gepubliceerd op 08 juli 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor bepaalde ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de koopvaardij ressorteren
18 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor bepaalde ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de koopvaardij ressorteren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, gewijzigd bij de wet van 26 juni 1992 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de koopvaardij;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige economische toestand het spoedig invoeren van een regeling van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor bepaalde ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de koopvaardij ressorteren;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werklieden bedoeld bij artikel 2quater van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij en op hun werkgever.
Art. 2.Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken kan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig worden geschorst vanaf de eerste arbeidsdag volgend op die van de kennisgeving.
De kennisgeving geschiedt door aanplakking van een bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming.
Wanneer de werkman de dag van de aanplakking afwezig is, wordt hem de kennisgeving dezelfde dag over de post toegezonden.
Art. 3.De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken, mag zes maanden niet overschrijden.
Wanneer de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst de maximumduur van zes maanden heeft bereikt, moet de werkgever gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren alvorens een nieuwe volledige schorsing kan ingaan.
Art. 4.Mededeling van de bij artikel 2 bedoelde aanplakking of individuele kennisgeving, moet door de werkgever, onder een bij de post aangetekende omslag, de dag zelf van de aanplakking of van de individuele kennisgeving worden gezonden aan het bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is.
Art. 5.De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving en de bij artikel 4 bedoelde mededeling moeten de datum vermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst zal ingaan en de datum waarop die schorsing een einde zal nemen en de data waarop de werklieden werkloos zullen gesteld worden.
De bij artikel 4 bedoelde mededeling vermeldt daarenboven de economische oorzaken die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst rechtvaardigen en hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1998 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2000.
Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978; Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;
Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.