Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 juli 1997
gepubliceerd op 22 augustus 1997

Koninklijk besluit betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014175
pub.
22/08/1997
prom.
17/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/17/1997014175/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 JULI 1997. Koninklijk besluit betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De sector van de mobiele radioberichtgeving te land, in het bijzonder van de mobilofoon-, maar ook van de semafoondienst, kent de jongste jaren een bijzonder spectaculaire evolutie.

Tot op heden viel de semafoondienst in België onder de exclusieve concessie van BELGACOM overeenkomstig artikel 83 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

In die context heeft het autonome overheidsbedrijf verschillende opeenvolgende generaties van semafoonnetten verwezenlijkt : het huidige net werkt sedert 1989 op basis van de POCSAG-norm van Britse oorsprong ("Post Office Code Standardisation Group") en telt momenteel meer dan 250.000 abonnees. Op het gebied van semafonie heeft ons land overigens een van de hoogste penetratiegraden in Europa.

Het normalisatie-instituut voor telecommunicatie, ETSI ("European Telecommunications Standards Institute") heeft een nieuw paneuropees semafoonsysteem genormaliseerd, ERMES genaamd ("European Radio MEssage System"), in de frequentieband van 169 MHz dat met name het aanbieden van verbeterde diensten en het gebruik van de betrokken dienst door gebruikers in de verschillende landen buiten België ("internationale roaming") mogelijk zal maken. Dat systeem is ook speciaal ontworpen om verschillende operatoren te machtigen die elkaar beconcurreren in het kader van het liberaliseringsbeleid in de sector dat op het niveau van de Europese Unie wordt gevoerd.

De ontwikkeling van dat systeem wordt overigens sterk aangemoedigd door de Europese Unie die op 9 oktober 1990 Aanbeve-ling 90/543/EEG van de Raad inzake de gecoördineerde invoering in de Gemeenschap van een paneuropese openbare semafoondienst te land heeft aangenomen, alsook richtlijn 90/544/EEG van de Raad inzake de voor de gecoördineerde invoering in de Gemeenschap van de paneuropese openbare semafoondienst te land bestemde frequentiebanden.

Deze Europese richtlijn is in Belgisch recht omgezet bij het koninklijk besluit van 30 oktober 1991, op basis waarvan de voor het ERMES-systeem bestemde frequentieband vrijgemaakt is door de rijkswacht die daar een deel van haar radionetten exploiteerde.

Een gediversifieerde semafoondienst van hoge kwaliteit is voorbestemd om in belangrijke mate bij te dragen tot de ontwikkeling van onze economie die gericht is naar zowel diensten als export. Bovendien spelen die diensten door hun aard zelf een vitale rol voor een bepaald aantal instellingen voor openbare veiligheid.

De Europese Commissie volgt ter zake een liberaliseringsbeleid dat met name beschreven staat in het "Groenboek over een gemeenschappelijke aanpak op het gebied van mobiele en personal communications binnen de Europese Unie", gepubliceerd in april 1994, en bevestigd door richtlijn 96/2/EG van de Commissie van 16 januari 1996 tot wijziging van richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie : die richtlijn legt de afschaffing op van alle uitsluitende en bijzondere rechten in de sector van mobiele communicatie en verzoekt de Lid-Staten om zo soepel mogelijke voorwaarden te scheppen voor operatoren van dergelijke netten.

Daarom heeft de Regering beslist om in ons land nieuwe semafoonoperatoren toe te laten in concurrentie met het autonome overheidsbedrijf BELGACOM. De liberalisering van de semafoondienst in België heeft een aanpassing noodzakelijk gemaakt van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, teneinde die dienst te verwijderen uit de categorie van diensten die voor BELGACOM zijn gereserveerd (wijziging van artikel 83, 2°). Die wijziging is aangebracht door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 tot omzetting van de verplichtingen die, inzake vrije mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Commissie van de Europese Gemeenschap.

Bovendien heeft de wetgever, overwegende dat de semafonie naar het voorbeeld van de mobilofonie, als een openbare dienst van algemeen nut moet blijven worden beschouwd, de reikwijdte van artikel 89, 2bis van de wet van 21 maart 1991 uitgebreid tot de semafonie. Die wijziging was ingevoerd door de wet van 12 december 1994 om de mobilofoondienst reeds te liberaliseren en om in België een tweede GSM-operator (MOBISTAR) toe te laten, om met BELGACOM MOBILE te concurreren.

Die nieuwe bepaling schrijft onder meer voor dat de Koning, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voorstel van de Minister, na advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (B.I.P.T.), het bestek van openbare dienst opstelt met betrekking tot de semafonie, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning.

Het doel van het koninklijk besluit dat aan U wordt voorgesteld, bestaat er net in het bestek van openbare dienst op te stellen, op grond van artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 tot omzetting van de verplichtingen die, inzake vrije mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Commissie van de Europese Gemeenschap, en op basis van artikel 10 van de wet van 12 december 1994 dat een artikel 89, 2bis invoegt in de wet van 21 maart 1991. Dat bestek zal toepasselijk zijn op de operatoren van semafoonnetten die gebaseerd zijn op de paneuropese ERMES-norm, en het besluit legt tevens de procedure vast voor de toekenning van vergunningen om dergelijke netten te exploiteren. Dit besluit bevat dan ook drie hoofdstukken : hoofdstuk I : bestek voor ERMES-operator; hoofdstuk II : Procedure inzake de toekenning van vergunningen om ERMES-netten te exploiteren; hoofdstuk III : Slotbepalingen.

Dit besluit is geïnspireerd door het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, daar er een bepaalde gelijkenis bestaat tussen beide soorten diensten en omdat het betrokken besluit een goede basis is gebleken voor de selectie van een tweede GSM-operator : niettemin zijn een groot aantal wijzigingen noodzakelijk geworden wegens de specifieke eigenschappen van de semafoondienst en het Instituut heeft verbeteringen aangebracht in het licht van de ervaring die tijdens de procedure voor de selectie en de installatie van een tweede operator inzake GSM-mobilofonie is opgedaan.

Een ander koninklijk besluit zal gaan over het bestek dat van toepassing is op BELGACOM voor de exploitatie van haar huidig POCSAG-semafoonnet.

Het bestek heeft twee doelstellingen : het wil een bepaald aantal criteria vastleggen in verband met de kwaliteit van de aangeboden dienst, met name in termen van de dekking van het grondgebied, het tijdschema van de ontplooiing van het netwerk en de dimensionering van de capaciteit van het verkeer; dat bestek is eveneens bedoeld om de betrekkingen te regelen tussen de ERMES-operatoren enerzijds en de diverse betrokken partijen anderzijds, te weten : hun klanten, de Staat, het B.I.P.T., BELGACOM als leverancier van de openbare telecommunicatie-infrastructuur en andere telecommunicatie-operatoren in België.

Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 definieert de verschillende termen die nodig zijn voor een goed begrip van de bepalingen van dit koninklijk besluit.

Artikel 2 beschrijft de aard van de dienst die door de operator over het grondgebied moet worden aangeboden en die moet worden beperkt tot enkel de semafonie op basis van de ERMES-norm.

Artikel 3 beschrijft de draagwijdte van de vergunning en met name de geldigheidsduur ervan : deze is in eerste instantie vastgelegd op tien jaar, met mogelijkheid tot verlenging, teneinde de operator in staat te stellen, de investeringen te recupereren die nodig zijn voor de ontplooiing van een ERMES-semafoonnet, terwijl de macht van de overheid in stand wordt gehouden om het beleid van het land inzake semafonie te bepalen, rekening houdend met de evolutie in de sector.

Artikel 3 bepaalt bovendien dat het Instituut in kennis moet worden gesteld van de eventuele wijzigingen in de structuur van of in de controle over het kapitaal van de operator. Het Instituut deelt de Minister de wijzigingen mee die het overweegt : indien hij, op advies van het Instituut, van oordeel is dat de nieuwe structuur de voorwaarden waaronder de vergunning is uitgereikt, ernstig in het gedrang kan brengen, kan hij aan de Ministerraad voorstellen de vergunning in te trekken.

De vergunning die op basis van huidig besluit wordt uitgereikt stelt de operator niet vrij van de overige wettelijke bepalingen die op zijn werkzaamheden van toepassing zijn, met name de wetgeving inzake ruimtelijke ordening, de diverse belastingen, bijdragen en taksen en de wetgeving inzake het gebruik van de talen.

De operator moet eveneens de verplichtingen en regels naleven die op hem van toepassing zijn krachtens de Internationale Telecommunicatie overeenkomst ("Convention internationale des Télécommunications"), door het Reglement van Radioverbinding, door de internationale overeenkomsten en door de reglementering van de Europese Gemeenschap.

Artikel 4 omschrijft de doeleinden inzake kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst waaraan de operator moet beantwoorden, met name wat betreft de akkoorden met buitenlandse operatoren van ERMES-netten, de dimensionering van het net en het opheffen van storingen.

Die criteria moeten het mogelijk maken aan de gebruikers een goed presterende dienst te garanderen rekening houdend met het feit dat de semafonie als een openbare dienst moet worden beschouwd. De mogelijkheid om een nationaal "roaming"-akkoord te sluiten wordt overgelaten aan het oordeel van de betrokken operatoren. Het net moet voor iedereen toegankelijk zijn op een niet-discriminerende basis.

Artikel 4, 4, laatste lid staat het de operatoren toe de toegang tot hun net te weigeren, met naleving van de beginselen inzake niet-discriminatie, aan gebruikers die technieken zouden toepassen waardoor de normale voorwaarden inzake het gebruik van het netwerk zouden kunnen worden geschonden. Die bepaling is bedoeld om een aantal misbruiken te voorkomen die in het verleden op dat soort van netwerk zijn vastgesteld, zoals bijvoorbeeld de "subaddressing", waardoor gebruikers de normale tarifering van de diensten van de operator weten te omzeilen. De toepassing van een dergelijk verbod is evenwel onderworpen aan de goedkeuring door het Instituut.

Artikel 5 legt het tijdschema op voor de dekking van het grondgebied door het netwerk van de operator : dat tijdschema houdt rekening met zowel de complexiteit die inherent is aan de ontplooiing van zo'n netwerk als met de vereisten inzake openbare dienst die verbonden zijn aan de exploitatie van een semafoondienst.

Artikel 6 behandelt de normen waaraan de uitrusting van het netwerk moet voldoen.

Artikel 7 kent aan elke operator een Belgische voorkeurfrequentie toe in de 169 MHz-band. Vier voorkeurkanalen zijn aan België toegewezen (kanalen 1, 5, 9 en 15). Mogelijkheden tot uitbreiding blijven open en daarover zal door het Instituut worden beslist op basis van de marktontwikkelingen.

Er wordt aan de operatoren geen enkele verplichting opgelegd inzake de infrastructuur van de antennes, maar er wordt aanbevolen te zoeken naar milieuvriendelijke oplossingen (artikel 8).

Artikel 9 houdt verband met de verantwoordelijkheden van de operator in geval van radio-elektrische storingen.

Artikel 10 heeft betrekking op de integratie van de ERMES-semafoonnetten in het nationale nummeringsplan.

Artikel 11 behandelt de nadere regels inzake de interconnectie tussen de ERMES-semafoonnetten en andere telecommunicatienetten, in het bijzonder het openbaar geschakeld telefoonnet van BELGACOM. Die bepalingen stemmen volledig overeen met de Europese richtlijn van 16/1/1996 met betrekking tot mobiele communicatie.

Over de uitwerking van een akkoord tussen de operator en enige andere telecommunicatie-operator moet er door beide betrokken partijen worden onderhandeld, maar het Instituut is bevoegd om de inhoud van de betrokken akkoorden te verifiëren en de naleving op te leggen van bepaalde principes ingeval er moeilijkheden zijn om tot een bevredigend akkoord te komen.

Voor de aansluiting van de verschillende onderdelen van zijn ERMES-net kan de operator overeenkomstig de richtlijn van 16/1/1996 met betrekking tot mobiele communicatie (artikel 12), uit verschillende oplossingen kiezen.

Artikel 13 gaat over de commercialisering van de diensten en over de tarieven. De operator is vrij zijn diensten te commercialiseren via aparte maatschappijen. In voorkomend geval, gaat het Instituut na of de contracten die met die ondernemingen zijn gesloten niet discriminerend zijn en een zekere bescherming van de gebruikers garanderen door de toepassing van een "gedragscode". Wat de toegepaste tarieven betreft, zal het Instituut een zeker toezicht uitoefenen om na te gaan dat deze in de loop van de tijd niet te snel verhogen, rekening houdend met het feit dat de tariefstructuur een van de elementen zal hebben gevormd die bij de selectie van de operatoren in aanmerking zijn genomen (zie artikel 27).

De toegepaste tarieven zijn onderworpen aan de wetgeving terzake die onder de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken valt.

De gebeurlijke publicatie geviseerd in artikel 13, 4, kan gebeuren overeenkomstig het koninklijk besluit betreffende de universele telefoongids en de andere telefoongidsen.

Artikel 14 bepaalt de periodieke rechten die de operator jaarlijks aan het Instituut zal moeten betalen om de kosten te dekken in verband met het beheer van de vergunning en voor de terbeschikkingstelling van de frequenties.

De abonnees van het netwerk van de operator zijn niet onderworpen aan de betaling van een recht aan het Instituut.

Tevens wordt de mogelijkheid geschapen om de ERMES-semafoonoperatoren te vragen om in het kader van de wettelijke bepalingen op Belgisch en Europees niveau, bij te dragen aan de financiering van het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie.

Bovendien zal elke operator financieel moeten bijdragen aan de terugbetaling van de kosten die de diensten van de rijkswacht hebben opgelopen door de herschikking van hun radioverbindingsnet teneinde de frequenties vrij te maken die voor het ERMES-systeem nodig waren. De betrokken bijdragen zullen worden vastgesteld op een voor de operatoren niet-discriminerende wijze en op gelijke basis.

Artikel 15 behandelt de vragen in verband met de bescherming van de gebruikers en meer bepaald van het privéleven. Het is belangrijk dat de gebruikers van de verschillende netten zich in geval van betwisting kunnen wenden tot een dienst die belast is met het onderzoek van elke klacht en met het vinden van een minnelijke schikking tussen de gebruikers en de betrokken operator. In het licht daarvan is het verstandig die opdracht toe te vertrouwen aan de ombudsdienst die is ingesteld door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en die in enkele jaren tijd reeds een ruime ervaring heeft opgebouwd met het behandelen van klachten op het gebied van telecommunicatie. Deze wijze van aanduiding van de bemiddelaars garandeert de onafhankelijkheid van die laatsten ten opzichte van de operatoren en de geloofwaardigheid van die dienst in de ogen van de gebruikers, terwijl de uniformiteit in de behandeling van de klachten verzekerd wordt. Die verplichting om met de ombudsdienst een overeenkomst te sluiten is door artikel 13, 1, uitgebreid tot de eventuele maatschappijen voor de commercialisering van de diensten van de operator.

Artikel 16 betreft de eventuele opeisingen die door de openbare overheid worden opgelegd en de deelname van de operator aan internationale organisaties. Dit artikel heeft niet tot doel een nieuw stelsel inzake opeising te creëren, maar verduidelijkt de draagwijdte van artikel 13 van de wet van 30 juli 1979 inzake ERMES-netten.

Artikel 17 omschrijft de betrekkingen tussen de operator en het Instituut om dit laatste in staat te stellen correct zijn controletaak te vervullen met betrekking tot de naleving van de voorwaarden van het bestek en van de vergunning.

Artikel 18 heeft betrekking op de sancties die aan de operator kunnen worden opgelegd ingeval de in het bestek of in zijn vergunning voorgeschreven voorwaarden niet worden nageleefd. Die sancties kunnen leiden tot een geldboete, maar de operator zal over een termijn beschikken om zijn zaken in orde te brengen.

Artikel 19 voert de procedure in voor de toekenning van vergunningen om een ERMES-net in België te exploiteren. In België zullen er drie dergelijke netwerken met elkaar concurreren. De eventuele toelating van andere ERMES-netten in België kan later door de Minister worden voorgesteld naar gelang van de ontwikkeling en de beperkingen van de reeds bestaande netten.

Artikel 20 legt de operator een Europese verankering op : onverminderd de akkoorden en overeenkomsten ondertekend door de Belgische Staat of de Europese Unie, mogen de kandidaturen worden ingediend door elke onderneming waarvan de maatschappelijke zetel in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is en waarvan maximaal 49% van het kapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van landen van buiten de Europese Economische Ruimte.

Belgacom mag meedingen naar een vergunning voor ERMES-semafonie maar moet dan de betrokken activiteiten binnen de onderneming boekhoudkundig duidelijk afscheiden om een eerlijke concurrentie met de overige gemachtigde operatoren te garanderen.

Artikel 21 legt de data en termijnen vast in verband met de kandidatuurdossiers.

Artikel 22 legt de vergoeding vast voor de dekking van de kosten van het onderzoek van de kandidatuurdossiers die het Instituut heeft opgelopen voor de toepassing van die procedure en behandelt de kosten die de kandidaten moeten dragen. Elke kandidaat draagt zelf de kosten die uit zijn kandidatuur voortvloeien. In geen enkel geval kan hij aanspraak maken op enige vorm van terugbetaling van de opgelopen kosten.

Artikel 23 beschrijft de structuur van het kandidatuurdossier en de inlichtingen die erin moeten voorkomen. De gedetailleerde voorstelling van het dossier zal op zo'n manier door de Minister worden vastgelegd dat een objectieve vergelijking van de verschillende ingediende dossiers zal worden vergemakkelijkt. Er dient opgemerkt dat wanneer de operator zich ertoe verbindt voor bepaalde bijzondere criteria de in het bestek opgelegde doelstellingen te overschrijden, die punten zullen worden aangeduid in de vergunning zelf : de eventuele niet-naleving ervan kan dan leiden tot de toepassing van geldboeten, overeenkomstig artikel 18 van het bestek.

Artikel 24 heeft betrekking op het aantal exemplaren van het kandidatuurdossier en op zijn legalisatie.

Artikel 25 gaat over de eventuele procedure voor het horen van de kandidaten.

Artikel 26 heeft betrekking op de verduidelijkingen die de kandidaten gebeurlijk zouden vragen.

Artikel 27 vermeldt de criteria die het Instituut in aanmerking zal nemen om de verschillende kandidaturen te vergelijken. In tegenstelling tot de GSM-mobilofonie zal de toekenning van de semafoon-vergunningen niet worden verbonden aan de betaling van een concessierecht aan de Staat, met name wegens de veel beperktere omvang van de betrokken markt. Het gedetailleerde systeem voor de beoordeling van de kandidatuurdossiers zal door het Instituut voltooid zijn vóór de datum waarop de dossiers worden ingediend, en dit om betwistingen te vermijden.

Artikel 28 gaat over het verslag dat het Instituut aan de bevoegde Minister zal voorleggen.

Artikel 29 handelt over de beslissing van de Ministerraad over de keuze van de ERMES-operatoren en over de nadere regels aangaande de uitreiking en notificatie van de vergunningen.

Artikel 30 bepaalt dat de geselecteerde operatoren de kosten voor extern advies zullen moeten delen die het Instituut eventueel zal hebben moeten dragen voor de organisatie van de selectieprocedure.

Artikel 31 betreft de nadere regels inzake de inwerkingtreding van dit besluit, terwijl artikel 32 betrekking heeft op de uitvoering ervan.

Antwoord en commentaar op het advies van de Raad van State.

De schikkingen van de oorspronkelijke tekst die de woorden "De operator spant zich in" bevatte werden vervangen door de woorden "De operator stelt alles in het werk".

Een nieuwe considerans werd toegevoegd om de a priori beperking tot drie van het aantal operatoren te rechtvaardigen op basis van de essentiële vereiste gevormd door de noodzaak van het doelmatige gebruik van het frequentiespectrum.

Een nieuwe considerans werd toegevoegd om de vraag van een advies bij hoogdringendheid van de Raad van State te rechtvaardigen : deze hoogdringendheid vloeit in het bijzonder voort uit richtlijn 96/2/EG van de Commissie van 16 januari 1996 met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie. De hoogdringendheid komt eveneens voort uit de aanzienlijke vertraging opgelopen tengevolge van Advies L.25.829/9 van 18 december 1996 van de Raad van State welke van oordeel was dat een voorafgaandelijk advies van de Europese Commissie over het ontwerp van besluit vereist was, vereiste welke niet gegrond is gebleken volgens het advies zelf van de bevoegde diensten van de Commissie.

In artikel 2 werd de verwijzing naar het openbaar pakket-geschakeld DCS-netwerk voor gegevensoverdracht verwijderd overeenkomstig het Advies van de Raad van State.

In artikel 3 werd het persoonlijk en onoverdraagbaar karakter van de vergunning behouden daar de vergunning toegekend overeenkomstig de bepalingen van huidig besluit niet alleen slaat op het exploiteren van de semafoondienst maar ook op het opzetten van het nodige radio-elektrische netwerk om de dienst aan te bieden. Deze twee elementen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

In artikel 4 werd 1, lid 2, oveenkomstig het Advies van de Raad van State geschrapt.

In artikel 2, 2, lid 2, werd het woord "regels" vervangen door "methode" : het is het Instituut dat de praktische methodologie voor de controle van de prestaties van de gegunde netwerken vastlegt, bijvoorbeeld door middel van een administratief rondschrijven.

Zoals in het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende de GSM-netwerken, wordt de mogelijkheid van de operatoren om de dienst te schorsen in geval er een vermoeden van niet-betaling bestaat, behouden ten einde hen in staat te stellen de fraude te bestrijden. Zoals de Raad van State heeft opgemerkt, wordt deze mogelijkheid toegepast op eigen verantwoordelijkheid van de operatoren die de gevolgen van het misbruik ervan moeten dragen.

De radio-elektrische uitrustingen van de basisstations moeten door het Instituut worden goedgekeurd op grond van artikel 7 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radio-berichtgeving en het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.

Wat artikel 7, 3, betreffende de schadeloosstelling door de operatoren van de voorgaande gebruiker van de frequenties nodig voor het ERMES-systeem aangaat, is dit principe vervat in het voorontwerp van de nieuwe wetgeving en is dit trouwens reeds hernomen geweest in het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende de GSM (arti-kel 7, 4). Dit principe vindt zijn wettelijke grondslag in de Europese richtlijn 97/13/EG van 10 april 1997 betreffende de machtigingen en vergunningen (artikel 11 en bijlage, punt 4.2). De schikkingen met betrekking tot de kosten voor vrijmaking werden overgebracht naar artikel 14 en worden thans omschreven als "recht voor de eerste ter beschikking stelling van de frequenties".

De bevoegdheid van het Instituut voor de vragen met betrekking tot de radio-elektrische storingen behandeld in artikel 9 komt rechtstreeks voort uit de algemene opdracht die het worden toevertrouwd in het kader van de wetgeving van 1979 betreffende de radioverbindingen overeenkomstig artikel 119 van de wet van 21 maart 1991.

De verplichtingen opgelegd aan de operatoren van PSTN/ISDN-netwerken in België vinden hun wettelijke grondslag in het eerste artikel van richtlijn 96/2/EG welke een artikel 3quinquies toevoegt aan richtlijn 90/388/EEG : het komt inderdaad de Lidstaten toe het interconnectierecht te garanderen tussen de systemen voor mobiele communicatie en de publieke telecommunicatie-netwerken. Deze wettelijke grondslag wordt trouwens versterkt door richtlijn 97/13/EG waar in bijlage als voorwaarden die aan de vergunningen kunnen worden verbonden, deze hernomen zijn die betrekking hebben op de interconnectie van netwerken en de interoperabiliteit van diensten (punt 3.6) evenals deze toepasbaar op operatoren die een sterke positie hebben op de markt om de interconnectie te garanderen (punt 4.6).

In artikel 11 is het begrip van operator waarvan wordt verklaard dat hij over een sterke positie op de markt beschikt een rechtstreeks gevolg van het Europese communautaire recht, en meer bepaald de ONP-interconnectie-richtlijn welke op datum van 16 juni 1997 nog niet gepubliceerd is geworden. Dit begrip wordt eveneens gebruikt in richtlijn 97/13/EG (bijlage, punt 4.6).

Wat de modaliteiten aangaat betreffende de financiële inter-connectielasten (artikel 11, 3), vormt artikel 89, 2bis, i), van de wet van 21 maart 1991 de grondslag voor de interconnectie-voorwaarden : in het geval van semafonie, welke een unilaterale dienst vormt, is het principe van het betalen van toegangslasten voor het publieke net zonder inhoud.

De rechten verschuldigd aan het Instituut in artikel 14 vinden hun wettelijke grondslag in artikel 78, 4° en 89, 2bis van de wet van 21 maart 1991 evenals in artikel 11 van de wet van 30 juli 1979, artikel welk eveneens van toepassing is op de houders van vergunningen toegekend op grond van de wet van 21 maart 1991.

Wat de kosten betreft ten laste van de operatoren uit hoofde van de artikels 22 en 30 van het koninklijk besluit, volgt de wettelijke basis ervoor uit artikel 78, 4°, van de wet van 21 maart 1991 daar het duidelijk gaat over vergoedingen voor prestaties geleverd door het Instituut voor de organisatie van de selectieprocedure van de ERMES-operatoren.

Overeenkomstig het Advies van de Raad van State, werden de kosten voor de controle uitdrukkelijk opgenomen in de rechten voor het beheer van de vergunning.

Artikel 14, 3, lid 2, werd geschrapt.

In artikel 15 is de tussenkomst van de ombudsdienst zoals geviseerd in de wet van 21 maart 1991, in het geval van eventuele geschillen tussen de ERMES-operatoren en hun klanten overeenkomstig het ontwerp van de toekomstige wet. Het opnemen in de vergunningen van voorwaarden aangaande het ter beschikking stellen van de gebruikers van een dienst voor het regelen van geschillen vindt zijn grondslag in richtlijn 97/13/EG (bijlage : punt 3.1, 3e streepje). Dit principe werd trouwens reeds opgenomen in het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende de GSM (artikel 16, 4).

Overeenkomstig het Advies van de Raad van State werd artikel 17, 5, verwijderd evenals de verscheidene schikkingen die ernaar verwezen. De mogelijke tussenkomst van het Instituut op gebied van arbitrage en verzoening baseert zich op artikel 75, 8 van de wet van 21 maart 1991, op basis waarvan een koninklijk besluit wordt voorbereid.

Artikel 18, 2, is overeenkomstig de schikkingen van artikel 9, 4 van de Europese richtlijn 97/13/EG van 10 april 1997. Paragraaf 3 van hetzelfde artikel is aangevuld met het oog op de operator toe te laten gehoord te worden door het Instituut voor de toepassing van eventuele geldelijke boetes.

Overeenkomstig het Advies van de Raad van State werd een considerans toegevoegd om de beperking van het aantal ERMES-operatoren als gevolg van artikel 19 te rechtvaardigen.

De voorwaarden betreffende de samenstelling van het aandeelhouderschap van de operatoren vinden hun wettelijke grondslag in punt 4.7 van de bijlage aan de richtlijn 97/13/EG. Zoals het artikel het verduidelijkt zullen de voorwaarden overeenkomstig de pertinente akkoorden gesloten door België en de Europese Unie, zijn.

Overeenkomstig het Advies van de Raad van State werd de verplichting in artikel 20, 4, een gescheiden boekhouding te voeren uitgebreid naar elke operator die een andere activiteit uitoefent dan deze bedoeld in huidig besluit en waarvoor de betroffen operator exclusieve of speciale rechten geniet of een sterke positie heeft.

Artikel 24, 1, betreffende het gebruik der talen in het kandida-tuurdossier werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State. Overeenkomstig de Belgische wetgeving betreffende het gebruik der talen in bestuurszaken, dienen de kandidatuurdossiers in de Franse of Nederlandse taal ingediend te worden.

Artikel 29, 2, lid 2, betreffende het vertrouwelijke karakter van de vergunning is weggelaten : er dient nochtans opgemerkt te worden dat zekere aspecten van de vergunningen strategisch gevoelige inlichtingen zullen bevatten voor de operatoren, namelijk wat de tariferingstructuur van de diensten betreft. Het zal bijgevolg onmogelijk zijn het geheel van voorwaarden aangaande de vergunningen openbaar te maken.

Bepaalde redactionele aanpassingen werden aan de tekst aangebracht teneinde er de duidelijkheid van te verbeteren en hem te doen overeenstemmen met de regels van de formele legistiek.

Het acroniem ERMES ("European Radio MEssage System") is conform de definities bepaald door de rechtstreeks betrokken organismen bij de normalisatie van het systeem (ETSI) en zijn commerciële inwerkingstelling (vereniging MoU-ERMES van de ERMES-operatoren). De benaming gebruikt door de Europese Commissie in richtlijn 90/544/EEG is niet juist.

Wat de eindbemerking van de Raad van State betreffende de niet-discriminatieverplichting opgelegd aan de operatoren, aangaat blijkt dat deze verplichting niet automatisch voortvloeit uit de artikels 10 en 11 van de Grondwet. De zin betreffende de niet-discriminatie- verplichting werd geschrapt maar het artikel behoudt het begrip van niet-discriminatie.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

17 JULI 1997. Koninklijk besluit betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatie-diensten, gewijzigd door richtlijn 95/51/EG van 18 oktober 1995, 96/2/EG van 16 januari 1996 en 96/19/EG van 13 maart 1996;

Gelet op richtlijn 97/13/EG van het Europese Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van de telecommunicatiediensten;

Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid artikel 7, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, artikel 11, vervangen door de wet van 22 december 1989, ten dele nietig verklaard door een arrest van het Arbitragehof nr. 7/90 van 25 januari 1990 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, en artikel 13;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, met name artikel 70, artikel 75, 8, vervangen door de wet van 20 december 1995, artikel 89, 2bis, ingevoegd door de wet van 12 december 1994 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, en artikel 109ter, ingevoegd door de wet van 20 december 1995;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 26 november 1996;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 november 1996, 14 mei 1997 en 26 juni 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 28 november 1996;

Gelet op de noodzaak dat het verzekeren van een optimaal en doelmatig gebruik van het spectrum der radio-elektrische frequenties leidt tot het tot drie beperken van het aantal operatoren voor ERMES-semafoonnetwerken;

Gelet op de dringende noodzaak het Europese communautaire recht op het vlak van de liberalisering van de sector van de mobiele communicatie om te zetten;

Gelet op de adviezen van de Raad van State gegeven op 11 december 1996, 19 maart 1997 en 9 juni 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Bestek voor ERMES-operator Afdeling I. - Terminologie en definities

Artikel 1.Voor de toepassing van huidig besluit, wordt verstaan onder : 1° De Minister : de Minister of Staatssecretaris die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft;2° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie; 3° ERMES : "European Radio MEssage System", paneuropees openbaar semafoonsysteem te land in de 169 MHz-band, genormaliseerd door het E.T.S.I.; 4° ERMES-net : door een operator opgezet geheel van schakelaars, controletoestellen ("controllers") en basisstations die nodig zijn om de ERMES-dienst aan te bieden;5° basisstation : radiostation van het ERMES-net bestemd om een gegeven geografische zone te dekken;6° eindtoestel : ontvangtoestel, bestemd om door ERMES-netten uitgezonden berichten te ontvangen en dat voldoet aan de ETS 300-133-specificaties van het ETSI; 7° protocol bij de overeenkomst ("Memorandum of Understanding") : protocol bij de overeenkomst die op 24 januari 1990 is gesloten tussen operatoren van de lidstaten van de C.E.P.T. in verband met het opzetten van een paneuropees openbaar semafoonsysteem dat in de 169 MHz-band werkt, alsmede de latere toevoegingen aan de overeenkomst; 8° C.E.P.T. : "Conférence Européenne des Administrations des Postes et Télécommunications" (Europese Conferentie van Post en Telecommunicatie); 9° E.T.S.I. : "European Telecommunications Standards Institute" (Europees Instituut voor telecommunicatienormen); 10° ITU-T : sector voor de normalisatie van de telecommunicatie van de Internationale Unie betreffende de Televerbindingen, voorheen de C.C.I.T.T. ("Comité Consultatif International Télégraphique et Téléphonique" - Internationaal Raadgevend Comité voor Telegrafie en Telefonie); 11° ITU-R : sector van de radioverbindingen van de Internationale Unie betreffende de Televerbindingen, voorheen de C.C.I.R. ("Comité Consultatif International des Radiocommunications" - Internationaal Raadgevend Comité voor Radioverbindingen); 12° operator : houder van een vergunning die bedoeld is om een ERMES-net in België op te zetten en te exploiteren;13° service provider : maatschappij die met de operator een contract heeft gesloten voor de rechtstreekse verkoop van diensten die gebruik maken van het net van de operator;14° dienstabonnees : klanten die een abonnement hebben genomen op de dienst van de operator of van een service provider waarmee de operator een contract heeft gesloten;15° reizende abonnees : klanten die geabonneerd zijn op een door een andere operator geëxploiteerd ERMES-net waarmee de operator een roaming-akkoord heeft gesloten en die wensen te worden bediend door het net van de operator;16° roaming-akkoord : akkoord gesloten tussen twee operatoren van ERMES-netten waardoor de abonnees van elk van die netten de ERMES-semafoondienst kunnen ontvangen door middel van het andere net;17° oproeper : persoon die of toestel dat berichten verstuurt die bestemd zijn voor abonnees van een semafoondienst;18° bestek : geheel van voorwaarden met betrekking tot het opzetten en exploiteren van een ERMES-net dat het voorwerp uitmaakt van Hoofdstuk I van dit koninklijk besluit;19° vergunning : vergunning om in België een ERMES-net op te zetten en te exploiteren overeenkomstig de voorwaarden van huidig besluit en eventueel aangevuld met bijkomende voorwaarden;20° PSTN ("Public Switched Telephone Network") : openbaar geschakeld telefoonnet;21° ISDN ("Integrated Services Digital Network") : digitaal netwerk met integratie van diensten;22° PSPDN ("Packet Switched Public Data Network") : pakketgeschakeld openbaar datanet;23° piekuur : ononderbroken duur van een klokuur tijdens dewelke het volume van het verkeer dat door het netwerk van de operator moet worden getransporteerd het grootst is;24° faalkans van de berichtverzending : kans dat een bericht dat door de oproeper wordt verstuurd en correct naar het net van de operator wordt verzonden, niet correct wordt ontvangen door de abonnee van de dienst van de operator of de reizende abonnee die zich in de dekkingszone van het net van de operator bevindt;25° verzendtijd van een bericht : tijdsinterval tussen de aanvaarding van een bericht door het net van de operator en het ogenblik waarop het bericht effectief door het radionet wordt verspreid;26° frequentieplan : lijst van alle basisstations van het net met de gebruikte frequenties, het maximale schijnbaar uitgestraalde vermogen, het stralingsdiagram van de antenne en de antennehoogte gemeten vanop de grond;27° ETS : Europese telecommunicatienorm ("European Telecommunications Standard");28° CTR : geharmoniseerde Europese norm voor telecommunicatie-eindapparatuur ("Common Technical Regulations");29° TBR : technische basis voor de opstelling van de CTR's ("Technical basis for Regulation");30° NIS : Nationaal Instituut voor de Statistiek;31° lijst van interconnectiepunten : geheel van punten, door het Instituut gepubliceerd, van het netwerk van een operator waarop een andere operator het recht heeft zich aan te sluiten. Afdeling II. - Doel van de dienst en reikwijdte van de vergunning

Art. 2.1. De vergunning die op basis van huidig besluit wordt verleend, dekt het opzetten en exploiteren in België van een openbaar semafoonnet te land dat in de 169 MHz-band werkt op basis van de Europese norm voor ERMES-semafonie. 2. Het netwerk van de operator moet het de dienstabonnees en de reizende abonnees die over een geschikt eindtoestel beschikken, mogelijk maken berichten te ontvangen wanneer zij zich in de dekkingszone van het net van de operator bevinden. Via het netwerk van de operator kunnen minstens de volgende soorten van berichten worden verzonden : 1° alarmeringsbericht ("biep");2° digitaal bericht;3° alfanumeriek bericht. De operator stelt alles in het werk om de dienstabonnees en de reizende abonnees het gehele dienstenpakket aan te bieden dat vastgelegd is in de ERMES-norm en dat de ondertekenaars van het protocol bij de overeenkomst beloofd hebben te zullen aanbieden. 3. Het net van de operator moet ten minste onderling gekoppeld zijn met één PSTN/ISDN in België. De operator stelt alles in het werk om zijn ERMES-net onderling te koppelen met de Belgische PSPDN-netten.

Art. 3.1. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar. Het Instituut wordt ten minste een maand van tevoren in kennis gesteld van elke wijziging in de structuur van of de controle op het kapitaal van de operator. Het Instituut deelt de Minister de wijzigingen in kwestie mee. 2. De vergunning die krachtens dit bestek wordt verleend, is geldig gedurende een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop die vergunning wordt uitgereikt. Na het verstrijken van die eerste periode kan de vergunning stilzwijgend worden verlengd voor opeenvolgende termijnen van vijf jaar.

De Minister en de operator mogen afzien van de stilzwijgende verlenging, op grond van een opzegging van twee jaar betekend met een ter post aangetekende brief. De beslissing van de Minister de vergunning niet te verlengen houdt met name rekening met de omstandigheden waarin de operator voldaan heeft aan de voorwaarden van zijn vergunning en van het bestek, alsook met de algemene ontwikkeling van de sector van de mobiele diensten. Afdeling III. - Kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst

Art. 4.1. De operator stelt alles in het werk om de nodige roaming-akkoorden te sluiten met andere operatoren van ERMES-netten in het buitenland om internationale "roaming" mogelijk te maken. 2. De dienst die de operator aanbiedt, moet op zijn minst voldoen aan de volgende voorwaarden wat betreft het gedeelte van de verzending van de berichten die normale voorrang krijgen op het net van de operator : 1° faalkans van de berichtverzending : ten hoogste 2 % op het piekuur;2° verzendtijd van de berichten : ten hoogste twee minuten voor 90 % van de berichten op het piekuur. De praktische methoden en de precieze procedures met betrekking tot de meting van de faalkans en de verzendtijd worden door het Instituut vastgelegd in overleg met de operatoren. 3. De dienst moet alle dagen van het jaar, 24 uur op 24 ter beschikking zijn, met inbegrip van de dienst voor bijstand aan de dienstabonnees.De operator treft alle nodige maatregelen om storingen in zijn netwerk binnen een tijdsduur van niet meer dan zes uren te kunnen opheffen. Deze termijn wordt verlengd tot twaalf uur voor de periodes buiten de normale werkuren van de operator. 4. De dienstvoorwaarden zijn identiek voor dienstabonnees die zich in gelijkaardige omstandigheden bevinden, en dat wat betreft : 1° de tarieven en eventuele kortingen;2° de nadere regels inzake aansluiting;3° het onderhoud;4° de kwaliteit, de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de dienst. De operator mag, overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen, de toegang tot de dienst niet weigeren, noch schorsen, behalve in geval van fraude of wanneer blijkt of vermoed wordt dat de abonnee niet of onvoldoende betaalt, of op grond van de volgende essentiële vereisten : 1° de veiligheid van het functioneren van het net;2° het behoud van de netintegriteit;3° de interoperabiliteit van de diensten en van de netten in gerechtvaardigde gevallen;4° de bescherming van de overgebrachte gegevens in gerechtvaardigde gevallen. Met de voorafgaande toestemming van het Instituut kan de operator de toegang tot zijn net ontzeggen aan elke dienstabonnee, reizende abonnee of groep van abonnees die het net niet zou gebruiken in overeenstemming met de normale voorwaarden van de dienst die aan alle gebruikers wordt geboden. 5. De operator publiceert halfjaarlijks een verslag over de verschillende volgende indiciën van de kwaliteit van de aangeboden dienst : 1° dekking van het grondgebied;2° "roaming"-akkoorden die met andere ERMES-operatoren zijn gesloten;3° faalkans van de berichtverzending;4° maximale verzendtijd van de berichten;5° aanbod van bijkomende diensten;6° termijn voor de aansluiting van de nieuwe abonnees;7° frequentie en duur van de storingen;8° antwoordtijd van zijn dienst voor bijstand aan de dienstabonnees. De praktische regels inzake de presentatie van dat verslag worden in overleg met het Instituut vastgelegd. Afdeling IV. - Radio-elektrische aspecten

Art. 5.1. De ERMES-semafoondienst van de operator moet commercieel worden geopend binnen een maximumtermijn van een jaar te rekenen vanaf de in artikel 29, 3 geviseerde dag van notificatie van de vergunning door de Minister. 2. De ontplooiing van het netwerk van de operator moet, te rekenen vanaf de datum van notificatie van de vergunning door de Minister, beantwoorden aan de dekkingsgraden die voor de verschillende tijdstippen werden vastgelegd in de tabel van deze paragraaf.De vermelde percentages komen overeen met de delen van het oppervlak van het grondgebied en van de bevolking die in België bediend moeten zijn.

Op elk van de in huidig paragraaf vastgelegde einddata moet elk van beide doelstellingen inzake dekking bereikt zijn.

De dekking van de bevolking wordt door het Instituut beoordeeld op grond van de demografische verspreiding die wordt bepaald door de onderverdeling van België in statistische sectoren door het NIS. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onder dekking wordt verstaan dat alle eindtoestellen met een gemiddelde gevoeligheid van 25 dBuV/m zoals vastgelegd in de TBR7 - 7.1 een correcte ontvangst mogelijk maken van de berichten die ervoor zijn bestemd bij gebruik buiten de gebouwen.

Alle autowegen, d.w.z. de verkeersaders met de letters E, A en R, moeten volledig gedekt zijn binnen een termijn van twee jaar die begint te lopen vanaf de datum waarop de vergunning wordt uitgereikt.

Afwijkingen kunnen door de Minister worden toegestaan in geval van overmacht op voorstel van het Instituut. 3. Wat de bediening van de wegtunnels betreft, zetten de ERMES-operatoren alles in het werk om de nodige akkoorden te sluiten met de instellingen die over installaties beschikken waarmee de dekking van radiodiensten binnenin die tunnels wordt gegarandeerd, teneinde hun dienst aan te bieden aan gebruikers die erdoor rijden.

Art. 6.1. Het systeem dat door de operator wordt aangelegd, moet voldoen aan de door het E.T.S.I. ontwikkelde ERMES-norm (ETS nr. 300-133). 2. Vooraleer ze wordt geïnstalleerd, moet al de radioapparatuur van de basisstations, goedgekeurd zijn door het Instituut of door een andere instelling voor de reglementering van telecommunicatie in een land van de C.E.P.T. volgens de van kracht zijnde wetsbepalingen. 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, 4 van huidig besluit, mag de operator aan geen enkel eindtoestel dat behoorlijk is goedgekeurd overeenkomstig de CTR-normen van het ETSI, de toegang tot zijn netwerk weigeren.

Art. 7.1. Het radionet moet worden genstalleerd in de frequentieband 169,4 - 169,8 MHz die aan het ERMES-systeem is toegewezen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 oktober 1991, dat in België Richtlijn 90/544/EEG van 9 oktober 1990 van de Europese Raad toepast.

De kanalen liggen telkens 25 kHz uiteen en zijn als volgt genummerd : fn = 169,425 + n x 0,025 MHz, waarbij n het nummer is van het kanaal dat tussen 0 en 15 ligt.

Elk van de gemachtigde operatoren zal aanvankelijk één voorkeurkanaal voor België krijgen dat gebruikt kan worden over het gehele grondgebied onder voorbehoud van de verplichtingen als gevolg van de grensoverschrijdende coördinatie. Het Instituut beslist over de verdeling van de kanalen onder de gemachtigde operatoren.

Die verplichtingen inzake gebruik worden door het Instituut aan de operatoren meegedeeld. De algemene voorwaarden inzake het gebruik van de ERMES-kanalen in grensgebieden zijn gedefinieerd in aanbeveling T/R 25-07 van de CEPT. De tekst van die Aanbeveling kan schriftelijk worden aangevraagd bij het Instituut.

Elk voornemen van de operator om een frequentie te gebruiken waarbij de internationale overeenkomsten die België heeft afgesloten, niet worden nageleefd, moet aan het Instituut worden voorgelegd, met het oog op een eventuele coördinatie met de Administraties van de buurlanden.

Het is mogelijk dat er later bijkomende kanalen zullen worden toegewezen aan de operatoren van de ERMES-dienst, afhankelijk van hun behoeften en van de verplichtingen inzake het gebruik van de frequenties. 2. De operator deelt aan het Instituut, op diens aanvraag, het volledige frequentieplan van zijn netwerk mee.De toewijzing van een frequentie vervalt automatisch wanneer ze niet binnen een termijn van drie jaar vanaf de aanvraag van de operator in dienst is gesteld.

Art. 8.De operator stelt alles in het werk zijn antennes op reeds bestaande steunpunten te installeren, zoals daken van gebouwen of pylonen. De ERMES-operatoren mogen overeenkomen hun antennesites gezamenlijk te gebruiken.

In geval van betwisting rond het gemeenschappelijke gebruik van de antennesites probeert het Instituut beide partijen met elkaar te verzoenen.

Art. 9.1. De operator is als enige verantwoordelijk voor de goede werking van zijn net. Hij is verantwoordelijk voor eventuele radio-storingen tegenover andere gebruikers van het radioelektrisch spectrum, die worden veroorzaakt door de basisstations die op zijn netwerk aangesloten zijn, voor zover de overige gestoorde toestellen voldoen aan de van kracht zijnde reglementering en toepasselijke normen.

In geval van storingen geviseerd in het voorgaande lid, verleent het Instituut, op vraag van de operator, technische bijstand om het probleem op te lossen, voor zover de prestaties die aan het Instituut worden gevraagd, redelijk blijven. 2. Het Instituut kan aan de operator redelijke en gegronde technische verplichtingen opleggen om het risico van storingen, die veroorzaakt worden door de basisstations van zijn semafoonnetwerk op de teledistributienetwerken, te beperken.Zulke verplichtingen mogen slechts aan de operator opgelegd worden indien blijkt dat de betreffende teledistributienetwerken volgens de regels van de kunst ontworpen zijn en uitgebaat worden. Afdeling V. - Aspecten in verband met de interconnectie

Art. 10.Het Instituut kent aan elke operator op basis van zijn commerciële behoeften een gepaste capaciteit in het nationale nummeringsplan toe.

Art. 11.1. De operator mag zich onderling met elk ander, behoorlijk gemachtigd telecommunicatienet koppelen. 2. De operator heeft het recht de interconnectie te bekomen tussen zijn ERMES-semafoonnet en elk PSTN/ISDN-net dat in België wordt uitgebaat door een operator waarvan wordt verklaard dat hij over een sterke positie op de markt beschikt.In dit geval zijn de bepalingen van deze paragraaf van toepassing.

De operator heeft het recht vanwege de betroffen PSTN/ISDN- operator voldoening te krijgen bij elke redelijke eis inzake de gevraagde capaciteit, de kwaliteit en de technische karakteristieken voor de interconnectie met het PSTN/ISDN. Die eisen maken deel uit van het interconnectieakkoord dat erop gericht zal zijn de technische, financiële en commerciële voorwaarden vast te stellen met betrekking tot de verzending van de berichten komende van het PSTN/ISDN naar de dienstabonnees of de reizende abonnees.

De operator laat elke behoefte inzake interconnectie ten minste zes maanden vóór de gewenste datum van indienststelling aan de betroffen PSTN/ISDN-operator weten.

De operator kan, in functie van zijn behoeften, de betroffen PSTN/ISDN-operator interconnecties vragen op de punten welke hernomen zijn in de lijst van interconnectiepunten opgesteld door het Instituut.

De operator en de betroffen PSTN/ISDN-operator voeren commerciële onderhandelingen over de financiële vergoeding en de procedures voor de compensatie voor het verloop van het verkeer van het PSTN/ISDN-net naar het net van de operator, waarbij de volgende beginselen worden nageleefd : 1° de kosten van de berichten kunnen ofwel volledig worden aangerekend aan de oproeper, ofwel op specifieke wijze worden verdeeld tussen de oproeper en de dienstabonnee of de reizende abonnee, ofwel volledig worden aangerekend aan de dienstabonnee of de reizende abonnee;2° voor de berichten waarvan de kosten volledig aan de oproeper worden aangerekend, stelt de operator het bedrag vast van de interconnectielasten die hij de PSTN/ISDN-operator vraagt voor elk bericht dat door het PSTN/ISDN naar zijn net wordt verstuurd en daar uitkomt;3° voor de berichten waarvan de kosten volledig of gedeeltelijk aan de dienstabonnee of aan de reizende abonnee worden aangerekend, stelt de operator het bedrag vast van de interconnectielasten die hij aan de PSTN/ISDN-operator vraagt voor elk bericht dat door het PSTN/ISDN naar zijn net wordt verstuurd en daar uitkomt, rekening houdend met de vergoeding die bij de dienstabonnee of de reizende abonnee wordt geïnd;4° bij de vaststelling van zijn interconnectielasten houdt de operator rekening met de tariferingsmogelijkheden waarover de PSTN/ISDN-operator beschikt;5° de PSTN/ISDN-operator legt het tariefniveau vast voor het gedeelte van de kosten van de berichten die worden aangerekend aan de oproeper en stelt zijn eigen abonnees volledig en duidelijk op de hoogte van de voorwaarden voor het versturen van berichten die komen van het PSTN/ISDN naar het net van de operator. In de gevallen van aanrekening van de kosten aan de reizende abonnees geviseerd in 1° en 3° van huidige paragraaf mag de aanrekening rechtstreeks of onrechtstreeks gebeuren via de roaming-akkoorden geviseerd in artikel 4, 1 van huidig besluit. 3. De leveringsvoorwaarden van BELGACOM met betrekking tot de prestaties die de operator eist, mogen niet minder gunstig zijn dan degene die reeds voor de exploitatie van het huidige semafoonnet van BELGACOM worden geboden. De in het vorig lid geviseerde voorwaarden zijn de technische kwaliteit van de prestaties, de financiële voorwaarden en de termijnen voor het ter beschikking stellen van die prestaties, voor zover de behoeften van de operator op behoorlijke wijze aan BELGACOM zijn gemeld.

BELGACOM is verplicht objectieve en niet-discriminerende voorwaarden toe te passen voor de verschillende operatoren van semafoonnetten in België. 4. Alle technische, financiële en operationele voorwaarden inzake interconnectie zijn opgenomen in een akkoord tussen de operator en enige andere telecommunicatie-operator, dat aan het Instituut wordt overgezonden.Alle geschillen betreffende die overeenkomsten kunnen aan het Instituut worden voorgelegd.

Art. 12.1. De verbindingen die bestemd zijn om de verschillende bestanddelen van het ERMES-net van de operator onderling op elkaar aan te sluiten, mogen naar keuze van de operator als volgt worden tot stand gebracht : 1° door middel van transmissielijnen die BELGACOM levert;2° door middel van transmissielijnen die ter beschikking worden gesteld door een andere exploitant van openbare tele-communicatieinfrastructuur die behoorlijk gemachtigd is op grond van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waar-onder mag worden afgeweken van artikel 92, 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;3° door middel van een eigen infrastructuur die door de operator zelf is aangelegd.2. De verbindingen die BELGACOM of een andere behoorlijk gemachtigde exploitant aldus ter beschikking stelt, mag de operator gebruiken in het kader van de exploitatie van zijn semafoondienst, dat wil zeggen om het verkeer in kwestie over te brengen, alsook andere informatie die nodig is voor de exploitatie en voor het presteren van niet-gereserveerde diensten op voorwaarde dat de van kracht zijnde wettelijke procedures worden nageleefd inzake aangifte en uitreiking van vergunningen of machtigingen.3. BELGACOM is gehouden de operator de gevraagde transmissielijnen ter beschikking te stellen die de technische karakteristieken bieden die nodig zijn voor het gebruik waarvoor zij zijn bestemd. Binnen de drie maanden die volgen op de toekenning van de vergunning stelt de operator alles in het werk om aan BELGACOM de relevante planningsgegevens door te spelen in verband met zijn transmissiebehoeften die hij verwacht te zullen moeten bestellen bij BELGACOM, volgens het formaat dat deze laatste voorstelt. De operator en BELGACOM stellen in onderlinge overeenstemming de planning en de voorwaarden op voor het ter beschikking stellen door de operator van de aan te sluiten sites en voor het ter beschikking stellen van de daarbij horende transmissielijnen. Die planning houdt rekening met de eisen inzake ontplooiing van de operator en de omvang van het verzoek dat de operator aan BELGACOM richt.

BELGACOM stelt de bestelde transmissielijnen binnen een redelijke termijn ter beschikking van de operator, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en van haar beheerscontract. De termijn van drie maanden die in artikel 21.3 van dat contract is vastgelegd moet worden nageleefd voor zover de sites van de operator die moeten worden aangesloten, aan BELGACOM ter beschikking zijn gesteld op redelijk gespreide tijdstippen, volgens de modaliteiten die in onderlinge overeenstemming tussen de operator en BELGACOM zijn overeengekomen. 4. De interfaces van de uitrusting die door de operator wordt gebruikt en die aangesloten is op de transmissielijnen die door BELGACOM of een andere behoorlijk gemachtigde exploitant ter beschikking zijn gesteld, moeten door het Instituut zijn goedgekeurd en in perfecte staat van werking zijn.5. De terbeschikkingstelling van transmissielijnen aan de operator door BELGACOM of door een andere, behoorlijk gemachtigde operator wordt tussen beide partijen geregeld in een overeenkomst, die aan het Instituut moet worden overgezonden. Alle geschillen betreffende de terbeschikkingstelling van transmissielijnen voor de aansluiting van de infrastructuur kunnen aan het Instituut worden voorgelegd. Afdeling VI. - Commercialisering van de diensten

Art. 13.1. De operator mag contracten afsluiten met elke service provider, die bij het Instituut behoorlijk geregistreerd is. Alle geschillen omtrent die contracten worden aan het Instituut voorgelegd.

Bij het afsluiten van vermelde contracten, verbindt de operator er zich toe dat zijn contractant de volgende voorwaarden naleeft : 1° de gelijke toegang en behandeling van de gebruikers overeenkomstig artikel 4, 4, van huidig besluit;2° de globale eerbiediging van de tariefstructuur van de operator;3° de verplichting het Instituut in te lichten over de tariefwijzigingen overeenkomstig 2 van dit artikel;4° de naleving van de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;5° de nodige samenwerking met de gerechtelijke overheden en de hulpdiensten overeenkomstig artikel 15, 3, van huidig besluit;6° het sluiten van een overeenkomst tussen die service providers en de ombudsdienst bedoeld in artikel 15, 4, van huidig besluit. De operator zendt aan het Instituut de lijst van de service providers waarmee hij contracten heeft afgesloten : die contracten worden, op aanvraag, aan het Instituut meegedeeld. 2. De operator stelt de tarieven vast van de diensten die hij aan de dienstabonnees verstrekt. Voor de notificatie van de vergunning van artikel 29, 3, van huidig besluit, wordt tussen de operator en de Minister een overeenkomst gesloten in verband met de evolutie van de tarieven van de operator.

Die tariefovereenkomst is bestemd om de ontwikkeling in de loop van de tijd te meten van de tarieven die de operator toepast en is gebaseerd op een indexformule die door het Instituut, in overleg met de operator, wordt opgesteld en die de globale gemiddelde prijs weergeeft van de diensten die de operator aanbiedt. De eventuele levering van eindtoestellen aan abonnees valt buiten die prijsindexeringsformule van de operator.

Elke aanpassing van de prijs van de diensten aangeboden door de operator, wordt aan het Instituut meegedeeld binnen de maand volgend op het in voege treden van de betroffen aanpassing. Bij ontstentenis van bezwaren vanwege het Instituut, binnen een termijn van een maand te tellen vanaf de mededeling van de betroffen tariefaanpassing, wordt deze als stilzwijgend aanvaard beschouwd.

De index geviseerd in het voorgaande lid, mag niet sneller stijgen dan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De Minister kan op verzoek van de operator en op advies van het Instituut, eventuele afwijkingen van die regel toestaan. 3. De tarieven worden openbaar gemaakt door de operator, die het publiek een duidelijke folder ter beschikking stelt waarin al zijn tarieven worden voorgesteld.Bij elke bijwerking wordt een exemplaar van die folder aan het Instituut toegestuurd. 4. De operator kan in de universele telefoongidsen vermeldingen doen plaatsen van de abonnees, die zich niet verzetten tegen die publicatie, van zijn dienst. Afdeling VII. - Financiële rechten

Art. 14.1. Om de kosten te dekken voor het beheer van de vergunning, met daarin begrepen de kosten van de controle die erop betrekking hebben, betaalt de operator jaarlijks aan het Instituut een recht van één miljoen Belgische frank, "recht voor het beheer van de vergunning" genoemd.

Zonder afbreuk te doen aan de schikkingen van 6 van huidig artikel, kwijt de operator zich van een jaarlijks recht van 1.000.000 Belgische frank per radio-elektrisch duplexkanaal, ongeacht het aantal toewijzingen die dat kanaal exploiteren, om de kosten van de terbeschikkingstelling van de frequenties te dekken, de coördinatie ervan en de bijhorende controlekosten. Dit recht wordt "recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties" genoemd. 2. Die rechten moeten van tevoren worden betaald op het rekeningnummer dat door het Instituut wordt meegedeeld. De eerste betaling van het recht voor het beheer van de vergunning gebeurt binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de notificatie van de vergunning. Het recht wordt berekend naar rato van het aantal maanden dat nog overblijft tot 31 december van het lopende jaar.

Het recht voor de terbeschikkingstelling van elk bijkomend kanaal wordt betaald binnen dertig dagen volgend op de indienststelling van dat kanaal naar rato van het aantal maanden dat nog overblijft tot 31 december van het lopende jaar.

Voor de toepassing van de bepalingen van de twee voorgaande leden moet elke onvolledige maand voor een volle maand worden aangerekend. 3. Onverminderd de bepalingen van voorgaande paragrafen, worden het recht voor het beheer van de vergunning en het recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties uiterlijk op 31 januari van het jaar waarop de rechten in kwestie betrekking hebben, betaald. Rechten die op de vastgestelde vervaldatum niet zijn betaald, geven van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.

Bovendien kan de Minister in geval van niet-betaling van de rechten binnen de toegestane termijn, overeenkomstig artikel 18 van huidig besluit de operator een boete opleggen. 4. De in dit artikel vermelde bedragen van de rechten worden elk jaar op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 1996. Bij de berekening van die coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt. Na de toepassing van de coëfficient worden de bekomen bedragen afgerond tot het hogere duizendtal franken.

Op zijn laatst 10 dagen voor de vervaldatum deelt het Instituut aan de operator het geïndexeerde bedrag mee van de verschuldigde rechten. Bij uitblijven van een mededeling van het geïndexeerde bedrag, is de operator verplicht het niet-geïndexeerde bedrag van de rechten te betalen. Het Instituut laat hem het verschil weten.

De eventuele betwisting van de berekening van de indexering schorst geenszins de verplichting het bedrag te betalen dat door het Instituut is meegedeeld. 5. Op verzoek van het Instituut, verstrekt de operator alle noodzakelijke informatie om zijn bijdrage in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie te berekenen.6. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van voorgaande paragrafen storten de operatoren binnen de drie maanden te rekenen vanaf de vraag van het Instituut een "Recht voor eerste terbeschikkingstelling van de frequenties" overeenstemmend met hun financieel aandeel in de terugbetaling aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het Instituut legt de praktische regels vast in verband met die terugbetaling. Afdeling VIII. - Diverse bepalingen

Art. 15.1. De operator treft alle redelijke maatregelen teneinde de vertrouwelijkheid van de berichten die via zijn netwerk worden uitgewisseld en de bescherming van de inlichtingen over zijn abonnees te garanderen.

De operator neemt alle vereiste maatregelen om onwettig gebruik van zijn netwerk te voorkomen. 2. De operator is verplicht aan zijn personeelsleden in het kader van hun arbeidsovereenkomst, bepalingen op te leggen inzake de verplichting tot vertrouwelijkheid bij de behandeling van informatie over de gebruikers van zijn netwerk.3. De operator is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de gerechtelijke instanties volgens de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen : daartoe is de operator verplicht voor de nodige technische middelen te zorgen.4. De operator stelt op eigen kosten een dienst in die belast is met het behandelen van klachten vanwege de klanten. Indien het geschil blijft bestaan, kunnen de gebruikers zich wenden tot de betrokken ombudsdienst, waarvan sprake in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Daartoe wordt er een overeenkomst gesloten tussen de operator en deze ombudsdienst. Die overeenkomst bepaalt de nadere regels inzake de behandeling van de klachten, alsook de tussenkomst van de operator in de werkingskosten van de ombudsdienst. Die overeenkomst wordt aan het Instituut overgezonden.

Art. 16.1. De dienst van de operator kan geheel of gedeeltelijk worden onderbroken op bevel van de openbare overheid die de schorsing oplegt van de radio-uitzendingen.

Het netwerk kan eventueel worden opgeëist door de openbare overheid, in het bijzonder van de Minister van Landsverdediging.

Voor die maatregelen wordt geen enkele vergoeding toegekend. 2. De operator neemt in de mate van het mogelijke, deel aan de activiteiten van alle, vooral internationale, organisaties die belast zijn met vragen in verband met de normalisatie en exploitatie van het ERMES-semafoonsysteem.Hij neemt op eigen kosten deel aan de werkzaamheden van de betrokken organisaties wat het ERMES-systeem betreft.

Binnen een termijn van drie maanden volgend op de toekenning van de vergunning stelt de operator alles in het werk zich aan te sluiten bij het protocol bij de overeenkomst. Het Instituut legt de verdeling vast van de stemmen en van de financiële bijdragen van de Belgische deelnemers aan het protocol bij de overeenkomst. Afdeling IX. - Toezicht en sancties

Art. 17.1. Het Instituut controleert de naleving door de operator van de voorwaarden van huidig besluit en van zijn vergunning. 2. De operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de staat van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand.De operator moet op zijn laatst voor 30 juni van elk jaar aan het Instituut een verslag overzenden over zijn activiteiten gedurende het voorgaande jaar.

De operator verleent gratis zijn medewerking bij elk met redenen omkleed verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van huidig besluit en van zijn vergunning worden nageleefd.

De operator verleent toegang tot zijn kantoren en installaties aan de behoorlijk geaccrediteerde vertegenwoordigers van het Instituut om het hun mogelijk te maken de vereiste controles uit te voeren. 3. De operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn ERMES-net ter beschikking om het de ambtenaren mogelijk te maken na te gaan of de bepalingen van huidig besluit en de voorwaarden van de vergunning worden nageleefd.4. Alle inlichtingen die de ambtenaren van het Instituut vanwege de operator krijgen om de naleving van de bepalingen van huidig besluit en van zijn vergunning na te gaan, zijn gedekt door de verplichting van het beroepsgeheim.Die bepaling belet echter niet dat het Instituut de voorwaarden van de toekenning van de licentie bekendmaakt die geen informatie van vertrouwelijke aard bevatten.

Art. 18.1. De Ministerraad kan op ieder ogenblik, op voorstel van de Minister en na advies van het Instituut, de vergunning schorsen of intrekken indien de operator zich niet houdt aan de bepalingen van huidig besluit of aan de voorwaarden van zijn vergunning. 2. De schorsing of intrekking wordt steeds voorafgegaan door een ingebrekestelling vanwege het Instituut welke de operator de kans biedt zich in regel te stellen.De operator beschikt over ten minste een maand tijd om zijn toestand te regulariseren. Die termijn kan worden verlengd naar gelang van de aard van de vastgestelde inbreuk.

Op zijn verzoek wordt de operator door het Instituut gehoord.

Geen enkele schorsing of intrekking geeft aanleiding tot enige vergoeding, noch tot de terugbetaling van de rechten die eventueel overeenkomstig artikel 14 van huidig artikel zijn betaald. 3. De Minister kan, op voorstel van het Instituut, een boete opleggen aan de operator, in geval van niet-naleving van de bepalingen van huidig besluit of van de voorwaarden van zijn vergunning tijdens meer dan drie maanden te rekenen vanaf de datum van de ingebrekestelling. Deze boete mag niet meer bedragen dan tienmaal het bedrag van de jaarlijkse rechten van artikel 14 van huidig besluit.

De praktische regels met betrekking tot de toepassing van deze boetes worden door de Minister vastgelegd. De procedure bevat de mogelijkheid voor de operator zich te rechtvaardigen voor de vastgestelde tekortkomingen. HOOFDSTUK II. - Procedure voor de toekenning van de vergunningen om ERMES-netten te exploiteren Afdeling I. - Doel van de procedure en samenstelling van de kandidaten

Art. 19.1. Aanvankelijk zullen er maximaal drie vergunningen worden toegekend voor het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten.

De Minister kan nochtans beslissen bijkomende vergunningen te verlenen op basis van de evolutie van de markt van de semafonie. 2. Iedere persoon die een vergunning wenst te krijgen om een semafoonnet aan te leggen en te exploiteren dient zijn kandidatuur in in de vorm en overeenkomstig de voorwaarden die in dit hoofdstuk zijn vastgelegd.

Art. 20.1. Onverminderd de akkoorden en overeenkomsten die de Belgische Staat of de Europese Unie heeft ondertekend, mogen de kandidaturen worden ingediend door alle ondernemingen die hun maatschappelijke zetel hebben in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte en waarvan ten hoogste 49 % van het kapitaal in handen is van ondernemingen uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte. 2. Indien een kandidatuur wordt voorgelegd door een vereniging van ondernemingen, verbinden de leden van die vereniging er zich toe een maatschappij op te richten conform de voorgaande paragraaf, indien de vergunning aan hen wordt toegekend.3. Niemand mag deel hebben, rechtstreeks of onrechtstreeks, aan meer dan één kandidatuur.4. Mocht BELGACOM zich kandidaat stellen voor het bekomen van een in dit besluit bedoelde vergunning neemt zij alle gepaste maatregelen om de boekhoudkundige scheiding te verzekeren van haar activiteiten op het gebied van semafonie, opdat het Instituut zich ervan kan vergewissen dat er geen systeem van kruissubsidiëring bestaat. Die verplichting tot boekhoudkundige scheiding geldt eveneens voor alle operatoren die een andere activiteit uitoefenen dan degene bedoeld in huidig besluit en waarvoor de betroffen operator exclusieve of speciale rechten geniet of een sterke positie heeft. Afdeling II. - Indienen van de kandidaturen

Art. 21.1. De kandidaten dienen hun kandidatuurdossier in volgens de in artikel 23 van huidig besluit beschreven vorm, bij de Administrateur-generaal van het Instituut of bij zijn afgevaardigde, op 12 november 1997 om elf uur. Er zal geen enkele verlenging van de termijn worden toegestaan.

De kandidatuurdossiers zullen dezelfde dag om twaalf uur 's middags worden geopend in bijzijn van een gerechtsdeurwaarder die een proces-verbaal zal opstellen. 2. Binnen veertien dagen na de datum waarop de kandidaturen zijn ingediend, stuurt het Instituut aan elke kandidaat een schriftelijke bevestiging van de goede ontvangst van zijn kandidatuurdossier en maakt het een lijst bekend van de geldig ingediende kandidaturen.3. De kandidaten blijven door hun offerte zes maanden gebonden vanaf de datum waarop de kandidaturen zijn ingediend.

Art. 22.1. Elke kandidaat betaalt, vooraleer zijn kandidatuurdossier op te sturen, een som van 500 000 frank op prk. 000-1658068-47 van het Instituut om de kosten te dekken in verband met het onderzoek van zijn dossier. 2. In geen geval kunnen de Staat of het Instituut door de kandidaten aansprakelijk worden gesteld voor de rechtstreeks of onrechtstreeks opgelopen kosten in het kader van deze procedure voor het toekennen van vergunningen.

Art. 23.1. Het kandidatuurdossier bevat op zijn minst de volgende elementen : 1° samenvatting : algemene voorstelling van de offerte met de voornaamste karakteristieken ervan en het bewijs van de betaling van het in artikel 22, 1 van dit besluit bepaalde recht;2° juridische aspecten : inlichtingen over de kandidaat, in het bijzonder zijn rechtspositie en zijn financiële structuur;wat de kandidaturen betreft die zijn ingediend door verenigingen, de rechtsvorm van de toekomstige maatschappij en de toekomstige samenstelling van het kapitaal, alsook een beschrijving van het besluitvormingsproces; 3° commerciële aspecten : gedetailleerde beschrijving van de vooruitzichten inzake commerciële ontwikkeling, van de aspecten in verband met de concurrentie op de semafoniemarkt en van de overige daarmee samenhangende markten, van het voorgestelde tariefbeleid en van de strategie voor de dienstverlening;4° financiële aspecten : gedetailleerde studie van de financiële verwachtingen en beschrijving van het financieel vermogen van de kandidaat wat betreft solvabiliteit, externe financieringsbronnen en de aard van de financiële waarborgen;5° technische aspecten : gedetailleerde studie op technisch vlak met in het bijzonder het tijdschema van de aanleg, de beoogde opbouw van het netwerk, de dekking van het grondgebied, de dimensionering van het net, de eventuele bijkomende diensten, de aspecten in verband met de radiofrequenties en de uitrusting die wordt gebruikt;6° organisatorische aspecten : organisatie van de onderneming op het stuk van het beheer van human resources, alsook management en organisatie inzake commercialisering, planning, technisch onderhoud en facturatie;7° aspecten in verband met ervaring : referenties inzake nuttige ervaring en bekwaamheid voor de ontwikkeling van een ERMES-semafoondienst in België, met name op het gebied van mobiele communicatie. De Minister legt de manier vast waarop het kandidatuurdossier aan het Instituut moet worden voorgelegd. 2. De kandidatuur houdt een verbintenis in, zich te houden aan alle clausules en voorwaarden van het bestek.De kandidaat mag in zijn dossier voorstellen formuleren die verder gaan dan de minimumvoorwaarden die in het bestek zijn vermeld. Indien de kandidaat een vergunning verkrijgt, zullen die voorstellen in de vergunning worden opgenomen en krijgen zij een dwingend karakter.

De kandidaten moeten de inlichtingen aanduiden die zij gedekt achten door het zakengeheim en welke niet mogen worden gepubliceerd in de bekendgemaakte consideransen van de beslissing tot toekenning van de vergunningen.

De kandidaten mogen geen enkele wijziging aanbrengen in hun dossier nadat het is neergelegd.

Art. 24.1. Het kandidatuurdossier moet in vier exemplaren zijn opgesteld. 2. Een van de exemplaren van het kandidatuurdossier wordt door de kandidaat aangeduid als het originele exemplaar.Dat exemplaar wordt medeondertekend door alle personen in wiens naam de kandidaat optreedt.

Art. 25.Het Instituut behoudt zich het recht voor elke kandidaat in zijn kantoren te Brussel uit te nodigen om zijn kandidatuurdossier te komen voorstellen. Die voorstelling duurt niet langer dan een werkdag.

Alle kosten die daarmee gepaard gaan voor de kandidaat, alsook alle overige kosten als gevolg van een vraag om bijkomende inlichtingen vanwege het Instituut, worden integraal ten laste genomen door de kandidaat.

Art. 26.Elk verzoek om inlichtingen of om verduidelijking moet, op zijn laatst een maand voor de einddatum voor het neerleggen van de kandidaturen, zoals vastgelegd in artikel 21 van huidig besluit, aangetekend worden gericht aan het Instituut, dat de overige kandidaten op de hoogte brengt van de eventueel gegeven verduidelijkingen. De identiteit van de kandidaat die verduidelijking heeft gevraagd wordt niet kenbaar gemaakt.

Met het oog op de toepassing van deze procedure, wordt elke mogelijke kandidaat verzocht zich zo vlug mogelijk na het verschijnen van dit besluit, kenbaar te maken door middel van een aangetekende brief, gericht aan het Instituut. Afdeling III. - Onderzoek van de kandidaturen

Art. 27.1. De kandidatuurdossiers worden door het Instituut onderzocht op grond van de kwalificatie- en selectiecriteria vermeld in huidige paragraaf.

De kwalificatiecriteria zijn : 1° financiële basis van de kandidaat en waarborg voor de goede financiële afwikkeling van het project;2° de technische en operationele expertise van de kandidaat;3° de financiële en commerciële vooruitzichten;4° het beheer van het project op het technische, financiële, commerciële en organisatievlak en vanuit het standpunt van de human resources. De selectiecriteria zijn : 1° de voorgestelde tariefstructuur;2° de bedekking van het nationale grondgebied, het tijdschema van de ontplooiing van het netwerk en de kwaliteit van de aangeboden dienst. De twee selectiecriteria worden gewogen met 50 % voor criterium 1°, en 50 % voor criterium 2°. 2. De gedetailleerde methode voor de beoordeling van de kandidaturen wordt door de Minister vastgelegd, op voorstel van het Instituut.Dat vertrouwelijke document wordt uiterlijk daags voor de in artikel 21, 1, van huidig besluit vermelde datum bij een gerechtsdeurwaarder neergelegd. 3. Het Instituut kan aan de kandidaat, bovenop de in artikel 23 van huidig besluit vermelde elementen, alle bijkomende inlichtingen vragen die het nodig acht om de waarde van de ingediende kandidatuur te kunnen beoordelen.

Art. 28.Het Instituut stelt aan de Minister een met redenen omkleed verslag voor, waarin de verdiensten van de verschillende kandidaturen worden geanalyseerd.

In dat verslag worden de verschillende kandidaten die aan de kwalificatiecriteria vermeld in artikel 27 van huidig besluit hebben voldaan, gerangschikt op basis van de resultaten die verkregen zijn door de combinatie van de in hetzelfde artikel vastgelegde selectiecriteria. Afdeling IV. - Toekenning van de vergunning

Art. 29.1. De Minister legt aan de Ministerraad de lijst van kandidaten voor met de resultaten van het vergelijkend onderzoek dat door het Instituut is uitgevoerd. De Ministerraad kiest de operatoren en kent de vergunningen toe binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de kandidaturen zijn neergelegd. 2. De vergunning neemt onder meer de eventuele verbintenissen van de kandidaat over om de in het bestek vastgelegde minimumvoorwaarden te overtreffen.3. De Minister notificeert de vergunning aan elke geselecteerde operator.Binnen de maand, te rekenen vanaf de datum van die notificatie, maakt de operator zijn aanvaarding van de voorwaarden van de vergunning bekend aan de Minister.

In geval van weigering kan de Ministerraad de vergunning toekennen aan een kandidaat die aanvankelijk niet geselecteerd was. 4. Elke kandidaat ontvangt een kopie van de met redenen omklede beslissing van de Ministerraad tot toekenning van de vergunningen.

Art. 30.Binnen de dertig dagen die volgen op de notificatie door de Minister betaalt elke geselecteerde operator aan het Instituut zijn deel in de advieskosten die het eventueel heeft gedragen om bijstand te verlenen bij de selectie van de operatoren. De betrokken kosten worden eerlijk verdeeld over de geselecteerde operatoren. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 31.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 32.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

^