfde productie-eenheid ook kerftabak produceren en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werknemers" wordt verstaan de arbeiders en de arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Beschikkingen A. Koopkracht
Art. 2.Overeenkomstig de mogelijkheid voorzien in het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998, is een maximale marge voor de loonkostenontwikkeling voor de jaren 1999-2000 bepaald die, indexaanpassingen inbegrepen 5,5 pct. bedraagt.
Een eerste loonsverhoging begrepen in deze loonmarge is voorzien op 1 april 1999 en bedraagt 4,30 BEF per uur toe te passen na indexaanpassing op de bestaande conventionele lonen en effectief uitbetaalde lonen.
Een tweede verhoging van 4,30 BEF per uur is voorzien onder dezelfde voorwaarden op 1 april 2000.
Met dien verstande dat een eventuele laatste verhoging wordt toegepast op 1 oktober 2000, na berekening op die datum van de som over de twee jaar van de indexaanpassingen en de toegepaste loonsverhogingen en aan te rekenen op de beschikbare marge van 5,5 pct.
De basis voor de berekening van de 5,5 pct. is als volgt vastgesteld : het conventionele uurloon van de maand januari 1999 voor de 4e categorie, zijnde 430,30 BEF per uur tegenover het conventionele uurloon van de maand oktober 2000 van dezelfde categorie, vóór eventuele aanpassing.
B. Vervoersonkosten
Art. 3.Een werkgeverstussenkomst is voorzien in de vervoeronkosten. a) bij vervoer per fiets : vergoeding van 4 BEF per kilometer vanaf de 1ste kilometer toe te passen, ingaande op 1 april 1999;b) bij openbaar vervoer (trein, tram, bus) : vergoeding ten belope van 80 pct.van de reële kosten, evenwel begrensd tot 80 pct. van de maandtreinkaart voor de overeenstemmende afstand te berekenen op basis van het boek van de wettelijke afstanden, waardoor artikel 3 van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1973, de laatste maal gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1993, wordt gewijzigd; c) bij andere vervoer : behoud van bestaande regeling inzake de tussenkomst in de onkosten. C. Klein verlet
Art. 4.Overlijden van overgrootouders en achterkleinkinderen.
De bepalingen voorzien bij de punten 6 en 7 van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 1974, de laatste maal gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart en 23 juni 1995, worden uitgebreid tot de overgrootouders en de achterkleinkinderen.
D. Syndicale premie
Art. 5.Verhoging van de premie toegekend aan de actieve werknemers en de werknemers in brugpensioen.
Het bedrag voorzien bij § 1 alinea 1 van artikel 5 van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst van 20 januari 1989 omtrent het Sociaal Fonds der tabakverwerkende industrie, de laatste maal gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, wordt opgetrokken tot 4 200 BEF voor het jaar 1999 en tot 4 500 BEF vanaf het jaar 2000; hierbij wordt het bedrag voorzien in § 6 van artikel 8 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst afgeschaft.
Tevens wordt het bedrag voorzien bij § 4 van artikel 5 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst opgetrokken tot 600 BEF. E. Syndicale vorming
Art. 6.Betalingsmodaliteiten § 1. De betalingswijze zoals voorzien in § 3 van artikel 8 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 20 januari 1989 omtrent het Sociaal Fonds der tabakverwerkende industrie waarvan sprake in artikel 5 van onderhavige overeenkomst, wordt gewijzigd in die zin dat de betaling gebeurt door de werkgever die de gelden terugvordert bij het genoemde sociaal fonds.
Deze bedragen worden aangerekend op de forfaitaire bedragen voorzien in de begroting van het fonds voor de syndicale vorming, zijnde 800 000 BEF per vakbondsorganisatie en opgenomen in de boekhouding. § 2. De raad van beheer van het sociaal fonds stelt de uitvoeringsmodaliteiten van de betalingswijze zoals voorzien in § 1 vast. § 3. Na 4 jaar, te rekenen vanaf 1 januari 1999, zal een evaluatie worden opgemaakt van de reële kosten van de syndicale vorming en indien nodig, zullen partijen hierover overleg plegen.
F. Stressbeleid in de onderneming
Art. 7.Aanbeveling In het raam van het voorkomingsbeleid te voeren door de werkgever met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers, voorzien bij artikel 28bis van het Algemeen reglement voor de Arbeidsbescherming, teneinde problemen van collectieve aard te wijten onder meer aan de toegepaste technieken, de arbeidsorganisatie en/of omstandigheden, evenals de invloed van omgevingsfactoren op het werk te voorkomen of te verhelpen, wordt aan de werkgevers aanbevolen een inventaris op te maken in samenwerking met de arbeidsgeneesheer van de risico's die stressveroorzakend kunnen werken.
Op basis van die inventaris kan een analyse van de werksituatie worden opgemaakt met het oog op een evaluatie van die risico's.
Hiertoe kan de werkgever onder meer overgaan tot een bevraging van de werknemers.
Eenmaal de problemen van collectieve aard geïdentificeerd, en na advies van de arbeidsgeneeskundige dienst en de dienst voor preventie en bescherming kunnen passende maatregelen, waar nodig, worden genomen.
Indien de werkgever tot een dergelijk stressvoorkomingsbeleid overgaat zoals aanbevolen, zullen de betrokken werknemers naar vermogen, hun medewerking hieraan verlenen.
G. Vorming
Art. 8.In navolging van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998 gesloten voor de jaren 1999-2000 en in het raam van het recht op professionele vorming, worden maatregelen voorzien ter bevordering van de vorming van de werknemers namelijk : - enerzijds 0,20 pct. van de loonmassa te besteden door de ondernemingen aan opleidingen gericht op een individuele meerwaarde van de werknemers teneinde hun kansen te vergroten op de arbeidsmarkt.
Dit houdt in dat ook de opleidingen noodzakelijk voor de goede werking van de onderneming bovengenoemde meerwaarde voor de betrokkenen met zich kunnen brengen, hetgeen overigens zal moeten blijken uit het verslag van de ondernemingsraad.
Over deze besteding van 0,20 pct. wordt derhalve een verslag opgemaakt voor te leggen aan de ondernemingsraad met copie van het resultaat over te maken aan het Sociaal Fonds der tabakverwerkende industrie.
Bij niet of niet volledige besteding zal het verschil worden doorgestort aan dit sociaal fonds. - en anderzijds 0,10 pct. van de loonmassa te besteden door de sector aan diegenen behorende tot de risicogroepen zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997 gesloten in toepassing van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
De wijze van financiering, beheer, controle en evaluatie zoals voorzien in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997 worden behouden en verlengd als dusdanig voor de jaren 1999-2000.
H. Europese ondernemingsraad
Art. 9.Aanbeveling De federatie onderkent het belang van informatie terzake aan alle werknemers.
De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via de voor de onderneming meest geëigende weg.
Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale ondernemingsraad te raadplegen en te informeren.
I. Uitzendarbeid
Art. 10.Verlenging voor de jaren 1999-2000 Naast de vervanging van vaste werknemers, naast het zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk, kan de werkgever tevens beroep doen op uitzendkrachten bij tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbiediging van de wettelijke bepalingen terzake op ondernemingsvlak.
J. Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en uitzendarbeid
Art. 11.Verlenging voor de jaren 1999-2000 De werkgevers verbinden zich ertoe de wettelijke bepalingen terzake strikt toe te passen en de nodige informatie op ondernemingsvlak te verstrekken, indien tot dergelijke aanvragen dient te worden overgegaan.
K. Overuren en inhaalrust
Art. 12.Verlenging voor de jaren 1999-2000 Overuren verricht door voltijdse en/of deeltijdse werknemers ingevolge buitengewone vermeerdering van het werk kunnen, op verzoek van de betrokken werknemers worden omgezet in bijkomende inhaalrust, in overleg met de werkgever.
Het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 50 pct., geeft recht op een half uur inhaalrust; het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 100 pct. geeft recht op één uur inhaalrust, hetgeen in het eerstvernoemde geval een recuperatie betekent van anderhalf uur, in het laatstvernoemde geval van twee uren; deze recuperaties worden als gewone uurlonen vergoed zonder betaling van enig overloon hierover. HOOFDSTUK III. - Algemene bepaling
Art. 13.Waar ingevolge de beschikkingen van onderhavige overeenkomst beroep wordt gedaan op de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming zal, bij ontstentenis van die organen, overeenkomstig de bestaande reglementering beroep worden gedaan op de syndicale afvaardiging. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepaling
Art. 14.Onderhavig akkoord sluit iedere eis met financiële weerslag op het vlak van de ondernemingen uit en verbindt de betrokken partijen tot het waarborgen van de sociale vrede. HOOFDSTUK V. - Duur - geldigheid
Art. 15.§ 1. Onderhavige arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van twee jaar, ingaande op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000, met uitzondering van de loonsverhogingen voorzien in artikel 2 en de bepalingen voorzien in de artikelen 3, 4, 5 en 6. § 2. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX