gepubliceerd op 13 december 2022
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 oktober 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid, betreffende de bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2021-2022
19 JUNI 2022. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 oktober 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid, betreffende de bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2021-2022 (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 oktober 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid, betreffende de bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2021-2022.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juni 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 oktober 2021 Bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2021-2022 (Overeenkomst geregistreerd op 3 december 2021 onder het nummer 168671/CO/210) HOOFDSTUK I. - Onderwerp
Artikel 1.Onderhavige overeenkomst is afgesloten in uitvoering : - van het sectoraal akkoord afgesloten voor de periode 2021-2022; - van de bepalingen betreffende de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen vermeld in afdeling 1 van hoofdstuk VIII van titel XIII van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (I); - van het koninklijk besluit van 19 februari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/02/2013 pub. 08/04/2013 numac 2013200746 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1) sluiten tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen; - en in toepassing van het koninklijk besluit van 29 augustus 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/08/2021 pub. 10/09/2021 numac 2021203893 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de jaren 2021-2022 sluiten tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2021-2022. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Onderhavige overeenkomst is van toepassing in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid (PC nr. 210) vallen en op de gebaremiseerde werknemers en werkneemsters die door een arbeidsovereenkomst voor bediende aan deze ondernemingen zijn gebonden. HOOFDSTUK III. - Modaliteiten
Art. 3.In uitvoering van de hierboven vermelde bepalingen wordt de verplichting voorzien voor de werkgevers om in 2021-2022 een inspanning toe te staan ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen.
Art. 4.Deze inspanning moet evenwaardig zijn aan 0,10 pct. van het geheel van de lonen onderworpen aan de sociale zekerheid van het personeel onder arbeidsovereenkomst voor bediende mits een verplichte aanwending van 0,05 pct. van de bijdrage voor één of meerdere risicogroepen zoals bepaald in het besluit van 19 februari 2013.
Art. 5.In toepassing van deze overeenkomst worden alle ondernemingen van de sector verzocht om, via het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak, initiatieven te nemen ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen volgens concrete modaliteiten vast te leggen op het niveau van de ondernemingen, in akkoord met de vakbondsafvaardiging.
Art. 6.De collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst waarvan sprake in artikel 5 moet het begrip risicogroepen, evenals de weerhouden initiatieven vastleggen.
Art. 7.De collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst houdt noodzakelijkerwijze een verbintenis in om aan deze "initiatieven risicogroepen" een budget te besteden dat voor 2021-2022 0,10 pct. van de jaarlijkse RSZ-loonmassa moet bedragen voor het personeel onder arbeidsovereenkomst voor bediende.
Art. 8.De partijen verbinden zich ertoe elk jaar een evaluatieverslag en een financieel overzicht op te stellen en neer te leggen op de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en dit uiterlijk tegen 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst betrekking heeft.
Art. 9.Een exemplaar van de afgesloten collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomsten, alsook van bovenvermelde evaluatieverslagen en van het financieeloverzicht worden overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid en aan de ondertekenende partijen van onderhavige overeenkomst.
Art. 10.De ondertekende partijen vragen de toelating aan de Minister van Werk om de helft van de inspanning van 0,05 pct. voor te behouden aan initiatieven voor werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag of aan de volledig werklozen van minstens 40 jaar oud overeenkomstig de mogelijkheid opengesteld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 februari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/02/2013 pub. 08/04/2013 numac 2013200746 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1) sluiten.
Art. 11.Daartoe voegen de ondertekenende partijen aan onderhavige overeenkomst, ter ondersteuning van hun aanvraag, een uitvoerige motivering toe teneinde aan te tonen dat de sector (PC 210) een sector "in moeilijkheden is en waar de aanwerving grotendeels stopgezet is". a) Huidige cartografie van de productievestigingen in België In 2021 zijn er tien (10) staalproducerende ondernemingen in werking in België. De ondernemingen zijn verdeeld over 6 internationale groepen.
De sector telt eveneens twee onderzoekscentra.
De productievestigingen en onderzoekscentra zijn verspreid over het Belgisch grondgebied. b) Huidige economische situatie en vooruitzichten 2020 zal in de eerste plaats herinnerd worden als het jaar waarin de Covid-19 pandemie de wereld in zijn greep nam en ons dwong onze manier van leven en werken drastisch aan te passen.Ook de Belgische staalindustrie werd midscheeps geraakt en zag haar activiteit met +/- 15 pct. op jaarbasis terugvallen tot het laagste niveau van het voorbije decennium. Het dieptepunt werd bereikt in het tweede kwartaal, met het stilleggen van meerdere productielijnen als gevolg van de wegvallende vraag naar staal bij tal van industriële sectoren.
Een significant deel van de medewerkers (arbeiders, bedienden en kaderleden) moest noodgedwongen in het stelsel van tijdelijke werkloosheid "Corona" stappen.
Na twee barslechte jaren (2019 en 2020) werd vanaf het vierde kwartaal van 2020 een herstel van de conjunctuur opgemerkt. Helaas blijkt dat eind 2021 dit herstelmomentum opnieuw aan het afnemen is.
De sterke terugval van de economische conjunctuur in 2020 zorgde voor een duidelijke afname van het Europese staalverbruik. Zo daalde het schijnbaar verbruik van 154 miljoen ton in 2019 naar 134 miljoen ton in 2020.
De import van koolstofstaal in de EU nam het voorbije jaar af, doch blijft ten opzichte van 2012 op een onrustwekkend hoog niveau. Deze daling kwam er ten gevolge van de verminderde marktvraag, van marktprijzen op een absoluut bodemniveau en wegens het effect van de "safeguard measures" voor bepaalde productgroepen. Turkije blijft met voorsprong het grootste exportland, gevolgd door Rusland en Zuid-Korea.
Onrustwekkend is ook dat de import van staal sinds het tweede kwartaal van 2021 opnieuw erg sterk aan het toenemen is.
Een element om de markt toch wat te stabiliseren zijn de "safeguard measures" die door de Europese Commissie in 2019 werden ingesteld. Dit als antwoord op de invoering van importmaatregelen in de USA en de daar op volgende dreiging van nog meer massale invoer van niet-EU-staal. Deze maatregelen werden op 1 juli 2021 verlengd. De economische situatie van de Europese staalindustrie blijft fragiel en het grote overschot aan productiecapaciteit buiten de EU raakt maar niet afgebouwd.
Ook blijft de handelsbalans van Europees staal negatief. De export kalft jaar na jaar af en wordt sinds enkele jaren overtroffen door hogere importvolumes.
In 2020 blijft de elektriciteitskost een nijpend probleem voor de Belgische staalindustrie. De jaarlijkse Deloitte-studie in opdracht van Febeliec toont aan dat de elektriciteitskost in België voor sectoren als de staalindustrie nog steeds aanzienlijk hoger ligt dan in haar buurlanden. De prijshandicap schommelt tussen de 7 pct. en 27 pct. (afhankelijk van de specifieke karakteristieken van de onderneming) ten opzichte van de omringende landen. c) Evolutie van de tewerkstelling in de staalsector De tewerkstelling in de staalsector gaat sinds meer dan 40 jaar in constant dalende lijn.Als uiterste vergelijkingspunten telde de sector in 1970 bijna 59 000 banen (arbeiders en bedienden samen) tegenover 10 650 (arbeiders en bedienden samen) einde 2020.
De grote herstructureringen tijdens de jaren 70' en 80' brachten ernstige personeelsinkrimpingen binnen de sector teweeg maar sinds een aantal jaren heeft de daling van de tewerkstelling een structureel karakter gekregen.
Sinds het optreden van de crisis in de herfst van 2008 is de gemiddelde jaarlijkse personeelsinkrimping constant gebleven.
Gedurende deze periode werden talrijke jaren gekenmerkt door sterke dalingen van het personeelsbestand die overeenstemmen met herstructureringen, of zelfs met definitieve sluitingen van staalproductievestigingen.
Vanaf einde 2008 tot einde 2020 heeft de sector een verlies van ongeveer 6 200 banen opgetekend. Sindsdien blijft de tewerkstelling op een min of meer gelijk niveau. d) Evolutie van de aanwervingen De crisis van 2009 heeft een aanzienlijke terugval van de aanwervingen in de sector veroorzaakt.Sinds het begin van de crisis blijven de aanwervingen beperkt tot +/- 400 personen per jaar.
Bovendien zijn de aanwervingen in eerste instantie gericht op de vervanging van werknemers die de arbeidsmarkt verlaten. e) Leeftijdspiramide De structuur van het personeelsbestand vertoont een zeer groot onevenwicht tussen de categorie van personen jonger dan 26 jaar en de andere categorieën, aangezien : - een gemiddeld personeelsbestand* van 7 pct.jongeren onder 26 jaar geteld wordt binnen de categorie arbeiders; - een gemiddeld personeelsbestand* lager dan 2 pct. jongeren onder 26 jaar geteld wordt binnen de categorie bedienden. * Gemiddeld percentage voor de vijf laatste jaren op basis van de gegevens betreffende de structuur van het personeelsbestand, geput uit de opleidingsenquête. f) Gegevens betreffende opleiding De sector vertaalt de verbintenissen, aangegaan door de ondernemingen inzake opleiding (met inbegrip van de opleidingsinitiatieven ten gunste van risicogroepen), in bepalingen die sinds talrijke jaren opgenomen worden in de sectorale akkoorden. Traditiegetrouw voorzien het sectoraal akkoord en zijn uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de opleidingsinspanningen het verhogen van het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen voor de periode van het sectoraal akkoord.
Het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen gaat sinds vele jaren in stijgende lijn. Het gemiddeld percentage van de vijf laatste jaren bedraagt 83,7 pct. voor het Paritair Comité 104 en 79,4 pct. voor het Paritair Comité 210. g) Aanwending van het percentage van 0,025 pct. Rekening houdend met bovenvermelde elementen en meer bepaald met de socio-economische situatie van de sector, evenals met de onzekere economische vooruitzichten, bovendien rekening houdend met de structurele tewerkstellingsinkrimping en met de beperking van de aanwervingen, wensen de sociale partners het percentage van 0,025 pct., bestemd voor jongeren onder 26 jaar, te kunnen aanwenden ten gunste van oudere werknemers van minstens 40 jaar die tewerkgesteld zijn in de sector en bedreigd worden door ontslag.
Aanvullend benadrukken de sociale partners de noodzaak tot een oriëntering van de maatregelen bestemd voor risicogroepen teneinde de bestaande initiatieven om bepaalde werknemerscategorieën aan het werk te houden, op te nemen.
Zo hebben de ondernemingen uit de sector voorheen hun inspanningen geconcretiseerd ten gunste van de verschillende werknemers of toekomstige werknemers, vermeld in de categorieën van risicogroepen zoals bepaald tussen sociale partners op sectoraal vlak en binnen de perimeter van elke onderneming, door middel van bijna 15 000 uren opleiding.
Een grote meerderheid van deze acties werd verwezenlijkt ten bate van werknemers in dienst : - die getroffen zijn door reorganisaties en die moeten genieten van opleidingen met het oog op een herinschakeling in de groep (waarbinnen ze tewerkgesteld zijn) en/of met het oog op het behoud van hun job; - wiens kwalificatie aangepast moet worden aan de noden van de onderneming teneinde hun job te behouden; - die hun functie wegens medische redenen niet meer kunnen uitoefenen; - enz.
Bijgevolg, en onder voorbehoud van het positief antwoord van de Minister van Werk op deze aanvraag, verbinden de sociale partners zich ertoe de helft van de verplichte inspanning voor risicogroepen, hetzij 0,025 pct., voor te behouden voor werknemers van minstens 40 jaar oud die tewerkgesteld zijn in de sector en bedreigd worden door ontslag.
Tevens verzoeken de sociale partners, via onderhavige aanvraag, om voor de aanwending van bovenvermelde inspanning de werknemers in aanmerking te nemen van minstens 40 jaar oud, tewerkgesteld in de sector en a. die getroffen zijn door een reorganisatie en die moeten genieten van een bijkomende opleiding met het oog op een herinschakeling in de groep (waarbinnen ze tewerkgesteld zijn);b. die moeten genieten van een bijkomende opleiding teneinde hun job te behouden;c. die hun functie wegens sociale/medische redenen niet meer kunnen uitoefenen;d. wiens kwalificatie aangepast moet worden aan de huidige of toekomstige noden van de onderneming;e. die geconfronteerd worden met de invoering van nieuwe technologieën.
Art. 12.De vraag tot erkenning wordt neergelegd bij de Commissie SWT, opgericht bij de FOD Werkgelegenheid, gelijktijdig met de ondertekening van onderhavige overeenkomst. HOOFDSTUK IV. - Toepassingsduur
Art. 13.Onderhavige overeenkomst wordt afgesloten voor een bepaalde duur. Ze heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021 en treedt buiten werking op 31 december 2022.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2022.
De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE