Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 februari 2006
gepubliceerd op 04 mei 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 18 juni 2001 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 2 juli 2001 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen- en Diensten, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006200555
pub.
04/05/2006
prom.
16/02/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 18 juni 2001 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 2 juli 2001 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen- en Diensten, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 18 juni 2001 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 2 juli 2001 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 februari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 17 november 1993, Belgisch Staatsblad van 4 december 1993.

Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 18 juni 2001 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 2 juli 2001 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestinginrichtingen en -diensten, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar Halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 23 januari 2002 onder het nummer 60660/CO/319.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.

Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. HOOFDSTUK II. - Invoering van het halftijds brugpensioen

Art. 2.In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties en het koninklijk besluit van 30 juli 1994, dat de algemene regels inzake halftijds brugpensioen bepaalt, wordt onder de specifieke voorwaarden hierna bepaald, overeengekomen dat een recht op halftijds brugpensioen wordt ingesteld.

Art. 3.Voor het halftijds brugpensioen komen in aanmerking de werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld bij de aanvang van het halftijds brugpensioen, de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben en een anciënniteit van minstens twaalf maanden in dezelfde instelling hebben. HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten

Art. 4.De werknemer is ertoe gehouden zijn aanvraag in te dienen bij de werkgever ten laatste in de derde maand, voorafgaand aan de aanvangsdatum van het halftijds brugpensioen, schriftelijk in twee exemplaren, waarvan de werkgever een exemplaar voor ontvangst ondertekent. Het antwoord van de werkgever moet schriftelijk binnen een termijn van dertig dagen aan de werknemer worden overhandigd.

Aan de arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid wordt vóór de aanvang van het halftijds brugpensioen een bijlage gevoegd, waarin enerzijds de schorsing wegens halftijds brugpensioen voor de helft van de prestaties wordt vastgelegd en anderzijds de halftijdse arbeidsregeling en het werkrooster wordt vermeld.

Art. 5.Aan de voorwaarde van voltijdse tewerkstelling is voldaan indien de werknemer tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvangsdatum effectief prestaties leverde gedurende minstens achtendertig uren per week. Met effectieve prestaties worden gelijkgesteld de dagen van wettelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst (ziekte, ongeval, arbeidsongeval, jaarlijkse vakantie, feestdagen, verlof om dwingende redenen,...). HOOFDSTUK IV. - Vervanging

Art. 6.De werkgever gaat de verbintenis aan de werknemer, die halftijds brugpensioen neemt, voor de uren dat hij geen prestaties meer levert te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of daarmee gelijkgestelde, binnen de wettelijk voorziene termijnen.

Hierbij zal hij dienen rekening te houden met de voorwaarde opgelegd door de subsidiereglementering. HOOFDSTUK V. - Uitvoering van de halftijdse prestaties

Art. 7.De werkgever gaat de verbintenis aan de werknemer die halftijds brugpensioen neemt in zijn functie te blijven tewerkstellen.

Indien dit om organisatorische redenen onmogelijk is, zal deze werknemer een gelijkwaardige functie, overeenstemmend met zijn opleiding en/of ervaring, kunnen worden aangeboden. Het baremieke loon voor deze functie moet minstens de helft bedragen van het baremieke loon dat hij werkelijk genoot in de maand, voorafgaand aan de aanvang van het halftijds brugpensioen.

Art. 8.Aan de arbeidsovereenkomst van de halftijds bruggepensioneerde kan geen einde worden gesteld, tenzij om over te stappen op het voltijds brugpensioen.

Indien om andere redenen niettemin toch een einde wordt gesteld aan de arbeidsovereenkomst, zal de werkgever in een voorafgaand gesprek de redenen van dit ontslag meedelen. Bovendien zal in geval van verbreking de opzeggingsvergoeding worden berekend op basis van het loon dat de werknemer zou verdiend hebben indien hij voltijds was tewerkgesteld geweest.

Art. 9.De aanvullende vergoeding bij voltijds brugpensioen zal eveneens berekend worden op een loon voor voltijdse prestaties. HOOFDSTUK VI. - Vergoeding en loon

Art. 10.Het loon voor de halftijdse prestaties wordt vastgesteld op 50 pct. van het laatst verdiende baremieke loon voor een voltijdse prestatie.

Art. 11.De berekening van de eindejaarspremie gebeurt volgens de modaliteiten voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, houdende toekenning van een eindejaarstoelage, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 november 1994.

Art. 12.Op het ogenblik van de overschakeling van voltijdse prestaties naar halftijds brugpensioen wordt het enkel en dubbel vakantiegeld met betrekking tot de prestaties die niet meer worden voortgezet, uitbetaald volgens de regels bij uitdiensttreding. HOOFDSTUK VII. - Geldigheid

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2001 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2004.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten ter verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 juni 1995 en van 15 juni 1998 betreffende de instelling van het stelsel van halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^