Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 mei 2003
gepubliceerd op 28 mei 2003

Koninklijk besluit betreffende de buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003310
pub.
28/05/2003
prom.
16/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/16/2003003310/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MEI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten heeft het toezicht op de secundaire markten voor financiële instrumenten hervormd. Het besluit dat U ter goedkeuring wordt voorgelegd, strekt ertoe artikel 14 van deze wet uit te voeren dat toelaat om via koninklijk besluit een specifiek toezichtsregime uit te werken voor de markten in overheidseffecten, en in het bijzonder voor de buitenbeursmarkt in die effecten, wegens hun afwijkende eigenschappen.

Een eerste belangrijk verschil met andere gereglementeerde markten is het feit dat er slechts één emittent is, namelijk de Belgische Staat, waarvan de effecten op de buitenbeursmarkt worden verhandeld. Het is in het algemeen belang dat deze publieke effecten kunnen genieten van een optimaal werkende markt waarbij de betrokkenheid van een specifieke publiekrechtelijke controle-instantie zoals het Rentenfonds gerechtvaardigd is, onverminderd dat door de wet aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) toevertrouwde opdrachten.

De secundaire buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten is bovendien een gedecentraliseerde markt, waarop vooral professionelen actief zijn. In tegenstelling tot Euronext en Nasdaq Europe stelt het Rentenfonds geen gemeenschappelijke handelsinfrastructuur ter beschikking van de markt waardoor op deze markt alle transacties afgesloten worden buiten de tussenkomst van het Rentenfonds. Het lidmaatschap van de markt is in die optiek niet vereist om vlot transacties in deze effecten te kunnen afsluiten. De invoering van een louter contractueel lidmaatschap zoals de wet in beginsel voorziet, zou tot gevolg kunnen hebben dat een aantal leden de niet-gereglementeerde markt zou verkiezen bovenop de nu op de lijst van de gereglementeerde markten opgenomen buitenbeursmarkt. Om voldoende kritische massa voor deze markt te behouden, heeft dit koninklijk besluit in artikel 3, § 2, het bestaande lidmaatschap van rechtswege behouden. Daarnaast blijft ook het lidmaatschap bij eenvoudige kennisgeving of op aanvraag mogelijk.

Het besluit moderniseert in artikel 4 de bestaande regeling inzake de markthouders.

De Raad van State bracht over dit artikel het advies uit dat het aan de Koning toekomt de grondregels vast te leggen voor het bepalen van de rechten en verplichtingen van de markthouders (meer bepaald de primary dealers). De tekst van artikel 4 werd niettemin behouden.

De primary dealers zijn niet enkel actief op de secundaire markt van de gedematerialiseerde effecten van de federale staatsschuld. Hun optreden is ook essentieel op de primaire markt van deze effecten. De wet op de rijksmiddelenbegroting vertrouwt de Minister van Financiën de verantwoordelijkheid toe voor de uitgifte-operaties en dus voor de benodigde middelen om deze te realiseren onder de best mogelijke financiële voorwaarden, die bereikt worden door beroep te doen op de primary dealers of andere identieke korpsen die door de Minister van Financiën worden samengesteld in het beste belang van de Schatkist. Er dient bovendien niet vergeten te worden dat de Minister van Financiën voornamelijk verantwoordelijk is voor het beheer van de federale staatsschuld en dat het Hem dus toekomt om in akkoord met de markthouders door middel van een lastenboek de rechten en verplichtingen van de korpsen van markthouders vast te leggen.

De maatregel voorzien in artikel 4 van het koninklijk besluit, beoogt enkel het bekrachtigen en het versterken van het optreden van de verschillende korpsen van markthouders op de secundaire markt in het belang van de beleggers. Hij kan echter geen hinderpaal vormen voor het behoud van de huidige bevoegdheden van de Minister van Financiën inzake het beheer van de federale staatsschuld, welke de betrokken markten van de federale staatsschuld ook mogen wezen. De rechten en verplichtingen van de markthouders zijn vervat in één enkel document, naargelang hun korps, waarin de contractuele regels voor zowel de primaire als secundaire markt zijn vastgelegd, en dat gemakkelijk aanpasbaar dient te zijn in functie van de op de verschillende markten waargenomen evoluties.

Omwille reden van het gedecentraliseerd karakter van de markt laat artikel 5 van het besluit toe in de marktregels toe af te wijken van de voorschriften voor de gereglementeerde markten die vervat zijn in artikel 8 van de wet. De door die bepaling voorziene taken zoals het vaststellen van slotkoersen, het ontwerpen van afgeleide instrumenten en indexen, het filteren en bevriezen van orders evenals het vaststellen van controleprocedures bij elektronische ordertransmissie zijn taken die het Rentenfonds materieel gezien niet kan vervullen.

Dit doet geen afbreuk aan het feit dat de marktregels die het Rentenfonds opstelt, de goede werking, de integriteit en de transparantie van de markt zullen blijven verzekeren. Daartoe zullen de marktregels een basiskader scheppen waaraan de transacties verricht op de markt dienen te voldoen. Er zal tevens voorzien worden dat het Rentenfonds de verhandeling op de markt geheel of gedeeltelijk kan stilleggen. De transparantie van de markt zal in uitvoering van artikel 9, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 volgens de regels bepaald in artikel 6 gewaarborgd worden.

In de marktregels zal een onderscheid gemaakt worden tussen, enerzijds, de regels die enkel van toepassing zijn op de leden van de markt, en anderzijds, de regels die gelden voor transacties verricht op de markt die ook niet-leden kunnen treffen. Onder deze laatste categorie valt bijvoorbeeld de verplichting om transacties te vereffenen op de voorziene datum op straffe van een van rechtswege forfaitaire vergoeding. Partijen kunnen eventueel van deze marktregels afwijken voorzover de marktregels dit uitdrukkelijk voorzien.

Het feit dat ook niet-leden door de marktregels gevat kunnen zijn is het gevolg van het toepassingsgebied van de markt zoals omschreven in artikel 2. Door het gedecentraliseerd karakter van deze markt wordt ze niet gedefinieerd door het platform waarop transacties zich afspelen, maar wel door een opsomming van mogelijke transactiesituaties waarbij de tussenkomst van een lid van de markt vereist is. Wegens haar ruim toepassingsgebied en het algemeen geldend karakter zullen de marktregels integraal gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad in tegenstelling tot de marktregels van Euronext en Nasdaq Europe waarvan de goedkeuring door de Minister van Financiën bij wijze van bericht zal bekendgemaakt worden.

Rekening houdend met de algemene filosofie van de wet en met de eigen karakteristieken van de buiten-beursmarkt, werd een evenwichtige toezichtsregeling in dit koninklijk besluit uitgewerkt waarbij, enerzijds, het Rentenfonds in beginsel instaat voor het toezicht en het onderzoek naar onregelmatigheden op de markt voortbouwend op de opgedane ervaring als marktautoriteit, en waarbij, anderzijds, de centrale rol van de CBF in de nieuwe toezichtstructuur wordt gevrijwaard vermits de CBF eindverantwoordelijk is voor het toezicht en steeds de eindbeslissing treft voor alle onderzoeken inzake marktmisbruik en gedragregels.

De voorgestelde tekst is derhalve reeds in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de handel met voor wetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik). Het Rentenfonds bewaart uiteindelijk een gedeelte van de bevoegdheden die het Comité van het Rentenfonds als marktautoriteit uitoefende, hetgeen verantwoord is op grond van haar statuut van zelfstandige openbare instelling. Een protocol zal de bevoegdheidsverdeling tussen de CBF en het Rentenfonds verfijnen.

Tenslotte kan worden vermeld dat dit besluit dient te worden samengelezen met het koninklijk besluit van 31 maart 2003 over de melding van transacties in financiële instrumenten en over de bewaring van gegevens.

Het voorliggende besluit moet niet bij wet bekrachtigd worden aangezien de besluitwet van 18 mei 1945 tot oprichting van een Rentenfonds niet wordt gewijzigd.

Krachtens artikel 2, eerste lid, van beschikking 98/415/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de raadpleging van de Europese Centrale Bank door de nationale autoriteiten over ontwerpen van wettelijke bepalingen, dienen de autoriteiten van de lid-Staten echter de Europese Centrale Bank te raadplegen over elk ontwerp van wettelijke bepaling op de gebieden die krachtens het Verdrag onder de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank vallen, met name de nationale centrale banken.

De Raad van State achtte het advies van de Europese Centrale Bank nodig voor artikel 3, § 2, 5°, van het besluit dat bepaalt dat de Nationale Bank van België van rechtswege lid is van de markt die bij datzelfde besluit geregeld wordt, en voor artikel 12 dat de Nationale Bank van België belast met de vereffening van de transacties in de gedematerialiseerde effecten waarover het besluit handelt en die worden genotificeerd aan haar effectenvereffeningsstelsel.

De Europese Centrale Bank formuleert in haar advies geen opmerkingen betreffende het van rechtswege lidmaatschap van de Nationale Bank van België.

Voorts wordt het feit dat de Nationale Bank van België belast blijft met de in artikel 12 vermelde vereffeningstaken door de Europese Centrale Bank gunstig onthaald. Ten slotte, ingevolge een suggestie van de Europese Centrale Bank, werd artikel 5, vierde lid aangepast.

Aangezien de basistaken die de Europese Centrale Bank uitvoert via het Eurosysteem zich niet beperken tot operaties van monetair beleid, is voortaan bepaald dat de marktregels kunnen afwijken van de algemene regels voor alle verrichtingen van de Europese Centrale Bank, of in opdracht van de Europese Centrale Bank uitgevoerd door de Nationale Bank van België of van andere centrale banken van het Europees stelsel van centrale banken, in de uitvoering van hun respectievelijke taken.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 35.086/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 17 maart 2003 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten", heeft op 20 maart 2003 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, dienen in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen te worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief aldus : « (...) l'urgence étant motivée par le fait que le marché secondaire hors bourse des obligations linéaires, des titres scindés et des certificats de trésorerie a été organisé en vertu du livre I de la loi du 6 avril 1995 relative aux marchés secondaires, au statut des entreprises d'investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements, dont l'abrogation par la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers est prévue à très court terme. L'entrée en vigueur du chapitre II de la loi du 2 août 2002, qui crée un cadre nouveau pour l'organisation et la surveillance de ce marché, est également prévue à très court terme, de manière telle qu'il convient d'adapter sans délai la réglementation afin d'assurer la continuité de l'organisation et de la surveillance de ce marché. » De Raad van State, afdeling wetgeving, beperkt zich, overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Gelet op de zeer korte termijn die aan de Raad van State is toegemeten en op het grote aantal zaken dat hem met verzoek om spoedbehandeling is voorgelegd, beperkt hij zich tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten Artikel 3, § 2, 5°, van het ontwerp van besluit bepaalt dat de Nationale Bank van België van rechtswege lid is van de markt die bij datzelfde besluit geregeld wordt, en bij artikel 12 van het ontwerp wordt de Nationale Bank van België belast met de vereffening van de transacties in de gedematerialiseerde effecten waarover het besluit handelt en die worden genotificeerd aan haar effectenvereffeningsstelsel.

Over deze twee artikelen is de Europese Centrale Bank niet geraadpleegd.

Krachtens artikel 2, lid 1, van beschikking 98/415/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de raadpleging van de Europese Centrale Bank door de nationale autoriteiten over ontwerpen van wettelijke bepalingen dienen de autoriteiten van de lidstaten echter de ECB te raadplegen over elk ontwerp van wettelijke bepaling op de gebieden die krachtens het Verdrag onder de bevoegdheid van de ECB vallen, met name de nationale centrale banken.

Het is de afdeling wetgeving niet duidelijk om welke redenen de Europese Centrale Bank over de voormelde artikelen van het ontwerp niet geraadpleegd is.

De omstandigheid dat bepalingen worden overgenomen van het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de organisatie van de secundaire buiten-beursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, stelt de steller van het ontwerp niet vrij van raadpleging van de Europese Centrale Bank, een verplichting die voortvloeit uit een beschikking van 1998.

Rechtsgrond 1. Volgens de aanhef van het ontwerp van besluit, ontleent het besluit zijn rechtsgrond aan de artikelen 9, 3°, en 14 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (hierna genoemd de wet van 2 augustus 2002). Artikel 9, 3°, van die wet machtigt de Koning, op advies van de CBF, om "de minimum vereisten" te bepalen : a) inzake de bekendmaking van marktinformatie van zowel vóór als na de handel betreffende transacties in financiële instrumenten uitgevoerd op Belgische gereglementeerde markten;b) inzake de bekendmaking van informatie betreffende transacties in financiële instrumenten uitgevoerd buiten de markt". Artikel 14 bepaalt het volgende : « § 1. Met betrekking tot de financiële instrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door de Staat of Belgische openbare instanties die Hij aanduidt, kan de Koning, op advies van de NBB en de CBF : 1° voor de instrumenten die worden verhandeld op een Belgische gereglementeerde markt, bijzondere regels vaststellen inzake de toelating van deze instrumenten tot de verhandeling, de schorsing of schrapping ervan en de wijze van vereffening van de transacties in deze instrumenten;2° de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de Franse Gemeenschapscommissie en het Rentenfonds toelaten om rechtstreeks transacties in deze instrumenten op een Belgische gereglementeerde markt uit te voeren zonder dat zij er lid van zijn;3° de organisatie, de werking, het toezicht en de regelhandhaving regelen van Belgische georganiseerde markten die gespecialiseerd zijn in deze instrumenten;4° een specifieke toezichtsregeling uitwerken voor de Belgische georganiseerde markten voor deze instrumenten, in voorkomend geval in afwijking van de bepalingen van afdeling 8;5° het Rentenfonds reorganiseren, bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de NBB of aan de CBF en, te dien einde, de bepalingen van de besluitwet van 18 mei 1945 tot oprichting van een Rentenfonds wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. § 2. De besluiten genomen krachtens het eerste lid, 5°, verliezen hun uitwerking indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding. » 2. Artikel 4 van het ontwerp van besluit bepaalt dat de rechten en verplichtingen van markthouders ("Primary Dealers") opgenomen zijn in een specifiek bestek waarvan de ondertekening door de markthouders een contractuele relatie tussen hen en de Belgische Staat doet ontstaan. Gelet op de belangrijke rol van de markthouders dient de Koning de grondregels te bepalen voor het vastleggen van hun rechten en verplichtingen.

Hij dient bovendien de sancties te bepalen die van toepassing zijn op markthouders die hun verplichtingen niet nakomen, alsmede de overheid die bevoegd is om ze uit te spreken. 3. Artikel 5 van het ontwerp van besluit kent aan het Rentenfonds de bevoegdheid toe om de marktregels vast te stellen die van toepassing zijn op de in artikel 2 bedoelde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten. De aldus aan het Rentenfonds verleende bevoegdheid dient te worden opgevat als een regelgevende bevoegdheid. De toekenning ervan wordt niet uitdrukkelijk toegestaan bij het voormelde artikel 14 van de wet van 2 augustus 2002. Ze kan evenwel worden gerechtvaardigd op grond van twee gegevens : - enerzijds wordt in de bespreking van artikel 14 van de voornoemde wet van 2 augustus 2002 gesteld dat het Rentenfonds "(...) aldus bevoegd (zal) blijven voor het opstellen van de ledenlijst van de markt en de marktregels die meer bepaald zullen handelen over de wijze van confirmatie en de regels toepasselijk op de aankoop en verkoop (bekendmaking van de prijs, bepaling van de valutadatum, berekening van de gelopen interesten, betalingen en laattijdige leveringen)" (1).

De bij artikel 14 verleende machtiging dient dus te worden gezien in het licht van deze bedoeling van de wetgever; - anderzijds is de bevoegdheid van het Rentenfonds om de marktregels vast te stellen nauw verbonden met zijn erkenning als marktonderneming waarvan de Staat van herkomst België is (2), en derhalve met zijn rol van organisator van de markt. (1) Gedr.St., Kamer, zitting 2001-2002, nr. 1842/1, blz. 53. (2) Zie artikel 144, § 2, van de voormelde wet van 2 augustus 2002. Gelet op het belang van de marktregels, die regelgevende waarde hebben en moeten worden toegepast door alle leden van de markt (in het bijzonder die welke van rechtswege lid zijn van de markt), dient te worden bepaald dat de marktregels die door het Rentenfonds worden vastgesteld, niet door de Minister van Financiën, maar door de Koning zelf behoren te worden goedgekeurd. Artikel 5, tweede lid, van het ontwerp moet dienovereenkomstig worden aangepast. 4. Artikel 14 bepaalt dat het onderzochte besluit in werking treedt op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Teneinde de rechtszekerheid te garanderen, wordt voorgesteld artikel 14 van het ontwerp aan te vullen met een bepaling waarbij de Minister van Financiën verplicht wordt om in het Belgisch Staatsblad een bericht te publiceren waarbij de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit wordt aangekondigd, gelijk dat trouwens wordt voorgeschreven in het ontwerp van koninklijk besluit over de melding van transacties in financiële instrumenten en over de bewaring van gegevens, waarover de afdeling Wetgeving vandaag advies 35.085/2 heeft uitgebracht.

De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;

De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

De heer C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.

De nota van het Coördinatiebureau werd uitgebracht door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, Y. Kreins.

16 MEI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 inzake het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten;

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid de artikelen 9, 3° en 14;

Gelet op de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds, gewijzigd door de wetten van 19 juni 1959, van 2 januari en 22 juli 1991, van 23 december 1994, van 30 oktober 1998 en van 2 augustus 2002, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de organisatie van de secundaire buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 september 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 2003 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de secundaire buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten werd georganiseerd krachtens boek I van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en dat boek I van deze wet op zeer korte termijn zal opgeheven worden door voornoemde wet van 2 augustus 2002; dat het hoofdstuk II van wet van 2 augustus 2002 een nieuw kader creëert voor de organisatie van en het toezicht op deze markt; dat de inwerkingtreding van dit hoofdstuk op zeer korte termijn voorzien is, zodat de aanpassing van de reglementering zonder verwijl dient te gebeuren teneinde de continuïteit van de organisatie van en het toezicht op deze markt te verzekeren;

Gelet op het advies 35.086/2 van de Raad van State, gegeven op 20 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies CON/2003/7 van 7 mei 2003 van de Europese Centrale Bank;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° lineaire obligaties : de lineaire obligaties bedoeld door het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties;2° gesplitste effecten : de effecten ontstaan uit de splitsing van lineaire obligaties overeenkomstig hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties;3° schatkistcertificaten : de schatkistcertificaten bedoeld in het Ministerieel besluit van 12 december 2000 betreffende de algemene regels inzake de schatkistcertificaten;4° Rentenfonds : de zelfstandige openbare instelling ingesteld door de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds;5° Comité : het Comité van het Rentenfonds bedoeld in artikel 3 van de voornoemde besluitwet;6° de wet : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;7° de markt : de buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten bedoeld in artikel 2;8° lid van de markt : een instelling die behoort tot één van de categorieën van instellingen bedoeld in artikel 3, die voldoet aan de voorwaarden van het Rentenfonds om de hoedanigheid van lid van de markt te bezitten zoals bepaald in de marktregels conform artikel 6 van de wet;9° CBF : de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bedoeld in hoofdstuk III van de wet. HOOFDSTUK II. - De Markt

Art. 2.De buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten omvat uitsluitend de aankoop-, verkoop-, cessie-retrocessie-, omruilings-, uitlenings- en ontleningstransacties van lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten : 1° die de leden van de markt onderling in eigen naam uitvoeren, hetzij rechtstreeks, hetzij met de tussenkomst van één of meerdere personen die optreden als makelaar of lasthebber, met uitzondering evenwel van de transacties waarvoor deze leden uitdrukkelijk overeengekomen zijn om ze uit te voeren buiten de markt georganiseerd door dit besluit;2° die een lid van de markt en een persoon, die gewoonlijk in België verblijft of er gevestigd is en die geen lid is van de markt, onderling in eigen naam uitvoeren, hetzij rechtstreeks, hetzij met de tussenkomst van één of meerdere personen die optreden als makelaar of lasthebber, met uitzondering evenwel van de transacties waarvoor de beide partijen, die in eigen naam handelen, uitdrukkelijk overeengekomen zijn om ze uit te voeren buiten de markt georganiseerd door dit besluit;3° die een lid van de markt en een persoon, die gewoonlijk niet in België verblijft of er niet gevestigd is en die geen lid is van de markt, onderling in eigen naam uitvoeren, hetzij rechtstreeks, hetzij met de tussenkomst van één of meerdere personen die optreden als makelaar of lasthebber, in de mate dat de partij, die in eigen naam handelt, en die geen lid is van de markt, het ermee eens is om deze transacties uit te voeren op de markt georganiseerd door dit besluit;4° die twee personen, die gewoonlijk in België verblijven of er gevestigd zijn en die geen lid zijn van de markt, onderling in eigen naam uitvoeren met de tussenkomst van één of meerdere leden van de markt die optreden als makelaar of lasthebber, met uitzondering evenwel van de transacties waarvoor de beide partijen, die in eigen naam handelen, uitdrukkelijk overeengekomen zijn om ze uit te voeren buiten de markt georganiseerd door dit besluit;5° zonder afbreuk te doen aan de toepassing van artikel 11 van de wet, die twee personen, die geen lid zijn van de markt en waarvan er ten minste één gewoonlijk niet in België verblijft of er gevestigd is, onderling in eigen naam uitvoeren, met de dubbele voorwaarde dat enerzijds één of meerdere leden van de markt optreden als makelaar of lasthebber, en dat anderzijds de beide partijen, die in eigen naam handelen, overeengekomen zijn om deze transacties uit te voeren op de markt georganiseerd door dit besluit. HOOFDSTUK III. - Lidmaatschap van de markt

Art. 3.§ 1. Enkel de gekwalificeerde tussenpersonen bedoeld in artikel 2, 10°, van de wet met uitzondering van de categorieën g) en i) kunnen lid van de markt worden. Het Rentenfonds bepaalt in de marktregels van de markt de voorwaarden en de procedure voor het verwerven van het lidmaatschap van de markt.

Het verwerven van het lidmaatschap gebeurt hetzij van rechtswege, hetzij bij eenvoudige kennisgeving aan het Comité, hetzij bij beslissing van het Comité naar aanleiding van een aanvraag van het lidmaatschap, en brengt automatisch de aanvaarding en de verplichting tot naleving met zich mee van het geheel van de regels die van toepassing zijn op de markt en in het bijzonder van de marktregels, zonder dat dit in een geschrift dient vastgelegd te worden. § 2. Zijn van rechtswege lid van de markt : 1° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht bedoeld door boek II, titel II van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs;2° de in België gevestigde bijkantoren van de buitenlandse beleggingsondernemingen bedoeld door boek II, titels III en IV van dezelfde wet;3° de kredietinstellingen naar Belgisch recht ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met uitzondering van de gemeentespaarkassen;4° de in België gevestigde bijkantoren van de buitenlandse kredietinstellingen bedoeld door in artikel 65 en 79 van dezelfde wet;5° de Nationale Bank van België;6° de Primary Dealers, door de aanvaarding van het lastenboek bedoeld in artikel 4, tweede lid. § 3. De leden van de markt kunnen onder de voorwaarden bepaald in de marktregels afstand doen van hun lidmaatschap.

Het Rentenfonds bepaalt in de marktregels van de markt de voorwaarden en de procedure voor de schorsing, de uitsluiting of het verlies van het lidmaatschap van de markt. HOOFDSTUK IV. - Markthouders

Art. 4.De Minister van Financiën stelt, naargelang de behoeften, korpsen van markthouders samen die belast zijn om bij te dragen tot de liquiditeit van de markt. Hij bepaalt de samenstelling van elk korps.

Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van dit besluit, zijn de rechten en verplichtingen van de financiële instellingen die behoren tot een bepaald korps opgenomen in een specifiek lastenboek. Door de ondertekening van het lastenboek door de markthouders ontstaat er een contractuele relatie tussen hen en de Belgische Staat. De ondertekening van het lastenboek van de Primary Dealers brengt automatisch het lidmaatschap van de markt met zich mee. HOOFDSTUK V. - Organisatie en transparantie

Art. 5.Het Rentenfonds, erkend als marktonderneming krachtens artikel 144, § 2, van de wet, organiseert de markt.

Het Rentenfonds stelt daartoe, overeenkomstig dit besluit en met de goedkeuring van de Koning op advies van de CBF, de marktregels vast.

De marktregels bepalen : 1° de regels inzake het lidmaatschap van de markt bedoeld in artikel 3;2° de verplichtingen en verbodsbepalingen die gelden op de markt;3° de regels inzake de organisatie van de markt en de verhandelingsregels, met inbegrip van de regels voor de gehele of gedeeltelijke sluiting van de markt, in afwijking van artikel 8 van de wet;4° de regels en procedures voor de informatieverstrekking over transacties aan het Rentenfonds;5° de regels en procedures van toezicht op de naleving van de marktregels, alsmede de sancties en procedures die gelden bij de overtreding ervan. De marktregels worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Voor alle transacties uitgevoerd door de Staat, het Rentenfonds, de Amortisatiekas, en voor alle verrichtingen van de Europese Centrale Bank, of in opdracht van de Europese Centrale Bank uitgevoerd door de Nationale Bank van België of van andere nationale centrale banken van het Europees stelsel van centrale banken, in de uitvoering van hun respectievelijke taken, kunnen de marktregels afwijken van de algemene regels.

Tenzij anders bepaald is in de marktregels of tenzij de partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen wanneer de marktregels dit toelaten, zijn de marktregels van toepassing op al wie een transactie uitvoert op de markt.

Art. 6.De informatieverstrekking aan het publiek over de marktvoorwaarden wordt gegarandeerd door : 1° de koersen en de rentevoeten geafficheerd door de Primary Dealers overeenkomstig de bepalingen van het lastenboek die hen binden;2° de referentiekoersen en -rentevoeten die het Rentenfonds ten minste één maal per dag bepaalt en publiceert ten laatste op het einde van de werkdag die daarop volgt;3° de statistische gegevens met betrekking tot het volume van de aankoop- en verkooptransacties afgesloten op de markt, die ten minste één maal per dag door het Rentenfonds worden opgesteld en die ten laatste op het einde van de werkdag die daarop volgt worden gepubliceerd. HOOFDSTUK VI. - Toezicht en ordehandhaving

Art. 7.§ 1. Het Rentenfonds houdt toezicht op de naleving van de regels die van toepassing zijn op de markt of haar leden, en in het bijzonder op de marktregels bedoeld in artikel 5 en de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van artikel 4. § 2. Het Rentenfonds houdt eveneens toezicht, onverminderd de bevoegdheden van de CBF terzake, op de naleving door de leden van de markt, met betrekking tot hun transacties op de markt, van de regels en verplichtingen opgenomen in de ondervermelde bepalingen van de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan : - artikel 9, 1° en 2°; - artikel 24 tot en met 29; - artikel 38; - artikel 39, § 1; - artikel 40, §§ 1, 2 en 3.

Dit toezicht gebeurt voor rekening van de CBF die er de eindverantwoordelijkheid voor heeft. § 3. Voor de uitvoering van zijn toezichthoudende opdracht bedoeld in §§ 1 en 2, maakt het Rentenfonds gebruik van de bevoegdheden die hem zijn toegekend in artikel 2, vijfde lid van de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds, zonder afbreuk te doen aan het gebruik van de bevoegdheden die hem eveneens werden toegekend door of krachtens andere wettelijke bepalingen. Het kan eveneens de medewerking vragen van de CBF en, voor de in § 1 bedoelde regels, van buitenlandse controleautoriteiten. § 4. Wanneer er aanwijzingen zijn dat een lid van de markt de regels bedoeld in § 2 niet naleeft in transacties verricht op de markt, verricht het Rentenfonds met gebruik van de in § 3 bedoelde bevoegdheden het onderzoek tenzij in de volgende gevallen waar de CBF het onderzoek voert of voortzet : - wanneer voor eenzelfde geheel van feiten er aanwijzingen zijn dat ook niet-leden van de markt voornoemde regels niet zouden nageleefd hebben in transacties verricht op de markt; - wanneer het transacties betreft die buiten de gereglementeerde markt werden verricht; - wanneer het Rentenfonds van bepaalde feiten beschuldigd of aangeklaagd wordt zodat het geen onderzoek meer kan verrichten in alle onpartijdigheid en onafhankelijkheid; - wanneer het Rentenfonds oordeelt dat het Rentenfonds het onderzoek niet naar behoren of niet in volle onpartijdigheid en onafhankelijkheid kan voeren of dat het niet over de nodige onderzoeksbevoegdheden beschikt; - wanneer een buitenlandse autoriteit informatie of aanwijzingen dat leden van de markt voornoemde regels niet zouden nageleefd hebben voor transacties verricht op de markt, overmaakt aan de CBF onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze informatie onder geen enkel beding mag overgemaakt worden aan een andere autoriteit of aan een marktonderneming zoals het Rentenfonds.

Het door het Rentenfonds verrichte onderzoek gebeurt voor rekening van de CBF die de eindverantwoordelijkheid heeft voor het toezicht.

Wanneer het Rentenfonds zijn onderzoek afgerond heeft, maakt het Rentenfonds het volledige dossier met alle nuttige stukken over aan de CBF. Het Comité voegt een verslag met zijn bevindingen bij het dossier.

Indien de CBF bijkomende elementen onderzocht wenst te zien in dossiers waar het Rentenfonds het onderzoek verricht heeft, kan zij hiervoor beroep doen op het Rentenfonds dat de gevraagde gegevens aanreikt of voor rekening van de CBF de nodige onderzoeksdaden stelt bij de leden van de markt, tenzij één van de gevallen bedoeld in het eerste lid zich voordoet waardoor de CBF zelf het onderzoek dient te voeren.

De CBF oordeelt vervolgens of er al dan niet een sanctie dient opgelegd te worden of maatregelen dienen getroffen te worden op grond van de onderzochte feiten, conform de in de wet voorziene bepalingen.

De CBF brengt het Rentenfonds op de hoogte van alle informatie die nuttig is voor diens opdrachten. § 5. Iedere klacht die uitgaat van een persoon die er de hoedanigheid voor en er belang bij heeft, tegen een lid van de markt of elke persoon die op de markt handelt aangaande het niet naleven van de regels en verplichtingen bedoeld in § 1, dient ingediend te worden bij het Comité dat de klacht onderzoekt.

Iedere klacht tegen een lid van de markt aangaande het niet naleven van de regels en verplichtingen bedoeld in § 2 in transacties verricht op de markt, dient ingediend te worden bij de CBF die er het Rentenfonds terstond van in kennis stelt. Het Rentenfonds verricht het onderzoek voor rekening van de CBF, tenzij één van de gevallen bedoeld in § 4, eerste lid zich voordoet waardoor de CBF zelf het onderzoek dient te voeren.

Wanneer het Rentenfonds zijn onderzoek afgerond heeft, maakt het Rentenfonds het volledige dossier met alle nuttige stukken over aan de CBF. Het Comité voegt bij het dossier een verslag met zijn bevindingen.

Indien de CBF bijkomende elementen onderzocht wenst te zien in dossiers waar het Rentenfonds het onderzoek verricht heeft, kan zij hiervoor beroep doen op het Rentenfonds dat de gevraagde gegevens aanreikt of voor rekening van de CBF de nodige onderzoeksdaden stelt bij de leden van de markt, tenzij één van de gevallen bedoeld in § 4, eerste lid zich voordoet waardoor de CBF zelf het onderzoek dient te voeren.

De CBF oordeelt vervolgens of er al dan niet een sanctie dient opgelegd te worden of maatregelen dienen getroffen te worden op grond van de onderzochte feiten, conform de in de wet voorziene bepalingen.

De CBF brengt het Rentenfonds op de hoogte van alle informatie die nuttig is voor diens opdrachten. § 6. De CBF staat in voor de informatie-uitwisseling en de samenwerking met buitenlandse controleautoriteiten wat de in § 2 bedoelde regels betreft. § 7. De CBF en het Rentenfonds sluiten een protocol af, inzonderheid over de wijze waarop : - de wederzijdse informatie- en gegevensuitwisseling zal gebeuren vóór, tijdens en na het onderzoek; - zij de in §§ 2, 4 en 5 bedoelde opdrachten zullen vervullen; - de medewerking van buitenlandse controleautoriteiten via de CBF zal gevraagd worden evenals hoe de informatie-uitwisseling met deze autoriteiten dient te gebeuren; - vastgesteld wordt dat de gevallen bepaald in § 4, eerste lid zich voordoen, beide instellingen elkaar hierover informeren en dan een reeds door het Rentenfonds opgestart onderzoek wordt overgeheveld naar de CBF. De inhoud van dit protocol wordt bekendgemaakt in de jaarverslagen van de CBF en het Rentenfonds.

Art. 8.§ 1. Met uitzondering van overtredingen van de regels bedoeld in artikel 7, § 2, kan het Comité een lid van de markt een sanctie opleggen zoals bepaald in artikel 2, zesde lid van de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds, wanneer het Rentenfonds vaststelt dat een lid van de markt dat optreedt op de markt de regels bedoeld in artikel 7, § 1 niet naleeft of wanneer het van oordeel is dat de handelwijze van een lid van de markt van aard is om de integriteit en de veiligheid van de markt in gevaar te brengen.

Deze bepaling is ook van toepassing op instellingen die sedert de feiten geen lid meer zijn van de markt. § 2. Onverminderd de bevoegdheden van de CBF terzake kan het Comité, voor overtredingen van de regels bedoeld in artikel 7, § 2 door een lid van de markt dat optreedt op de markt, dat lid van de markt alleen schorsen of uitsluiten zoals bepaald in artikel 2, zesde lid van de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds, en op voorwaarde dat de handelwijze van dat lid van de markt de integriteit en de veiligheid van de markt in gevaar heeft gebracht. § 3. Het Rentenfonds bepaalt in de marktregels de procedure voor een beslissing bedoeld in de vorige paragrafen.

Het Comité kan elke beslissing genomen overeenkomstig §§ 1 en 2 openbaar maken op de wijze die het bepaalt. De beslissingen waarvoor er geen wettelijke verplichting bestaat om de CBF ervan in kennis te stellen, kan het Comité niettemin toch aan de CBF meedelen. Ingeval de beslissing betrekking heeft op een buitenlandse instelling, kan het Comité die meedelen aan de controleautoriteit van de instelling. § 4. Onverminderd de §§ 1 tot 3, kan het Comité, wanneer het van oordeel is dat een lid van de markt voor diens transacties op de markt procedures toepast die niet of onvoldoende geschikt zijn of waarvan de naleving niet kan worden gecontroleerd, een termijn bepalen binnen dewelke deze toestand moet worden verholpen. Indien er aan deze toestand niet verholpen werd binnen de voorziene termijn, kan het Comité alsnog een beslissing treffen bedoeld in §§ 1 en 2.

Art. 9.Beroep tegen een beslissing van het Comité met betrekking tot het lidmaatschap van de markt of tegen een beslissing genomen in toepassing van artikel 8, kan worden ingesteld bij het Hof van Beroep te Brussel conform de procedure beschreven in artikel 123 van de wet. HOOFDSTUK VII. - Scheidsrechterlijke geschillenbeslechting

Art. 10.Het Comité kan, bij de beslechting van een geschil in verband met de markt, één of meerdere van de leden van het Comité aanduiden die optreden als scheidsrechter dan wel een scheidsrechterlijk college voorzitten op voorwaarde dat alle partijen bij het geschil instemmen met dergelijk mandaat en dat zij aanvaarden dat de scheidsrechterlijke uitspraak hun geschil volledig en definitief zal beslechten. HOOFDSTUK VIII. - Diverse bepalingen

Art. 11.Artikel 34, 3° en artikel 36, § 1, tweede lid, 2° en 3°, van de wet zijn niet van toepassing op het Rentenfonds als marktonderneming.

Art. 12.De Nationale Bank van België is belast met de vereffening van de transacties in de gedematerialiseerde effecten die het voorwerp uitmaken van dit besluit en die werden genotificeerd aan haar effectenvereffeningsstelsel.

Art. 13.Het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de organisatie van de secundaire buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten wordt opgeheven.

Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2003.

Tot de inwerkingtreding van de artikelen 26 en 27 van de wet, zijn de bepalingen van dit besluit van toepassing inzake het toezicht op de naleving door de leden van de markt, met betrekking tot hun transacties op de markt, van de artikelen 36 en 38 van de wet van 6 april 1995. Dit besluit is eveneens van toepassing inzake het toezicht op de naleving door de leden van de markt van het artikel 37 van de wet van 6 april 1995.

Art. 15.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^