gepubliceerd op 27 juli 2001
Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren
19 JULI 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 61, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het voorstel van het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 14 juni 2001 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren, met onmiddellijke ingang moet worden verdaagd;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren.
Art. 2.Wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, wordt in afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden na te leven opzeggingstermijn vastgesteld op : - vijfendertig dagen wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan vijf jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - tweeënveertig dagen wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan tien jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - zesenvijftig dagen wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - vierentachtig dagen wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - honderd en twaalf dagen wat de werklieden betreft die twintig of meer jaren anciënniteit in de onderneming tellen.
Art. 3.De opzeggingstermijnen bepaald in artikel 2 zijn niet van toepassing in geval van opzegging met het oog op brugpensioen. In dat geval worden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, toegepast.
Art. 4.De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 31 augustus 1999 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren, wordt opgeheven.
Art. 6.Het koninklijk besluit van 14 juni 2001 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren, wordt ingetrokken.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2002, met uitzondering van artikel 6 dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978; Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991.