gepubliceerd op 17 januari 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de specifieke inspanning voor de tewerkstelling en de vorming van de nieuw aangeworvenen
18 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de specifieke inspanning voor de tewerkstelling en de vorming van de nieuw aangeworvenen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de specifieke inspanning voor de tewerkstelling en de vorming van de nieuw aangeworvenen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999 Specifieke inspanning voor de tewerkstelling en de vorming van de nieuw aangeworvenen (Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 1999 onder het nummer 52546/CO/128.02) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers.
Onder "arbeiders" verstaat men de arbeiders en arbeidsters.
Duur
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een duurtijd van twee jaar, van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000.
Specifieke inspanning voor de tewerkstelling en de vorming van de nieuw aangeworvenen
Art. 3.§ 1. Het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers voert een specifieke financiële inspanning in ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid van de sector. Het is een financiële inspanning die strikt beperkt wordt tot de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst en die strekt tot de vorming van de nieuw aangeworvenen onder de hiernavolgende voorwaarden : 1. Voor elke vervanging van een arbeider die op brugpensioen gaat zal het fonds voor bestaanszekerheid van de sector een forfaitair eenmalig bedrag uitkeren als aanmoediging tot de vorming van de nieuw aangeworven arbeider.2. Voor de aanwervingen, andere dan deze die onder punt 1 hierboven voorzien zijn en die hierna opgesomd worden, wordt eenzelfde bedrag toegekend voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Het zijn de aanwervingen van : a) jonge werkzoekende schoolverlaters;b) werkzoekenden die aangeworven worden om reden van een wettelijke verplichting tot vervanging;c) RVA-stagiairs die aangeworven worden na afloop van de stage;d) werkzoekenden die aangeworven worden in het kader van een goedgekeurd bedrijfsplan. Het bedrag dient als tussenkomst in de opleidingskosten van de nieuw aangeworven arbeider. § 2. Het forfaitair bedrag waarover sprake is in § 1 hierboven bedraagt 100 000 BEF per aanwerving van een voltijdse arbeider. § 3. Het globaal bedrag dat, in uitvoering van dit artikel, door het fonds voor bestaanszekerheid van de sector mag toegekend worden is beperkt tot de reserves in het fonds voor bestaanszekerheid voorzien voor dit initiatief. De vormingsacties begeleid door de "Federatie van de Belgische Schoeiselindustrie" en die meerdere arbeiders omvatten hebben prioriteit in het kader van de toekenning van de reserves. § 4. Worden slechts in aanmerking genomen voor de toekenning van deze vormingspremie, de aanwervingen die : - identificeerbaar zijn; - een netto hoofdelijke aanwerving zijn, met uitzondering van de aanwervingen die gebeuren overeenkomstig artikel 3, § 1, punt 1; - onder een arbeidscontract van onbepaalde duur gebeuren. § 5. De werkgevers richten een principe-aanvraag voor tussenkomst voor de aanwerving van de betrokken werknemers aan het fonds voor bestaanszekerheid. De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid bevestigt de erkenningscriteria (vormvoorwaarden).
Na zes maanden worden de grondvoorwaarden aan een controle onderworpen zoals bepaald in artikel 4. § 6. De uitvoering van dit artikel wordt toevertrouwd aan de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.
Toezicht
Art. 4.De syndicale afvaardiging of, bij onstentenis, de ondernemingsraad of, bij onstentenis ervan het comité voor veiligheid en gezondheid, wordt belast met de controle over de uitvoering van deze overeenkomst.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 december 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX