gepubliceerd op 23 december 2009
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiering toekent aan de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging
15 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiering toekent aan de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 36terdecies;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 27 juli 2009;
Gelet op de adviezen van de Inspecteurs van Financiën, gegeven op 26 augustus 2009;
Gelet op de akkoordverbinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 14 oktober 2009;
Gelet op de adviezen 47.411/2 et 47.412/2 van de Raad van State, gegeven op 7 december 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en van Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Elk jaar kent het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een jaarlijkse financiering toe aan de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging die op 1 maart van het bedoelde jaar zijn erkend en die de financieringstoelating van de Minister bevoegd voor Volksgezondheid, hebben gekregen.
Art. 2.§ 1. Teneinde de toelating van financiering gebonden aan de bijzondere erkenning bedoeld in het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging te krijgen, dient de kandidaat geïntegreerde dienst voor thuisverzorging vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, een aanvraag in door middel van een formulier, dat is vastgesteld door de Minister bevoegd voor Volksgezondheid, bij deze Minister die het dossier bezorgt aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. § 2. Bij zijn aanvraag van toelating, voegt de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging de beslissing van de bevoegde overheid toe betreffende zijn erkenning.
Art. 3.§ 1. Indien, op het moment van de indiening van de aanvraag, blijkt dat : 1° ofwel deze aanvraag, in toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 juli 2002, in conflict komt met de aanvraag van één of meerdere andere kandidaat geïntegreerde diensten voor thuisverzorging, 2° ofwel op het nationale grondgebied bepaalde aangrenzende zones van de kandidaat geïntegreerde diensten voor thuisverzorging die een aanvraag van toelating indienen, niet bestreken zijn, 3° ofwel deze aanvraag in overtreding is met het ministerieel besluit van 17 juli 2002 houdende vaststelling van de programmatiecriteria voor de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging, brengt de voornoemde Directeur-generaal van het Directoraat-generaal de betrokken kandidaat geïntegreerde diensten voor thuisverzorging hiervan op de hoogte en nodigt hen uit om over deze kwestie te worden gehoord. § 2. Naar aanleiding van deze auditie stelt de voornoemde Directeur-generaal van het Directoraat-generaal een verslag op betreffende de problemen bedoeld in § 1 voor de Minister bevoegd voor Volksgezondheid.
Art. 4.§ 1. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid spreekt zich uit over de toelating van financiering gebonden aan de erkenning op basis van de elementen die opgenomen zijn in het aanvraagformulier en desgevallend op basis van het verslag bedoeld in artikel 2, § 2.
Overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002, wordt de zorgregio die door de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging wordt bestreken, bepaald in de beslissing tot toelating van financiering. § 2. De beslissing van de Minister bevoegd voor Volksgezondheid wordt meegedeeld aan de kandidaat geïntegreerde dienst voor thuisverzorging en aan het RIZIV - Dienst geneeskundige verzorging. De beslissing tot weigering van de toelating van financiering wordt per aangetekende brief bekendgemaakt.
Art. 5.§ 1. Voor het jaar 2009 wordt die financiering gestort uiterlijk 3 maanden na de bekendmaking van dit besluit. § 2. Die jaarlijkse financiering bestaat uit een forfaitair bedrag van 0,19 euro per inwoner van de zorgzone van de betrokken geïntegreerde dienst voor thuisverzorging. Het aantal inwoners van de zorgzone dat in aanmerking wordt genomen, is het aantal dat op 31 december van het voorgaande jaar beschikbaar is. § 3. In het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt per zorgzone de financiering verdeeld als volgt : 20% voor de erkende geïntegreerde dienst voor thuisverzorging voor de zorgzone die op grond van haar organisatie uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoort, 60% voor de dienst die volgens hetzelfde criterium uitsluitend tot de Franstalige Gemeenschap behoort en 20% voor de dienst die volgens hetzelfde criterium niet uitsluitend tot de ene of de andere Gemeenschap behoort.
Art. 6.§ 1. Die jaarlijkse financiering, die de opdrachten dekt als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging, met uitzondering van de opdracht bedoeld in artikel 9, d), van hetzelfde besluit, wordt op 1 april van het bedoelde jaar aan alle erkende geïntegreerde diensten voor thuisverzorging gestort. De boekhoudkundige stukken die worden overgelegd aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal, Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu met het oog op de verantwoording van de ontvangen financiering, moeten uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die verricht zijn in het kader van de opdrachten, bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van het voormelde koninklijk besluit, met uitzondering van het artikel 9, d). § 2. Indien voor het bedoelde jaar, het bedrag dat door deze boekhoudkundige stukken is verantwoord, lager is dan de toegekende forfaitaire financiering, wordt het verschil onverwijld terugbetaald door de betrokken geïntegreerde dienst voor thuisverzorging. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering mag een nog niet terugbetaald verschil aftrekken van een volgende subsidie die door de betrokken geïntegreerde dienst voor thuisverzorging zal worden ontvangen. § 3. De investeringskosten (namelijk aankoop van goederen) mogen geen deel uitmaken van de voormelde financiering, in de mate waarin ze zijn verantwoord in het raam van de gefinancierde en, na de evaluatie door de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal, Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu goedgekeurde activiteiten. Die rechtvaardiging zal schriftelijk worden gemotiveerd. In geval van de verkoop van gesubsidieerde investeringsgoederen, wordt de niet afgeschreven resterende waarde terugbetaald. De kosten voor de terugbetaling van een lening komen niet in aanmerking.
Art. 7.§ 1. Op basis van de inlichtingen die door de bevoegde overheden aangebracht worden, controleert de Directeur-generaal van het voornoemde Directoraat-generaal op ieder moment de naleving door de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging van de voorwaarden voor de toelating van financiering gebonden aan de normen voor de bijzondere erkenning van de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging die bepaald zijn in het voornoemde koninklijk besluit van 8 juli 2002. § 2. Hiertoe deelt de erkende geïntegreerde dienst voor thuisverzorging aan de Directeur-generaal van het voornoemde Directoraat-generaal tegen 31 januari van elk jaar onder meer het volgende mee : 1° elke wijziging van zijn samenstelling bedoeld in artikel 7 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 juli 2002 die plaatsvond tijdens het voorgaande jaar;2° elke wijziging van zijn gegevens, waaronder onder meer het adres, die plaatsvond tijdens het voorgaande jaar;3° de samenvattende staat van de registratie van de prestaties voor het voorgaande jaar bedoeld in artikel 10 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 juli 2002;4° een activiteitenverslag voor het voorgaande jaar betreffende de initiatieven die zijn gevoerd in toepassing van de taken bedoeld in artikelen 8, 9, 10 en 11 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 juli 2002.De Directeur-generaal van het voornoemde Directoraat-generaal kan het model en de minimale inhoud van dit activiteitenverslag vaststellen. § 3. In geval van moeilijkheden kan de Directeur-generaal van het voormelde Directoraat-generaal indien hij dit nodig acht, de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging oproepen, teneinde de nodige stukken of uitleg te bezorgen.
Art. 8.§ 1. Indien de Directeur-generaal van het voornoemde Directoraat-generaal vaststelt dat een geïntegreerde dienst voor thuisverzorging één of meerdere normen die in artikel 7 bepaald worden, brengt hij de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging hiervan op de hoogte en nodigt het deze laatste uit om over deze kwestie te worden gehoord. § 2. Naar aanleiding van deze auditie stelt de Directeur-generaal van het voornoemde Directoraat-generaal een verslag op betreffende de problemen bedoeld in § 1 voor de Minister bevoegd voor Volksgezondheid. § 3. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid kan desgevallend en op basis van het verslag bedoeld in § 2 de toelating van financiering gebonden aan de erkenning van de betrokken geïntegreerde dienst voor thuisverzorging intrekken. § 4. De beslissing tot intrekking van de toelating van financiering gebonden aan de erkenning wordt per aangetekende brief aan de betrokken geïntegreerde dienst voor thuisverzorging bekendgemaakt.
Art. 9.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en de Minister bevoegd met Volksgezondheid, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 december 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX